Recensie ‘Macht en Onmacht’ door Sander Carollo, HVV
Deze recensie verscheen op de website van HVV.
“Beeckman belicht de gevaren van het postmodernistische denken. Ze gebruikt neoliberale takken, geënt op de Charlie-Hebdo-aanslag.
In ‘Macht en onmacht’ gebruikt ‘freelance filosofe’ Tinneke Beeckman de aanslagen op Charlie Hebdo als kapstok om de gevoeligheden van de hedendaagse democratie bloot te leggen. Volgens haar is er een aanslag gepleegd op de Verlichting en zijn we in een staat van vertwijfeling waarbij een ambigu postmodern denken overheerst. Ze erkent de bijdrage van postmoderne denkers, maar die heeft volgens de columniste een hoge prijs. ‘Ze hebben de democratie ondermijnd omdat ze elke waarheids- en autoriteitsaanpak onmogelijk hebben gemaakt.’ Tegelijkertijd merkt Beeckman ironisch op dat de dominantie van het postmodernisme als kritische denkstroming parallel loopt met de opkomst van het neoliberalisme.
Reeds voor de zaak-Charlie Hebdo was Beeckman met haar boek bezig. Deze actuele gebeurtenis – ‘een politieke aanslag’ – en de events errond bleken een uitermate geschikte manier om haar abstracte ideeën over macht en onmacht in de hedendaagse samenleving helder neer te pennen. Zo krijgt de lezer niet louter een theoretische uiteenzetting, maar wordt het voor de burger concreet in wat voor staat de samenleving verkeert. Beeckman koppelt de aanslagensfeer, die ze subliem beschrijft, aan de opkomst van het postmodernisme. Hier gaat ze in vier delen verder op in. Ieder stuk houdt verband met de aanslag en zo raakt ze tevens tal van eigentijdse fenomenen aan. Vlak na de innemende inleiding vormen de eerste twee delen, ‘De postmoderne filosofie’ en ‘De inspirator – Martin Heidegger’, een uiteenzetting van het denkkader, de zwaarste pagina’s van het boek. In de andere delen ‘Dollartekens in de hemel’ en ‘De macht van het complot’ pakt de auteur enkele concrete cases aan. De aandachtige lezer merkt her en dan ook een glimp op uit haar reeds verschenen columns voor De Standaard, De Morgen en De Tijd. Net het gebruik van Charlie Hebdo als kern maakt haar werk actueel, relevant en toegankelijk. Ze past filosofie toe op figuren als Syriëstrijders, Steve Jobs en Don Draper uit Mad Men. Dat maakt haar denken aantrekkelijk en geeft bagage aan (jonge) mensen die context missen. In tijden van vertwijfeling is ‘Macht en onmacht’ een intellectueel houvast, na de zware postmodernistische schok die sedert 7 januari 2015 insloeg en doordenderde.
Als symptoom van het aanslagendebat benadert Beeckman de ‘schijnanalyse’ van Emmanuel Todds Qui est Charlie?. De publicist en historicus trekt in zijn boek de unanimiteit van de massamanifestatie na Charlie Hebdo in twijfel en beweert dat de betoging haat etaleert tegen de islam, de godsdienst van de zwakkeren. Beeckman is uitermate kritisch: bij Todd ontbreekt onder meer een diepe islamanalyse en hij vermengt feiten met morele oordelen.
Beeckman staat ook stil bij een van de belangrijkste inspiratiebronnen van de postmodernisten: Martin Heidegger. De auteur van ‘Zijn en tijd’ was een reactionair en antidemocratisch denker, waar zogenaamd progressieve postmoderne denkers een lange tijd mee geflirt mee hebben. Als antisemiet geloofde Heidegger in complotten, in het bestaan van duistere joodse krachten die de wereld willen leiden. Het valt Beeckman op dat zoiets opnieuw opduikt. Hierbij verwijst ze naar de Protocollen van de Wijzen van Zion, die in het Westen algemeen beschouwd worden als een vervalsing, maar in de moslimwereld juist in heel wat kringen voor historisch waar (authentiek) wordt aangenomen.
Een evolutie die Heidegger al voorspelde in de jaren ‘20 is de gehele meetbaarheid van het ‘neoliberalisme’. Hij meende ook dat moderne technologie mensen bemoeilijkt om authentiek te zijn. Een zeer interessante, visionaire stelling in de sociale media-tijden van tegenwoordig. Zo zei Beeckman zelf eind vorig jaar in Humo tussen eindejaarsvraagjes door, dat Facebook juist heel weinig met vrijheid en persoonlijke ontplooiing te maken heeft. Een interessante passage waarin ze gerust verder mag op ingaan.
In hoofdstuk 8, ‘Politieke overgave aan de economie’ beschrijft Beeckman het economisme; hoe maatschappelijke domeinen – zelf kunst en mode – gereduceerd worden tot economische of financiële kwesties. Volgens het omgekomen Charlie Hebdo-redactielid Bernard Maris geeft auteur Michel Houellebecq deze beleving van de economische realiteit perfect weer. De stap naar ‘Onderworpen’ is dan snel gemaakt. Die ontleedt ze als volgt: “Zijn bijtende kritiek treft dus niet de islam, maar Frankrijk: het land heeft zo ijverig een deel van zijn eigen traditie afgeschaft, dat het katholicisme noch de trotse republikeinse moraal nog een alternatief biedt.”
Beeckman bewijst dat sociaaleconomische factoren als sluitende verklaring voor opkomend radicalisme niet volstaan om het fenomeen te begrijpen. Verrijkend is haar analyse via Spinoza en Marcel Gauchet op wat er fout loopt bij de aanpak van moslimfundamentalisme. Vooral linkse politici grijpen naar sociaaleconomische oorzaken om moslimradicalisering van westerse jongeren aan te kaarten. Dat komt volgens Beeckman door de idee dat elk politiek onderwerp uiteindelijk met economie te maken heeft. Dat links hier met een economische verklaring afkomt, illustreert ook het breed gelaagde economisme. De populaire sociaaleconomische uitleg, meent Beeckman, houdt verband met het postmodernisme, dat dan weer perfect samengaat met neoliberalisme. Zoals in een van haar columns stipt ze ook aan dat geen enkele succesvolle rechtse Europese partij tegenwoordig kan beweren consequent tradities en leven in gemeenschap te steunen. Rechtse, ‘neoliberale’ partijen worden vaak conservatief genoemd, maar Beeckman legt uit dat deze economische evolutie haaks staat op het klassieke conservatieve denken. De filosofe plaatst enkele kanttekeningen tegenover het liberalisme. ‘Maken overheidsuitgaven niet nog altijd een heel groot deel van de economie uit, in landen als België en Frankrijk?’ ‘Zijn enorme bonussen compatibel met de vrije markt?’ Tegelijk merkt ze ook de intellectuele leegte op bij de tegenstanders van het neoliberalisme. Deze is te weinig specifiek.
Het neoliberalisme als economische stroming laat volgens Beeckman wel nog ruimte voor heroïsche figuren. Zoals de in Amerika populaire Ayn Rand, bekend van ‘Athlas Shrugged’. Ze wordt onder meer op handen gedragen door libertaire yuppies en zelfs Alan Greenspan, van 1987 tot 2006 hoofd van de Federal Reserve Bank, behoorde tot haar intieme kring. In haar romans beschrijft ze het egoïstische mensbeeld dat perfect past bij de economische omwentelingen vanaf de jaren ‘80. Rand verspreidde al in de jaren ‘50 haar filosofische visie die ze het ‘objectivisme’ noemt. Beeckman gaat hier met enkele interessante bemerkingen dieper op in. Steve Jobs doet haar ook aan Rand denken. Ze neemt Steve Jobs als casestudy om Rand te ontleden. Beeckman legt ook Jobs’ hypocrisie bloot. In zijn indrukwekkende toespraak voor afgestudeerde studenten aan Stanford University eindigt Jobs met de woorden: ‘Stay hungry, stay foolish.’ “Zijn financieel succes van Apple berust niet alleen op geniale creativiteit, maar ook op uitbuiting”, schrijft Beeckman, waarbij ze de wrede situatie van Chinese werknemers schetst. Beeckman beschrijft ook de paradox van Jobs. Hij moedigt jonge studenten aan om de individuele vrijheid in het leven te vieren. Tegelijk beoogt zijn samenlevingsmodel een competitie waarin individuen steeds moeten rennen. ‘Welke vrijheid hebben studenten in hun latere leven dan echt?’, vraagt Beeckman zich af.
In deel vier, ‘De macht van het complot’, onderzoekt ze waarom complottheorieën tegenwoordig in trek zijn. Ze wijst op de hypocrisie van het Westen en schetst de vergelijking met George Orwells 1984, die door de NSA nota bene zélf al gemaakt werd. ‘Toegenomen staatscontrole op het internet maakt de positie van de burger ook kwetsbaarder,’ schrijft de auteur. De burger wordt onmachtiger en wantrouwt de overheid. Bovendien maakt internet ook mensen gevoeliger voor complottheorieën. Zo geloven veel mensen dat niet de gebroeders Kouachi, maar de CIA of de Mossad achter de moorden op Charlie Hebdo zitten. Vaak geloven mensen dat uit een vorm van angst en onmacht.
Beeckman wijst op de gevaren van complotten. ‘Veel heeft te maken met een gebrek aan zelfkritiek en zelfreflectie’, wat ze ook aan postmoderne en complotdenkers verwijt. Daarom is het volgens haar noodzakelijk om burgers ‘intellectueel weerbaarder te maken’, want ‘uiteindelijk hebben alleen machthebbers en fanatici belang bij voortdurende verwarring en relativering.’ Haar boek is een groot pleidooi voor de wetenschappelijke waarheid en het durven te denken. ‘Wat meer zelfkennis, kritische methode en de volharding om angst te overwinnen, dat hebben we nodig’, besluit Beeckman krachtig.
Als ‘vragendokter’ geeft Beeckman soms een filosofische consultatie. Veel van de vragen die ze krijgt gaan over angst en onmacht. ‘We moeten niet toegeven aan angst. Laat je niet beïnvloeden door anderen. Wees niet bang voor je mening’, gaf ze daarover mee op haar boekvoorstelling.
Volgens Beeckman is in de bestrijding van de onmacht Spinoza’s filosofie een fenomenale hulp. Zij kan het weten, als auteur van ‘Door Spinoza’s lens’. Haar boek werd in 2012 uitgeroepen als het Liberales-boek van het jaar. Met ‘Macht en onmacht’ kan ze opnieuw in de prijzen vallen. Al zijn we benieuwd hoe haar kritiek op het neoliberalisme in ‘blauwe kringen’ in vruchtbare aarde zal vallen.”
Sander Carollo