De ondemocratische werking van de regering – DS, 6 januari 2014
“Vorige zaterdag legde Rik Torfs in deze krant helder uit hoe de zaak rond Johnny Thijs de labiele relatie tussen burger en regering blootlegt. Maar Torfs vermeldt een ander probleem niet: hoe ondemocratisch de werking van de federale regering is. Ook de zesde staatshervorming veranderde niets aan die povere politieke cultuur in dit land.
Torfs wijst op drie elementen. Door het loon van Johnny Thijs te halveren geeft de regering aan dat ze onbetrouwbaar is. Di Rupo’s rechtvaardigere samenleving is in deze zaak meer een kwestie van emotioneel moralisme dan van doordacht beleid. Bovendien heeft de zaak een triviaal partijpolitiek kantje: de PS-er Labille elimineert een succesvolle Vlaming. Evenzeer zien Vlaamse politici graag een PS-er als Bellens verdwijnen. Bovendien werd Labille zelf niet verkozen, alleen aangeduid door zijn partijvoorzitter.
De hele affaire vertoont een zweem van ondemocratisch bestuur en vervreemdende politieke cultuur. Maar de recente politieke incidenten illustreren vooral de gapende kloof tussen Vlaamse en Franstalige partijen. Sinds meer dan dertig jaar bestaan er geen overkoepelende federale partijen meer. Maar de gesplitste partijen moeten wel samen een regering vormen. In die regering vertegenwoordigen de Vlaamse partijen vandaag een minderheid van de Vlamingen. Grondwettelijk hoeft een meerderheid niet. Politiek is het, zacht gezegd, weinig overtuigend.
Het probleem is duidelijk: de kloof tussen federale regering en burger is in zekere zin de essentie van het Belgische federalisme. De vele staatshervormingen die dit land kende sinds 1970 hebben de kloof telkens opnieuw vergroot. Vanaf het begin beschermen de hervormingen de Franstalige minderheid. Dat is vanuit democratisch standpunt terecht. Alleen geven een reeks mechanismen – pariteit in de regering, vereiste dubbele meerderheden en alarmbelprocedures- aan Franstalige politici de facto een vetorecht tegen beslissingen van de meerderheid.
Minderheden beschermen in een federale staat kan helemaal anders. In Canada, bijvoorbeeld, wordt de Franstalige minderheid van Québec heel efficiënt beschermd: die regio heeft verregaande autonomie. Zo kunnen Québecois in zeer grote mate zelf beslissen welk beleid ze voeren. De Engelstalige meerderheid heeft er geen vat op. Maar Quebec heeft als minderheid binnen de federatie niet de mogelijkheid om op federaal vlak de meerderheid te blokkeren. Zo wordt de vrijheid van de meerderheid evengoed beschermd. In België is dat niet het geval. De zesde staatshervorming heeft wel enkele bevoegdheden aan de regio’s gegeven. Maar de federale constructie is vooral absurd ingewikkeld geworden. Aan de kern van het probleem is niets veranderd.
Die vreemde staatstructuur doorkruist ook elk ideologisch debat. Di Rupo’s ‘rechtvaardigere samenleving’ vraagt meer macht voor de overheid op bedrijven en instellingen. Maar voor welke overheid? Eentje waar burgers deels niet voor of tegen kunnen stemmen. Met ministers die makkelijk scoren door politieke ideeën waarvoor in het andere landsdeel meerderheidssteun bestaat, openlijk te dwarsbomen.
Een federale kieskring zou de situatie deels rechttrekken: over het hele land kunnen burgers dan voor politici van beide landsdelen stemmen. Zo’n kieskring geeft de indruk dat het democratisch deficit tenminste wordt aangepakt. Nog democratischer: waarom niet alle regionale en communautaire verdelingen overboord gooien, en de meerderheid gewoon de meerderheid laten zijn? Maar zo’n kieskring zal er niet gauw komen. Zelfs het beperkte voorstel van Philippe Van Parijs – slechts een aantal zetels van het parlement worden door stemmen uit beide landsdelen bepaald – is kansloos.
De federale politiek is geen opbeurend spektakel. Betekent dit dat het Vlaamse bestuursniveau het altijd beter doet? Niet noodzakelijk. Soms dreigt Vlaanderen de zo vermaledijde Belgische ziektes – politieke benoemingen, gebrek aan transparantie, verkwisting – over te nemen. Maar een burger kan tenminste tegen Vlaamse politici stemmen wanneer die er in zijn ogen een zootje van maken. Dat is niet veel, maar wel een noodzakelijk begin.”
Deze column verscheen in ‘De Standaard’ op maandag 6 januari 2014.
Ik bespreek het democratisch deficit in het interview met Etienne Vermeersch voor De Tijd van 28 dec. En ik doelde op deze kwestie in het debat met Bart De Wever, Gwendolyn Rutten en Liesbeth Van Impe voor De Zevende Dag, op 22 december.
Een federale kieskring zou het soort communautaire conflicten dat je momenteel alleen in Brussel en de faciliteitengemeenten hebt over het hele land uitbreiden. Naiëve optimisten beweren dat in zo’n kieskring politci zich ook tot kiezers buiten hun eigen traditionele achterban moeten richten om gekozen te worden, maar dat is niet noodzakelijk zo. Ze kunnen, en zullen, zich ook op kiezers richten die in feite wel tot het kernpubliek behoren maar die omwille van de kiesomschrijving waarin ze moeten stemmen niet in aanmerking kwamen om voor de politicus of partij in kwestie te stemmen. Concreet: Franstalige politici zullen zich gaan opwerpen als de verdedigers van Franstaligen die in Vlaanderen wonen, en sommige Vlaamse politici op Vlamingen die omwille van de goedkope bouwgrond over de taalgrens zijn gaan wonen. In plaats van pacificatie en respect voor bestaande grenzen, krijg je dan een uitbreiding van de communautaire conflicten.
Dat de merderheid in België door of dankzij – men kan het neutraal ook zo bekijken – de grendelgrondwet haar macht ingeperkt ziet, noemt de ene groep democraten normaal, terwijl de andere het een inbreuk noemt. Het is meer dan alleen een kwestie van rekenkunde, maar laat ook zien dat opinies wel eens onderhevig blijken aan wat men zelf als een ideaalbeeld van democratie meedraagt. Nu kan men moeilijk negeren dat de regering in Vlaanderen geen meerderheid heeft in aantal kamerzetels.
Maar het probleem van de democratie zit, denk ik, ook op het niveau van het publieke debat, dat wil zeggen, het gebrek aan publiek debat. Rik Torfs heeft de verdienstelijke poging van een postman onderzocht en aangegeven dat er ook andere facetten in het dossier van Thijs en Bpost aan de orde gesteld kunnen worden. Dat men zich kan afvragen waar de overheid direct betrokken bij blijft en waarom dat zo is, lijkt me minstens ook een belangwekkend vraagstuk. De markt van postverkeer is grondig veranderd, net zoals het algemene gebruik van telecommuniicatie. Niemand zal dat betwisten, maar hoe de overheden daarin een rol te spelen hebben, valt al veel meer te onderzoeken om tot gepaste conclusies te komen.
Democratisch? Soms krijg ik er een punthoofd van, van dat woord, terwijl ik gesteld ben op burgerlijke vrijheden. Maar als men de uitwassen van het technocratisch paternalisme in de gezondheidszorgen of het onderwijs volgt en merkt dat er geen debat komt over wat jongeren best onder de knie zouden krijgen, dan kan men maar beter zwijgen over democratie. Jan Blommaert publiceerde in 2008 een boek over de democratie, dat zover meegaat in de visies van John Ralwls en Pierre Bourdieu, dat een burger met een degelijke vorming en een behoorlijk inkomen er zich niet meer in herkent. Zoals ook Moureaux vindt dat ondernemers wel erg kortzichtig zijn, terwijl hij, de gewezen en gewipte burgervader van Sint-Jans-Molenbeek er uiteraard juiste ideetjes op na houdt over wat hoort en betaamt dan wel verwerpelijk is. Neen, men kan het debat over het gebrek aan democratie in dit verkruimelde koninkrijkje niet uit de weg gaan, daar heeft u gelijk in, maar tegelijk liggen de wolfsijzers en schietgeweren ook wel elders verborgen. Maar om uw probleem op te lossen, kan men best artikel 35 van de grondwet invullen. We doen nog enkele dingen samen en voor de rest zorgen we dat zoveel mogelijk zelf, dat wil zeggen onze laamse politici en ambtenaren aan de Europese tafels zitten – niet gehinderd door zoutloze compromissen met de Waalse en Brusselse excellenties (van landbouw…).
De Belgische federale staatsstructuur zit ondemocratisch in elkaar, punt. Democratie, eenvoudig gesteld, bestaat uit meerderheidsbeslissingen. Nergens ter wereld vindt men een land waarin een minderheid zich de feitelijke meerderheid weet. Dit is echter democratisch tot stand gekomen en kan cultureel historisch (Vlaams) en economisch (Waals) uitgelegd worden. Toch blijft het een unicum in de wereld. De enige voorbeelden van dit fenomeen konden we vinden in Irak, Syrië en vandaag nog in Jordanië, golfstaten als Dubai, Qatar en enkele Afrikaanse landen, elk op grond van zeer eigen onvergelijkbare redenen, maar heel vaak als een erfenis van de machtspolitiek van het koloniale Westen. In België hebben hebben we het aan onszelf te danken, punt. De Vlaamse constructie is weinig verassend op haar kritische Belgische massa gestoten. Gevolg: frustratie en verwijten aan de andere. Deze kritische massa bestaat louter uit de Waalse angst om een verweesde minderheid of erger een zichzelf voorzienende entiteit te worden. De Vlaamse obsessie en Waalse angst moeten absoluut ontkracht worden. En waarom zou dit enkel in een federale kieskring kunnen? Waarom kunnen we geen politici vinden die de burgers niet als herkauwers behandelen maar wél als vrij en voor zichzelf denkende burgers, als mustangs ontsnapt uit de kudde? Als je dit land wil veranderen moet je een 2/3de meerderheid vinden, en dat hebben we zelf ooit zo democratisch beslist. Dan is campagne voeren in het andere landsgedeelte en begrip creëren, minstens even belangrijk, zo niet belangrijker als de eigen achterban ophitsen, want waar was het anders in de eerste plaats voor nodig?