“Niets mag nog (of zo voelt het toch)”, Interview Knack 12 maart 2018
“Knack-journalist Jeroen de Preter interviewde politierechter Peter D’Hondt, filosoof Johan Braeckman en mezelf over de vrijheid.
“Het advies om bij min tien de houtkachels niet te laten branden, was er voor veel mensen te veel aan. Mag dan niets meer? Gwendolyn Rutten en Rik Torfs vinden het tijd om onze vrijheid te heroveren. De vraag is dan: wat is de ware vrijheid?
Door Jeroen de Preter
Belgen en wettelijke verboden of verplichtingen, het is nooit een makkelijk huwelijk geweest. Uit de al wat oudere doos komt het voorbeeld ‘gordelplicht’, van kracht sinds 1975. De inperking op de vrijheid die deze wet met zich meebracht was bijna onbestaande, de enorme impact op de verkeersveiligheid evident. ‘En toch was er aanvankelijk veel verzet’, vertelt politierechter Peter D’Hondt. ‘Onder meer de liberalen lagen toen dwars. Die wet is er maar gekomen dankzij pleitbezorgers als mijn moeder (Paula D’Hondt, nvdr).’
De gordelplicht miste haar effect niet. ‘Het aantal verkeersdoden bij auto-ongevallen was dankzij die wet al snel gehalveerd. Nog zeer regelmatig word ik met het grote belang van de autogordelplicht geconfronteerd. Onlangs nog: een auto met vijf inzittenden was zwaar gecrasht. Een van de passagiers had het ongeval niet overleefd. Hij was de enige die zijn gordel niet had vastgemaakt.’
Redenen om de gordel niet te dragen zijn er eigenlijk niet, betoogt D’Hondt. En toch volhardt nog altijd ruim een derde van de passagiers en ongeveer 1 op 10 van de bestuurders in de boosheid. ‘In vergelijking met dertig jaar geleden is dat al een grote verbetering. Maar we zijn er nog altijd niet. Je moet blijven inzetten op voorlichting, vervolging en harde repressie. Net als bij snelheidslimieten. Zet mensen in een auto en het worden primaire wezens die van geen beperking willen weten en alle rationaliteit verliezen. Je loopt vandaag onnoemelijk veel meer risico om te sterven in het verkeer dan als gevolg van terreur. En toch houden nog veel te veel mensen zich niet aan de gordelplicht of – nog essentiëler – de snelheidslimiet.’
De vergelijking met terreur is ook om politieke redenen interessant. Het is geen groot geheim dat vooral de rechterzijde weinig moeite heeft met het inperken van vrijheden als het gaat over bestrijding van terreur. D’Hondt wijst op een VUB-studie die aantoonde dat het in het geval van de bestrijding van verkeersonveiligheid net omgekeerd is. ‘Chauffeurs met rechtse politieke voorkeuren hebben meer moeite om zich aan de regels te houden’, zegt D’Hondt. ‘Verkeersveiligheid blijkt dus ook een politieke kwestie.’
De wrevel van Rik Torfs
Weinig gevallen maken zo goed duidelijk dat mensen niet altijd rationele wezens zijn als de gordelplicht. Ondanks een stoet krachtige en onweerlegbare argumenten, blijft een flink deel van de bevolking zich in de feiten tegen die plicht verzetten. En voor dat verzet valt eigenlijk maar één reden te bedenken. Een gordel wordt- allicht ook fysiek – als een inperking van de vrijheid ervaren. Vrijheid die ons blijkbaar bijzonder dierbaar is, en daarom soms botst met het verstand.
‘Wat is dat toch met de drang van sommigen om te regelen, betuttelen en verbieden? Ik gruwel daarvan.’ Open Vld-voorzitster Gwendolyn Rutten stak haar ergernis niet onder stoelen of banken na een van de eerste pogingen om vanuit de politiek het gebruik van houtkachels en open haarden aan banden te leggen. Rationeel gezien is het verzet van Rutten ongeveer even legitiem als het verzet van de vroegere PVV tegen de gordelplicht. Houtkachels en open haarden zijn grotere vervuilers dan het wegverkeer en dienen in de meeste gevallen geen ander doel dan de gezelligheid. Maar een inperking en zeker een verbod druist in tegen onze vrijheid, en die staat, aldus Rutten in haar boek Nieuwe vrijheid, meer dan ooit onder druk. Als grote boosdoeners noemt ze, onder anderen, ‘ecologische doemdenkers’ en ‘de gelijkheidsdictatuur’.
Maar pleidooien voor de ‘herovering van de vrijheid’ komen vandaag niet alleen uit de hoek waaruit je die mag verwachten. Opvallend genoeg hanteert de katholieke professor kerkelijk recht Rik Torfs tegenwoordig een discours dat nauwelijks van dat van Rutten te onderscheiden is. In een recent gesprek met Knack poneerde Torfs dat onze samenleving vandaag gekenmerkt wordt door een ‘repressieve’ sfeer. ‘Wat vijftien jaar geleden nog kon, dat kan nu dus niet meer. We gunnen onszelf minder vrijheid dan vroeger.’ Torfs noemde in het interview onder meer het #MeToo-debat, en de genadeloosheid waarmee er in dat debat over goed en kwaad werd geoordeeld. Een gelijkaardige ‘nultolerantie’ hanteren we volgens Torfs tegenover alcohol in het verkeer. ‘Roken mag niet, drinken mag niet, noem maar op. Mensen gunnen elkaar niets meer.’
Nog los van de vraag of Torfs wrevel terecht is, lijkt de stelling dat onze vrijheid onder druk staat toch minstens op het eerste gezicht pertinent. Je kon de afgelopen maanden en weken geen krant openslaan zonder te stuiten op voorstellen, maatregelen of pleidooien die, hoe rationeel ze soms ook zijn, onze vrijheid inperken. Denk aan het verbod op dieselwagens in Duitse steden of, dichter bij huis, het verbod op plastic zakjes. In de week waarin de sp.a voorstelde om online gokken te verbieden, kondigde de Brusselse regering aan dat er zowel een verbod op kermispony’s als een verbod op het thuis slachten van dieren in de maak is. Als het aan Vlaamse bouwmeester Leo Van Broeck ligt, wordt het tijd om ook onze legendarische bouwwoede drastisch te beteugelen. ‘Vrijstaand bouwen is crimineel’, zei de bouwmeester onlangs in Knack.
Staat onze vrijheid onder druk?
Staat onze vrijheid onder druk? Ook filosofe Tinneke Beeckman is geneigd om dat te denken. Volgens Beeckman gaat het dan niet alleen over nieuwe wetten, maar ook over een toename van de morele druk die ons opgelegd wordt door onszelf of door onze omgeving. ‘De toename van die druk houdt allicht mee verband met de toename van onze wetenschappelijke kennis’, zegt Beeckman. ‘We weten veel beter dan vroeger wat al dan niet schadelijk is voor ons en onze omgeving. Daaruit is een meer technologisch mensbeeld gegroeid. Het besef “dat we er iets kunnen aan doen”, heeft ons ook opgezadeld met de morele plicht om er iets aan te doen. Je kan je de vraag stellen of dat alleen maar vooruitgang is. De idee dat alles maakbaar is, zorgt voor morele vragen op terreinen waar vroeger geen morele vragen werden gesteld.’
Beeckman noemt als voorbeeld onder meer haar eigen relatie met alcohol. ‘Vroeger dronk ik al eens graag een Martini dry. Ik genoot daarvan, zonder er verder over na te denken. Gaandeweg heb ik het plezier daarin verloren. Het besef dat alcohol schadelijk is voor de gezondheid en mijn leven kan verkorten staat het genot in de weg. Onze omgang met vlees is wat dat betreft een nog complexer vraagstuk. De wetenschap heeft ons doen inzien dat we dat beter niet te veel eten, voor onze eigen gezondheid, maar ook die van de planeet. Bovendien heeft de toename van wetenschappelijke kennis – te beginnen bij Darwin – ons ook het inzicht gebracht dat ook dieren complexe, intelligente wezens zijn. De vragen over dierenrechten worden steeds prangender. Dat alles maakt dat er vanuit moreel standpunt veel overtuigende argumenten zijn om geen vlees meer te eten. Vraag is dan of we alles in het leven kunnen herleiden tot een morele vraag? Eten heeft ook een esthetische, sociale en culturele en traditionele component. De dominantie van het morele boven al het andere maakt het leven soms ook armer, en kan iets verstikkends hebben.’
De moraal als de dominerende kracht, en daardoor het joie de vivre dreigt te versmachten. Volgens Tinneke Beeckman zou dat ook wel eens een kwalijk neveneffect kunnen zijn van het #MeToo-debat. ‘Natuurlijk is het winst als wij beter inzicht krijgen in de machtsmechanismes, en zo kwetsbare vrouwen daartegen kunnen beschermen. Tegelijk – en ik geef toe dat dat een hele moeilijke oefening is – moeten we erover waken dat we niet vervallen in de hysterie zoals we die vooral in de Verenigde Staten hebben gezien. Ik kan de verwarring van de mannen wel begrijpen die zeggen dat ze “niks meer mogen.” In het MeToo-debat is te vaak een amalgaam gemaakt. Dat ongewenste aanrakingen niet kunnen is nogal duidelijk. Maar als je ook elke flirterige opmerking gaat duiden als een misbruik dat voortkomt uit een ongelijke machtsrelatie, gaat er veel vrijheid verloren, voor mannen maar ook voor vrouwen. Elke interactie tussen man en vrouw wordt dan verdacht. Voor het subtiele spel van verleiding is dan geen plaats meer. Wat overblijft, is wantrouwen bij elk gesproken woord.’
Ondankbare schepsels
‘Il est interdit d’interdire’, het was een van de betere slogans van mei ‘68. In een recente column stelde gewezen VRT-journalist Walter Zinzen dat we dit aforisme dringend weer van onder het stof moeten halen. ‘Iedereen schijnt te vergeten’, schreef hij, ‘dat een verbod bijna altijd het tegendeel uitlokt van wat wordt beoogd.’
Voorbeelden als het rookverbod in de horeca of de gordelplicht tonen aan dat die stelling minstens wat nuance behoeft. Maar er zit zeker ook een grond van waarheid in. Nooit was het alcoholprobleem in Amerika groter dan tijdens de drooglegging in de jaren twintig van de vorige eeuw. Nooit scoorde het Vlaams Belang beter dan na de veroordeling op basis van de antiracismewet.
‘Verboden of verplichtingen leiden dikwijls tot frustraties,’ zegt Tinneke Beeckman. ‘Uit die frustraties volgen dan vaak tegenreacties die nog feller zijn dan gedragingen die je met het verbod wil bestrijden. Zelfs de verkiezing van Donald Trump zou je zo kunnen begrijpen. Onder Obama moesten economische overwegingen soms wijken voor ecologische. Dat juich ik op zich natuurlijk wel toe, maar wat als het leidt tot de verkiezing van een president die er zelfs prat op gaat dat hij zich van ecologie of global warming niks aantrekt?’
De klimaatscepsis is alweer even aan een opmars bezig. Zou het kunnen dat hier inderdaad om een tegenreactie gaat op wat dan ‘groene betutteling’ of ‘regelneverij’ heet?
Hoogleraar wijsbegeerte Johan Braeckman (UGent) zucht diep. Braeckman is een man van de rede en de wetenschap. Wie een evidence based fenomeen als klimaatopwarming ontkent omdat hij zich wil afzetten tegen de toegenomen regelneverij, stapelt volgens hem de domheden op elkaar. Klimaatopwarming is een wetenschappelijk feit. De toegenomen regelneverij is een veronderstelling waar volgens hem geen bewijs voor bestaat. ‘Die klachten over toegenomen regelneverij lijken me vooral voort te komen uit cognitieve misleiding,’ zegt Braeckman. ‘Ik geloof niet dat onze vrijheid vandaag meer dan vroeger wordt ingeperkt door allerhande verbodsbepalingen. Oké, we mogen vandaag geen sigaret meer opsteken in het café. Er is een gordelplicht, en we mogen geen vuurtjes meer stoken in de tuin. Maar wie hieruit zou besluiten dat we minder vrij zijn geworden, heeft, zoals mensen wel vaker plegen te doen, alleen het negatieve onthouden. Pleidooien als die van Gwendolyn Rutten gaan nogal makkelijk voorbij aan al die vrijheden die we er de afgelopen jaren hebben bijgekregen. Denk aan de abortuswet, het homohuwelijk of euthanasie. Zeker als je onze huidige vrijheid gaat vergelijken met de vrijheid van onze grootouders, krijgt de klacht dat ‘we niks meer mogen’ iets absurds. Wij mogen straffeloos de premier beledigen, onze partners zelf kiezen, onze huwelijken ontbinden, cannabis gebruiken en naar hartenlust deelnemen aan orgieën. Nog niet zo lang geleden moesten vrouwen in het katholiek onderwijs ontslag nemen als ze gingen trouwen. Een uitstap naar de kust was voor onze grootouders een dagreis. Vandaag kost dat ons een uur. Ik heb nog nooit iemand de overheid horen bedanken voor de aanleg van die autosnelwegen. Maar we gaan natuurlijk wel zeuren over inperking van onze autonomie als die overheid ons het stoken van een vuurtje verbiedt. Mensen zijn ondankbare schepsels.’
Kort gezegd: Johan Braeckman gelooft dat we nog nooit zo vrij zijn geweest als vandaag. ‘En paradoxaal genoeg zijn het vaak ook die nieuwe verbodsbepalingen die onze vrijheid nog vergroten. Goeie verbodsbepalingen hebben ook een bevrijdend effect. Meer nog: dat is precies de bedoeling van die beperking. Wij hebben de neiging om onze vrijheid af te wegen vanuit een persoonlijk perspectief. Als we niet meer mogen roken op café, zien we dat als een inperking van dé vrijheid. Terwijl dat verbod voor heel veel mensen bevrijdend heeft gewerkt. Eindelijk konden ze op café zonder hun gezondheid te schaden. Diezelfde redenering kan je ook gebruiken als het gaat over een verbod op dieselwagens in de steden of het verbranden van hout. Het zijn maatregelen die onze individuele vrijheid inperken, maar een bevrijdende werking hebben op de rest van de samenleving of op de volgende generaties. Dat is meteen ook de reden waarom ik een verbod op het stoken van vuurtjes wel te verantwoorden vind, en een verbod op het homohuwelijk niet. Een homohuwelijk schaadt op geen enkele manier het maatschappelijk belang of ‘the commons’ (gemeenschappelijke goederen als lucht, water of openbare infrastructuur, nvdr). Het is een verbod dat alleen te verdedigen valt vanuit een persoonlijk gevoel of iets even irrationeels als de wil van een of andere god.’
Een bak Westvleteren
Volgens Braeckman zou een overheid bij het uitvaardigen van een nieuw verboden zich telkens twee vragen moesten stellen. ‘De eerste vraag moet zijn of het inperken van de persoonlijke autonomie een bijdrage levert aan waarden die te maken hebben met democratie en mensenrechten. De tweede vraag is dan of er wetenschappelijk bewijs is dat die wet daar ook echt een bijdrage aan zal leveren. De toename van onze wetenschappelijke kennis kan er zo toe leiden dat we vaker dan ons lief is een eind moeten maken aan gewoontes waar we aan gehecht zijn, zoals het verbranden van hout. Maar als dat wetenschappelijk onderbouwd is en een positieve bijdrage levert aan het maatschappelijk belang, kan ik daar het nut van inzien. Dat zal mij dan ook meteen helpen om me – soms met lange tanden – bij een nieuw verbod neer te kunnen leggen.’
Allemaal wetenschappelijk te plaatsen, jazeker. Maar is die wetenschappelijke blik niet al te vaak blind voor alles wat buiten het rationele valt, maar daarom niet minder deel uit maakt van de essentie van het mens zijn? Wat met de esthetische en traditionele aspecten waar Tinneke Beeckman het over had? En is er binnen die rationele blik nog plaats voor ons exces? Onze dwaasheid? Onze spiritualiteit en onze zonde?
In zijn jongste boek Volledige vergunning brengt de Nederlandse bioloog Midas Dekkers een ode aan de bruine kroeg zoals die enkel nog in het verborgene bestaat: een schemerig, oergezellig oord waar het – pint en sigaret in de hand – goed schuilen is tegen wat je met enige zin voor overdrijving de dictatuur van de volksgezondheid kan noemen. Dat is een dictatuur die, zo schrijft Dekkers niet zonder enige ironie, het allerliefst een verbod op sterven zou uitvaardigen. Omdat zo’n verbod voorlopig nog niet mogelijk is, werd alvast het roken en drinken de wacht aangezegd.
Braeckman heeft dat boek van Dekkers gelezen. ‘Met veel plezier’, zegt hij. ‘Ik heb veel sympathie en begrip voor de dwarse dat eruit spreekt. De uitspattingen waar hij over schrijft zijn mij trouwens ook niet vreemd. Ik vind het prachtig om samen met mijn vrienden rond een bak Westvleteren te gaan zitten en aan het eind van de avond dronken in mijn bed te rollen. De kater heeft – als je hem niet elke dag beleeft – ook zijn waarde, en te veel drinken is bij mijn weten ook nog niet verboden. Wel is het verboden om in dronken toestand achter het stuur te kruipen. Dat is dan het punt waarop de rede de bovenhand haalt. Als Rik Torfs – die ik voor de rest wel een interessante denker vind- zegt dat onze nultolerantie op dit vlak hem irriteert , volg ik hem absoluut niet. Ik vermoed dat hij op dat moment eigenlijk iets anders wil zeggen. Het komt mij voor dat hij in feite protest aantekent tegen de dominantie van de rede. Torfs is een katholiek. Zin discours lijkt me vooral een manier om het irrationalisme te verdedigen in een samenleving die daar steeds meewariger over doet. Vanuit zijn achtergrond is dat te begrijpen. Maar ik denk niet dat je daar de vrijheid een grote dienst mee bewijst. In tegendeel. Als je naar de geschiedenis kijkt, moet je toch toegeven dat onze evolutie naar meer rationaliteit extreem bevrijdend heeft gewerkt. Ga eens kijken naar de marteltuigen in he Gentse Gravesteen, denk ik dan. Daar zijn lessen uit te trekken. Dankzij het redelijk denken zijn we er op zowat alle vlakken op vooruit gegaan. Ik ga even cru zijn, maar kan religie daar veel tegenover plaatsen?’
Zullen we ons dan maar helemaal onderwerpen aan de rede? Opnieuw is het eten van vlees een goed voorbeeld om duidelijk te maken dat ‘vrijheid’ en ‘ratio’ niet altijd makkelijk samengaan. ‘De wetenschap biedt heel veel argumenten die een vleesverbod rechtvaardigen’, stelt Braeckman. ‘Een koe is vanwege haar methaanuitstoot schadelijker dan een Hummer. Dat is een feit waar een overheid toch moeilijk omheen kan. Zelfs los van de discussie over dierenrechten valt er heel wat voor een inperking of zelfs een verbod op vlees te zeggen. Tegelijk besef ik natuurlijk ook wel dat je eeuwenoude gewoontes en mentaliteiten niet van de ene dag op de andere dag kan veranderen. Zeker bij wat oudere mensen als ikzelf ligt dat moeilijk. Toen ik een jaar of 23 was las ik ‘Animal Liberation’, een dierrenrechtenmanifest van de filosoof Peter Singer. Die man heeft helemaal gelijk, dacht ik, en ik werd prompt vegetariër. Mocht ik dat nu lezen, zou ik wellicht ook vinden dat die man gelijk heeft, maar slimme argumenten gaan zoeken om mijn irrationaal gedrag te gaan rationaliseren (lacht). Belangrijke mentaliteitswijzigingen worden meestal aangestuurd door de jonge generaties. En die generaties hebben het gelijk vaak domweg aan hun kant.’
Misschien, zo vult Tinneke Beeckman aan, is de wrevel die velen vandaag ervaren wel vooral een gevolg van de bijzonder individuele manier waarop we onze vrijheid definiëren. ‘Vrijheid staat voor ons vandaag bijna gelijk met het bevredigen van onze individuele behoefte’, zegt ze. ‘Zo goed als iedereen heeft vandaag een auto en kan daarmee tijden waar hij of zij wil. Omdat we dat al zoveel jaren gewoon zijn, ervaren we dat als een behoefte. Als die behoefte niet langer onbeperkt bevredigd mag worden, leidt dat tot frustratie. Dat is even begrijpelijk als kortzichtig. We zullen onze behoeftes moeten herdefiniëren in termen van de behoefte van de samenleving, en de generaties die na ons komen. Dat hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat je die behoefte moet laten domineren of verstikken door de moraal. Je vleesbehoefte inperken is zowel voor je eigen gezondheid als die van de planeet een goed idee. Tegelijk kan die beperking je helpen om de waarde ervan te herontdekken. Ik denk dat onze grootouders ons hier het goede voorbeeld hebben gegeven. Ze aten misschien maar één keer per maand kip, maar als het op tafel kwam was het feest. Bovendien beperkten ze zich niet tot de kipfilet. Ze aten het hele dier, en kenden in die zin een grotere culinaire rijkdom.’
Griekse valsspelers
Nog even terug naar de gordelplicht. Meer dan veertig jaar nadat die werd ingevoerd, lijkt het of nogal wat Belgen daar nog altijd geen vrede mee hebben. De Standaard meldde onlangs dat meer dan 2000 Belgen ‘om medische redenen’ een uitzondering op die plicht hebben aangevraagd en gekregen. Ter vergelijking: in Nederland zijn dat er ongeveer 500.
Het verschil lijkt een taai cliché over de Belgen te bevestigen. Belgen zijn allergisch voor wetten, en zijn gespecialiseerd in de omzeiling en de ontduiking ervan. Mogelijk is dat een karaktertrek die we delen met de Grieken. Een Knack-collega met Griekse roots wist te vertellen dat de gordelplicht in het land van zijn met bijzonder veel raffinement wordt ontdoken. Zo kan je er t-shirt kopen waarop, om controlerende agenten te verschalken, een schuine zwarte band is afgedrukt.
België als het Griekenland van West-Europa? ‘Ik vrees dat er wel iets van aan is’, zegt Peter D’Hondt. ‘Als het gaat over dodelijke ongevallen staat Griekenland op één. België staat daar net achter, en doet het een stuk slechter dan Nederland, waar jaarlijks de helft minder doden vallen in het verkeer. Dat zegt iets over onze mentaliteit. De belgitude, die je ook weerspiegeld ziet in onze ruimtelijke ordening. Je kan dat sympathiek vinden, maar in de praktijk van het verkeer is het vooral dodelijk. Het paradoxale is dat die libertaire houding in het verkeer, die eigenlijk neerkomt op hufterigheid, de belangrijkste reden is waarom we de wetten altijd strenger moeten maken. Hoe meer we ons aan de regels houden, hoe minder we er nodig hebben.’
Individuele vrijheid als een eufemisme voor vernietigend egoïsme. Het kost niet zo veel moeite om de parallel te zien met het seksuele verkeer, met Harvey Weinstein in de rol van onverbeterlijke wegpiraat. ‘Ik wil niet moraliserend klinken,’ besluit Johan Braeckman, ‘maar veel wetten en verboden zouden onnodig zijn als er niet zoveel free riders en valsspelers waren. Die gedachte is zo oud als de eerste steden, en komt voor in het werk van alle grote filosofen die over vrijheid hebben geschreven, van Immanuel Kant over John Stuart Mill tot John Rawls. Werkelijke vrijheid impliceert vrijheidsbeperking. Dat inzicht is essentieel om vrijheid te begrijpen, maar het rijmt blijkbaar niet altijd met de menselijke psychologie.'”
Dit artikel verscheen in ‘Knack’ op 12 maart 2018.