‘G. Konrád, 11 jaar’, column DS op 6 juni 2016

Unknown 08.33.05“De Hongaarse schrijver György Konrád had een moeilijke boodschap voor het Amsterdamse gezelschap, dat vorige vrijdagmiddag in het overvolle Frascati-theater plaatsnam. Gevraagd naar de toekomst van Europa, wilde de 83-jarige auteur vooral waarschuwen voor de gevolgen van de vluchtelingencrisis en de toestroom van migranten in Europa. De goede linkse ziel is snel gewonnen voor de verkeerde zaak, vindt hij. Maar die mens, die Konrad ‘blau-augig’ noemt, beseft te weinig dat zij de Europese waarden moet verdedigen. Daarom moeten de grenzen veel strenger worden bewaakt. Vooral de instroom van moslims, die de liberale waarden niet noodzakelijk genegen zijn, kan problemen creëren.

György Konrád

György Konrád

Meer nog, de geradicaliseerde islam is het nieuwe fascisme – een totalitaire ideologie die volledige controle over de burgers eist en gewelddadig een ideologie belijdt. Tijdens zijn lange leven ervoer Konrád het nazisme en het communisme. Nu ontwaart hij een derde bedreiging.

De jonge theatermaakster Marjolijn van Heemstra kreeg de opdracht om meteen na Konráds toespraak een theaterreflectie te maken op Konráds leven. Ze bracht de 11-jaar jonge György in herinnering, schommelend in een warme, prachtige zomertuin. Het is 1944, hij woont in een klein Hongaars dorp. Zijn Joodse ouders werden zopas door de nazi’s gearresteerd. Die avond beslist hij om met zijn kleine zusje en enkele neven naar familie in Budapest te vluchten. Uiteindelijk overleven zij als enigen de oorlog – alle andere dorpsbewoners worden in concentratiekampen vermoord. Konrád verlaat de tuin, maar de tuin verlaat hem nooit. Altijd verblijft hij in twee tijdzones tegelijk: de verre, gelukkige kindertijd en het nooit echt geheelde heden.

Marjolijn kan alleen vaststellen dat zij het gelukkige, Westerse zondagskind is, ongedeerd en onbeschadigd. Zoals een hele Europese generatie, heeft ze nooit een huiveringwekkende strijd moeten leveren. Ze begrijpt Konráds argwaan tegenover vluchtelingen in eerste instantie niet.

Dan daagt het inzicht: de ‘blau-augigen’ vrezen onmenselijk onrecht, zoals dat vroeger tegen Konrád en zijn familie plaatsvond. Daarom pleiten ze nu voor open grenzen. Terwijl Konrád vooral een nieuw totalitarisme vreest: Europeanen zijn kritisch tegenover zichzelf, kritiekloos tegen over die nieuwe dreiging. De West-Europeaan vertrouwt te makkelijk, hij heeft nooit geleerd om ongehoorzaam te zijn. Zo blijkt hoe de twee levensverhalen – het ene wreed, droevig, met onherstelbaar verlies – en het andere – onbezorgd, vol vertrouwen – in elkaars verlengde liggen: omdat Konráds lijden Europa’s politiek beïnvloedde, bleef Europa van gruwel gespaard. Het nadeel is dat de ‘blau-augigen’ maar één spookbeeld herkennen: dat van het extreemrechtse Europese verleden. Dat gevaar is er, vindt ook Konrád. Maar de problemen dreigen van binnen én van buiten. De realiteit is complex, ongemakkelijk, verwarrend.

Bij de uitgang ontmoet ik een oude bekende. Hij wilde tijdens Konráds harde analyse opstaan. ‘Als iemand in een gammel bootje wil stappen om hier te leven, dan kan ik alleen zwijgen’, zegt hij emotioneel. ‘Dat zwijgen klinkt als Hegels meester-slaaf-dialectiek’, suggereer ik. ‘Wie bereid is om te sterven, bepaalt de verhoudingen. Wanneer we onze eigen angst voor de dood of onze eigen afkeer voor lijden laten overheersen om een vraagstuk te beslechten, erkennen we onze onderwerping verliezen we ons recht op wederwoord.’ Er volgt een intens, eerlijk gesprek. Later denk ik aan Konráds typering van het totalitarisme, dat dweept met de dood. De Hongaar is veel minder onder de indruk van wie bereid is om te sterven. Hij wil niet zwijgen, omdat hij weet dat hij altijd risico’s heeft genomen om in vrijheid te leven. Europa incarneert voor hem die moedige liefde voor de vrijheid. Daarom houdt hij zelfs van Hongarije, ondanks haar woelige verleden en heden: ‘Because I’m here’, zei hij. Marjolijn van Heemstra krijgt na haar voorstelling een staande ovatie. Zoals velen verlaat ik diep ontroerd en zachtjes ontredderd het theater.”

Piet Van Kampen schreef een theaterrecensie over de lezing, en Marjolijns bijdrage.

Deze column verscheen in De Standaard op 6 juni 2016.

2 Comments

  1. klaas hielkema

    Lastig, lastig. Konrad heeft gelijk denk ik, uiteindelijk moeten er grenzen gesteld worden en dat loopt via het bewaken van de buiten grenzen. De “wie in een gammel bootje stapt” redenering is in ieder geval te simpel en onjuist. Maar de echte oorlogsslachtoffers, de echt ontheemden: we zullen die op moeten nemen als we onze eigen waarden serieus nemen. Voor die gevallen moeten we het risico maar op de koop toe nemen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s