“Ook je tegenstander kan verlichting brengen”, column DS, 10 okt. 2019

“Maandagavond werd het boek ‘De nagelaten geschriften’ van de in januari gestorven Etienne Vermeersch voorgesteld aan de UGent. Die avond interviewde ik de twee samenstellers: Johan Braeckman en Dirk Verhofstadt. Lezend in de bundel kwam ik Etienne Vermeersch opnieuw tegen: hij was voor mij een intellectueel uit de Renaissance, die in Vlaanderen een beetje Verlichting probeerde te brengen.

Vermeersch leek een hedendaagse Pico della Mirandola: beslagen in wetenschappen, filosofie, kunst, muziek, in Grieks en Latijn. Hij kende de ‘Divina Comedia’ deels uit het hoofd, genoot intens van Bach. Hij schreef stimulerende opiniebijdragen over een hedendaags probleem, met spijkerharde argumentaties, zoals Pico, en lange, onderbouwde redenaties ver voorbij de waan van de dag. Altijd stond de mens centraal. Wetenschap en kennis dienden om het menselijke lot te verbeteren. Denken deed Vermeersch geheel ongebonden: geen enkele politieke partij, groep of beweging kon hem claimen. Uiteindelijk legde hij alleen rekenschap af aan zichzelf, en zijn eigen visie op waarheid.

Vermeersch gaf mee vorm aan de omslag die Vlaanderen maakte: van een paternalistische samenleving naar een wereld waarin zelfbeschikking meer ruimte krijgt. Vermeersch incarneerde die twee momenten. Hij was de eeuwige professor, die anderen belerend toesprak, tot ergernis van zijn critici. Tegelijkertijd stimuleerde hij de onafhankelijke reflectie van elke mens die hij ontmoette. Hij pendelde moeiteloos tussen de culturele, intellectuele elite waarvan hij deel uitmaakte (dankzij zijn Jezuïeten-opleiding, dankzij de universiteit) en het volk, waartoe hij in zijn hart behoorde.

Vermeersch stond bekend als een voorstander van de Verlichting. Hij had een diepe filosofische en historische kennis, en citeerde vlot uit oorspronkelijke teksten van Kant, Hume, Hegel en vele anderen. Daarmee vermeed hij twee valkuilen: die van de onwetende criticus of van de onwetende enthousiasteling. De onwetende criticus projecteert in de Verlichting zijn afkeer voor wat Westers is: de Verlichting is een geheel voorbijgestreefd denkkader, dat best wordt begraven. Vermeersch kon zo’n vooringenomenheid scherp onderuit halen. Maar hij was ook geen onwetende enthousiasteling; iemand die de Verlichting inroept om zijn groot gelijk te halen, zonder grondige kennis over de oorspronkelijke teksten of denkers.

Vermeersch was evenmin een verblinde aanhanger. In de bundel staat bijvoorbeeld het artikel ‘Adorno en de Verlichting’. Theodor Adorno behoorde tot de neomarxistische ‘Frankfurter Schule’: hij zag de Verlichtingsdenken als een poging mens en maatschappij te controleren, wat tot de ontsporingen van de twintigste eeuw leidde (zoals het totalitarisme en de holocaust). Vermeersch deelt deze analyse niet. Maar hij geeft Adorno’s argumenten wel helder weer, en onderstreept de kracht van Adorno’s kernidee. Vermeersch neemt critici dus ernstig, en wil de auteurs van deze school ‘niet als zinloos of onbelangrijk afdoen’. Integendeel: terwijl hij trouw blijft aan zijn eigen positivistische visie, onderzoekt hij toch welke kritiek Adorno hem kan aanzetten. En zo’n kritiek is nodig. Ja, de Verlichting is fascinerend omdat ze ‘een ontwapenend vertrouwen (heeft) in de mogelijkheden van de mens en zijn denken.’ Maar ondertussen is ‘duidelijk dat de wetenschap “die de mens nodig heeft” tot dusver geen antwoord gaf op de vraag “wat men moet zijn om mens te zijn” (Immanuel Kant)’. ‘Vanuit deze vaststelling – en in het licht van de mogelijkheid van een nucleaire of biologische catastrofe – betekent een kritiek op de Verlichting vooral een kritiek op haar naïeve geloof in de zin van een onbeperkte wetenschappelijke ontwikkeling. Daar ligt dus een noodzakelijke opdracht voor deze tijd’, schrijft Vermeersch. Adorno meent dat de contemporaine visie op wetenschap risico’s inhoudt voor de mens. Vermeersch noemt dit inzicht ‘origineel en waardevol’; Adorno doet ‘het blinde vertrouwen in het goede recht op een grenzeloze ontwikkeling van wetenschap en techniek wankelen.’ Deze aanpak is tekenend voor Vermeersch’ scherpzinnigheid. Vaak kende hij de uitgangspunten en ‘heilige’ teksten van tegenstanders beter dan zijzelf.

Je kan het met Vermeersch oneens zijn, zoals velen het in de Renaissance ook oneens waren met Pico. Maar hun onafhankelijkheid, hun diepgang en hun methode zijn hopelijk voor iedereen een voorbeeld.”

Deze column verscheen in De Standaard op 10 oktober 2019.

1 Comment

  1. bart Haers

    Giovanni Pico Della Mirandolla schreef een lofrede op de menselijke waardigheid, die ik op verschillende momenten heb gelezen, omdat de vraag naar wat de mens nu waardigheid heeft, het vermogen tot denken en het vermogen zich van de waarheid te vergewissen. De renaissance blijft een boeiend tijdsgewricht, maar het is niet altijd eenvoudig de teksten goed te begrijpen. Dat blijkt ook uit het feit dat men met grote hardnekkigheid Macchiavelli verantwoordelijk houdt voor iets wat hij zelf, blijkens “Il Principe” verafschuwt.

    Het debat over de kritische theorie van Adorno en vooral zijn visie over de betekenis en de mogelijkheden van de Verlichting kan niet uitputtend genoeg gevoerd worden, omdat men er te gemakkelijk een evangelie van heeft willen maken. Adorno zag in, denk ik, dat er in het denken dat we aan de Verlichting toeschrijven, vooral in de methodes om tot kennis te komen, kan uitkomen bij het verduisteren van het licht, omdat men techniek gaat stellen boven hetgeen men wil overdenken en waartoe men dat doet. Tijdens de negentiende eeuw ontwikkelden de wetenschappen zich vrij van de filosofische context waarin ze voordien waren ingekapseld. Die autonome wetenschappen konden daardoor vrij doelen en methodes uitzoeken, wat tot grote vooruitgang aanleiding gaf. Auguste Comte zag als socioloog onvoorstelbare mogelijkheden om via strikte mathematische methodes de samenleving te begrijpen. Max Weber zou in zijn methode net die aanpak afwijzen als zinloos, want waar zouden regelmaat en wetmatigheid te vinden zijn. Het nazisme en het Communisme leunden eerder aan bij Comte, wat Comte niet had voorzien, kon voorzien, maar beriepen zich op wetmatigheden, die finaal niet bleken te werken.

    Nu voeren we dezer dagen vaak debatten waarbij persoon A ex cathedra iets al dan niet met redenen omkleed beweert, waarna een groep mensen die bewering gaan toejuichen, omdat persoon A dat verdient en wie kritisch wil blijven, kan nog nauwelijks opmerkingen te berde brengen. op een beschaarde wijze. Ik heb vaak gemerkt dat Etienne Vermeersch al goed twintig jaar blind gevolgd en een stel acolieten achter zich aan wist lopen. Waar kwam dan de kritische tegenstem vandaan? en waar was de schok der ideeën, waar het licht uit zou voortspruiten? Ik denk dat er nu een interessanter wijsgerig klimaat leeft, omdat er meerdere stemmen zijn die oprecht hun visies brengen in kranten en bladen, in columns en boeken, waardoor het mogelijk is dat er een debat tot stand kan komen. Dat hoeft niet iets van lik op stuk te wezen, Adam Smith nam 60 jaar de tijd om op Mandeville te antwoorden (Theory of moral sentiments). Mandeville vond dat deugdzaamheid niet per se gunstig is voor de samenleving. Smith vond dat een moeilijk te aanvaarden visie, maar zijn theory of moral Sentiments onderzoekt wat ons tot moreel handelen kan brengen en hoe niet alleen onze rede maar onze emoties mee dat handelen kan sturen. Het is een aspect van het verlichtingsdenken dat mij altijd weer weet te boeien: het zoeken naar inzicht op een grondige manier.
    (excuses voor de langwijlige reactie)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s