Consequent conservatief?
Column De Standaard, 11 februari 2013
Welke Europese ‘rechtse’ partij kan vandaag nog beweren consequent tradities en leven in gemeenschap te steunen? Geen enkele. Intussen beheerst de economische agenda steeds meer het politieke. Die evolutie staat haaks op het ‘klassieke’ conservatieve denken. Maar er is meer. Precies die greep van de economie op het politieke hebben conservatieve partijen sinds de jaren ’80 mee mogelijk gemaakt: Margaret Thatcher in Groot-Brittannië en Ronald Reagan in de Verenigde Staten. Huidige ‘conservatieven’ als David Cameron zetten die koers verder. Conservatieve politici hoeven dus niet te klagen over de teloorgang van gemeenschap en traditie: hun eigen politieke hervormers hebben die evolutie in de hand gewerkt. En wie consequent conservatief is, kan niet anders dan kritische vragen hebben bij het huidige economische bestel.
Een conservatief meent dat vrijheid en gelijkheid pas betekenis krijgen door leven in een gemeenschap. Je bent wie je bent door de overdracht van tradities en gewoontes. Waarden en deugden zijn daarbij belangrijker dan winstbejag: geluk verkrijg je niet uitsluitend door materieel bezit. Wie alleen eigenbelang nastreeft, vernietigt het sociale weefsel. Ook economisch succes hangt af van overgeleverde waarden en normen.
Conservatieven uiten dan ook kritiek op consumentisme en het gebrek aan individuele verantwoordelijkheid. Zo meent Dalrymple dat de verzorgingsstaat – een uitvinding van linkse partijen – mensen ontslaat van hun individuele verantwoordelijkheid. Jonge meisjes aan de onderkant van de samenleving, om een van zijn voorbeelden te noemen, beleven een vrije seksuele moraal, zonder stabiele, vaste relaties. Maar als ze (ongewenst) zwanger worden, rekenen ze op uitkeringen van de overheid. Ze doen dus hun zin, maar laten de gemeenschap opdraaien voor de kosten van hun individuele keuzes. Die gerichtheid op het eigen ‘ik’ is tekenend, aldus Dalrymple, voor de teloorgang van waarden en normen in de gemeenschap.
Maar gebeurt dit niet even goed elders in de maatschappij? Ook bedrijven permitteren zich risico’s waarvoor ze de kosten afwentelen op de gemeenschap. Wat met de recente bankencrisis, bijvoorbeeld? Of met de kernindustrie: als energiebedrijven zich zouden moeten verzekeren voor het volle risico van een kernramp, aldus econoom Stiglitz, bleef geen enkele kerncentrale open. De winst is dus voor de aandeelhouders, de mogelijke kosten zijn voor de lokale gemeenschap.
Krijgt de ‘onderklasse’ het goede, deugdzame voorbeeld dan elders te zien? In het financiële centrum van de Londense City? Boris Johnson en David Cameron verdedigen het vurig. Maar de documentaire ‘in het brein van de bankier’ van Joris Luyendijk (in ‘Tegenlicht’/VPRO) toont de meedogenloze, egocentrische houding van mensen die uit winstbejag risico’s nemen waarvoor ze niet verantwoordelijk worden gesteld. Weinig reden tot enthousiasme voor een conservatieve geest.
Valt er dan een poging tot waardenbesef te bespeuren in de pers? In de ‘Tabloids’, bijvoorbeeld, al zeker niet. Die brengen smeuïge verhalen over drugs, seks, geld en geweld. Precies de ‘onderklasse’ leest ze gretig. Wie brengt die uit? Een media-tycoon die bijzondere banden heeft met conservatieve politici, zoals Rupert Murdoch. Hij kreeg sinds de jaren ’80 groen licht van Thatchers regering om zijn imperium uit te bouwen. De connecties zijn er nog steeds: het schandaal rond Murdochs ‘News of the World’ in 2012 legt de banden tussen Camerons woordvoerder, Andy Coulson en die rioolpers bloot. Waarden als integriteit en nederigheid vind je er amper: journalisten hackten privé-telefoons, ook om mensen onder druk te kunnen zetten. Toegegeven, Labour-politici zoals Tony Blair en Gordon Brown kwamen even goed bij Murdoch over de vloer. Maar helpt stemmen voor conservatieve politici om meer traditionele moraal te krijgen? Niet bepaald. Jonathan Coe beschrijft de opkomst van de hebzuchtige elite in de jaren ’80 in zijn briljante satire ‘What a carve up!
Los van de vraag of een conservatief beleid de problemen van deze samenleving zou kunnen oplossen, is conservatisme geen werkelijk politiek alternatief meer. Ook niet bij ‘rechtse’ partijen. De reden is duidelijk: een kapitalistisch economisch model beperkt politieke keuzes, in het bijzonder een keuze voor traditie en gemeenschap. Dat is ook geen nationaal, maar een Europees en zelfs internationaal fenomeen. Overal ter wereld, in landen zoals India, China, Chili en Thailand walst (neo)-liberaal economisch beleid over culturen en tradities in lokale gemeenschappen. In Europa is het niet anders.
Joris Luyendijk heeft een column in De Standaard en heeft een blog op The Guardian.
Eigenlijk is dit een roep om de stichting van een echt conservatieve partij; of een oproep tot gevestigde partijen om zich op hun beginselen te bezinnen en zich tot “traditie en gemeenschap” te bekeren. In China gaat de heroprakeling van de bij uitstek conservatieve wijsgeer Confucius samen met een beleid dat maatschappelijke banden juist kapot maakt. In India voeren de zogenaamde hindoe-nationalisten een liberaal beleid, ze hebben de grenzen opengesteld voor westerse media en multinationals, en de musea en andere erfgoedinstellingen bloot gesteld aan de moordende marktwerking. En in het Westen hebben Reagan en Thatcher, die de gezinswaarden hoog in het vaandel voerden, met hun 24-uurseconomie vele gezinnen uiteen gedreven. Maar niets moet ons beletten om dit in te zien en opnieuw voor traditie en gemeenschap te kiezen.
Een neo-liberale vervlakking, alles pragmatisch en meetbaar echter laat gelukkig leven zich niet zo meten! Gelukkig niet