“De Vragen van Proust”, DM 8 okt. 2018

De krant De Morgen interviewde me voor ‘De Vragen van Proust’.

door Ann Joris en Fernand Van Damme

 

Hoe oud voelt u zich?

“Wel, een generatie ouder sinds ik mama geworden ben. Ik heb een dochter van negen maanden en dat maakt echt wel een verschil. (neemt laptop, toont foto van Alma) Bij Margarete Mitscherlich (ook wel de Grande Dame van de Duitse psychoanalyse genoemd, 1917-2012, red.) las ik dat vrouwen van over de veertig van veel afscheid moeten nemen: van hun schoonheid, van hun verleidelijkheid, van hun hechte band met de kinderen, van hun eigen ouders. In de tweede helft van je leven sijpelt er dus op allerlei manieren rouw in je bestaan binnen. Ik denk wel dat dat klopt, maar voorlopig heb ik er niet zo veel last van.

“Het wordt pas moeilijk, denk ik, wanneer je krampachtig vasthoudt aan het idee jong te moeten blijven. Als je dat loslaat en aanvaardt dat ouder worden gewoon bij het leven hoort ontdek je andere prioriteiten.”


Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Euhm. Dat ik helder en lucide probeer te kijken en te schrijven. Ik hou van waarachtigheid. Ik ben allergisch voor poses en inauthenticiteit. Ik probeer de dingen te zien zoals ze zijn en er ook niet van weg te kijken. Liever een echte droefheid dan een valse vrolijkheid. Daarom heb ik een voorkeur voor realistische filosofen, zoals Spinoza of Machiavelli, die er fel op hameren: je moet proberen het leven te zien zoals het is, de dingen te begrijpen vanuit hun oorzaken, jezelf geen rad voor de ogen te draaien. Ook niet over jezelf. Zelfkritiek is belangrijk. Die ego temperende werking van hun filosofie zint me wel. De mens denkt zo makkelijk dat hij het centrum is van de schepping. Hoe vaak meet hij zichzelf geen grotere rol toe dan hij eigenlijk speelt? In mijn eigen leven heb ik het als een bevrijding ervaren om die verbeelding los te laten. Je moet kunnen loskomen van de vraag of wat je doet in de smaak valt. Pas als je je niet meer aantrekt wat de anderen van je denken, kun je trouw blijven aan jezelf.”

Wat is uw passie?

“Wel, zo’n beetje wat ik net zei. (lacht) Of zoals André Comte-Sponville (Frans filosoof, °1952, red.) het ooit formuleerde: ‘vivre sa pensée et penser sa vie’. Je denken  beleven, en  je leven bedenken. Pas toen ik na tien jaar een punt zette achter mijn academische carrière en de filosofie als een roeping ben gaan beschouwen, besef ik wat mij inherent gelukkig maakt. Ik heb er lang mee geworsteld, maar heb uiteindelijk ingezien dat ik niet thuishoor in een competitieve omgeving, waarin sommigen alles op het spel zetten voor meer aanzien en prestige en zelfs recht tegen de filosofie ingaan waar ze zich mee bezighouden. Op het einde had ik de indruk dat ik naar een circus keek.

“Of een roeping niet nogal zwaar op de hand klinkt? Tja, maar er staat iets op het spel voor mij, filosofie is niet vrijblijvend.”

Is het leven voor u een cadeau?

“Eigenlijk wel. ‘Vivre sa pensée et penser sa vie’ gaat over hóé je kan leven en niet óf je moet leven. Existentiële angst heb ik niet, maar ik denk niet dat dat mijn verdienste is, je moet ook wat geluk hebben met wat je allemaal hebt meegemaakt. Ik ben dus geen nostalgisch, melancholisch of depressief iemand, dat is al een groot geschenk op zich. Denk nu niet dat mijn leven één langgerekte vrolijkheid is, maar fundamenteel existentiële twijfels heb ik niet. Tot Kierkegaard, Sartre of Camus ben ik dan ook niet aangetrokken. Ik apprecieer die filosofen wel, maar ze hebben het over ervaringen die ver van mij afstaan.

“Leven betekent voor mij al de kracht en alle mogelijkheden die je in jou hebt proberen te verwezenlijken. In het volle besef van je eigen beperkingen en belemmeringen. Dus niet: ik kan alles wat ik maar wil, maar wel proberen te zijn wie je kan zijn.”

Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“Wel het eerste wat me ‘s ochtends blij maakt is Alma’s lachend gezichtje als ze wakker wordt. En met Alma gaan wandelen in het park vind ik altijd heel bijzonder. De schoonheid van een boom kan iets heel intens hebben. Het enige wat dan bestaat is dat moment. Dat vind ik heel ontspannend.”

Wat is uw zwakte?

“Ik ben nogal moeilijk om te leren kennen, waardoor ik ook wel kansen mis om anderen te leren kennen. En ik ben niet erg vergevingsgezind. Als mensen me kwetsen of ontgoochelen houden ze voor mij op te bestaan. Wraakzuchtig ben ik niet, maar ik voel wel dat er een afstand ontstaat die ik niet makkelijk kan overbruggen. Ik probeer daaraan te werken, want ik vind vergevingsgezindheid belangrijk, maar ervaar toch dat het moeilijk is om daar verandering in te brengen.”

Waar hebt u spijt van?

“Niet van veel. Spinoza zegt: berouw is een dubbele droefheid. Het betekent één: dat je je in het verleden vergist hebt, dat je iets gedaan hebt wat eigenlijk pijnlijk of verkeerd was, en twee: dat je er nog altijd ongelukkig om bent. Volgens hem ligt dat aan een gebrek aan zelfinzicht, omdat je je verbeeldt dat je iemand anders had kúnnen zijn dan de persoon die je was. Als je inziet dat je, gezien wie je toen was en wat je toen wist, niet anders kon dan doen wat je toen gedaan hebt, kun je dat idee van spijt loslaten. Eenvoudigweg omdat je toen omringd was door bepaalde mensen, of omdat er bepaalde beperkingen of omstandigheden waren, of gewoon omdat je de dingen toen nog niet helder zag. Dat is dan maar zo. Punt. In dat opzicht is spijt niet iets waar ik veel aandacht aan besteed.”

Wat is uw grootste angst?

“Privé: dat mijn dochter mij nodig zou hebben en dat ik er niet zou zijn.

“Maatschappelijk: dat mensen het contact met hun eigen menselijkheid verliezen. (zucht even) Wat ik beangstigend vind, is de nonchalante manier waarop mensen omgaan met de hele culturele erfenis. Terwijl ik Machiavelli las voor mijn nieuwe boek, bedacht ik: zonder kennis van het verleden is de toekomst alleen eenzaamheid. Ik denk dat vandaag velen zich eenzaam voelen omdat ze zich niet meer met de vorige generaties en met hun eigen cultuur verbonden voelen. Dat heeft te maken met het consumentisme – alles moet altijd leuk, snel en niet te moeilijk zijn -, met het winstbejag – alles moet renderen – en met de diversiteitsobsessie. Onlangs nog suggereerde Caroline Pauwels van de VUB de Verlichting los te zien van het westerse verleden, omdat niet iedereen zich daar goed bij voelt. Eigenlijk is dat een soort onterving, want je kunt de Verlichting niet begrijpen zonder de geschiedenis te kennen. Dan rest alleen nog een vaag concept dat niets meer betekent.

“Schoon schip willen maken is typerend voor deze tijdgeest. Continue Reading ›

“Onze verhalen zijn van iedereen”, DS 20 sept. 2018

“Vorig weekend hield de rector van de VUB, Caroline Pauwels een bevlogen pleidooi voor de Verlichting, en ze heeft daarin groot gelijk (DS, 15/09). Ze bestempelt de Verlichting als een open houding, een pleidooi voor rede, humanisme en wetenschap. Ze toont hoe actueel en noodzakelijk deze begrippen zijn in een complexe, diverse wereld.

Tegelijk waarschuwt ze voor een al te historische interpretatie, die de Verlichting te exclusief zou maken: mensen die van elders komen, kunnen zich er dan niet meer in vinden. Een universele Verlichting, is dan ontdaan van haar ‘westerse’ karakter. Dit laatste klopt echter niet: juist door de context, de verhalen en de denkers te belichten, kan je de universele boodschap van de Verlichting helpen begrijpen.

Neem dat verhaal dat de Franse gelauwerde film ‘Ridicule’ vertelt (gebaseerd op de mémoires van Adèle D’Osmond, Comtesse de Boigne) over de jonge baron, Grégoire Ponceludon de Malavoy die zag hoe arme mensen bij bosjes stierven door moerasziektes. Als ingenieur wilde hij die moerassen droogleggen, en trok hij naar Versailles om de koning, Lodewijk XVI, te overtuigen. Maar hij ontdekte een wereld van intrige en bedrog, van valse gevatheid en spot, waar niemand zich om het lot van een ander bekommert. Pas na de Franse Revolutie werden dergelijke openbare werken die mensen het leven redden, mogelijk.

De les is duidelijk: als koningen zich afgezanten van God wanen, en zich opsluiten in hun weelderige hoven, blijven ze blind voor het lijden van de bevolking.

Zonder idee van gelijkheid, zonder politieke structuren om volksinspraak te hebben, leeft een kleine groep in luxe, en crepeert de rest. Waarom zouden mensen uit Afrika of Azië met dat historisch verhaal zich niet verbonden voelen, en meteen begrijpen wat de meerwaarde is van wetenschappelijk onderzoek, en van democratische structuren?

Of lees het verhaal ‘Zadig’ van Voltaire, dat zich in Babylon situeert. Voltaire vertelt de avonturen van een man die strijdt tegen onrecht en voor rechtvaardigheid. Gevat en meeslepend toont Voltaire hoe wetenschappelijke methodes de jongeman op weg helpen om de waarheid te achterhalen, zich van bedriegers en machtswellustelingen te bevrijden. Waarom zou zo’n korte roman niet inspirerend kunnen zijn? In Frankrijk wordt Voltaire nog veel gelezen, en terecht. Dat heeft niets met nationalisme, maar juist met de geest van humanisme en universalisme te maken.

Of neem het historische verhaal van Chevalier de la Barre, die in 1766 op twintigjarige leeftijd op de brandstapel eindigde; hij wilde niet knielen bij een processie, en werd beschuldigd van heiligschennis. Zijn overtuigingen werden hem fataal. Hij is een voorbeeld voor niet-gelovigen om met moed hun overtuiging te beleven. Vandaag de dag worden nog altijd mensen terecht gesteld omdat ze het officiële geloof niet willen aanhangen. Waarom zouden mensen uit andere landen dan niet begrijpen hoe aangrijpend dit verhaal is, en wat er allemaal gebeurde voordat een begrip als de vrijheid van mening en geloof werkelijkheid werd?

Pauwels heeft gelijk dat de Verlichting veel beter verdiend dan herleid te worden tot een strijdmiddel tégen anderen. En verhalen uit andere streken die menselijkheid, vrijheid en gelijkheid illustreren, zijn voor iedereen een verrijking. Maar je kan de Verlichting niet begrijpen – of uitleggen – zonder haar historische context, haar bijzondere denkers en aandoenlijke verhalen te raadplegen. Dat niet iedereen zich ‘goed voelt’ bij Westerse tradities, mag hierin geen rol spelen. Jongere generaties mogen niet onterfd worden van het rijke westerse verleden, omdat diversiteit het nieuwe ordewoord zou zijn. Veel keuze is er trouwens niet: zonder kennis van het verleden, kan de toekomst alleen eenzaamheid zijn.”

Deze column verscheen op 20 september 2018 in De Standaard.