“Een systeem van meerdere elites”, column DS, 17 februari 2022

“Radicaler protest zal vaker voorkomen; half spontane manifestaties met niet-georganiseerde betogers. Dat voorspelde Stefaan Walgrave (UA) op Radio 1, na het ‘vrijheidskonvooi’ van maandag. De coronapandemie heeft het ongenoegen versterkt dat eerder al vertolkt werd door de gele hesjes. Veel mensen voelden zich niet gehoord, niet begrepen, niet vertegenwoordigd.

Die betogers verschillen onderling en hebben vaak andere bekommernissen. Het fenomeen is complex en hangt samen met het veranderende partijlandschap. Daarover verscheen een diepgravende analyse: Ongelijkheid en ons stemgedrag. Een studie van 50 democratieën van 1948 tot 2020 (2021), waarin Amory Gethin, Clara Martinez-Toledano en Thomas Piketty onderzoeken hoe sociale kenmerken stemkeuzes ­beïnvloeden; hoe partijen kiezers aantrekken, naargelang hun inkomen, ­opleidingsniveau, vermogen, beroep, sekse, leeftijd, afkomst en etnisch-religieuze identiteit.

Je kunt dat werk ook vanuit deze vraag inkijken: bij welke partijen vinden burgers in westerse landen gehoor als ze laaggeschoold zijn, een laag inkomen hebben én ongelijkheid zien toenemen? Bij haast geen enkele, blijkbaar. De laaggeschoolde, weinig kapitaalkrachtige mensen voelen zich niet thuis bij de traditionele linkse partijen, terwijl rechtse partijen zich niet richten op economische herverdeling. 

Piketty en zijn collega’s stelden een opmerkelijke evolutie vast: er is een systeem van meerdere elites ontstaan. In de decennia na WO II vertegenwoordigden linkse partijen (sociaaldemocratische en aanverwante) nog de kiezers met lage inkomens en lage opleidingsniveaus. De rechtse, conservatieve ­partijen (christendemocratische, rechts-liberale en nationalistische) ­bereikten veelal kiezers met hogere ­inkomens en hogere opleidingsniveaus. Het partijlandschap viel dus samen met de klassenstrijd. Maar stilaan gingen linkse en rechtse partijen vooral twee elites ­bedienen: linkse partijen trokken eerder ­hogeropgeleide kiezers aan, rechtse partijen mensen met hogere vermogens. ­Tegelijk zwenkten lageropgeleiden naar rechtse partijen. 

België kent zo’n systeem van meerdere elites, volgens het genoemde boek. De opkomst van groene partijen en ­antimigratiepartijen heeft dat versterkt. Hogeropgeleiden stemmen eerder links, lageropgeleiden verschuiven naar rechts. Bij mensen met vergelijkbaar ­ inkomen bepaalt het opleidingsniveau of ze groene dan wel antimigratiepartijen prefereren. Die wending geldt vooral voor Vlaanderen. Radicaal-rechts is in Wallonië niet doorgebroken, aldus de onderzoekers, ook omdat socialistische en radicaal-linkse partijen de steun van laagopgeleiden hebben behouden. 

Hoe valt die evolutie te verklaren, waarbij linkse partijen de focus op economische herverdeling lijken te verwaarlozen? Sinds de culturele revoluties in de jaren 60 en 70 profileren sommige linkse partijen zich vooral rond man-vrouw relaties, seksuele rechten, rechten van minderheden of de ­klimaatcrisis. Tegelijk zijn ze mee­gestapt in het positieve verhaal rond globalisering en liberalisering. En ­migratie is een thema geworden. Die factoren zijn al lang gekend, maar de studie benadrukt een andere ontwikkeling: de uitbreiding van het onderwijs. De voorbije decennia heeft een groter deel van de bevolking toegang gekregen tot hoger onderwijs. Dat heeft de dynamiek bij linkse partijen veranderd: vooral de winnaars van de onderwijscompetitie opteren voor deze partijen. Lageropgeleiden voelen zich er niet meer thuis. Het rechtse pleidooi voor een beperkte overheid klinkt voor hen aantrekkelijk: zij genieten niet van de overheidsinvesteringen in onderwijs, die ze wel mee financieren. 

Intussen stemmen ze vooral voor ­antimigratiepartijen. Voor hoger­­­­­­op­geleiden kan het verleidelijk lijken die mensen als racistisch te beschouwen. In een interview waarschuwt Piketty voor die vooroordelen. In de jaren 50-60, bijvoorbeeld, bevroegen peilingen de Franse bevolking: vonden zij dat Afrikaanse volkeren recht hadden op zelfbestuur, en dus op dekolonisatie? Daarop antwoordden mensen uit de arbeidersklasse grotendeels bevestigend. Hun hogeropgeleide, rijkere medeburgers vonden veelal van niet. Wat meespeelt, aldus Piketty, is dat linkse bewegingen toen zelfbestuur en economische herverdeling promootten, ook voor de gekoloniseerde volkeren. Politisering maakt dus het verschil: hoe worden politieke scheidslijnen vertaald, welke oplossingen worden voorgesteld?

Verder belicht Piketty een reëel risico voor linkse partijen: dat hogeropgeleiden de anderen neerbuigend bejegenen, en doof blijven voor hun bekommernissen. Hogeropgeleiden geloven in de meritocratie, ze zijn ervan overtuigd dat ze hun betere positie verdienen. Die houding werkt de kloof in de hand. Tal van andere studies bevestigen dit probleem. Toen Hillary Clinton in 2016 Trumpkiezers ‘deplorables’ noemde, had dit een impact op het vroegere linkse kiespubliek. In haar boek Strangers in their own land vermeldt de Amerikaanse sociologe Arlie Russell Hochschild hoe sommigen T-shirts droegen met daarop ‘Adorable Deplorable’ als geuzennaam. Maar als de traditionele linkse en rechtse partijen liever elites aanspreken – hoogopgeleiden of kapitaalkrachtige mensen – waar kan die ‘adorable deplorable’ dan heen?”

Deze column verscheen in De Standaard op 17 februari 2022.

“De mythe van Malcolm X”, DS 24 okt 2016

Unknown 08.33.05“Dwepen met Malcolm X kan stimulerend zijn voor wie politieke helden zoekt, en met het toneelstuk in de KVS staat hij weer volop in de aandacht. Maar zijn project valt niet te verwarren met een progressieve visie op de samenleving: in de VS verdedigde hij een gewelddadig moslimactivisme tegenover de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King.

Sommige trekjes van Malcolm X zijn geen details: hij was een antisemiet en homohater, vond vrouwen ondergeschikt aan mannen, noemde blanken ‘des duivels’ en meende dat interraciale huwelijken de zuiverheid van het zwarte ras aantastten. Malcolm X is dus niet vanzelfsprekend de ideale figuur om het noodzakelijke verzet tegen racisme en discriminatie elan te geven.

En er is de vreemde connectie tussen het slavernijverleden en de islam. Het lot van moslims in het Westen verschilt op twee manieren fundamenteel van dat van zwarten in Amerika. Ten eerste zijn allochtonen in het Westen vandaag geen erfgenamen van een slavenhandel, in tegenstelling tot de zwarte gemeenschap in de Verenigde Staten. In Vrij Nederland schreef Stephan Sanders schertsend: ‘De ouderen onder ons herinneren het zich nog: hoe aan het begin van de jaren zestig, vorige eeuw, de slavenschepen uit Marokko en Turkije aanlegden in Rotterdam en IJmuiden. Hoe de vracht gelost werd en de mannen op het bureau van de burgerlijke stand een M. (moslim) achter hun naam kregen, zodat ze geen gebruik zouden maken van wc’s die voor echte Nederlanders bestemd waren, en niet in dezelfde tram- of treincoupé mochten plaatsnemen. Berucht is ook hoe de latere migranten in 1986 werden geweerd bij de stembureaus.’

Derde- of vierde-generatiemigranten in Europa eigenen zich dan een gefabriceerd verleden toe: het waren de Afrikaanse slaven in Amerika die brutaal ontvoerd werden, vervreemd van hun taal, cultuur en gemeenschap, en die zonder burgerrechten in gevangenschap arbeid moesten verrichten. Dat lot valt moeilijk te vergelijken met allochtonen in Europa die juridisch gelijkwaardig zijn, door de dubbele nationaliteit naar een thuisland kunnen, de taal van hun voorouders vaak nog spreken en binnen een seculiere staat hun geloof kunnen beleven.

De enorme verschillen in hedendaagse beleving beschrijft de Amerikaanse schrijver Ta-Nehisi Coates dan ook glashelder: over de positie van zwarten in Amerika is hij vlijmscherp. Maar hij voelt zich prima in Parijs: ‘Daar zijn zwarten geen slaven, en zijn ze niet de negers van de blanken.’

Vervolgens ook dit. Arabieren hebben eeuwenlang zelf slavenhandel georganiseerd: Marrakesh, Tunis, Barqa, Jeddah waren belangrijke handelsplaatsen. Zelfs nu worden slaven gehouden in islamitische landen zoals Qatar. Deze schuldvraag wordt zelden behandeld. Alleen de identificatie met slachtofferschap is een optie, met de eis tot compensatie. Helaas hebben de strijdlustige moslimjongeren zichzelf de onmenselijke proporties van hun vernederingen eerst aangepraat.

Bij radicale politieke keuzes doen feiten er amper toe. Malcolm X lijkt nu op te duiken in wat sociologe Arlie Russell Hochschild een deep story noemt: een verhaal dat je jezelf vertelt over je afkomst, je positie, je verwachtingen. Dit verhaal beïnvloedt je emotionele reacties op ontgoochelingen. Het wordt een filter, die je verblindt voor feiten of tegenspraak.

De haatdragende versie van zo’n deep story vergiftigt een toekomstvisie. Links in Amerika bereikte er weinig mee, aldus de liberale filosoof Richard Rorty. ‘Onder invloed van bijvoorbeeld Malcolm X werd het gemeengoed om te denken: Amerika is een slecht land, we moeten ons isoleren van de rest, we moeten een separate cultuur creëren. Hierdoor is het multiculturele denken tot een soort fetisj van links geworden. Het gaat samen met een zekere neerbuigende houding ten opzichte van de Amerikaanse democratische instituties.’

Malcolm X was niet alleen neerbuigend, hij miskende het recht op tegenspraak. Wie het oneens was, werd – zoals hij ook Martin Luther King noemde – een onderworpene, een huisneger, een inschikkelijke onderkruiper. Zulke radicaliteit leverde in de praktijk niets op, behalve een mythische aura voor de heldhaftige verzetsheld.”

De column verscheen in De Standaard op maandag 24 oktober 2016.