“Wellicht voelen al die roeptoeters zich ook niet goed in hun vel”,
Wie het hardst de ander kan neerhalen, lijkt een winnaar. Die brutaliteit in de sociale omgang laat veel sporen na. Bijna de helft van alle jongeren krijgt te maken met cyberpesten, blijkt uit onderzoek van de UGent. Werknemers in de zorgverlening of bij het openbaar vervoer klagen over toegenomen verbaal (en soms fysiek) geweld. In het politieke debat zijn scherpe aanvallen vaak persoonlijk, niet inhoudelijk. Alleen wie dat niet beu wordt, kan het er volhouden.
Wellicht voelen die roeptoeters zich evenmin goed in hun vel. Dit is geen excuus voor slecht gedrag. Ieder mens is verantwoordelijk voor zijn woorden en daden. Wel vermoed ik dat er een verband bestaat tussen innerlijk onbehagen en agressief taalgebruik. Aan het gesprek dat je met anderen voert, gaat een innerlijk gesprek vooraf. In je hoofd formuleer je je reacties op anderen. En je beoordeelt jezelf. Hoe mild, begripvol, genereus verloopt die interactie? Hoe spreek je jezelf toe als je een fout maakt? Zeg je dan ‘ik wil nu rustig kijken wat volgende keer beter kan’? Of ontsteekt er een tirade in je hoofd, waarin je jezelf idiote, hopeloze knoeier noemt?
De Amerikaanse psycholoog Marshall Rosenberg laat deelnemers aan zijn workshops over geweldloze communicatie die oefening maken, precies omdat mensen er weinig bij stilstaan. De reflectie past in Rosenbergs methode. Hij leert je hoe je je in alle omstandigheden helder kunt uitdrukken en begripvol kunt luisteren. Ongeacht wat de ander doet.
Rosenberg onderscheidt meerdere vormen van communicatie die een open gesprek met anderen in de weg staan, zoals moralistisch oordelen en je verantwoordelijkheid ontkennen.
Als je moralistisch oordeelt, dan bestempel je mensen als fout of slecht omdat ze iets doen dat niet strookt met jouw waardeschaal. Daaronder valt elke vorm van beschuldigen, vernederen of etiketten opkleven. ‘Wat is dat voor een ijdeltuit’, denk je dan, of: ‘Die houding is egoïstisch.’ Dan volgt vaak de zogenaamd noodzakelijke bestraffing: een ‘slecht’, ‘verkeerd’ iemand verdient een (publieke) terechtwijzing. Alsof het terecht en zelfs nodig is dat je die ander op zijn plaats zet. Op die manier blijf je blind voor je eigen veroordelende gedrag, en de nefaste dynamiek die je daarmee op gang trekt. Want de tegenstander reageert veelal met scherpe veroordelingen. Intussen verbetert niemands gedrag. Dat hoeft niet te verbazen: negatieve gevoelens tasten je eigenwaarde aan. Als je bekritiseerd wordt, voel je je kleiner, minder. Een kind wordt niet slimmer als iemand het dom noemt; het groeit als het vertrouwen krijgt in de eigen capaciteiten. Natuurlijk moeten kinderen gecorrigeerd worden. Maar je kunt hen aanmanen zonder hen met kritiek, schuld en schaamte te beladen. Scherpe kritieken en etiketten lijken op korte termijn goed te werken, omdat kinderen aan de verwachtingen van volwassenen willen voldoen. Helaas verinnerlijken ze die veroordelingen. Soms herhalen ze die veroordelende taal, in extremis als ze anderen pesten. Zo’n pester moet op zijn gedrag worden aangesproken. Maar de vraag is hoe je dat doet. Als je de boodschap geeft: ‘jij bent slecht, jij verdient een straf’, dan helpt dat waarschijnlijk nauwelijks. Want dan voed je die innerlijke genadeloze criticus, die de negatieve dynamiek in stand houdt. De vraag is eerder welke nood er schuilgaat achter die harde woorden voor de ander. Alleen door begrip kun je iemands houding veranderen.
Aangeleerde gewoonten kunnen lang doorwerken – in een tierende volwassene schuilt een vernederd kind. En die verinnerlijking van categoriek taalgebruik genereert de zelfkritiek. Bij depressieve of angstige gevoelens duikt dan een streng stemmetje op in je hoofd, dat je nog meer naar beneden haalt.
Op de koop toe hebben mensen de neiging om de verantwoordelijkheid voor hoe ze zich voelen bij de ander te leggen. Als je bijvoorbeeld zegt: ‘Jij maakt dat ik boos was en uithaalde’. Dat klopt niet. De ander kan wel een aanleiding zijn voor je boze gevoelens, maar je blijft zelf de oorzaak. Want je reactie vloeit voort uit de gedachte die zich in je ontwikkelt. In je hoofd begint het te malen en de uitkomst lijkt onontkoombaar: de aanstoker moet gestraft worden! In werkelijkheid beslis je zelf wat je doet.
Je kunt dus onmogelijk mild zijn voor anderen, als je het niet bent voor jezelf. Daartoe moet je de eigen gevoelens en de achterliggende behoeften helder leren verwoorden. Dat kan heel wat oefening vergen. Die behoeften liggen diep begraven achter een goed geoefend vermogen om straf uit de hoek te komen.”
Deze column verscheen in De Standaard op 31 maart 2022.