“Het complot van de samenzweerders”, DS, column op 5 oktober 2015
“Af en toe staat het in de krant, maar dan als een curiosum: steeds meer mensen geloven in complottheorieën. Wetenschappelijke onderzoekers bestuderen het fenomeen, maar wie de krant leest, merkt het amper. De media bespreken bij uitstek zowel de redelijke theorieën als de zichtbare macht: het regeringsbeleid, de oppositieleiders, de resultaten van nieuwe peilingen. Voor steeds meer mensen weerspiegelt deze politiek een schijnvertoning: ze denken dat echte macht onzichtbaar is, dat politici, wetenschappers, buitenlandse regeringsleiders achter de schermen de belangrijke beslissingen nemen. Dat leidt ertoe dat samenzweringstheorieën veelvuldiger en sneller ontstaan. Instant revisionism heet dat: meteen na een ongeval of aanslag regent het suggestieve facebookposts over duistere krachten en circuleren internetfilmpjes over de ‘ware’ toedracht.
Na de aanslagen op de Charlie Hebdo-redactie, bijvoorbeeld, geloofden heel wat jongeren dat de Mossad of de CIA de moorden hadden beraamd. Extreemrechtse politici, zoals Jean-Marie Le Pen, meenden er de hand van de geheime diensten in te herkennen. Daarmee leggen ze de macht én de morele kwaadaardigheid volstrekt bij een andere groep. Tegelijkertijd tonen ze hun onvermogen om kritisch naar de eigen groep te kijken. Dat zo’n complot een onwaarschijnlijke ontplooiing van macht veronderstelt om het te doen slagen, met heel veel zwijgende medeplichtigen, is een bezwaar dat complotdenkers niet willen horen. Want eigenlijk is het schier onmogelijk dat één groep zo’n greep op de werkelijkheid kan hebben. En toch winnen die theorieën veld: De Franse president Hollande moest vaststellen dat de Franse overheid duizenden burgers zelfs niet meer bereikte, en hij kondigde eind januari 2015 plannen aan om complottheorieën internationaal te bestrijden.
Samenzweringstheorieën zijn doorgaans een vette kluif voor cognitieve psychologen, die de opmerkelijke drogredeneringen onderzoeken: hoe mensen uit enkele beelden verregaande conclusies trekken, hoe ze selectieve informatie geloven, hoe ze bepaalde bronnen als vergiftigd beschouwen. Maar zo’n complotdenken vormt ook een belangrijk politiek probleem.
Langzaamaan ontstaan gescheiden werelden: burgers die de traditionele media en de officiële berichtgeving volgen. En de anderen die zelf op zoek gaan via het internet. Soms zijn ze vlotjes bereid om een alternatief verhaal te geloven. Niet alleen over moordaanslagen, ook over klimaatopwarming, fraude met geneesmiddelen of wetenschappelijke prestaties (zoals de maanlanding).
Wat speelt er in mee? Niet alleen cognitieve dwalingen, maar een toenemende machteloosheid. Die machteloosheid combineert enkele uitgangspunten: ‘ik heb geen greep op de werkelijkheid, maar anderen des te meer. En al heb ik geen macht, ik ben wel nog vrij in mijn denken: ik laat niet met me sollen. Ik geloof niet zomaar wat er verteld wordt.’ Wat aantrekt, is juist dat de samenzweringstheorie buiten de mainstream-media valt, alsof wie erin gelooft tegen de stroom in durft te roeien, en zich niet onderwerpt aan de machinaties van anderen. Hoewel hij dus een foute methode gebruikt, laat zo’n denker zich voorstaan op een buitengewoon kritische houding. Niet zelden is hij hoger opgeleid.
Vertrouwen is echter noodzakelijk in een democratie: kennis wordt ter goeder trouw opgebouwd en gedeeld. Dat is een fundamenteel principe. We vinden het vanzelfsprekend, en staan er niet bij stil dat verspreid wantrouwen de samenleving zelf aantast. ‘Er is geen enkele filosoof’, schrijft de Alexis de Tocqueville, ‘die niet een miljoenmaal op anderen vertrouwt om iets te geloven, en die niet meer waarheden aanneemt dan hij er bevestigt. Dat is niet alleen noodzakelijk, maar zelfs wenselijk.’
Samenzweringstheorieën wijzen erop dat steeds meer mensen aarzelen om mee te bouwen aan die samenleving. Ze kunnen vaak de juiste methodes om kritisch te denken niet meer aanwenden, ze ervaren een onoverbrugbare kloof met hun vertegenwoordigers of zelfs met hun medeburgers. Het meest dramatische aan samenzweringsfantastieën is dat ze de politieke onmacht uiteindelijk vergroten.”
Beste, uw blog verleden week gevonden en als parel gebookmarkt. Over samenzweringstheorieën heb ik de neiging ietwat lacherig te doen. Toch vind ik de passage waarin u een tweedeling maakt tussen burgers die de mainstreammedia volgen en de anderen ietwat lichtvoetig. Eén van de voordelen van blogs, tweets, posts, … is dat ze items oprapen die de MSM laten liggen. Soms laten ze die items onberoerd omwille van het toepassen van nieuwsselectiecriteria , soms omwille van een politeke agenda. Het succes van alternatieve mediabronnen, vaak particuliere initiatieven, ligt net verscholen in de leemtes die de MSM door selectieve berichtgeving creëren. Verwachten we immers van de Vierde Macht dat ze, in een democratisch bestel, de Drie Machten controleert en daarover verslag uitbrengt, dan zien we hoe, in plaats van het politieke (en rechterlijke) bedrijf te beschrijven, de media zelf aan politiek zijn gaan doen, vér de loutere politieke agendasetting voorbij. In een wereld waarin de door de MSM geschetste omgeving niet langer correspondeert met de door de burger waargenomen en ervaren wereld, gaat die laatste als vanzelf op zoek naar alternatieve nieuwsbronnen. Daarvoor hoef je dus echt geen complotdenker te zijn. Nu zegt u dat ook niet met zoveel woorden, maar de slechte verstaander kan dat wel impliciet gesuggereerd vinden. Dat ontlokte me deze kanttekening.
Enigszins ben ik het eens met voorgaande spreker, in die zin dat de auteur over het hoofd dat de massamedia oftewel brede media wel eens bepaalde inzichten prioriteit geven, terwijl er andere benaderingen mogelijk zijn. Nu, wat heeft het voor zin complottheorieën af te wijzen als men elke deviante opinie aanvinkt die uitgaat van de gedachte dat anderen de werkelijkheid manipuleren.
Maar waar zit het verschil met kritische benadering van de dingen? Dat verschil zou dan moeten zijn dat de complotdenker meent dat anderen info onthouden en dat alle anderen niet zien dat hij en zij erdoor in het ootje genomen worden. De complotdenker is zeker van zichzelf. Neem de Belfortgroep die ging verkondigen dat we vergiftigd worden door de uitslaatgassen van vliegtuigen. Misscien niet van vliegtuigen, maar autobouwers hebben wel de kluit belazerd.
De complotdenker staat echter tegenover een andere partij die net wil dat mensen geloven dat ze niet over alle informatie beschikken, terwijl zij, de experten alles van naadje tot draadje weten. Blijft dan de vraag of de Brede Media ons afdoende informeren. aanleveren. Afgaande op de dossiers over het promoten van middelen voor niet als zodanig beschreven doelgroepen, kan men vaststellen dat big Pharma er ook iets van afweet en dat de brede media er veel van niet goed begrijpen. Mevrouw Trudy Dehue heeft dit ook voor antidepressie beschreven.
Misschien moeten we ons vooral onszelf afdoende (intellectuele) discipline bijbrengen om zelf niet in complotdenken te vervallen.
Om een ander voorbeeld dan dat van luchtvervuiling of de farma-industrie te geven: uit de studie van perscommuniqués die worden verstuurd in de nucleaire industrie in geval van calamiteiten, blijkt een weerkerend en grensoverschrijdend patroon van geijkte zinnen genre ‘Er is nooit een gevaar voor de omgeving geweest’, ‘Geen radio-activiteit werd buiten de centrale gemeten’ et cetera te bestaan. Eens in een verdere fase (van het ‘incident’ of de ramp in kwestie) beland, krijgen journalisten door ingenieurs nogal wat technische mumbo-jumbo toegespeeld die, door het hoge specialistengehalte, de kans op degelijke follow-up – vragen zoniet onmogelijk maakt, dan toch drastisch verkleint. De journalist haakt dan meestal af of/en neemt het specialistenjargon over. Je hoeft niet paranoia te zijn om je af te vragen of die ingenieurs niet wat opzettelijk een erg ingewikkelde boodschap brengen. Dat zijn eenvoudig vast te stellen en te verifiëren handelingen die met complottheorieën niets van doen hebben maar wel het falen van de MSM illustreren waar het over bepaalde soorten van berichtgeving gaat.
Los daarvan vind ik de teneur van het artikel waarop we reageren ronduit vreemd als we het lezen na eerst het beeldfragment van mevrouw Beeckman naar aanleiding van de nationale feestdag te hebben gezien en beluisterd, waarin ze haar beklag maakt over het feit dat onze media zo weinig over Europa berichten terwijl de EU-instituties voor zo’n 75 à 80% onze wetgeving sturen. Mevrouw Beeckman kaart daar dus zelf het tekortschieten van (het berichten over de EU-instituties in) de massamedia aan. Wie dan de mosterd noodgedwongen elders tracht te gaan halen, heeft dan weer grote kans tegen het etiket ‘complottheoreticus’ aan te lopen. Ik begrijp het even niet meer.
Wellicht kan mevrouw Beeckman best voor zichzelf spreken, maar mocht u de tijd hebben het boek “macht en onmacht” door te nemen, dan zou zien dat het probleem van het complotdenken behandeld wordt in een context van a) het toenemende wantrouwen tegenover gedegen wetenschappen; b) het postmodernisme als bron van kritiek tegen het gezag en de autoriteit en c) het debat over het neoliberalisme als ideologie die ons ertoe aanzet de rol van de politiek en zelfs van de media zoveel mogelijk te reduceren. Dat laatste schrijft Beeckman niet helemaal uit, maar berust op een equatie mijnerzijds: media schrijven over politiek, politieke macht verstoort de economische orde, i.e. de werking van de markt, de perfecte werking van de markt, dus hebben we in wezen geen media nodig, tenzij in het kader van de consumptie, niet als kritische tegenmacht.
Politieke berichtgeving dezer dagen situeert zich op het niveau van de vraag wie wint en wie verliest: de partijen die elkaar kunnen verslaan; de werkgevers versus de werknemers of de consumenten die al dan niet bepaalde toenames van loon of pensioen niet zouden krijgen.
Het probleem is dat u de term complottheoritheorie in een semantische wolk plaatst waar het voor velen gevoelsmatig gezet wordt, namelijk als een negatieve houding. Maar Beeckman geeft net aan dat soms een complot moet vermoed worden, zoals in het geval van Watergate. We zouden willen dat het helder ware, maar helaas, ligt het misschien moeilijk.
Ik bekeek inderdaad de discussie met de negatieve connotatie die aan ‘complotdenken’ kleeft. Ook komen passages zoals ‘Soms zijn ze vlotjes bereid om een alternatief verhaal te geloven’ en ‘Hoewel hij dus een foute methode gebruikt…’ lichtjes denigrerend op mij over, maar dat maakt uw verheldering niet minder correct. Dank daarvoor. Ik schrijf ‘Macht en onmacht’ bij op m’n weliswaar hopeloos lange leeslijst. Prettige dag nog.