Marx, boekentip voor socialisten

Op 19 oktober 2010 verscheen volgend opinistiestuk in ‘De Morgen’. De SPa had juist een congres georganiseerd. Na de financiële crisis van 2008 was onduidelijk welke bijdrage ‘links’ nu juist kon leveren. Welk actieplan was/is er?

De verwijzing naar Marx slaat op de actiemogelijkheden van gewone burgers om hun eigen lot te bepalen.

De socialistische partij heeft dit weekend gedebatteerd over de toekomst van een links project. De vraag is erg actueel: de ‘vrijemarkt’-ideologie (of utopie) heeft een mondiale crisis veroorzaakt, waarvan het einde niet in zicht is. Hoe een links alternatief heruitvinden?

Naast plannen voor een sociaal beleid, lees ik vooral ethische pleidooien. Zo spreekt Frank Vandenbroucke (DS 16/10) naar aanleiding van de exorbitante bonussen (van onder meer Dehaene) over ‘fairness’. Liefst komt er een ‘fairnesscode’, die excessief  gedrag aan banden legt, schrijft hij in zijn ‘Strategische keuzes voor een sociaal beleid’. Hans Achterhuis grijpt in zijn schitterende ‘De utopie van de vrije markt’ terug naar de Aristotelische deugden: wijsheid, moed, matigheid en rechtvaardigheid. Dit lijkt me een aardig begin, maar is het voldoende? Frank Vandenbroucke alludeert in er de genoemde tekst zelf op dat het instrumentarium van de sociaal-democratie misschien niet meer volstaat: de kloof tussen arm en rijk wordt groter, zelfs in de Scandinavische landen.

Links heeft eigenlijk vooral nood aan alternatief, dat de burger tegelijkertijd in politieke en economische zin weer greep geeft op zijn lotsbestemming. Hiertoe is een grotere afstand tot het liberale denken nodig. De liberale theorie bevat weliswaar een democratisch pleidooi voor pluraliteit (Rawls, Popper), maar ze biedt te weinig ruimte voor een scherpe reflectie over belangenconflicten in economische zin. Een markt betekent transactie, wat alleen mogelijk wordt wanneer beide partijen het eens zijn over een ruil. Meteen lijkt de handelingswijze rationeel – mensen handelen toch uit eigenbelang? – en lijkt er een natuurlijke vooruitgang te zijn die zichzelf regelt. Hoe en waarom de burgers dan nog een andere taak bieden dan te gaan stemmen en dan hun positie op de markt te optimaliseren door een sociaal beleid?

De socialisten zouden in de verdediging van de sociaaldemocratie al een eind verder staan mochten ze zich de essentie van het marxisme herinneren. Hier bevind ik me meteen op glad terrein: het is toch duidelijk dat marxisme alleen rampspoed betekende? Wel, de sociaaldemocratie werd juist mogelijk tegen de achtergrond van een radicalere variant. Sinds de val van de Berlijnse muur werden in ijltempo verworvenheden afgebroken. Eén voorbeeld: Bill Clintons opheffing van de Glass-Steagall act, die een onderscheid maakte tussen investeringsbanken en spaarbanken. Roosevelt had deze wet gestemd, niet toevallig na de Wallstreetcrash van 1929. Hij begreep toen dat de vrije markt regulering behoeft. Tegelijkertijd was de marxistische ideologie in een groot deel van de wereld nog in opmars. Die druk is verdwenen.

Natuurlijk is de motor van de verandering niet meer de arbeidsklasse, juist door het einde van de industrie in het Westen en de verwezenlijkingen van de sociaal-democratie. De horizon van de geschiedenis is niet de bevrijding van de onderdrukte arbeider.  Maar socialisten verliezen uit het oog dat wezenlijk economische conflicten niet zijn verdwenen. Het hedendaagse conflict betreft de verhouding tussen het geglobaliseerde multinationaal kapitalisme en het geheel van de bevolking (de loon- en steuntrekkenden samen). Hedendaagse socialisten verduidelijken te weinig dat de belangen van de echte eigenaars van deze wereld niet dezelfde zijn als die van de overgrote meerderheid. Zolang het bewustzijn niet leeft dat dit het geval is, menen mensen inderdaad dat voor bepaalde politici stemmen volstaat om sociale verworvenheden te behouden.

Wat in de VS gebeurt, is tekenend. Vele Amerikanen riepen ‘yes, we can’, stemden op Obama en gingen in een hoekje zitten kijken naar de toenemende ellende waarin ze zich  bevonden. Twee jaar later overheerst verslagenheid, want er blijkt weinig veranderd. Verrassend is dat niet echt, voor wie bedenkt dat Obama meteen Wallstreet –adepten  benoemde zoals Rubin, Summers en Emanuel. Hij kon dat doen, omdat het verzet bij de bevolking niet georganiseerd was. Ondertussen analyseren briljante economen waar sociaaldemocraten graag naar verwijzen, zoals Stiglitz en Krugman, in detail hoe rampzalig de toestand is. Ze beschrijven nauwgezet hoe de overheid niet het nodige doet om een volgende crisis te voorkomen. Maar ze kunnen de kloof tussen dat weten en de politieke (on)macht niet overbruggen.

In conclusie: er is onvoldoende kritisch (zelf)bewustzijn bij de grotere lagen van de bevolking over de mogelijke invloed van hun eigen gedrag. Nochtans zijn er minstens vijf domeinen waar ieder macht kan uitoefenen: als kiezer, maar ook als consument, werknemer, aandeelhouder en buurtbewoner.

Wat houdt linkse politici tegen om iets concreets voor te stellen op meerdere domeinen tegelijk? Iets wat de mensen zelf kunnen doen, in plaats van hen voor te spiegelen dat de politici het wel voor hen zullen regelen.  Zolang linkse politici naar kiezers kijken alsof ze potentiële klanten zijn voor hun in wezen liberale winkel, brokkelt de sociaaldemocratie verder af. Het is geen kritiek op politici, maar gewoon een realiteit: als de mensen veilig willen zijn voor de neo-liberale tsunami die op het Westen afkomt, zullen ze het zelf moeten doen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s