‘Niet God, alleen de mens creëert de geldende wet in de samenleving’, Toespraak Kamercommissie

Woensdag 16 maart gaf ik in het Federale Parlement mijn toespraak voor de ‘Commissie de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen’. Patrick Dewael (Open VLD) gaf de aanzet voor de commissie – hij wil een debat over de waarden in de Grondwet, na de gebeurtenissen in 2015.

Deze tekst verscheen op de website van Knack, evenals de tekst van Patrick Loobuyck.  Ook Guido Van Heeswijck gaf een lezing, waarvan de strekking in Knack verscheen.

Inzet 

Samen met P. Loobuyck. Foto - T. Leys

Samen met P. Loobuyck. Foto – T. Leys

“De inzet van de discussie is een paradox in de democratische rechtsstaat: de rechtstaat waarborgt rechten en vrijheden, maar die kunnen ook worden aangewend om de liberale democratie te ondermijnen. De vraag is dan op welke manier de garantie van de democratie in de Grondwet duidelijker naar voren kan komen.

Wat is de seculiere staat?

De huidige Grondwet bevat geen expliciete scheiding van kerk en staat. De tekst is een compromis tussen liberalen en katholieken in de negentiende eeuw. Uiteindelijk is een zekere neutraliteit van de overheid afgesproken. Toen waren er – en ook vandaag zijn er – burgers die de scheiding tussen theologie en politiek niet vanzelfsprekend vinden.

Daarom wil ik even aangeven wat een seculiere staat betekent.

De seculiere staat is geen atheïstisch project. Seculier wil zeggen dat je je als burger niet in eerste instantie vanuit een geloof bepaalt. Eerst ben je lid van een gemeenschap, dan pas gelovige, van welk (niet-)geloof ook.

De seculiere staat is een normatief project. De scheiding tussen theologie en politiek is een reactie op religieuze diversiteit. In zijn ‘Theologisch-Politiek Traktaat’ stelt Spinoza vast dat de burgers uiteenlopende interpretaties van het ware geloof en de Heilige Schrift geven. Hoe meer diversiteit er in een samenleving is, hoe meer neutraliteit nodig is. Neutraliteit – hoe je die ook invult – is geen luxe, geen dogma of geen sectair atheïstisch programma. Aangezien er geen eensgezindheid is over het ‘ware geloof’ (en er ook heel wat ongelovigen zijn), is de seculiere staat een structuur die het meest het vrije geloof bevordert.

Eeuwenlange godsdienstconflicten hebben geleerd dat wie zijn religieuze identiteit voorop plaatst, en tot inzet maakt van de politieke strijd, in conflict komt met anderen. Je kan wel een politiek project aanhangen vanuit je geloof. Dat is geen enkel probleem. Je kan streven naar solidariteit, bijvoorbeeld, op basis van de christelijke boodschap van naastenliefde. Maar voor een politiek project, richt je de solidariteit niet alleen op andere christenen (katholieken, protestanten of wie dan ook). Je bent solidair met je medemens als burger, niet alleen met geloofsgenoten. Vandaar dat ons sociaal systeem, om maar iets te noemen, niet berust op vrijwillige schenkingen aan wie je uitkiest. Je betaalt belastingen aan een neutrale overheid, die neutraal herverdeelt, dwz dat elke burger voordelen geniet onafhankelijk van zijn of haar geloof. Een seculiere staat veronderstelt dus niet dat mensen niet geloven. Ze mogen geloven wat ze willen.

Godsdienst is niet geheel uit het politieke leven verdwenen. Maar politici geven een seculiere argumentatie voor hun visie. Het politieke heeft dus een eigen taal, een eigen code, waardoor eensgezindheid over een geloof niet noodzakelijk is om het beleid te bepalen. In die zin wordt de pluraliteit algemeen aanvaard, zelfs door wie het liberale individualisme niet als een persoonlijke levensbeschouwing verkiest.

Burgerschap en ‘positieve vrijheid

Een seculiere staat kan op vele manieren worden georganiseerd. België is een welvaartstaat: de overheid biedt de middelen voor burgers om zich te ontplooien. Ik denk dat deze vorm van positieve vrijheid een neutraal burgerschap vraagt. Dit wil bijvoorbeeld zeggen dat ambtenaren aan een loket of leraren in scholen levensbeschouwelijk neutraal moeten zijn in hun verschijning. Ik verwijs hier naar het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid in ‘Two concepts of Liberty’ van Isaiah Berlin.

In de Verenigde Staten is er meer openheid om religieuze voorkeur te uiten. Maar de rol van de overheid is er erg beperkt. Het samenlevingsmodel vertrekt van een negatieve vrijheid, waarbij de staat burgers zo weinig mogelijk hindert in hun individuele vrijheid: zolang je niemand schaadt, ben je vrij. Binnen dat model, spreekt het voor zich dat er wel meer vrijheid is om levensbeschouwing uit te drukken binnen de ruimte van de overheid. De solidariteit berust dan wel veel meer op privaat georganiseerde initiatieven.

Het model van de welvaartstaat zoals België die kent, veronderstelt echter ‘positieve vrijheid’, die een grotere bijdrage van burgers aan het gemeenschappelijk project vraagt. Dan spreekt het meer voor zich dat burgers zich in naam van de staat neutraal moeten manifesteren, en religieuze symbolen in bepaalde contexten achterwege moeten laten. De laatste jaren is er een spanning gegroeid: wie én positieve vrijheid vraagt (met de bijhorende middelen van de hele gemeenschap om zich te ontwikkelen – zoals investeringen voor goedkoop en toegankelijk onderwijs, ziekenzorg, sociale woningen, werkloosheidsbeleid, kindergeld), én tegelijkertijd negatieve vrijheid opeist om zijn religieuze identiteit altijd en overal te manifesteren, ondermijnt het draagvlak voor solidariteit. Dat is een belangrijk politiek punt, want het alternatief is een samenleving waar elk voor zich moet zorgen, zoals in de Verenigde Staten het geval is.

Concretere aanpassingen

Aanvaarden alle inwoners de grondwet, of de democratisch gestemde wet, als grond van het recht, of willen ze in eerste instantie de woorden van een profeet, een evangelist of een theoloog als basis van de wet aanvaarden?

Wie godsdienstvrijheid interpreteert als de vrijheid om de bron van recht te kiezen, verlaat het pad van de Verlichting: niet God, maar alleen de mens creëert de geldende wet in de samenleving.

Een mogelijke piste kan zijn om het principe dat de bron van recht bij de mens ligt, en niet bij een goddelijke wet, duidelijker te vermelden. Ik geef even mee dat de Amerikaanse Grondwet begint met ‘We the people of the United States (…) do ordain and establish this Constitution’.[1] In 1863 besluit Abraham Lincoln zijn ‘Gettysburg Address’ met ‘the government of the people, by the people, for the people’.[2]

De ‘democratische rechtstaat’ expliciet vermelden in een preambule is goed, maar wellicht niet voldoende. De bron van recht moet duidelijker vermeld staan. In de preambule van de nieuwe Egyptische Grondwet, bijvoorbeeld, kortstondig ingevoerd door Morsi (2012), stond dat Egypte op weg was naar een ‘moderne democratische staat’. Maar artikel 2 stipuleerde dat de Sharia de bron is voor de wetgeving. Hetzelfde geldt voor de ‘Caïro Declaration of Human Rights in Islam’ van 1990, die schijnbaar de mensenrechten aanvaardt, maar alleen voor zover ze overeenkomen met de Sharia. Dit komt neer op de afschaffing van universele mensenrechten.

Democratische gelijkheid – voor vrouwen en mannen

Dan is er een principe van individuele verantwoordelijkheid, en het vrij streven naar geluk. In Le désenchantement du monde beschrijft Marcel Gauchet de langzame onttovering van de wereld: het geloof structureert de samenleving niet meer en in het Westen veronderstellen burgers dat alle mensen gelijk zijn. In een democratie gaat de politieke strijd niet meer over wie de goddelijke waarheid in pacht heeft.

Vroeger gaf religie vorm en structuur aan elk aspect van het gemeenschappelijke leven. In die allesomvattende rol van godsdienst, onderwerpt de gelovige zich aan een bovennatuurlijk gefundeerde orde.

Godsdienst verklaart de hiërarchie die heerst tussen alles wat bestaat: tussen God en de schepselen op aarde, tussen politieke heersers en hun onderdanen, tussen mannen en vrouwen, tussen ouders en kinderen, tussen mens en dier. De essentie van de religieuze boodschap is juist dat er een hiërarchie bestaat, en geen gelijkheid. Daarover kan geen enkel individu beslissen, want individuen zijn ondergeschikt aan de structuur van de gemeenschap. Elk lid heeft een taak, een plaats in het geheel dat hem overstijgt. Volgens Gauchet kennen we deze visie op de wereld heel goed vanuit onze eigen geschiedenis. Maar vanaf de renaissance heeft Europa deze visie op hiërarchie, die door bovennatuurlijke orde wordt gefundeerd, verlaten. Met de Verlichting wordt Europa “metafysisch democraat”: de mens wordt de bron, het doel en het middel van de politiek. Met de kritiek op hiërarchie ontstaat ruimte voor individuele rechten en voor het belang van persoonlijke belevingen.

‘Pursuit of Happiness’

En het recht om ongehinderd persoonlijke belevenissen te ervaren, maakt deel uit van het democratisch denkkader. Thomas Jefferson vermeldt in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) het onvervreemdbare recht op ‘life, liberty, and the pursuit of happiness’. In deze tekst slaat ‘happiness’ niet op privébezit, of op hedonistisch genieten, maar op intellectuele vrijheid. De bron om na te denken over de mens is niet de Openbaring, voor Jefferson, maar de mens zoals die in de wereld verschijnt.

‘Happiness’ is een vaag begrip. Dat is juist goed: elke mens kan zijn levensproject invullen, los van verwachtingen van ouders, voorouders, culturele of religieuze patronen. Ik wil even dieper ingaan op de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen, en hoe die onder druk staat.

In een democratie betekent de fundamentele gelijkheid tussen man en vrouw niet hetzelfde als een vermeende gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen binnen een geopenbaarde godsdienstige doctrine. Dan mogen vrouwen slechts de rol vervullen die de goddelijke orde hen toekent. Maar ze kunnen zich niet tegen die visie verzetten. Democratische gelijkheid betekent dat elke vrouw het individuele recht heeft om haar leven volgens haar eigen visie op vrouwelijkheid in te vullen. Vrouwen kunnen echtgenote en huismoeder worden, maar ze kunnen evengoed beslissen om een andere weg uitstippelen. Hetzelfde geldt voor mannen, die ook vrij zijn.

Daarbij hoort het principe van verantwoordelijkheid, dat elk individu aansprakelijk maakt voor zijn gedrag. Tegenover een erecode die de vrouw verantwoordelijk stelt voor het aanzien van de familie, staat individuele verantwoordelijkheid. Niemand kan zich achter een sociale of morele code van een gemeenschap verschuilen om wie zelf zijn weg wil uitstippelen te intimideren, manipuleren of te verhinderen.

Burgerschap is dus niet alleen een recht op rechten, maar impliceert dat elk individu de verantwoordelijkheid heeft om aan ieder zijn of haar interpretatie van een ‘pursuit of happiness’ te gunnen. De gelijkheid van mannen en vrouwen staat reeds duidelijk vermeld in de Grondwet (art. 10). Maar in de realiteit hebben heel wat vrouwen die vrijheid niet. Daarom lijkt het me toch een boeiende oefening om de voorwaarden voor vrouwen om in vrijheid en gelijkheid te leven, te verduidelijken.

Recht om niet te geloven of te veranderen van geloof

Als laatste suggestie voor verandering, lijkt het me fundamenteel om het principe verwoord in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens – de vrijheid om van mening of geloof te veranderen – te expliciteren. Dat lijkt me fundamenteel, omdat er zware groepsdruk kan bestaan om een geloof niet af te vallen.

De religieuze en filosofische tegenstellingen uit de negentiende eeuw zitten deels nog in onze samenleving. Maar die vroegere opposities doen er veel minder toe, aangezien beide groepen, de gelovigen én de ongelovigen, zichzelf in eerste instantie als burgers beschouwen. Dit gegeven consolideren lijkt mij van het hoogste belang.

Noten 

[1]We the People of the United States, in Order to form a more perfect Union, establish Justice, insure domestic Tranquility, provide for the common defence, promote the general Welfare, and secure the Blessings of Liberty to ourselves and our Posterity, do ordain and establish this Constitution for the United States of America.

[2] ‘It is rather for us to be here dedicated to the great task remaining before us (…) that this nation, under God, shall have a new birth of freedom—and that government of the people, by the people, for the people, shall not perish from the earth.’”

3 Comments

  1. Nicole Billen

    Mooie en juiste analyse Tinneke, ik ben trots op jou. Nicole

  2. Bart Haers

    Ik vind dit dus een prachtig iniiatief en goed dat Knack er aandach aan besteedt, want anders was het weer een intraparlementaire oefening gebleven. Patrick Dewael ontwikkelt zich zo verder tot een staatsman, die erin slaagt het debat op het scherp van de snee te voeren. Waarom de tekst van Guy Vanheeswijck niet op gelijke voet behandeld werd, weet ik niet goed…

    Ten gronde ben ik het eens met uw analyse over de neutrale staat, maar toch zijn er enkele punten die wringen? Als poitici neutraal moeten oordelen bij het uitwerken van wetgeving, zeker ook over ethische zaken als het levenseinde, omgaan met dementie of abortus – maar er zijn ook andere kwesties, zoals nugging om mensen tot het juiste gedrag te brengen – dan kan men bezwaarlijk beweren dat dit enkel op objectieve gronden haar beslag krijgt.

    Politieke en sociale wetenschappen, inclusief psychologie hebben zich een aura van objectiviteit aangemeten, wat zeer nuttig is gebleken, maar tegelijk moet men erkennen dat, los van slippertjes vanwege onderzoekers die zelf hun vragenformulieren invullen, onderzoeken naar het feitelijke gedrag van mensen, naar hun opinies, lang niet altijd goed gearticuleerd aan de oppervlakte kunnen verschijnen. Mensen willen wel solidair zijn, maar weigeren – deels terecht – bodemloze putten te vullen. Aan de andere kant, wie zelf niet met personen met een (mentale) handicap geconfronteerd wordt, moet proberen zich de vele zorgen eigen te maken die mensen die deze omstandigheid wel te dragen hebben om de inbreng van de overheid in de zorg te begrijpen. Anderzijds, zoals met het M-decreet is gebleken, negeert men met het oog op een positief recht tot inclusie dat het buitengewoon onderwijs de afgelopen veertig jaar enorm veel expertise heeft opgebouwd en niet elk kind of elke jongere met inclusief onderwijs gebaat is, al was het maar om pesterijen en erger te voorkomen.

    Op het niveau van de grondwet stipuleren dat alle wetgeving vanwege het volk komt, vanwege de natie dus, maar dat minderheden beschermd worden tegen de mogelijk almacht van de meerderheid – die na verkiezingen kan veranderen – zorgt voor interessante oefeningen, die echter – in de Belgische context wel bijzonder heeft uitgepakt.

    Het onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheiden blijt een van de moeilijkste struikelblok omdat net de invulling van positieve rechten altijd een overheidsbeslissing vormt in handen van politici. De uitvoering, door de ambtenarij dient neutraal te zijn, het debat over de wenselijkheid en inschrijven in de grondwet en concrete wetgeving is dat niet.

    Tot slot: de verhouding tussen vrijheid, gelijkheid en broederschap blijft voor het concipiëren van de grondwet een cruciale kwestie, al is het niet duidelijk of niet evident, dat dit een neutrale keuze kan behelzen. Juist die preambulaire opmerkingen bij de grondwet – iets waar ik zeer voorstander van ben – kan precies aangeven hoever gelijkheid vorm kan krijgen zonder aan andere fundamentale werden te tornen, zoals vrijheid, maar ook met respect voor de uniciteit van personen – die nooit een standvastig en gefigeerd standpunt innemen. Diversiteit en integratie staan ook in relatie tot vrijheid en tot gelijkheid. Hoe men dat kan verwoorden verwoorden in de grondwet, zo blijkt ook uit uw stuk, kan nooit een neutrale keuze zijn, maar moet uitdrukking zijn van wat men vroeger de volkswil noemde. Daarom blijft het spijtig dat radio noch televisie veel aandacht aan deze hoorzittingen hebben besteed. Dank dus voor de inspanningen ons hiervan op de hoogte te brengen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s