‘Gluren in de creatieve keuken’, Knack, 17 april 2016
Knack-journaliste Elke Lahousse vroeg me of ik bijzondere rituelen had wanneer ik schreef. Ze noteerde ook de gewoontes van Katleen Vereecken, Eva Mouton, Guga Baul en Alex Callier.
“Hoe komt de artiest tot inspiratie ? Welke specifieke rituelen, dagelijkse gewoonten en eenzame woestijntochten gaan het schrijven, tekenen of componeren vooraf ? Vijf vaderlandse creatieven over hoe zij werken.”
Dit was mijn antwoord: “Bij elke tekst komt er een moment dat het voelt alsof je een muur moet beklimmen zonder houvast. Er zijn te veel ideeën, geen structuur, geen concrete insteek. Dan wil je hard weglopen, maar juist dan moet je verder werken. Het moet pijn doen en je mag alleen stoppen als je een goed stuk geschreven hebt.” “Als ik een column moet schrijven of bezig ben aan een boek, sta ik ’s morgens vroeg op. Mijn wekker staat op zes uur en ik begin meteen te werken. Ik verlies geen tijd met surfen op het internet en probeer me niets aan te trekken van het geroezemoes op de sociale media. Wat er op Twitter leeft probeer ik al helemaal te negeren. Bij het ontbijt eet ik altijd vers fruit.”
“Als ik schrijf, zit ik in de zetel, in kleermakerszit, zoals bij meditatie. Met de laptop en mijn boeken rond mij, verder niets. Stilte en rust zijn heel belangrijk om me in te graven in een verhaal. Om even te ontspannen trek ik naar buiten om te sporten. Tijdens het fietsen of zwemmen neem ik afstand van het werk, nadien begin ik er met een fris hoofd weer aan.”
“Ik werk zelden later dan tien uur ’s avonds. Meestal heb ik tussen de ochtend en de avond wel enkele stukjes geschreven waar ik de volgende dag verder mee aan de slag kan.”
En uit het boek ‘Dagelijkse rituelen. Hoe bekende kunstenaars, schrijvers, filmmakers en andere creatieven werken.’ (Mason Currey met bijdrage van Eva Hoeke, uitgeverij Maven Publishing) komen deze stukjes:
*Ludwig van Beethoven (1770-1827) stond elke ochtend op bij het ochtendgloren en toog dan zo ongeveer meteen aan het werk. Hij ontbeet met koffie, die hij zelf met grote zorg zette. Hij stelde vast dat er zestig bonen per kop nodig waren, en telde die vaak één voor één na.
*Francis Bacon (1909-1992) schil- derde het liefst in een extreem chaotisch atelier, met op de muur gekladderde verf en hoopjes boeken, kwasten, kapotte meubelen en andere troep op de vloer. Wanneer hij niet aan het schilderen was, gaf hij zich over aan drank, overvloedige maaltijden en stimulerende middelen. Hij werkte graag met een kater “omdat mijn hoofd dan knettert van energie en ik heel helder kan denken”.
*Erik Satie (1866-1925) had de gewoonte om iedere dag ongeveer tien kilometer te wandelen naar zijn favo- riete café, om daar vervolgens zijn unieke composities te creëren en een omelet te eten van soms wel dertig eieren.
*Frank Lloyd Wright (1867-1959) kreeg de beste ideeën voor zijn gebouwen tussen vier en zeven uur ’s morgens. Dan werkte hij een uur of drie, vier, om vervolgens een dutje te doen en zich de rest van de dag met andere dingen bezig te houden. Hij had een onuitputtelijke voorraad energie, ook als hij niet aan de tekentafel zat. Hij wilde zo vaak seks dat zijn vrouw zich afvroeg of het wel gezond voor hem was.’