Dubbelinterview in Knack – met Alexander Roose, 14 dec. 2016
Op 14 december 2016 verscheen dit interview in de reeks ‘Kerstgesprekken’ van Knack. Door Ann Peuteman.
“Hun liefde voor Spinoza en Montaigne bepaalt hun dagelijkse leven. ‘Soms vragen we ons af wat die filosofen in onze plaats zouden doen. Waarover zouden ze schrijven en waarover zouden ze zwijgen’, zeggen filosofe Tinneke Beeckman en haar partner Alexander Roose.
Acht hoog, in een flat aan de rand van de Antwerpse binnenstad, wonen ze met zijn vieren. Filosofe Tinneke Beeckman, professor Franse literatuur Alexander Roose en hun twee wijsgeren. Zij laat zich graag bijstaan door Baruch Spinoza, hij wordt geflankeerd door Michel de Montaigne.
Een hele Verlichting zit er tussen hun favoriete filosofen in, maar dat laten ze hier niet aan hun hart komen. ‘Als ik schrijf, over welk onderwerp dan ook, heb ik vaak het gevoel dat Spinoza naast me zit’, luidt de eerste zin van Door Spinoza’s lens, Beeckmans boek dat dit jaar een nieuwe uitgave kreeg. Die sensatie kent Roose maar al te goed. ‘Als ik iets van Montaigne lees, denk ik vaak dat ik net hetzelfde geschreven zou kunnen hebben’, zegt hij. ‘Komt dat doordat ik ideeën van hem overneem of zijn we gewoon permanent met elkaar in dialoog? Dat weet ik eigenlijk niet.’ Geen wonder dus dat Roose zijn lievelingsfilosoof onlangs complimenteerde met een boek: De vrolijke wijsheid – Zoeken, denken en leven met Michel de Montaigne.
De werken van Beeckman en Roose zijn lang niet de enige filosofische publicaties die dit jaar in de boekhandel terechtkwamen. Integendeel. Wijsbegeerte lijkt aan een revival bezig te zijn. Maand na maand verschijnen boeken van filosofieprofessoren en filosofen waarin ze al dan niet grootse gedachten herkauwen, heruitvinden of lanceren. Ook in debatten allerhande worden steeds vaker filosofische citaten, van Aristoteles en Plato tot Popper en Arendt, in de strijd gegooid. Zelfs uit het theater zijn filosofen dezer dagen niet meer weg te slaan. Nadat acteur Bruno Van den Broecke al in de huid van Socrates was gekropen, ging begin dit jaar Montaigne in première: een theatermonoloog die Alexander Roose voor zijn jeugdvriend Koen De Sutter schreef. ‘Dat heb ik gedaan vanuit een soort drang om schoonheid te brengen’, zegt Roose. ‘Dat we Montaigne zo bij een groter publiek konden introduceren, was een belangrijke bonus.’
Moet filosofie tegenwoordig ook een beetje entertainment zijn om een groot publiek te kunnen bereiken?
Tinneke Beeckman: Nee, maar vaak heeft filosofie wel wat vertaling nodig. Zeker omdat veel mensen uit zichzelf de link met het echte leven niet zien. Kijk maar naar de universiteiten waar studenten de concepten van alle belangrijke filosofen uit het hoofd moeten leren. Op die manier wordt de theorie helemaal losgekoppeld van het leven. Nochtans maakten grote filosofen als Spinoza, Montaigne en Aristoteles dat onderscheid totaal niet. Zij zagen hun concepten als een middel om over hun leven na te denken.
Alexander Roose: Filosofie kan je helpen zoeken naar een zuiverdere manier van denken. Als je daarin slaagt, kun je beter in het leven staan.
Zal het niet altijd een intellectuele elite blijven die zich met filosofie inlaat?
Beeckman: Dat weet ik nog zo niet. Geregeld ontmoet ik mensen die zelf niet beseffen hoe filosofisch ze zijn. Je hoeft je niet actief met filosofie bezig te houden om wijze principes te hebben.
Roose: We hebben vaak de neiging om mensen te onderschatten. In de huidige samenleving voel ik een enorme honger naar iets wat hoger, schoner en moeilijker is. Onlangs nog organiseerden we aan de Gentse universiteit nascholing over ‘Great Books’, de grote boeken uit de historische Europese letterkunde. We hoopten dat er een paar tientallen geïnteresseerden op zouden afkomen, maar de eerste avond waren er al driehonderd deelnemers. Vaak mensen die zich na hun studie helemaal op hun carrière en gezin hebben gericht maar uiteindelijk toch naar iets diepers zijn gaan verlangen. Daarvoor hoef je trouwens niet eens gestudeerd te hebben: die honger zie ik ook bij mensen die nooit naar de universiteit zijn geweest.
En zo’n honger stil je beter met toegankelijke boeken als die van jullie dan met de originele werken van grote filosofen?
Beeckman: Spinoza’s Ethica is nu eenmaal een moeilijk en abstract boek. Niet alleen omdat het in het Latijn is geschreven, maar ook omdat hij het heeft opgevat als een discussie met de theologen van zijn tijd. Toch is het vandaag nog heel relevant en kun je er op elk moment van je leven iets uithalen.
Roose: Grote boeken en filosofen hebben vaak een gids nodig. Cultuurfilosoof George Steiner noemt zichzelf een postbode: hij is degene die de juiste brief in de juiste bus moet steken. Tinneke en ik zijn ook postbodes. We bezorgen onze lezers een brief die ze anders misschien nooit zouden ontvangen. Het is niet zozeer een complexe, erudiete uitleg die we willen doorgeven, maar wel de honger en het verlangen naar filosofie. Zoals Gustav Mahler zei: ‘Traditie is het doorgeven van het vuur, niet het aanbidden van de as.’
Vandaag lijken sommigen nochtans louter de traditie door te geven zonder er nieuwe ideeën aan toe te voegen. Zijn dat niet eerder filosofieprofessoren dan filosofen?
Roose: De Franse filosoof Gilles Deleuze schreef fantastische boeken over Spinoza en Nietzsche en probeerde de realiteit tegelijkertijd te begrijpen door nieuwe concepten te ontwikkelen. Alle goede filosofen doen dat. Nieuwe ideeën kunnen maar ontstaan als je in dialoog gaat met de denkers die je vooraf zijn gegaan. Tabula rasa maken is geen optie.
Beeckman: Een echte filosoof legt ook de link met de praktijk, maar vandaag is dat in de academische filosofie amper het geval. Er zijn professoren die overdag omstandig uitleggen dat de mens volgens Blaise Pascal zijn eigen nietigheid ontvlucht door verstooiing te zoeken, maar het verband met hun eigen levensstijl niet leggen als ze avonds op de bank gaan zitten om voetbal te kijken. Voor een filosoof is de relatie tussen de theorie en zijn eigen leven echter onontbeerlijk. Zelf ben ik veranderd door me in Spinoza te verdiepen.
Het lijkt wel alsof Spinoza en Montaigne over jullie schouders meekijken.
Roose: Daar is wel iets van. (lacht) Geregeld vraag ik me af wat Montaigne zou doen als hij in mijn schoenen stond. En als ik de krant lees, denk ik vaak: hoe zou hij op die actualiteit reageren?
Beeckman: Waarover zou hij schrijven en waarover zou hij zwijgen.
Roose: Precies. Zo heeft hij geen letter geschreven over de vreselijke Bartholomeüsnacht in 1572 toen duizenden protestanten in Parijs werden vermoord. Vandaag is het ondenkbaar dat filosofen over zo’n tragedie zouden zwijgen. Al was het maar omdat de media hen meteen naar hun opinie zouden vragen.
Beeckman: Zeg dat wel. Op 22 maart was het nieuws van de aanslagen nog maar amper doorgedrongen toen Filosofie Magazine me opbelde voor een commentaar. Ik was te geschokt om te antwoorden.
Roose: Vaak is het nodig om genoeg afstand te nemen om goed te kunnen nadenken. Jammer genoeg zijn we die filosofische attitude een beetje kwijtgeraakt.
Kan het schrijven van een opiniestuk niet net helpen om je gedachten te ordenen?
Roose: Schrijven kan inderdaad een denkproces zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat je zo’n tekst ook meteen moet publiceren. Montaigne schreef zijn Essais, zoals de naam al zegt, om ideeën uit te proberen. Schrijvend dacht hij over zijn onderwerp na. Pas veel later kregen anderen de neerslag ook te lezen.
Beeckman: In het Utopia dat Thomas More heeft bedacht, is een regel dat bewoners een dag moeten wachten om een politiek voorstel te doen. Tijdens een vergadering mag je dus niet zomaar een voorstel op tafel gooien. Daar kunnen we nog iets van leren, nu zoveel mensen ideeën lanceren voor ze erover hebben nagedacht.
Roose: Montaigne noemde dat de kwebbel- en tatercultuur. (denkt na) Niet dat ik vind dat iedereen zijn mond moet houden, maar het zou de kwaliteit van de boodschap ten goede komen als er wat langer over werd nagedacht.
Is de keerzijde niet dat mensen dan meer aan zelfcensuur gaan doen?
Roose: Soms is zelfcensuur best oké. Montaigne was ook de filosoof van de beheersing: als geen ander besefte hij dat woede geen goede raadgever is en dat de waarheid ons bevattingsvermogen soms te boven gaat.
Beeckman: Vrijheid van meningsuiting betekent niet dat het goed is om zomaar alles te zeggen wat in je opkomt. Zeker omdat mensen geneigd zijn om elkaar te imiteren, zoals Spinoza schreef: wij zijn ontzettend gevoelig voor de emoties en gevoelens van anderen. Vandaar dat een boze of verontwaardigde tweet meteen veel weerklank krijgt.
Roose: Mijn grootmoeder verbood ons vroeger om aan tafel over politiek of religie te praten. Het lijkt erop dat vandaag in familieverband of onder vrienden over niets anders meer wordt gesproken. Dat zien we ook op het publieke forum: iedereen discussieert steeds scherper over politiek en religie. Vaak komt het erop neer dat mensen het eerste roepen wat in hen opkomt. Zo’n vooruitgang vind ik dat niet.
De luidste roeper heeft het ondertussen wel tot in het Witte Huis geschopt.
Beeckman: In mijn ogen is de verkiezing van Donald Trump een nieuwe stap in een evolutie die al langer aan de gang is. Al jaren kijken Amerikanen gretig naar allerlei realityprogramma’s waarin mensen elkaar beledigen, bedriegen en uitschelden. Nu is die cultuur ook in de politiek doorgedrongen. Toen Trump in het begin van de campagne beledigende uitspraken deed over vrouwen en Mexicanen dacht men dat hij zijn eigen doodsvonnis tekende. Maar wat bleek? Veel Amerikanen vonden dat net heldhaftig. Eindelijk iemand die durfde te zeggen wat hij dacht!
Roose: Trump is de verpersoonlijking van het idee dat alleen wat spontaan bij je opkomt echt en waar kan zijn. Beleefdheid wordt als een vorm van hypocrisie beschouwd. Nochtans is beleefdheid misschien wel een voorwaarde om een fatsoenlijke samenleving te kunnen hebben.
In tijden van post-truth politics is zelfs de waarheid van haar voetstuk gevallen.
Beeckman: Ja, tegenwoordig lijkt het wel alsof elk verhaal evenveel waard is. Maar dat is natuurlijk niet zo: er zijn nog altijd juiste en foute verhalen, goede en slechte argumenten. Het is dus cruciaal dat we waarden als waarachtigheid en oprechtheid blijven verdedigen. Anders lijkt degene met de scherpste tong altijd gelijk te krijgen.
Roose: Montaigne schrijft dat het hoe dan ook moeilijk is om de absolute waarheid te benaderen. Maar hij is er wel van overtuigd dat we er samen naar moeten blijven streven.
Beeckman: Dat wil zeggen dat we ook kritisch naar onze eigen overtuigingen moeten kijken. Zoals Spinoza terecht opmerkt, bedriegen we onszelf vaak en kennen we onze eigen motieven niet. Dat komt doordat we de neiging hebben om te geloven in wat we aangenaam vinden en ons af te sluiten voor wat we liever niet horen. Zelfs wetenschappelijk bewijs kan sommigen niet meer overtuigen. Vorig jaar was er in de Verenigde Staten nog een Republikeinse senator die een sneeuwbal in zijn hand hield om te bewijzen dat de klimaatverandering een grote leugen is. Anderen doen de opwarming van de aarde dan weer af als een hoax van China. Zo hoef je natuurlijk nooit van mening te veranderen.
Roose: Dat is geen nieuw fenomeen. In de tijd van Montaigne verkondigde de filosoof Jean Bodin dat je een heks aan haar merkteken kon herkennen. Behalve uitzonderlijk kwaadaardige heksen, want die konden hun teken verbergen. Op die manier had de aanklager dus altijd gelijk.
Er is nog een andere relatieve zekerheid die op de schop dreigt te gaan: de democratie.
Beeckman: We vergeten te gemakkelijk hoe ontzettend belangrijk de principes van onze democratie zijn. Sommigen kennen ze niet eens meer. Principes zoals gelijkheid tussen alle groepen in de samenleving, vrijheid van meningsuiting en de scheiding der machten vinden we vanzelfsprekend, maar dat zijn ze niet. Nochtans zijn dat onmisbare principes om de vrijheid en welvaart die we gewoon zijn te kunnen behouden. Kijk maar naar Turkije: daar blijkt vandaag wat er gebeurt als er aan die fundamenten wordt getornd en de politiek weer in het teken staat van het zogenaamd ware geloof. Dan wordt een politieke tegenstander meteen een vijand en kun je al opgepakt worden als je ervan wordt verdacht sympathie voor die vijand te hebben.
Roose: Daar zouden we veel meer bij moeten stilstaan. Het diaboliseren van de tegenstander, de splijtende disputen, … Montaigne was een voorstander van de republiek. Dat was zijn ideaal. Maar hij bouwde zijn politieke denkbeelden vooral op vanuit zijn afkeer voor het geweld en de wreedheid die hij rond zich zag. Wie wreedheid definieert als het absolute kwade, geeft ook aan hoe een fatsoenlijke samenleving er moet uitzien
Beeckman: De discussie over de democratie wordt vandaag te eng gevoerd. Het gaat louter over partijpolitiek en verkiezingen. Minstens even belangrijk is de verantwoordelijkheid van elke burger. Spinoza benadrukte het belang van engagement. Als je deel uitmaakt van een samenleving, moet je meer doen dan de ander schouderophalend verdragen. Je moet actief naar een gedeeld burgerschap streven.
Roose: Zoals Montaigne zich inzette als rechter en burgemeester, ook op momenten dat hij daar misschien niet al te veel zin in had. Hij vond het zijn plicht om zijn rol te spelen in de samenleving. Zowel op persoonlijk als op politiek en professioneel vlak. Als ik mijn petje van burgemeester op heb, dan ben ik burgemeester en moet ik me ook zo gedragen. Maar als ik mijn pet afzet, leg ik die rol weer naast me neer. Dat is de innerlijke vrijheid die elke burger heeft.
Montaigne neemt het weer van u over?
Roose: Soms is het een beetje akelig hoeveel ik op hem lijk. (lacht) Net als hij geloof ik dat iedereen een rol te spelen heeft in de samenleving. Als docent is het mijn opdracht om concepten door te geven aan mijn studenten. Zelfs als ik soms twijfel aan het nut daarvan. Zodra ik voor een auditorium sta, zet ik mijn aarzeling opzij en doe ik wat ik moet doen.
Beeckman: Het besef dat je alleen maar een rol speelt, is heel belangrijk. Je bent je functie niet en dus moet je gaan uitzoeken wie je dan wel bent. Wie zich met zijn rol identificeert, heeft de neiging om zich aan de macht vast te klampen en haalt allerlei trucs uit om zijn functie te kunnen houden.
Roose: ‘De kerkhoven liggen vol met onvervangbare mensen’, zou Charles De Gaulle gezegd hebben. Je moet dus tegelijkertijd het belang en de relativiteit van je rol aanvaarden.
Beeckman: Al is dat natuurlijk een wankel evenwicht. Ook bij Spinoza vind je dat terug: aan de ene kant benadrukt hij de nietigheid en eindigheid van de mens, aan de andere kant vraagt hij een enorm engagement van ons en wil hij dat we proberen om toch iets van ons leven te maken. Hij is dus heel realistisch maar verlangt toch naar meer en beter. Dat is net wat mij zo in hem aantrekt en waarom ik er altijd vrolijk van word als ik zijn werk lees.
U wordt er vrolijk van dat hij keer op keer herhaalt dat we allemaal doodgaan?
Roose: De hele klassieke filosofie is erop gericht om ons te leren om te gaan met die eindigheid.
Beeckman: Eens je onder ogen ziet dat je op een dag zal sterven, verlies je geen tijd meer met dingen die er eigenlijk niet toe doen en maak je je minder druk om situaties waar je niets aan kunt veranderen.
Filosoferen is leren sterven, zoals Cicero zei?
Roose: Zeker. Een van de mooiste zinnen uit Montaignes Essais is: ‘Ik hoop dat de dood mij aantreft terwijl ik kolen plant in mijn onaffe tuin.’ Als je op het moment van je dood nog kolen aan het planten bent, wil dat zeggen dat je eindigheid je niet heeft verlamd. Dat je tuin niet af is en dat ook nooit zal zijn, is helemaal niet erg. Dat moet je leren te aanvaarden.
Volgens Montaigne word je een beter mens in de besloten kring van de vriendschap en kunnen vrienden elkaar naar een hoger niveau tillen. Geldt dat ook voor jullie relatie?
Roose: Van zo’n gesprek word ik in elk geval beter. Het tilt me inderdaad op een hoger niveau.
Beeckman: Ja, er is een creatieve dynamiek tussen ons. Door met Alexander te praten, ga ik dingen die ik vanzelfsprekend vind soms anders bekijken of herformuleren.
Roose: Zo kun je ook de blinde vlekken in je denken ontdekken, want die hebben wij natuurlijk ook. Net zoals Spinoza en Montaigne.”
Montaigne: zestiende eeuwse Franse humanist, vond genre van de ‘essays’ uit, als een persoonlijke zoektocht naar waarheid.
Spinoza: zeventiende eeuwse Joods-Nederlandse filosoof, buitenstaander en vrijdenker, die in gevaarlijke tijden over democratie en ethiek schreef.
Tinneke Beeckman
studeerde Moraalwetenschappen (VUB) en Wijsbegeerte (ULB). 2003: doctor in de Moraalwetenschappen. Daarna werkt ze jarenlang als onderzoeker voor het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. 2012: publiceert Door Spinoza’s Lens. 2015: publiceert Macht en onmacht, een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting. Schrijft columns en geeft lezingen over filosofie.
Alexander Roose
studeerde Rechten (KuLeuven), Wijsbegeerte (Kuleuven) en Romaanse filologie (UA). 2004: doctor in de Taal en Letterkunde (Ugent). Drie jaar docent aan de universiteit van Cambridge, fellow in Clare College. Nu docent Franse literatuur aan de universiteit Gent. 2016: publiceert De vrolijke wijsheid. Zoeken, denken en leven met Michel de Montaigne bij Polis.
ik word er blij van !!!!!