“Self-fashioning… over (sociale) media” Column DS 3 november 2014
“Technologie laat je vandaag meer dan ooit toe je eigen beeld te creëren: ‘self-fashioning’ is schering en inslag. Het begon al tijdens de Renaissance, toen rijke burgers en aristocraten portretten bestelden bij de beste schilders. Heren lieten zich afbeelden in statige kledij, edellieden liefst met een dolk of zwaard omgord. Vrouwen droegen verfijnde jurken, mooie juwelen. Sociale media van vandaag hebben dat fenomeen gegeneraliseerd: iedereen post vakantiefoto’s, gezellige feestjes, mooie aankopen. ‘Dit is wie ik ben’: ik ben leuk, open, sociaal, een beetje belezen, zeer breeddenkend en ik reis graag. Daarbij helpt een duidelijke identiteit, liefst zonder nuance en vooral zonder kwetsbaarheid. Geen beeld van droeve eenzaamheid na het geslaagde feestje.
Ook op televisie is ‘self-fashioning’ alom tegenwoordig. De jonge journaliste en de oude politicus, die ook rebels willen zijn, om populair te worden. Want wie over de samenleving praat, doet dat liefst ‘tegen de stroom in’. De televisiestudio ontvangt graag de grote ‘rebel’, die zich gemoedelijk nestelt aan de praattafel: ‘kijk, ik ben een vrolijke, fijne mens’. Het is een modern verschijnsel: zelfs wie het verzet wil incarneren, raakt amper voorbij de profilering van zijn ‘ik’, aldus de Franse filosoof Jean-Claude Michéa.
De individuele ‘self-fashioning’ is ook tot een politieke strategie verheven. Je leest in de krant ook hoe men de oppositiepartijen in het parlement aanraadt om een ‘framing’ te vinden voor hun boodschap. Ook al klopt die framing niet, dat geeft niet, zolang de bevolking het maar gelooft, klinkt het. Doe dus aan ‘self-fashioning’, doe alsof je idealen hebt. Maar werkt dat wel?
Cultuurcriticus Stephen Greenblatt muntte de term ‘self-fashioning’, in een werk over Renaissance-auteurs, zoals Thomas More en Shakespeare. Het fenomeen hangt samen met de opkomst van sociale mobiliteit: wie de sociale ladder wil beklimmen, moet ook bewijzen tot de betere groep te behoren.
Dat betekent dat self-fashioning oorspronkelijk in functie stond van verheven idealen: de edelman polijstte zijn leven als een kunstwerk. Toch bleef de zelfcreatie beperkt: het ‘vrije’ individu onderwierp zich nog gedeeltelijk aan een macht of autoriteit die buiten het ‘self’ staat: God, een Heilig boek, de Kerk, het Hof, een militaire administratie. Het maakte dus deel uit van die self-fashioning dat je een code moest naleven, dat je je aan regels wist te houden die je niet zelf had bedacht. Dat gaf inhoud aan het ideaal voorbij het ‘ik’. En het maakte self-fashioning’ een hele opdracht, want tegelijkertijd begint ook de achterdocht voor decorum, de afkeer voor hypocrisie en een toenemende interesse voor authenticiteit. Bij geslaagde self-fashioning weerspiegelt het gedrag dus een oprechte beleving van idealen. In de Renaissance wou ieder burger zich hoofs voordoen om tot het hof te behoren. Oorspronkelijk wilde Greenblatt de autonomie om een identiteit te creëren onderzoeken. Maar hij kwam tot de vaststelling dat zichzelf vorm geven – self-fashioning- ook altijd betekent dat je wordt gevormd door anderen, binnen een context. Vrije keuze bestaat wel, maar binnen een beperkt aanbod van ideologische en sociale mogelijkheden.
We denken dus wel vrij te zijn, maar we doen mee met een spel dat we niet beheersen. We denken rebels te zijn, maar tonen dan juist hoe gedwee we zijn. En we denken dat anderen meteen het beeld dat we ophangen geloven. Maar in tegenstelling tot de Renaissance speelt zowat iedereen vandaag dit spelletje. Je kan anderen niet zoveel meer wijsmaken. Mediafiguren blijven ten onrechte geloven dat ze het kiespubliek kunnen beïnvloeden. Ze overschatten de werking van hun instrumenten en onderschatten het verlangen naar oprechtheid. Wie vandaag politiek succes wil boeken moet die mediagenieke ‘self-fashioning’ wel beheersen, maar vooral een project belichamen dat de beeldvorming overstijgt. Dat is blijkbaar aan niet iedereen gegeven.”
Deze column verscheen als ‘het Ik als ideaal’ in De Standaard op maandag 3 november 2014.
Over televisie schreef ik de column ‘Politici in Komen eten‘, in januari in De Standaard.