Dieudonné en de Franse crisis
Frankrijk is al enkele weken in de ban van de zaak Dieudonné. Op vraag van enkele lezers schreef ik een stukje. Wat betekent de crisis in Frankrijk?
“Het gebaar
De wereld kent ondertussen ‘la quenelle’, een ‘omgekeerde nazigroet’, een antisemitisch, ‘antisysteem’-gebaar. Quenelle betekent pens, en dus penis. Met de hand naar de schouder wijzen betekent dan: ‘jusqu’au bout, on va leur foutre dans le cul’, zoals Dieudonné het zelf erg subtiel zegt op internet.
Komiek?
Dieudonné was een komiek, tot hij veroordeeld werd voor aanzet tot racistische haat. Vandaag heeft Dieudonné van haat en ressentiment een winstgevende business gemaakt: hij verdient aan zijn theatervoorstellingen, aan een internetshop met allerlei producten en aan inschrijvingen voor zijn website.
Hij bedondert zowat iedereen. Zijn fans, bijvoorbeeld, aan wie hij geld vraagt om de boetes voor zijn veroordelingen te betalen. Die hij vervolgens niet betaalt. Het gerecht aan wie hij belooft bij een volgende voorstelling een vunzige verwijzing achterwege te laten, wat hij vervolgens niet doet. En de Franse staat: Dieudonné heeft ook een complex systeem van fiscale fraude opgezet. De winst van zijn voorstellingen vloeit niet naar zijn persoonlijke rekening, maar naar maatschappijtjes en verenigingen (zoals ‘les productions de la plume’), gerund door zijn vrouw Noémie Montagne en zijn moeder. Honderdduizenden euro’s versluist hij via bedrijfjes naar zijn familie in Kameroen. Ondertussen organiseert hij zijn eigen failliet om de Franse staat te ontduiken.
Het recht op vrije meningsuiting?
Voor een komiek geldt er op het eerste gezicht geen vrijheidsbeperking. “Je moet met alles kunnen lachen”. Wat een ‘komiek’ zegt moet je ‘au deuxième degré’ nemen: als een metapositie van waaruit gespot wordt met een opinie of een houding. Gezond en zelfs noodzakelijk in een democratie. Het probleem begint wanneer het publiek niet twijfelt dat de komiek wel degelijk meent wat hij zegt. Dan wordt zijn show propaganda. In dit geval zet de komiek op een suggestieve manier aan tot misprijzen, haat en geweld. Dit is wettelijk verboden. Net zoals negationisme, de ontkenning van de holocaust bij wet verboden is: Dieudonné stak nooit zijn sympathie voor Faurisson, Frankrijks meest bekende holocaust-ontkenner onder stoelen of banken. Wel integendeel. Hij gaf hem een prominente plaats in zijn “shows”. Dieudonné trakteert zijn supporters ook met homofobe “grappen”.
Waarom zoveel aandacht voor Dieudonné?
Deze zaak brengt een veel groter onbehagen op de voorgrond. Zelfs een bekende voetballer als Anelka brengt ‘la quenelle’ om een doelpunt te vieren in Groot-Brittannië. De felle aanhang van Dieudonné lijkt een steeds toenemende behoefte te hebben om zichzelf als slachtoffer te zien. Ze kreunt onder de overtuiging dat haar een historisch onrecht is aangedaan, dat niet wordt erkend. Deze miskenning lijkt hen dan in tegenstelling te zijn tot het lijden van het Joodse volk tijdens de holocaust. Vandaar dat de holocaust wordt geminimaliseerd of zelfs ontkend.
Dieudonné staat voor een nieuwe vorm van antisemitisme, gevoed niet zozeer vanuit een afkeer van het joodse geloof (antijudaïsme) of vanuit een geloof in een “bedreigde” nationale identiteit, maar vanuit slachtofferschap. Dieudonné’s achterban bestaat dan ook uit drie groepen: een extreem-linkse factie, een extreemrechtse club en mensen met migratie-achtergrond die zich slachtoffer voelen van de Franse koloniale geschiedenis. De zaak “Dieudonné” raakt dus aan specifieke thema’s van de multiculturele samenleving.
De politiek?
De Franse politiek heeft duidelijk nog geen antwoord op deze vormen van communautaire haat, waarin extreem links en extreem rechts elkaar vinden.
De zaak toont een nieuwe crisis van de Franse instellingen. De Franse minister Valls laat de voorstellingen bij voorbaat verbieden. Dat is problematisch, want op voorhand verbieden, censureren, opent de mogelijkheid tot een veel strenger beleid: de verdenking dat iemand de wet gaat overtreden volstaat om te verbieden.
De hele crisis heeft ook met internet te maken. Vandaag kan een overheid wel wettelijke grenzen stellen aan de vrije meningsuiting, maar ze kan geen coherent beleid meer voeren. Meningen die verboden kunnen worden in een krant of weekblad, duiken onder op internet. Internet wordt zo, jammer genoeg, een trefpunt voor haatdragende fanatici. Op het net lijk elke stelling een opinie, die kan gedijen zonder tegenspraak, zonder correctie door feiten.”
Over Frankrijks president Hollande schreef ik al enkele teksten. Hij heeft een opmerkelijk buitenlands beleid – een grote bereidheid om hetFranse leger naar andere landen te sturen om “orde op zaken te stellen”. Naar Syrië, bijvoorbeeld. Hollande vertoonde zelfs meer bereidheid dan Obama.
Na één jaar presidentschap was Hollandes populariteit de laagste sinds het begin van de Vijfde Republiek (1958). Mijn stuk verscheen in het NRC Handelsblad.
Laten we eerlijk zijn, die fans “met een migratie achtergrond” zijn vooral moslims. Maar goed, al moet ik Dieudonné niet, ik vind wel dat hij het recht heeft zijn ding te doen, ongehinderd door muilkorfwetten en andere beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Opinies verbieden werkt overigens niet, anders waren anti-semitisme of racisme al lang verdwenen uit onze samenleving.