Interview in “Veto”, over nieuwe boek ‘Macht en Onmacht’
Dit interview verscheen in Veto.
“Onlangs bracht Tinneke Beeckman, filosofe en columnist bij De Standaard, haar tweede boek ‘Macht en onmacht’ uit. Hierin geeft zij kritiek op de manier waarop het hedendaagse postmoderne denken de zoektocht naar waarheid en waarachtigheid heeft losgelaten.
De aanslag op de Charlie Hebdo redactie heeft u geïnspireerd tot het schrijven van dit boek.
‘Ik was eigenlijk al aan het boek begonnen. Zo had ik al stukken geschreven over postmoderne denken, waarheid, waarachtigheid en Nietzsche. Ik heb veel daarvan opgenomen in het boek.
De aanslag op Charlie Hebdo was een gebeurtenis waarin voor mij veel ideeën waar ik al mee zat, samen kwamen. Deze waren zeer algemeen, maar toch moeilijk om aan het publiek te verduidelijken. Omdat iedereen geschrokken was van de aanslag en ook aanvoelde dat er écht iets gebeurde, dacht ik dat mijn boodschap begrijpelijker zou zijn door hem aan de hand van de aanslag op Charlie Hebdo, en vooral ook de reactie daarop, uit te leggen. Anders werd mijn boek ook maar een academische discussie van ‘jij leest Nietzsche op deze manier, ik lees hem heel anders’.’
De ondertitel van het boek luidt ‘Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’. Hoe illustreren die aanslag op Charlie Hebdo en de daaropvolgende reacties een hedendaagse aanslag op het denken van de Verlichting?
‘Na de aanslag had je een mars in Parijs en andere Franse steden. Het was de grootste manifestatie sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Dat was een moment van eensgezindheid. Iedereen leek erover eens te zijn dat je in geen geval geweld gebruikt, dus ook niet wanneer je het niet eens bent met een bepaalde mening. Vrijheid van meningsuiting is dus echt een hoeksteen van onze samenleving en democratie.
Op dat moment van eensgezindheid volgden echter al snel hele andere stemmen. Zo zeiden sommigen niet ‘je suis Charlie’, maar ‘je suis Kouachi’. Je voelt dat er in de samenleving, voornamelijk bij jongeren, soms meer sympathie heerst voor de daders dan voor de slachtoffers. Er kwamen veel publieke debatten op gang, met name rond de vraag ‘wie is het slachtoffer?’. Zijn de slachtoffers de journalisten, de vrijheid van meningsuiting of wordt de aanslag gepleegd door mensen die uit groepen komen die tout court de grootste slachtoffers zijn in deze samenleving? Uit dat debat bleek dus dat er totaal geen eensgezindheid heerste over wat er in Frankrijk gebeurd was.
De tegenstellingen laten zien dat er een verschuiving is ten aanzien van de idealen waar Charlie voor staat, die stamden uit de tijd van de Verlichting. Deze idealen zijn met de opkomst van het postmodernisme eigenlijk al overleden. Daarnaast heb je mensen die van mening zijn dat je gematigd moet zijn zodat je andere mensen niet zal beledigen of kwetsen. Dat brengt ons bij het hele idee van de kwetsuur van het slachtofferschap, wat de laatste tien jaar veel sterker opgekomen is. Wat dit debat aantoont en wat ik heb trachten te schetsen is dat we ons filosofisch gezien gewoon in een heel ander denkkader leven.
Is volgens u complotdenken veroorzaakt door het kritische denken van het postmodernisme?
‘Ik denk dat er heel andere oorzaken zijn van het complotdenken, maar dat het denkmodel van het postmoderne denken dit zeker versterkt. Samenzweringstheorieën circuleren al enkele eeuwen. Wel denk ik denk dat het postmoderne denken de gedachte stimuleert dat de echt kritische denker achter de verschijnselen moet kijken en op zoek moet gaan naar diepere, verborgen motieven. Die bespeurt deze criticus echter alleen bij de ander, nooit bij zichzelf. En die motieven hebben te maken met macht, eigenbelang, etc. Als je die machtsmechanismen doorziet, zou je je kritische taak hebben vervuld. Het postmoderne denken bevat elementen die gelijken op de houding van complotdenkers, vrees ik.
Het probleem bij complotdenken is dat je elke norm voor waarheid en waarachtigheid verlaat, terwijl elke speculatie of associatie die je maakt even geldig of nog meer geldig lijkt dan de versie die officieel wordt verteld. Dat is een groot probleem. Zoals ik schets vanuit Machiavelli, maakt argwaan tegenover de overheid deel uit van wat een kritische burger is. Een democratie heeft kritische burgers nodig. Maar als die kritische houding leidt tot een projectie van je eigen fantasie, heb je een immens probleem. En dat is exact onze situatie.’
U haalt de Amerikaanse denkster Ayn Rand aan, die dan weer tegenover het postmodernisme te plaatsen is. Zouden jongeren de heldenfiguren uit haar romans als rolmodellen moeten nemen?
‘Ik heb gemerkt dat veel mensen haar denkwijze aantrekkelijk vinden. Ik denk dat dat het geval is omdat Rand personages schept die volledig over hun eigen lot beslissen, eigen morele normen hebben, durven leven tegen de massa in en eenzaam durven zijn. We leven in een systeem waar veel mensen klagen over een anonieme bureaucratie waar men in opgesloten zit. Tegenover dit vervelend controlemechanisme plaatst Rand een beeld van de held die helemaal zijn eigen norm is, aan niemand verantwoording aflegt en gelooft in zijn eigen kunnen, een soort Steve Jobs dus. Dat is natuurlijk een aantrekkelijk beeld, maar niet realistisch.
Rand vertelt ons dat we toch held kunnen zijn van ons eigen verhaal. Dat is precies het tegenovergestelde van het effect dat het postmoderne denken op de mens heeft: dan worden we altijd bepaald door onze context. Je denkt dat je autonoom handelt en spreekt, maar eigenlijk werkt er een kracht doorheen jou en heb je onbewuste motieven. Dat is volledig het beeld van de onmacht. Rand is dan weer het beeld van de absolute macht. Het is niet toevallig dat in deze tijd Rand aantrekkelijker wordt gevonden.’
Het is dus niet verkeerd om af en toe aan jezelf te vragen: ‘wat zou Steve Jobs doen?’?
‘We leven in een tijd waar er een enorme druk op de mens staat om zich aan te passen aan een norm. Je ziet dat ook bij kleine kinderen, ze moeten voldoen aan allerlei verwachtingen. Iemand als Steve Jobs of Rand zegt dan: ‘nee, ik bepaal zelf aan welke verwachtingen ik voldoe’. Daar zit denk ik wel een les in; we hebben het recht om bij onszelf na te gaan aan welke verwachtingen we eigenlijk willen voldoen.’
Het postmoderne denken heerst in het Westen. Toch is het ergens zo dat het Westen zijn waarden opdringt aan de rest van de wereld, is dat niet hypocriet?
‘Het westers imperialisme is natuurlijk een enorm probleem, ook is het totaal inconsequent. Ik denk dat burgers veel strenger moeten zijn ten opzichte van hun eigen overheden, men moet beseffen dat wanneer de overheden het verknoeien in Irak, Syrië of elders, dat het probleem tot bij ons komt. Het is pas met de komst van de vluchtelingen dat mensen gaan beseffen hoe klein de wereld geworden is en dat men zich niet meer kan permitteren om met levens te spelen in Irak, zonder dat die bevolking vroeg of laat gewoon voor onze deur staat. Het is pas met de vluchtelingen dat we beseffen dat er ook een buitenland is en dat we wel degelijk enige verantwoordelijkheid hebben voor wat er daar allemaal gebeurt. Als wij, burgers, nalaten onze eigen leiders daarop aan te spreken, moeten we ook niet versteld staan van het feit dat we geconfronteerd worden met zoiets als een vluchtelingencrisis. Het is eigenlijk zowel macht als onmacht, je kan er wel iets aan doen als je tenminste toont dat je waakzaam bent.’
Kunnen we zeggen dat we nu in een post-postmoderniteit zijn aanbeland?
‘De naam ervoor ken ik niet, maar het is zeker en vast nu al aan het gebeuren. In korte tijd zal er heel veel veranderen; je ziet dat aan het debat in Frankrijk, maar ook aan de manier waarop een figuur als Heidegger in diskrediet is geraakt. Hij heeft na de Tweede Wereldoorlog een enorme impact gehad op postmoderne denkers als Sartre, Derrida of Foucault. Ik denk dat zowel het algemene denkkader van hem als de dingen die hij gezegd heeft over de techniek zeer interessant blijven. Maar het feit dat hij blijkbaar een soort filosofisch antisemitisme had, betekent toch werkelijk dat een tijdperk is afgesloten.”