“Waarom ik schrijf”… en wat me drijft
Voor een bijeenkomst van ‘Brandtpunt’, werd me gevraagd even te praten over waarom ik schrijf, en wat me drijft. “Ik schrijf nog niet zo lang. Maar ik zit al wel een tijdje te pennen.
Iedereen kent de anekdote van prins William Henry die de historicus Gibbon begroet wanneer die een deel presenteert van zijn monumentale Decline And Fall Of The Roman Empire (1776). “Another damned thick square book!”, riep de prins, “always scribble, scribble, scribble!”. Dat heb ik jarenlang gedaan: gescribbled. Eerst deed ik dat als aspirante dan als doctor, in het kader van onderzoeksprojecten, gefinancierd door Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen. Ik was een observator, die vanuit het verleden, vanuit de filosofie, af en toe naar het heden keek. Heel af en toe… Maar in februari 2008, werd de stilte in mijn ivoren toren verbroken door gejoel over onevenwichten binnen een koninkrijk. Ik werkte toen aan mijn onderzoeksproject over Machiavelli en Spinoza.
En plots stond het eerste Gravensteenmanifest in de krant. Ik zat in mijn kantoor aan de VUB, las de tekst aandachtig en besloot de tekst door te sturen naar enkele collega’s van de ULB, met wie ik een seminarie organiseerde over politieke filosofie. Hier moeten we samen, als politieke filosofen over nadenken, vond ik.
Wat er toen gebeurde had ik niet verwacht. Sommige collega’s reageerden niet of kort. Eén enkele schreef dat hij begrip had voor die analyse. En tussen anderen begon een vurige, snel escalerende email-discussie. Niet alleen werd de tekst ‘onjuist’ bevonden. Waarom niet? Mensen kunnen het oneens zijn. Maar wat me opviel, was dat het Vlaamse standpunt van de groep weggezet werd als irrationeel, als een symptoom van een onverwerkt trauma, als tekenen van een diepe identiteitscrisis. Nu ik dit hier zo zeg, klinkt het overdreven. Maar dat was echt de teneur van de mails die ik binnenkreeg. Een niet-Belgische visie op politiek werd meteen weggezet als “on-re-de-lijk”, en bijgevolg als niet democratisch relevant. En dat door mensen die de hele dag over politieke filosofie schreven. Een positieve noot, toch: niet alle collega’s reageerden op die manier…
De verbazing die ik toen voelde, noopte me ertoe daarover een mail te sturen naar Peter De Graeve, collega-filosoof die ik tot dan toe uitsluitend kende van Nietzsche-colloquia. Peter was lid van de Gravensteengroep, en hij nodigde me uit bij Ludo Abicht thuis, voor de volgende vergadering. Dat vond ik best spannend. Ik sloop weg uit de toren, op weg naar de samenkomst van een clubje mensen van allerlei slag, verzameld rond één bepaald standpunt: dat het democratisch legitiem was om over meer zelfstandigheid voor Vlaanderen na te denken. Wie voor meer zelfbestuur pleit, of wie sympathie voelt voor het republikeinse denken – en Machiavelli had van mij een republikein gemaakt – , heeft in se niets te maken met xenofoob, racistisch geraas en dwaze slogans. Zo iemand neemt ook over solidariteit geen laakbare positie in, maar een perfect legitieme politieke.
Twee dingen, dus: ik had dus niet alleen een idee over Vlaanderen, of België. Maar ik had vooral een idee over de vermenging van politiek en moraal: ik merkte op hoe een politieke idee (zelfbestuur) meteen in moraliserende termen werd gedacht, alsof het een blijk was van egoïsme etc. Dat ging recht tegen het politieke denken van de filosofen die bewonder in. Zij wijzen op de noodzaak van een vrij debat. ‘Du choc des idées jaillit la lumière’, schreef Blaise Pascal. En ook hij had de academische discussies verlaten om aan het politieke, religieuze debat van zijn tijd deel te nemen… Met stellingen kunnen anderen het oneens kunnen zijn, maar dan moet het debat met politieke argumenten worden gevoerd. Dat het debat vooral persoonlijk werd – ik herinner me een kritisch artikel voor het gravensteenmanifest met de titel ‘ook professoren hebben het recht op domheid’,– was voor mij een argument om me te engageren. Sommige mensen denken blijkbaar dat anderen moeten zwijgen omdat zij een stempel boven halen. Ik vond dat zo’n lachwekkend idee dat ik dacht ‘dit kan hier nog plezant worden’. En dat was het eigenlijk ook.
Vanaf dan “schreef” ik dus.
Daarmee was, achteraf bekeken, een enorme kaap genomen: dat ik kon schrijven. Dat lijkt misschien een detail, maar in mijn ervaring was dat een belangrijk moment. De vraag van Etienne Vermeersch, Ludo Abicht, de mede-filosofen waarmee ik toch de grootste affiniteit voelde, was alleen: ‘Waarover moet dat debat gaan?’. Ik had nog nooit mensen ontmoet die het zo vanzelfsprekendheid vonden dat ze een stem hadden. Die houding was mij vreemd. En bij hen te zijn, heeft me ontzettend geholpen. Ik denk trouwens dat wel meer vrouwen gebaat zouden zijn bij een zelfde gemak over de evidentie van hun eigen stem. Wat de filosofen me leerden was dat als je nadenkt, over wat je wil zeggen, over je publiek, dan heb je alle recht om dat te doen. En ik heb ook veel geleerd over de stijl (en over het feit dat elke mens een eigen stijl heeft, dat je moet nadenken over je stijl). Kortom, je moet om te schrijven toch wel wat ‘ego’ hebben, maar liefst zonder dat je jezelf al te belangrijk vindt. In het begin schreef ik mee aan gemeenschappelijke teksten van de groep. Spoedig publiceerde ik ook eigen teksten. En dan heel spontaan ook over andere thema’s dan België. Nu behandel ik het thema België bijna niet meer, omdat de oorspronkelijke noodzaak er niet meer is (niet dezelfde als in 2008). Maar zeg nooit, nooit. Misschien verandert dat opnieuw.
Om te kunnen schrijven moet ik bewondering kunnen voelen. Maar er is naar mijn oordeel een verschil tussen negatief en kritisch schrijven. De twee worden regelmatig verward. Het verschil ligt in het gevoel dat je ervaart wanneer je schrijft. Kritisch zijn staat hoopvol en liefdevol zijn over de wereld niet in de weg. ‘Amor mundi’ (‘liefde voor de wereld), is kernbegrip bij Hannah Arendt. Als je vanuit die idee denkt, heb je automatisch meer aandacht voor je onderwerp, en dan voel je minder nood om jezelf centraal te stellen in je teksten. Ik hou niet van schamper, pedant, cynisch schrijven. En niet van betweterig of moraliserend. Ik verbeeld me niet graag monkellachjes op het gezicht van een schrijver. Volgens mij kan je genadeloos kritisch zijn, zonder dat je daarom tégen iemand hoeft te zijn. De denkers die me inspireren beantwoorden hieraan.
Tot voor enkele jaren schreef ik vrijwel uitsluitend academische teksten. Pennen en sleutelen aan onleesbare teksten, denk ik nu. Onlangs hernam ik één van mijn artikels over Nietzsche: Nietzsche speelt een belangrijke rol in mijn nieuwe boek. Het artikel heet ‘Nietzsche’s fashionable genealogy: an exercise in anti-reductionist naturalism’. Het verscheen in een academische bundel met de titel ‘Nietzsche on Time and History’. Toen ik het herlas dacht ik: dit stuk had even goed in de ‘International Journal for Metaphysical Fantasies’ kunnen staan. Vanaf de eerste paragraaf was ik verloren. Ik kon me bijna niet meer voorstellen dat ik het artikel vroeger wel begreep, maar ik herinnerde het me wel heel zeker: ooit was dit voor mij klare taal, en toen meende ik ook dat het mijn bijdrage was aan de wetenschap. Nu is mijn uitdaging: schrijven. In dialoog gaan met een breder publiek.
En zoals vaak weerspiegelt die op het eerste gezicht persoonlijke evolutie eigenlijk een typisch fenomeen voor de tijd waarin je leeft. In zijn dagboek ‘Zeilen und Tage’ (Lijnen en dagen) noteert Peter Sloterdijk dat hij uit een tijdperk stamt “waarin de auteurs er domweg van overtuigd waren dat het aan de lezers was om de weg af te leggen naar het boek. En niet dat het aan de auteurs was om de weg te vinden naar de lezer”. Vandaag betekent schrijven veel meer op zoek gaan naar lezers. Dat klinkt niet positief. Maar dat heeft een charme. Wat me nu drijft, is juist de vertaling van systematische ideeën naar een breder publiek. En daarvoor heb je verwijzingen naar de dagelijkse praktijk nodig, naar het dagelijkse leven. Ik merk nu gebeurtenissen op, en probeer er een ander perspectief op te werpen. In de relatie tussen schrijven en denken, tussen de wereld en de ideeën komt de wereld eerst. En dan de ideeën: maar de liefde voor ideeën is bij mij belangrijker dan mijn liefde voor taal. Het is een langzame oefening. Elke dag leer ik bij. Every day.”
Dat is dus schrijven: de lezer zoeken (te bereiken). Inderdaad en dan wordt het iets anders dan zichzelf in de vitrine plaatsen. Zelf heb ik het ene wel betracht, maar vaak in dat tweede uitgekomen. Nu goed, het belangrijkste van deze confidentie is misschien wel dat men niet altijd neutraal, objectief oftewel academisch over het poliiteke kan schrijven, maar ook niet mogelijk is het over het “dagelijkse leven” van anderen te schrijven. Daarom ben ik verheugd te lezen dat u ook bij Arendt die idee hebt gevonden, dat we “deze wereld” lief kunnen hebben. Amor Mundi is niet enkel de liefde tot of voor de wereld, maar ook een daad denk ik.
Toevallig blijkt Canvas opnieuw een filosofisch programma te willen maken en dat moet toch wel iets bereiken. Er zijn thema’s genoeg waar mensen over nadenken. Afgezien van de feiten, kan men soms onverwacht boeiende mensen tegenkomen, die zich niet verschansen in een ivoren toren, maar best wel zeer diepgaand met “de dingen” omgaan. De feiten, dat is wat men al te vaak hoort: de mensen weten niet waar het om gaat. Zou het?
” ‘Amor mundi’ (‘liefde voor de wereld), is kernbegrip bij Hannah Arendt.”
“In dialoog gaan met een breder publiek.”
“(…) daarvoor heb je verwijzingen naar de dagelijkse praktijk nodig, naar het dagelijkse leven.”
“In de relatie tussen schrijven en denken, tussen de wereld en de ideeën komt de wereld eerst.”
Erg treffende gedachten (zoals ook elders op de blog) … Een mooie ontdekking (op te volgen) ! Dank voor uw bijdragen.
En ook benieuwd naar uw (filosofische) visie op :
“De paradox van Hayek – Vrijheid als privilege.”
https://www.epo.be/uitgeverij/boekinfo_boek.php?isbn=9789491297618
https://jmeblommaert.wordpress.com/2014/02/13/de-paradox-van-hayek-hoofdstuk-1-sneak-preview/
http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2014/04/15/hayek-nuance-of-verbloeming
Bedankt voor deze getuigenis over “schrijven” en waarom schrijven. Ook de reactie van Bart … ik wil er eigenlijk niets aan toevoegen, het is duidelijk genoeg. Maar omwille van de Amor Mundi, laten blijken dat ik het waardeer, moet even kunnen. Toch een (kleine) daad verrichten ?!
Bedankt voor dit schrijven over waarom schrijven, ook de reactie van Bart. Ik wil hiermee mijn waardering laten blijken als ‘daad’ van de Amor Mundi, meer moet er niet gezegd worden ?!
Enigszins eigenaardig dat m’n vriendelijke reactie en de erin vervatte uitdaging toch werd gewist … ???
Ah, eerdere reactie verschijnt nu plots terug met vermelding : “Je reactie is in afwachting van moderatie.”, dus toch niet gewist … Afwachten dus … 🙂