Over traditie en cultuur – column DS, 31 maart 2014
“Wie de weekendkranten las, kon er niet omheen: de verkiezingen moeten vooral over economie gaan. Weinig aandacht dus voor cultuur, al is cultuur al jaren een belangrijke, Vlaamse bevoegdheid. Niets nieuws onder de zon: sinds de jaren ’80 is het Vlaamse project vooral gericht op ondernemen. Cultuur leeft niet echt. Je betrapt Vlaamse politici bijvoorbeeld zelden op een authentieke, culturele referentie. Omgekeerd erkent de kunstwereld – op enkele uitzonderingen na – de rol van de Vlaamse politieke gemeenschap amper. Die gemeenschap speelt wel degelijk een belangrijke rol: het culturele- en medialandschap wordt door Vlaamse partijen in de Vlaamse gemeenschap mee vorm gegeven.
Maar in Vlaanderen heerst het gevoel dat die ietwat officiële cultuur en identiteit per definitie ‘traditie’ betekenen, en dat je je er dus best van afkeert, wil je een beetje (post)modern zijn. Maar wie beweert er vandaag nog dat er een essentie van een ‘volk’, of een ‘traditie’ bestaat, zoals voor de Tweede Wereldoorlog het geval was? Niemand. Niemand verdedigt dit voor het Belgische niveau, waar slechts een vage ‘Belgitude’ overblijft. Maar evenmin op het Vlaamse niveau, waar economie veel belangrijker wordt geacht dan cultuur. En zelfs Vlaams-nationalisten weten dat de natie slechts een ‘verbeelde’ constructie is. Juist daarom is het belangrijk om die verbeelding ernstig te nemen, en wel over een Vlaams cultureel project te discussiëren. De politiek levert dus niet teveel essentialistische visies op cultuur, maar te weinig verbeelde.
De houding tegenover de traditie is al sinds de Tweede Wereldoorlog veranderd: de moderne mens ervaart dat het verleden niet meer aangeeft hoe de toekomst er zal uitzien. De Franse dichter en verzetsstrijder René Char schrijft: ‘Notre héritage n’est précédé d’aucun testament’. Zonder testament dat kiest en benoemt, dat overdraagt en bewaart, dat aangeeft waar de schatten zich bevinden en wat hun waarde is, is er evenmin verleden als toekomst, aldus Hannah Arendt, die Char citeert. Het is onze taak om die erfenis door te geven, zonder te weten hoe we dat moeten doen, waarom, aan wie. Dan kan je alleen open blijven kijken naar het verleden en naar je fundamentele ervaringen. De moderne opdracht impliceert dus wel een grondige kennis van de erfenis. Als je geen culturele bagage hebt, kan je niet voor vrijheid kiezen. Als je onwetend bent, kan je niet kritisch denken.
Dat het Vlaamse culturele erfgoed niet meer wordt geapprecieerd, is dus dramatisch, zelfs voor de kritische geesten. Kritiek vraagt nu eenmaal méér dan sentimentele reacties vanuit afkeer of schaamte. En het wil méér dan de stelselmatige afbraak van elke politieke gemeenschap zoals avant-garde-kunstenaars het graag zouden willen. Dat de samenleving steeds meer divers wordt, is geen excuus voor culturele nalatigheid: diversiteit vergroot het belang van cultureel erfgoed, zowel voor de oude als voor de nieuwe inwoners.
Wanneer de postmoderne kunstenaar ‘het einde van een traditie die kiest en beslist’ (Char) vervangt door ‘het einde van élk verhaal’, dan schept hij een nieuw probleem. Wat valt er dan nog te bespreken? Waarover gaat een gesprek zonder gemeenschappelijke culturele referenties? Over niets, lijkt het. Behalve over geld misschien. De kunstwereld geeft in elk geval de indruk zich er sterk op te concentreren: op de extravagante bedragen die erin omgaan via marketing en speculaties, of op de nimmer afnemende eisen voor subsidies. De avant-garde kunstenaar wil subsidies van het systeem dat hij veracht, de postmodernist denkt ‘verzet’ te incarneren, maar past perfect bij de consumptiemaatschappij die hij ‘kritisch’ benadert. It’s the money, stupid! Misschien is het dan niet verwonderlijk dat cultuur niet hoog op de politieke agenda staat. En dat een groot deel van het publiek zich zelden aangesproken voelt door wat de kunstwereld te bieden heeft.”
Deze tekst verscheen in DS op 31 maart, als ‘Traditie en erfgoed staan garant voor cultuur-rijke toekomst’.
De volgende dag verscheen in DS een kritische reactie: ik herneem en bespreek die op deze volgende post, waarin ik ook iets meer zeg over de ‘verbeelde gemeenschap’ van Anderson.
Een belangwekkende oproep waar men – wie dan ok dus – eens aandacht aan besteden zal.
Traditie als een schatkamer beschouwen en toch eigen wegen durven gaan, zoals in meerdere opzichten het geval is bij Michaël Borremans, lijkt me interessanter dan het per se willen uitvinden van iets nieuws. Maar tegelijk moet men niet te angstvallig vasthouden aan traditie. Enfin, veel hoeven we niet toe te voegen aan dit stuk. Ik zou er eerder afbreuk aan doen.
De postmodernen (met name Lyotard) spraken van het einde van de ‘grote’ verhalen, dat hoeft niet per se te beteken het einde van ‘alle’ verhalen, al kwam het daar in de praktijk wel vaak op neer. Het cultuurrelativisme heeft voor een soort kaalslag gezorgd, men keert zich af van het eigen verleden, de eigen cultuur of tracht deze te ironiseren, ter discussie te stellen. Thierry Baudet spreekt in dit verband van oikofobie, afkeer van het eigene. Ironie is een stijlfiguur die snel doodslaat, met name indien alles wenst te ironiseren, behalve de eigen opvattingen, en dat is wat het postmoderne cultuurrelativisme zo onuitstaanbaar maakt: alles wordt ter discussie gesteld, behalve de eigen positie, die is heilig, en hoeft dus ook niet met argumenten te worden verdedigd. Dat merkte je ook, in heen recent verleden, aan de heilige verontwaardiging en woede in reacties van bijvoorbeeld Lieven de Cauter of Stefan Hertmans.
Nitwits als De Cauter & Hertmans hebben dan ook niets begrepen van het postmodernisme. Voor hen is dat gewoon een middel om dingen die ze niet leuk vinden te bekritiseren, terwijl de eigen heilige huisjes boven alle kritiek verheven moeten blijven.
Sublieme reactie? Hertmlans vertelt soms dingen die het overdenken waard zijn en dan weer is er alle reden tot kritiek. Ook Lieven DC kan wel eens irriteren, maar dan vertelt hij toch iets dat blijft hangen. De discussie over authentieke culturen, waarbij men Indianen in het Amazonegebied het recht op hun primitieve bestaan gunt – en tegelijk hen perspectieven op lotsverbetering ontzegt – maar dit niet laat gelden voor wat de Vlaamse of Nederlandstalige culturen in Europa aangaat, desnoods de Europese cultuur als geheel, omdat die schuldig zouden zijn aan alle onheil en lelijkheid in deze wereld, daarover valt wel een en ander te bespreken. Maar omdat Stefan Hertmans anders aankijkt tegen de Griekse tragedie dan bv. Martha Nussbaum, is hij nog niet per se een onwetende, wel?
@Bart Haers | Het ging me niet om de opvattingen van Hertmans over de Griekse tragedie (die ken ik trouwens niet), maar om wat hierboven is beschreven als het postmodernisme als reactie op het essentialisme. Zolang postmodernen het hebben over literatuur kan ik ze in het algemeen nog wel smaken (al blijven smaken verschillen), maar ze zijn hun kritiek gaan betrekken op heel andere zaken, zoals wetenschap of cultuur in meest brede zin, en dat heeft geleid tot waarheidsrelativisme en cultuurrelativisme. Van Lieverlee zijn ze in een heel rare spagaat geraakt, waarbij van ‘vreemde’ culturen verschijnselen worden aanvaard, die men binnen de eigen cultuur nog in geen honderd jaar zou willen accepteren. Je levert zelf trouwens een paar aardige voorbeelden, sprekend over de Indianen in het Amazonengebied en de Europese cultuur die paternalistisch zou zijn, en schuldig aan alle onheil. Daar gaat ook de kritiek (op het postmodernisme) van Baudet over, en als ik het goed begrepen heb ook die van Tineke Beekman.
Gaat het om relativisme? Vroeger nam ik dat ook zonder tegenpruttelen aan, maar ik denk eerder het relativisme, cultuurrelativisme en waarheidsrelativisme een instrumenteel element is. Michel Foucault was in de jaren 1980 en ’90 de vertolker van een kritiek van discipline en van methodes van disciplinering, maar wat bij hem onderzoek was, bleek bij zijn volgelingen algauw afwijzing zonder meer.
Dat sommigen onze eigen cultuur als hinderlijk beschouwen, we hebben het dan evengoed over de Europese cultuur als over de eigen Nederlandstalige in dit koninkrijk – dat ze dan weer hogelijk prijzen -, moet ons niet verbazen, want men kan argumenteren dat die cultuur de oorzaak is van alle ellende in deze wereld, vooral de overvloed waarin we dan toch leven.