“Liefde zonder psychiatrie”, column DS, 13 oktober 2022

Deze column verscheen in De Standaard op donderdag 13 oktober 2022.

“In verhalen over mislukte relaties vallen regelmatig psychologische of psychiatrische termen: ongelukkige partners waren in de ban van een manipulator, narcist, sociopaat, psychopaat, autist en blijven angstig, depressief, getraumatiseerd achter. Ik twijfel er niet aan dat er narcisten en psychopaten rondlopen, die veel schade kunnen aanrichten. En ik wil niemands individuele ervaring miskennen. Het gaat me er om dat psychologiserend taalgebruik gemeengoed lijkt geworden. 

Wellicht hangt deze ontwikkeling samen met hoe liefde wordt begrepen; als innerlijke, emotionele ervaring van een subjectief en authentiek zelf. Wanneer een relatie foutloopt, schort er dus wat aan dat zelf. Psychologiserende termen lijken dan soelaas te bieden. 

Maar biedt psychologisering een antwoord op lastige liefdesvragen, zoals deze: hoe kan je inschatten met wie te maken hebt, wanneer je een mogelijke partner ontmoet? Je moet iemands morele karakter kunnen peilen. Die kunst lijkt vandaag de dag haast vergeten.  

De Britse romanschrijfster Jane Austen (1775-1817) doorgrondde de maskerade van de liefde. Haar schitterende romans kan je gewoon als ontspanning lezen. Maar ze bevatten scherpe inzichten over morele kwaliteiten, die uit Aristoteles’ ‘Ethica’ lijken gegrepen. 

De plot van ‘Pride and Prejudice’ (oorspronkelijk ‘First Impressions’ heette) zou vandaag klinken als dit: ‘een jonge, knappe vrouw, Elizabeth Bennett, zoekt een welgestelde huwelijkspartner, die van haar houdt om wie ze is. Ze ontmoet de onweerstaanbare verleider Wickham. Hij blijkt echter een manipulatieve narcist te zijn. Uiteindelijk kiest Elizabeth voor de stugge, onpopulaire Darcy. Haar jongste zus huwt wel met Wickham; ze leeft nog lang en depressief’. Zo schrijft Austen het verhaal natuurlijk niet. 

Zoals de titel aangeeft, draait de roman rond ‘trots’ en ‘vooroordeel’, en hoe die iemands oordeel aantasten. Maandenlang blijft Elizabeth blind voor Darcy’s oprechte karakter. Zijn trots zinde haar niet, omdat ze bevooroordeeld was; Darcy kwetste haar bij een eerste ontmoeting – ze hoorde hem zeggen dat hij haar banaal vond. Een klein voorval met grote gevolgen. De vleiende Wickham bevalt haar beter. Maar uiteindelijk moet ze vaststellen dat ze zich vergiste. Trots is niet hetzelfde als ijdelheid – lees het na bij Aristoteles. Darcy is trots omdat hij in zijn eigen waardigheid gelooft en dat is goed; Wickham, daarentegen, bespeelde haar ijdelheid, en dat is kwalijker.

Het aangename gevoel dat iemand je geeft, onthult niets over zijn of haar karakter. Gevlei, bewondering, aandacht zijn géén aanwijzingen van liefde. Je mag ook niet alleen naar iemands woorden luisteren; als je wilt weten welke principes iemand volgt, telt alleen diens gedrag. Hoe behandelt die persoon anderen, en spreekt daar enige liefde uit? Is die persoon loyaal, of bedriegt die mensen voor wie hij of zij zou moeten zorgen? Oordelen vraagt ook tijd; is iemands gedrag consistent in goede en slechte tijden?  

Wanneer je morele oordelen vervangt door psychologische termen, heb je twee problemen. Vooreerst leg je de nadruk op de ander, aan wie iets scheelt. Austen, daarentegen, richt zich niet op de manipulator. Ze beschrijft de innerlijke reis die Elizabeth maakt. De lezer verneemt wat zij bijleert over zichzelf en hoe ze haar vergissingen leert verwerken. Soms helpt de omgeving daarbij, vaak helaas niet. Zo is Elizabeths moeder een oppervlakkige praatvaar die helemaal weg is van charmeur Wickham. Ze verafschuwt Darcy, die geen moeite doet om bij haar in de smaak te vallen. Op haar wat cynische, teruggetrokken vader kan Elizabeth evenmin rekenen. Opnieuw weerklinkt de situatie als een echo van Aristoteles: ethisch gedrag volgt uit de juiste gewoonten, die je vanaf jonge leeftijd moet ontwikkelen. Zonder goede voorbeelden, loop je makkelijk verloren. 

Daarnaast is er de culturele context. Austens roman begint met de beroemde zin: ‘het is een  universeel erkende waarheid, dat een ongehuwde, vermogende man behoefte heeft aan een echtgenote.’ Austen onderstreept, subtiel en ironiserend, dat een samenleving ideeën aanreikt over wat mannen en vrouwen nastreven. Elizabeth botst geregeld met de heersende normen en waarden in haar zoektocht naar geluk. Haar gesprekken met andere personages gaan vaak over de lastige, morele keuzes die uit die wrijvingen ontstaan. Bij een veralgemeend psychologiserend taalgebruik verdwijnt die kritische dimensie, omdat de aandacht gaat naar de diagnose die bij een individuele casus zou passen. Maar welke vormen van bedrog worden maatschappelijk gestimuleerd, als ‘fake it till you make it’ een gedragsregel is geworden? Hoe worden eerlijkheid, toewijding aan een hogere zaak, inzet voor anderen eventueel nog aangeprezen? De lieveling van het publiek, bijvoorbeeld, is tegenwoordig vaak de rebel, de bad boy of bad girl. Die is sexy en cool. Maar iemand die naar niemand luistert, is wellicht niet het ideale vriendje (of vriendinnetje) dat wel rekening houdt met jouw behoeften. Kortom, je beleeft partnerkeuze individueel, maar er komt veel meer bij kijken dan de emotionele beproevingen van je innerlijke zelf. En er is meer dan psychologiserend taalgebruik nodig om dat te vatten. “

Over “Moed”, op Radio 1, De Wereld van Sofie, 28 april 2022

Wat beschouwen we als moedig? Verandert dat doorheen de tijd? Wat kan je doen om moediger te zijn? Dat vroeg Sofie Lemaire me, op Radio 1.

Je kan het gesprek opnieuw beluisteren.

“Moed houdt ook filosofen al eeuwenlang bezig.  Voor Aristoteles was moed een deugd, iets praktisch, waar je aan kon werken. De middenweg tussen roekeloosheid en verlammende angst. Het vermogen om ondanks je angst toch te handelen. Over deze en andere visies op moed praat Sofie Lemaire met filosofe Tinneke Beeckman.

“Angst is een slechte raadgever”, column DS, 17 maart 2022

“Al maanden leeft er angst in de samenleving. Voor een virus, een storm en nu een nucleaire aanval. Angst is een gevoel van pijn en onlust dat volgt uit de voorstelling van een naderend onheil dat intens leed veroorzaakt, aldus Aristoteles in de Retorica. Aan onheilspellende berichten was er de laatste jaren geen gebrek. Ik herinner me, bijvoorbeeld, dat januari een Siberisch koude wintermaand zou worden. En na de kerstvakantie werd een zeer ontwrichtende besmettingsgolf voorspeld; zelfs het leger stond klaar om de ziekenhuizen overeind te houden. 

Permanent in angst leven heeft ernstige gevolgen. Om te beginnen is het erg vermoeiend. Je leeft in een toestand van hyperwaakzaamheid. Door die ­brede alertheid kun je je juist minder op dagelijkse taken richten. Je slaapt slechter of licht, als de muizen in het hooi, omdat je lichaam het signaal krijgt dat het opmerkzaam moet blijven. En als je bang bent, maak je je ­lichamelijk kleiner. Je bent onzekerder en wantrouwender. Langdurig met angsten omgaan is voor elk individu een opdracht. Maar het is ook een maatschappelijke en cultureel probleem. 

Nu kun je zeggen dat de bedreigingen reëel zijn en dat angst daarbij hoort. Pandemieën zijn levensgevaarlijk, stormen ook, en wraakzuchtige dictators evenzeer. Maar de vraag blijft of de ervaren angst evenredig is met dreiging. Wat de covidpandemie en de oorlog in Oekraïne betreffen, kan tijd wijsheid brengen. De noodsituatie door de storm Eunice valt intussen wel in te schatten. En de maatschappelijke reactie was opmerkelijk.

Op 18 februari gaf het KMI code oranje in vier provincies (vooral aan de kust), en code geel elders. Na de middag werden felle rukwinden verwacht. Vanaf de middag sloten sommige scholen en universiteiten dan ook preventief. Andere scholen maanden ouders aan om hun kinderen tijdig af te halen. Veiligheid voorop! Dat lijkt de beste keuze – wie is nu tégen veiligheid?

Toch is deze gang van zaken twijfelachtig. De vraag was niet alleen meer hoe groot de kans op schade was; dus hoe waarschijnlijk een negatieve afloop was. In de verbeelding begon het meest rampzalige scenario te leven, en dat werd richtinggevend. Dan lijk je de plicht te hebben om elk risico te vermijden. Anders stimuleer je roekeloos ­gedrag. Je moet je verantwoordelijk ­gedragen: je zorgt er het best voor dat je niet aansprakelijk kunt worden gesteld voor leed of schade als iets fout loopt. Alsof je de logica van een verzekeringsmakelaar moet hanteren om te weten wat je moet doen. Na het doemscenario volgt de opluchting: de ergste voorspellingen zijn niet uitgekomen. Neen, ­natuurlijk niet, omdat de risicoberekening rammelde: de ergst mogelijke situatie werd voor de meest waarschijnlijke gehouden. 

Een samenleving die elk risico wil vermijden, ondermijnt de ontwikkeling van mensen. Toevallig gebruikt Aristoteles in zijn Retorica het voorbeeld van een storm om de relatie tussen angst en zelfvertrouwen te duiden. Zelfvertrouwen is het tegendeel van angst, beweert hij, ze bouwt op het geloof dat je onheil kunt overwinnen. 

Twee omstandigheden maken dat mensen een storm onbewogen kunnen doormaken, aldus Aristoteles: als je hem nog nooit hebt meegemaakt en de dreiging niet herkent, en als je weet dat je de beproeving kunt doorstaan, hoe onaangenaam ze ook is. Kortom, kinderen en ervaren volwassenen hebben alle reden om koelbloedig te blijven. En kinderen hebben in februari deze test glansrijk doorstaan. Veel volwassenen iets minder. Zij meenden dat thuisblijven in elk geval beter was dan buiten­komen. Hoe kan iemand in zo’n context het zelfvertrouwen opbouwen dat nodig is om volgende stormen te trot­seren? 

Als je niet door angst wilt overheerst worden, dan is dat precies waar je aan moet werken: de vele manieren waarop het zelfvertrouwen kan toenemen. Aristoteles geeft een hele resem mogelijkheden. Daarbij hoort de ontwikkeling van deugden, zoals moed. Moedig zijn betekent niet dat je nooit angst voelt. Moed is het vermogen om ondanks je angst toch te handelen. 

Het is allemaal een kwestie van evenwichten, van het juiste midden: moed ligt even ver van roekeloosheid als van verlammende angst. Het goede leven is een evenwicht tussen veiligheid, geborgenheid en, aan de andere kant, openheid en risico. Je hebt er trouwens alle belang bij om angst niet onnodig aan te wakkeren, waarschuwt Aristoteles: ze genereert boosheid en vijandigheid ­tegenover wie de dreiging dichterbij zou kunnen brengen. In het geval van een storm is dat een abstract gegeven: de natuur. Maar bij pandemieën en oorlogen kunnen sommige mensen wel aangeduid worden als de nieuwe vijanden. De eigen verbeelding, en de vele angstaanjagende voorstellingen benevelen de gedachten. Het hoofd koel houden, dus, en naar buiten, nu. Neem desnoods een jasje en een paraplu mee – in maart en april kan het nog flink ­regenen.”

Deze column verscheen in De Standaard op donderdag 17 maart 2022.

“Zemmour en de trukendoos van Cicero”, DS, 4 nov 2021

Éric Zemmour is mogelijk een Franse presidentskandidaat volgend jaar. De man is al jaren een veelbesproken en gelezen journalist, auteur en polemist. Hij heeft ­extreemrechtse ideeën neergepend in bestsellers, zoals zijn laatste, La France n’a pas dit son dernier mot. Verder heeft Zemmour nog nooit deel uitgemaakt van een politieke partij en heeft hij geen ­enkele bestuurservaring. Hij lanceerde geen concrete, constructieve beleidsvoorstellen. Elke politieke vraag – over ecologie, koopkracht, onderwijs, buitenlands beleid … – probeert hij terug te brengen tot zijn thema’s: migratie, islam of nationale soevereiniteit. Toch staat hij al enkele weken buitengewoon hoog in de peilingen. Misschien haalt hij zelfs de tweede ronde. Zijn succes heeft met veel factoren te maken, die in deze krant al bij Ruud Goossens aan bod kwamen (DS 2 oktober).

Maar ook Zemmours buitengewone retorische vaardigheden spelen een rol. De retorica was al belangrijk in het Athene van Aristoteles en in de Romeinse ­republiek van Cicero. Quintilianus schreef zijn basiswerk De opleiding tot ­redenaar tweeduizend jaar geleden. De kerkvader Augustinus wordt door kenners als het retorische genie van het christendom omschreven – bijvoorbeeld Wilfried Stroh in Die Macht der Rede

Socratische redenering

Retoriek is des te belangrijker, omdat ­mediaoptredens doorslaggevender worden om politiek carrière te maken. ­Emmanuel Macron was voor zijn presidentschap nooit verkozen; hij werkte eerst als raadgever, dan als minister van Economie en Financiën onder zijn socialistische voorganger, François Hollande. Blijkbaar keren burgers vandaag de dag zich zo tegen de politiek dat wie zich als buitenstaander, zelfs als einzelgänger ­opstelt, harten en geesten kan veroveren. Dit zijn dus de ideale omstandigheden voor iemand die retorische kneepjes goed beheerst. Ik geef enkele voorbeelden.

Het doel van de argumentatie is de toehoorder te overtuigen. Volgens Aristoteles heeft de spreker daartoe drie middelen: zijn ethos (reputatie), de ­logos (argumenten) en de pathos (emoties die het betoog oproepen). Van die drie is ethos waarschijnlijk het belangrijkst: het imago van de spreker is cruciaal. Op dat vlak benadrukt Zemmour zijn bescheiden achtergrond: ‘Ik behoor niet tot de rijke, Parijse elites, ben opgegroeid in de banlieues, mijn Joodse ­familie kwam uit Algerije, ze heeft de waarden van de republiek Frankrijk omarmd.’ Zemmour schrijft bewonderend over de grote helden van de geschiedenis, zoals Napoleon of Charles de Gaulle. Daarmee sluit hij aan bij het Franse verlangen naar grootsheid. Tegelijk wijst hij er telkens op dat hij slechts een dwerg is naast die reuzen. Hij appelleert dus aan de herkenning van een groot deel van de bevolking: ‘Ik ben zoals jullie.’ 

Onder ‘logos’ vallen de redelijke argumenten die stellingen onderbouwen. Zemmour gebruikt regelmatig een ­socratische redenering: hij herdefinieert een begrip en rekent daarbij op de instemming van de tegenstander. Zodra zijn gesprekspartner die geeft, zet die zichzelf echter klem. Want Zemmour bouwt meteen voort op die nieuwe definitie om het ongelijk van de ander te ­bewijzen. Hij gebruikt dit middel ook opvallend vaak om de beschuldigingen aan zijn adres tegen de ander te keren. Wordt hij beschuldigd van racisme, dan herdefinieert hij dat begrip zodat het perfect past om op de ander van toepassing te zijn: ‘Maar u bent hier de racist!’

Het tijdperk van clashes

Om helder te argumenteren, moet de ­debatteerder kalm blijven. Dat lukt Zemmour meestal behoorlijk goed, terwijl zijn tegenstanders de indruk geven zich op te winden, verward te klinken of boos te worden. Zemmour dwingt zijn tegenstander makkelijk in die nadelige positie door zich formeel beleefd, maar eigenlijk laatdunkend over de ander uit te ­laten. Op sociale media circuleren tientallen filmpjes van dergelijke ‘clashes’. in L’Ére du clash analyseert Christian Salmon hoe provocatie en transgressie ­bepalend zijn geworden voor het politieke gesprek dat in de media wordt gevoerd. 

Zemmour haalt soms de bovenhand, omdat hij met gemak denkers en schrijvers kan citeren. De klassieke retorische opleiding besteedde veel aandacht aan het geheugen. Critici merken wel op dat zijn historische referenties soms onvolledig, onnauwkeurig of ronduit fout zijn. Maar weinig respondenten hebben de bagage om Zemmour terstond van antwoord te dienen. 

Pathos is ten slotte het derde element van de retoriek: een succesvol spreker kan het oordeel van het publiek beïnvloeden door de juiste emoties op te wekken. Aristoteles meent dat een verhouding tussen pijnlijke en plezierige ervaringen belangrijk is. Zemmours ­repertoire is hier eenzijdig zwartgallig. Hij beroert zijn toehoorders door in te spelen op angst over dierbare waarden – Frankrijk verkeert in een burgeroorlog! Ook doorspekt hij zijn betoog met concrete voorbeelden over wantoestanden (oude mensen die lastiggevallen worden door crackhandelaars). Die trucjes kunnen doorzichtig lijken, maar ze werken wel. Als verkiezingen dus een mediaspektakel zijn, heeft Zemmour meerdere troeven.”

Deze column verscheen in De Standaard op donderdag 4 november 2021.

“De band tussen vriendinnen Assita Kanko en Tinneke Beeckman”, Het Nieuwsblad, 19 oktober 2019

Bij het Europees Parlement. foto: Ivan Put.

Dit artikel verscheen in ‘Het Nieuwsblad’ op zaterdag 19 oktober 2019. Door Nathalie Dirix, foto’s: Ivan Put.

De band tussen vriendinnen Assita Kanko en Tinneke Beeckman”

“Na onze gesprekken voel ik me altijd een beetje slimmer”

“Het was intellectuele liefde op het eerste gezicht.” Zo omschrijft N-VA-politica Assita Kanko (39) de vonk tussen haar en filosofe Tinneke Beeckman (43) tijdens hun allereerste gesprek. Een vonk die meteen het begin was van een mooie vriendschap tussen twee vrouwen.

Het is vrijdagavond. In een café niet ver van het Europees Parlement klinken Assita Kanko en Tinneke Beeckman op het weekend. En op de vele jaren dat ze elkaar nog mogen inspireren.

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Tinneke: “Het was zeven jaar geleden tijdens een lezing in Gent. Assita kwam er praten over vrouwenrechten. Wat me opviel, was dat ze een fotografe, Liliane Nabora, meegebracht had en die aan de aanwezigen voorstelde. Dat maakte meteen duidelijk dat Assita generositeit naar vrouwen toe niet alleen predikt, maar ook in de praktijk toepast door vrouwen daadwerkelijk te steunen. Het gaf een gevoel van vertrouwen.”

Assita: “Toen ik diezelfde avond Tinnekes uiteenzetting over de filosoof Spinoza hoorde, viel me op hoe zij gedachten op een heel rustige manier kan overbrengen. Ik zag een intelligente vrouw die heel veel weet en haar kennis niet gebruikt om te imponeren, maar om je aan het denken te zetten. Ik voel me dan ook altijd een beetje slimmer na een gesprek met haar. Eigenlijk was ik meteen verkocht door haar intelligentie en haar bescheidenheid. Noem het maar: intellectuele liefde op het eerste gezicht.” (lacht)

Wat hebben jullie al van elkaar geleerd?
Assita: “Verleden jaar zijn we met een aantal vriendinnen voor een paar dagen naar het zuiden van Frankrijk getrokken. Tinneke toonde er zonder enige gêne haar moederlijke kant aan ons. Hoe vaak heeft ze geen foto’s van haar babydochtertje, Alma, getoond? Ze miste haar en liet dat duidelijk blijken. Mooi vond ik dat. Het zette me aan het denken. Je hoeft inderdaad je kwetsbaarheid als moeder niet te verbergen. Ik denk dat ik dat vroeger als kersverse moeder te veel gedaan heb.”

Tinneke: “Het klopt dat ik zonder enige schaamte de moeder in mij naar boven laat komen. Maar als het over van elkaar leren gaat, dan sta ik graag even stil bij het boek dat Assita schreef. Daarin leerde ik niet alleen een vrouw kennen die het slachtoffer van genitale verminking geworden was. Ook een vrouw die ervoor gekozen heeft om zichzelf te emanciperen. Ik heb haar via mail laten weten hoe belangrijk haar verhaal was om andere mensen die verdrukt en niet gehoord worden een stem te geven.”

Wat waarderen jullie in elkaar?
Assita: “Ik zou eindeloos naar Tinneke kunnen luisteren. Ze kan me tot rust brengen. Maar vergis je niet: achter haar rede gaat heel wat passie schuil. Die combinatie van passie en intelligentie vind ik heel bijzonder. Voor Tinneke is denken een proces dat nooit stopt. Zelf vind ik een open mindset ook heel belangrijk. Want als het denken stopt, stopt ook de dialoog. Daarom vind ik het boek The righteous mind – Why good people are divided by politics and religion van Jonathan Haidt zo boeiend. Hij maakt duidelijk waarom we ons in de loopgraven van ons eigen gelijk graven, als we stoppen met nadenken.”

Tinneke: “Jij hebt dat boek dus ook gelezen. Is inderdaad een bijzonder interessant boek dat aantoont hoe belangrijk het is om empathie te hebben, ook voor de mensen met wie je het niet eens bent. Maar al te vaak zijn we gefocust op ons eigen grote gelijk, waardoor we vergeten echt te luisteren naar wat de andere zegt. Belangrijk is niet dat je het eens bent met de andere, wel dat je van elkaar leert. Dat andere mensen anders in het leven staan dan jijzelf, is echt oké.”

Assita: “Tinneke schrikt er niet voor terug om voor haar mening uit te komen. Ze zegt wat ze denkt. Toch houdt ze er geen rigide denkbeelden op na. Ze staat met een grote openheid in de wereld. Dat waardeer ik. Ook hou ik ervan dat ze haar vrouwelijkheid toont. Is het je al opgevallen dat ze altijd lipstick draagt?” (lacht)

Tinneke: “Zonder lipstick voel ik me naakt en kom ik niet buiten. (lacht) Waarom zouden zorg voor het lichamelijke en het geestelijke niet samengaan? Assita bewijst trouwens ook dat die combinatie perfect kan. Haar gedrevenheid en sensualiteit, ik vind het een knap duo. En haar enorme geloof in de vrouwelijke kracht en haar talent om die kracht aan te wakkeren. Assita richtte Polin op om vrouwen in de politiek te empoweren. Knap is dat ze erin slaagt om vrouwen, over de partijgrenzen heen, samen te brengen en ze te doen geloven in zichzelf. Haar inzet bestaat erin het beste in zo veel mogelijk vrouwen naar boven te brengen. Zelf ben ik een paar keer naar zo’n Polin-bijeenkomst gegaan. De positieve energie die ik er voelde, werkt aanstekelijk.”

Het is de laatste tijd stil rond Polin.
Assita: “Mijn agenda is op dit moment drukbezet door mijn werk in het Europees Parlement, maar ik ben met een aantal mensen aan het brainstormen over hoe we Polin nieuw leven kunnen inblazen. Zodat het opnieuw als platform ingezet kan worden waar vrouwen samen dingen in beweging zetten. Want daar is het mij echt om te doen: tastbare resultaten op het vlak van vrouwenrechten neerzet
Vullen jullie elkaar goed aan als doener en denker?

Tinneke: “Assita is zeer actiegericht. Ze heeft ook een zeer druk sociaal leven. Dat past bij haar rol als politica. Zelf ben ik meer introvert. Ik hou ervan om zaken meer vanop afstand en vanuit een beschouwend perspectief te bekijken. Dat wil echter niet zeggen dat ik filosofie als puur abstracte theorie zie. Voor mij moet filosofie over iets wezenlijks gaan. Het moet je aanzetten tot denken. Je helpen om je denken te verruimen, zodat je meerdere denkpistes krijgt waaruit je kunt kiezen. Daarom is het contact met Assita ook zo interessant. Haar wereld verruimt ook mijn denken.”

Assita: “Weet je wat ons ook verbindt? Dat we allebei van lekker eten en literatuur houden.”

Over welke onderwerpen praten jullie graag met elkaar?
Assita: “Dat kunnen de meest uiteenlopende onderwerpen zijn. Mooie mannen is er een van. (lacht) Een ernstiger thema dat regelmatig in onze gesprekken opduikt, is: durf te denken. Het valt ons op hoe moeilijk het voor heel wat mensen is om hun denkpatronen in vraag te stellen.”

Tinneke: “Er is vandaag een sterke ideologische verdeeldheid in het debat. Je wordt snel in een kamp geplaatst. We vinden het allebei jammer dat het zo moeilijk is om het hokjesdenken te overstijgen. Nochtans, tijden veranderen. De wereld ziet er vandaag helemaal anders uit dan dertig jaar geleden. Het is dan toch ook logisch dat je concepten en recepten die dertig jaar geleden werkten, durft uit te dagen.”

Assita: “Op dat vlak vinden we elkaar helemaal. Het gebeurt regelmatig dat ik iets lees waarvan mijn wenkbrauwen fronsen. Dan stuur ik die tekst met een smiley naar Tinneke en weet ik dat ze het begrepen heeft.”

Tinneke: “Kwetsbaarheid en authenticiteit liggen ons allebei na aan het hart. In onze gesprekken hebben we het er soms over. Over hoe je in die jungle van opinies oprecht jezelf kunt blijven zonder opzijgeschoven of verkeerd begrepen te worden.”

Assita: “Ik heb daarin geleerd dat ik de andere niet kan veranderen. Wel kan ik nadenken hoe ik mijn boodschap beter kan overbrengen zonder dat ik hoef in te binden.”

Tinneke: “Assita wordt soms nogal hard aangepakt op sociale media. Ik begrijp dat niet, want niemand wordt mooi door haar lelijk te maken. Hoewel ze weet hoe met die aanvallen om te gaan, helpt het om er af en toe over te praten en zo zaken in perspectief te plaatsen.”

Waarin verschillen jullie van elkaar?
Tinneke: “We hebben een heel ander temperament. Ook over sociaal-economische zaken kunnen we van mening verschillen. Ik vind dat totaal geen probleem. Ik heb helemaal geen behoefte om met mensen af te spreken die net hetzelfde als ik denken. In de politiek gaan zou ook niets voor mij zijn. Daarvoor koester ik te veel mijn onafhankelijkheid als filosoof. Die onafhankelijkheid is volgens mij niet compatibel met partijpolitiek.”

Assita: “Ik ben weliswaar geen filosoof en toch filosofeer ik graag. En ook al ben ik dan politica, toch blijf ik voor mezelf denken en mijn mening zeggen.”

Maar als filosoof zal je vrijheid van denken toch minder snel ingeperkt worden dan als politica.
Assita: “Toch vind ik dat je ook als politica moet kunnen blijven zeggen wat je denkt. Ik besef dat dit een grote uitdaging is. Maar ik ben wie ik ben en wil graag zo blijven. Wel vind ik het belangrijk dat je de bal en niet de man of de vrouw speelt. Dat is trouwens niet mijn manier van aan politiek doen.”

Tinneke: “Je kunt inderdaad als politica voor jezelf blijven denken. Maar voor mij is dat toch iets anders dan als filosoof vrij denken. Ik heb geen kiezers die bepaalde zaken van me verwachten. Wat ik wel weet, is dat Assita en ik allebei een grondige hekel hebben om bepaalde denkpatronen opgelegd te worden. Daarvoor staan we veel te veel op onze vrijheid.”

Rechtuit zeggen wat je denkt. Het schrikt geen van jullie beide af. Voelt dat soms niet eenzaam?
Tinneke: “Soms gebeurt het inderdaad dat wat je zegt niet leuk gevonden wordt. Maar als je vrij wilt zijn, moet je eenzaam durven zijn. En als je kijkt welke weg Assita heeft afgelegd, dan kan ik me moeilijk voorstellen dat zij het erg vindt om in een debat met haar mening alleen te staan. Ze komt van Burkina Faso en zit in het Europees Parlement. Dat toont dat ze door iets gedreven wordt dat veel fundamenteler is dan de kritiek die ze krijgt.” Continue Reading ›

Boekvoorstellingen van politici… (1), 28 maart 2019

foto: Felix De Clerck

Wouter Beke, CD&V-voorzitter, vroeg me zijn boek ‘De Revolutie van de Redelijkheid’ te lezen en in te leiden bij de boekvoorstelling op donderdag 28 maart in Brussel. Het is een rijk gestoffeerd, doordacht boek, dat de hedendaagse crisis in Vlaanderen, België, Europa plaatst, met heel wat boeiende auteurs en denkers.

In mijn lezing raak ik aan het denken van Aristoteles, Robert Putnam en Menno ter Braak.

En ik geef hier even de conclusie:

“Met ‘De Revolutie van de Redelijkheid’ geeft Wouter Beke de lezer inzicht in zijn gedachten, zijn verlangens, zijn toekomstproject. Laat ik zelf nu maar eens het midden opzoeken: neen, ik ben het niet met alles eens, maar ja, ik begrijp wel waar voor de auteur voor staat. Het is alleszins een doordacht en eerlijk manifest. Het publiceren getuigt ook van enige moed: het wordt nu duidelijk wie welke deugden verdedigt. Du choc des idées jaillit la lumière, schreef Pascal. Het boek ligt er. Laten we er over discussiëren.”

 

Dubbelinterview in Knack – met Alexander Roose, 14 dec. 2016

cover_128_0Op 14 december 2016 verscheen dit interview in de reeks ‘Kerstgesprekken’ van Knack. Door Ann Peuteman.

“Hun liefde voor Spinoza en Montaigne bepaalt hun dagelijkse leven. ‘Soms vragen we ons af wat die filosofen in onze plaats zouden doen. Waarover zouden ze schrijven en waarover zouden ze zwijgen’, zeggen filosofe Tinneke Beeckman en haar partner Alexander Roose.

Acht hoog, in een flat aan de rand van de Antwerpse binnenstad, wonen ze met zijn vieren. Filosofe Tinneke Beeckman, professor Franse literatuur Alexander Roose en hun twee wijsgeren. Zij laat zich graag bijstaan door Baruch Spinoza, hij wordt geflankeerd door Michel de Montaigne.

unknownEen hele Verlichting zit er tussen hun favoriete filosofen in, maar dat laten ze hier niet aan hun hart komen. ‘Als ik schrijf, over welk onderwerp dan ook, heb ik vaak het gevoel dat Spinoza naast me zit’, luidt de eerste zin van Door Spinoza’s lens, Beeckmans boek dat dit jaar een nieuwe uitgave kreeg. Die sensatie kent Roose maar al te goed. ‘Als ik iets van Montaigne lees, denk ik vaak dat ik net hetzelfde geschreven zou kunnen hebben’, zegt hij. ‘Komt dat doordat ik ideeën van hem overneem of zijn we gewoon permanent met elkaar in dialoog? Dat weet ik eigenlijk niet.’ Geen wonder dus dat Roose zijn lievelingsfilosoof onlangs complimenteerde met een boek: De vrolijke wijsheid – Zoeken, denken en leven met Michel de Montaigne.

De werken van Beeckman en Roose zijn lang niet de enige filosofische publicaties die dit jaar in de boekhandel terechtkwamen. Integendeel. Wijsbegeerte lijkt aan een revival bezig te zijn. Maand na maand verschijnen boeken van filosofieprofessoren en filosofen waarin ze al dan niet grootse gedachten herkauwen, heruitvinden of lanceren. Ook in debatten allerhande worden steeds vaker filosofische citaten, van Aristoteles en Plato tot Popper en Arendt, in de strijd gegooid. Zelfs uit het theater zijn filosofen dezer dagen niet meer weg te slaan. Nadat acteur Bruno Van den Broecke al in de huid van Socrates was gekropen, ging begin dit jaar Montaigne in première: een theatermonoloog die Alexander Roose voor zijn jeugdvriend Koen De Sutter schreef. ‘Dat heb ik gedaan vanuit een soort drang om schoonheid te brengen’, zegt Roose. ‘Dat we Montaigne zo bij een groter publiek konden introduceren, was een belangrijke bonus.’

Moet filosofie tegenwoordig ook een beetje entertainment zijn om een groot publiek te kunnen bereiken?

Nieuwe cover voor het boek.

Nieuwe cover voor het boek.

Tinneke Beeckman: Nee, maar vaak heeft filosofie wel wat vertaling nodig. Zeker omdat veel mensen uit zichzelf de link met het echte leven niet zien. Kijk maar naar de universiteiten waar studenten de concepten van alle belangrijke filosofen uit het hoofd moeten leren. Op die manier wordt de theorie helemaal losgekoppeld van het leven. Nochtans maakten grote filosofen als Spinoza, Montaigne en Aristoteles dat onderscheid totaal niet. Zij zagen hun concepten als een middel om over hun leven na te denken.

Alexander Roose: Filosofie kan je helpen zoeken naar een zuiverdere manier van denken. Als je daarin slaagt, kun je beter in het leven staan.

Zal het niet altijd een intellectuele elite blijven die zich met filosofie inlaat?

Beeckman: Dat weet ik nog zo niet. Geregeld ontmoet ik mensen die zelf niet beseffen hoe filosofisch ze zijn. Je hoeft je niet actief met filosofie bezig te houden om wijze principes te hebben.

copyright - Koen Broos

copyright – Koen Broos

Roose: We hebben vaak de neiging om mensen te onderschatten. In de huidige samenleving voel ik een enorme honger naar iets wat hoger, schoner en moeilijker is. Onlangs nog organiseerden we aan de Gentse universiteit nascholing over ‘Great Books’, de grote boeken uit de historische Europese letterkunde. We hoopten dat er een paar tientallen geïnteresseerden op zouden afkomen, maar de eerste avond waren er al driehonderd deelnemers. Vaak mensen die zich na hun studie helemaal op hun carrière en gezin hebben gericht maar uiteindelijk toch naar iets diepers zijn gaan verlangen. Daarvoor hoef je trouwens niet eens gestudeerd te hebben: die honger zie ik ook bij mensen die nooit naar de universiteit zijn geweest.

En zo’n honger stil je beter met toegankelijke boeken als die van jullie dan met de originele werken van grote filosofen?

Beeckman: Spinoza’s Ethica is nu eenmaal een moeilijk en abstract boek. Niet alleen omdat het in het Latijn is geschreven, maar ook omdat hij het heeft opgevat als een discussie met de theologen van zijn tijd. Toch is het vandaag nog heel relevant en kun je er op elk moment van je leven iets uithalen.

Roose: Grote boeken en filosofen hebben vaak een gids nodig. Cultuurfilosoof George Steiner noemt zichzelf een postbode: hij is degene die de juiste brief in de juiste bus moet steken. Tinneke en ik zijn ook postbodes. We bezorgen onze lezers een brief die ze anders misschien nooit zouden ontvangen. Het is niet zozeer een complexe, erudiete uitleg die we willen doorgeven, maar wel de honger en het verlangen naar filosofie. Zoals Gustav Mahler zei: ‘Traditie is het doorgeven van het vuur, niet het aanbidden van de as.’

Vandaag lijken sommigen nochtans louter de traditie door te geven zonder er nieuwe ideeën aan toe te voegen. Zijn dat niet eerder filosofieprofessoren dan filosofen?

Roose: De Franse filosoof Gilles Deleuze schreef fantastische boeken over Spinoza en Nietzsche en probeerde de realiteit tegelijkertijd te begrijpen door nieuwe concepten te ontwikkelen. Alle goede filosofen doen dat. Nieuwe ideeën kunnen maar ontstaan als je in dialoog gaat met de denkers die je vooraf zijn gegaan. Tabula rasa maken is geen optie.

Beeckman: Een echte filosoof legt ook de link met de praktijk, maar vandaag is dat in de academische filosofie amper het geval. Er zijn professoren die overdag omstandig uitleggen dat de mens volgens Blaise Pascal zijn eigen nietigheid ontvlucht door verstooiing te zoeken, maar het verband met hun eigen levensstijl niet leggen als ze avonds op de bank gaan zitten om voetbal te kijken. Voor een filosoof is de relatie tussen de theorie en zijn eigen leven echter onontbeerlijk. Zelf ben ik veranderd door me in Spinoza te verdiepen.

Het lijkt wel alsof Spinoza en Montaigne over jullie schouders meekijken.

Roose: Daar is wel iets van. (lacht) Geregeld vraag ik me af wat Montaigne zou doen als hij in mijn schoenen stond. En als ik de krant lees, denk ik vaak: hoe zou hij op die actualiteit reageren?

Beeckman: Waarover zou hij schrijven en waarover zou hij zwijgen.

Roose: Precies. Zo heeft hij geen letter geschreven over de vreselijke Bartholomeüsnacht in 1572 toen duizenden protestanten in Parijs werden vermoord. Vandaag is het ondenkbaar dat filosofen over zo’n tragedie zouden zwijgen. Al was het maar omdat de media hen meteen naar hun opinie zouden vragen.

media_xl_3449108Beeckman: Zeg dat wel. Op 22 maart was het nieuws van de aanslagen nog maar amper doorgedrongen toen Filosofie Magazine me opbelde voor een commentaar. Ik was te geschokt om te antwoorden.

Roose: Vaak is het nodig om genoeg afstand te nemen om goed te kunnen nadenken. Jammer genoeg zijn we die filosofische attitude een beetje kwijtgeraakt.

Kan het schrijven van een opiniestuk niet net helpen om je gedachten te ordenen?

Roose: Schrijven kan inderdaad een denkproces zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat je zo’n tekst ook meteen moet publiceren. Montaigne schreef zijn Essais, zoals de naam al zegt, om ideeën uit te proberen. Schrijvend dacht hij over zijn onderwerp na. Pas veel later kregen anderen de neerslag ook te lezen. Continue Reading ›

Lezing Machiavelli, in reeks “Pijn en Plezier v/h Politieke Dier”, te Antwerpen

“Pijn en Plezier van het politieke dier” is een reeks lezingen bij Het Zoekend Hert, Antwerpen, telkens op zondag, één keer per maand. De lezingen beginnen om 11.00 uur, in  Koninklijkelaan 43, 2600 Berchem-Antwerpen. Inkomprijs is 9 euro.

De eerste lezing is op 25 januari: Josine Blok spreekt over Aristoteles.

Op 22 februari geef ik een lezing over Machiavelli.

Dan volgen Wessel Krul, over Hobbes (22 maart); Hans Achterhuis over Hannah Arendt (19 april); Frank Ankersmit over Habermas (17 mei); Ronald Tinnevelt over Martha Nussbaum (7 juni) en Manu Clayes en Bleri Lleshi sluiten af (21 juni).

Inschrijvingen op hetzoekendhert@gmail.com

image

 

 

 

 

‘Koken met filosofen’, Canvas – ‘Het Voordeel van de Twijfel’

1391928_395105643974969_8578582657454954937_nKoken met Filosofen‘ was de vierde aflevering van ‘Het Voordeel van de Twijfel‘, een Canvas-programma van Bram Van Splunteren en Stefaan Van Brabandt.

Samen met Gentse professor Ignaas Devisch bereidde ik een lunch – Toast met champignon, lamskroon met boontjes en gebakken aardappelen.

Ondertussen spraken we over onze liefde voor lekker eten, over voedsel als maatschappelijke vraag, over Aristoteles, Epicurus en Spinoza.

Twee andere duo’s kookten ook samen…

En in het programma spreekt filosoof Stefaan Van Brabandt met Peter Singer, Michael Pollan ea.

De volledige aflevering is hier te bekijken op de zender Canvas.
“Wat is gezonde en ecologisch verantwoorde voeding? Moet er een taks komen op suiker- en vetrijke producten? Hoe is de voedselindustrie georganiseerd en wat zijn hiervan de sociale, ecologische en economische gevolgen voor de mens, de wereld en het milieu? En mogen we eigenlijk dieren eten? Welke waardevolle inzichten bieden filosofen als Epicurus en Peter Singer hieromtrent?

Continue Reading ›