“Angst is een slechte raadgever”, column DS, 17 maart 2022

“Al maanden leeft er angst in de samenleving. Voor een virus, een storm en nu een nucleaire aanval. Angst is een gevoel van pijn en onlust dat volgt uit de voorstelling van een naderend onheil dat intens leed veroorzaakt, aldus Aristoteles in de Retorica. Aan onheilspellende berichten was er de laatste jaren geen gebrek. Ik herinner me, bijvoorbeeld, dat januari een Siberisch koude wintermaand zou worden. En na de kerstvakantie werd een zeer ontwrichtende besmettingsgolf voorspeld; zelfs het leger stond klaar om de ziekenhuizen overeind te houden. 

Permanent in angst leven heeft ernstige gevolgen. Om te beginnen is het erg vermoeiend. Je leeft in een toestand van hyperwaakzaamheid. Door die ­brede alertheid kun je je juist minder op dagelijkse taken richten. Je slaapt slechter of licht, als de muizen in het hooi, omdat je lichaam het signaal krijgt dat het opmerkzaam moet blijven. En als je bang bent, maak je je ­lichamelijk kleiner. Je bent onzekerder en wantrouwender. Langdurig met angsten omgaan is voor elk individu een opdracht. Maar het is ook een maatschappelijke en cultureel probleem. 

Nu kun je zeggen dat de bedreigingen reëel zijn en dat angst daarbij hoort. Pandemieën zijn levensgevaarlijk, stormen ook, en wraakzuchtige dictators evenzeer. Maar de vraag blijft of de ervaren angst evenredig is met dreiging. Wat de covidpandemie en de oorlog in Oekraïne betreffen, kan tijd wijsheid brengen. De noodsituatie door de storm Eunice valt intussen wel in te schatten. En de maatschappelijke reactie was opmerkelijk.

Op 18 februari gaf het KMI code oranje in vier provincies (vooral aan de kust), en code geel elders. Na de middag werden felle rukwinden verwacht. Vanaf de middag sloten sommige scholen en universiteiten dan ook preventief. Andere scholen maanden ouders aan om hun kinderen tijdig af te halen. Veiligheid voorop! Dat lijkt de beste keuze – wie is nu tégen veiligheid?

Toch is deze gang van zaken twijfelachtig. De vraag was niet alleen meer hoe groot de kans op schade was; dus hoe waarschijnlijk een negatieve afloop was. In de verbeelding begon het meest rampzalige scenario te leven, en dat werd richtinggevend. Dan lijk je de plicht te hebben om elk risico te vermijden. Anders stimuleer je roekeloos ­gedrag. Je moet je verantwoordelijk ­gedragen: je zorgt er het best voor dat je niet aansprakelijk kunt worden gesteld voor leed of schade als iets fout loopt. Alsof je de logica van een verzekeringsmakelaar moet hanteren om te weten wat je moet doen. Na het doemscenario volgt de opluchting: de ergste voorspellingen zijn niet uitgekomen. Neen, ­natuurlijk niet, omdat de risicoberekening rammelde: de ergst mogelijke situatie werd voor de meest waarschijnlijke gehouden. 

Een samenleving die elk risico wil vermijden, ondermijnt de ontwikkeling van mensen. Toevallig gebruikt Aristoteles in zijn Retorica het voorbeeld van een storm om de relatie tussen angst en zelfvertrouwen te duiden. Zelfvertrouwen is het tegendeel van angst, beweert hij, ze bouwt op het geloof dat je onheil kunt overwinnen. 

Twee omstandigheden maken dat mensen een storm onbewogen kunnen doormaken, aldus Aristoteles: als je hem nog nooit hebt meegemaakt en de dreiging niet herkent, en als je weet dat je de beproeving kunt doorstaan, hoe onaangenaam ze ook is. Kortom, kinderen en ervaren volwassenen hebben alle reden om koelbloedig te blijven. En kinderen hebben in februari deze test glansrijk doorstaan. Veel volwassenen iets minder. Zij meenden dat thuisblijven in elk geval beter was dan buiten­komen. Hoe kan iemand in zo’n context het zelfvertrouwen opbouwen dat nodig is om volgende stormen te trot­seren? 

Als je niet door angst wilt overheerst worden, dan is dat precies waar je aan moet werken: de vele manieren waarop het zelfvertrouwen kan toenemen. Aristoteles geeft een hele resem mogelijkheden. Daarbij hoort de ontwikkeling van deugden, zoals moed. Moedig zijn betekent niet dat je nooit angst voelt. Moed is het vermogen om ondanks je angst toch te handelen. 

Het is allemaal een kwestie van evenwichten, van het juiste midden: moed ligt even ver van roekeloosheid als van verlammende angst. Het goede leven is een evenwicht tussen veiligheid, geborgenheid en, aan de andere kant, openheid en risico. Je hebt er trouwens alle belang bij om angst niet onnodig aan te wakkeren, waarschuwt Aristoteles: ze genereert boosheid en vijandigheid ­tegenover wie de dreiging dichterbij zou kunnen brengen. In het geval van een storm is dat een abstract gegeven: de natuur. Maar bij pandemieën en oorlogen kunnen sommige mensen wel aangeduid worden als de nieuwe vijanden. De eigen verbeelding, en de vele angstaanjagende voorstellingen benevelen de gedachten. Het hoofd koel houden, dus, en naar buiten, nu. Neem desnoods een jasje en een paraplu mee – in maart en april kan het nog flink ­regenen.”

Deze column verscheen in De Standaard op donderdag 17 maart 2022.

“Als negatieve vrijheid de norm is”, column DS, 3 februari 2022

Vorige week zondag manifesteerden duizenden mensen ­tegen het coronabeleid in Brussel. Los van de betoging neemt het verzet tegen de coronamaat­regelen toe, en ook de polarisering. In extreme gevallen weerklinkt de kritiek dat de overheid een totalitair beleid voert. In Nederland verkondigt zelfs FVD-leider Thierry Baudet die mening. Hij is veroordeeld voor ongepaste vergelijkingen tussen ongevaccineerden nu en de Jodenvervolging die tot de Holocaust leidde. 

De vergelijking met de jaren 30 klopt natuurlijk niet. Vooreerst is het perfect legitiem dat een overheid tijdens een pandemie maatregelen neemt om burgers te beschermen. Er is nog een misvatting, die de Franse denker Marcel Gauchet helder uitlegt in Le malheur français(2016): tijdens de jaren 30 was de samenleving extreem gepolitiseerd: totalitaire partijen brachten massa’s op de been om met sociale, economische en juridische maatregelen iedereen, de hele samenleving, aan één politiek ­model te onderwerpen. Nu is de samenleving gedepolitiseerd. Massa’s verenigen zich niet als leden van strak georkestreerde, antidemocratische partijen; ze vinden elkaar als individuen die ­samen iets organiseren. Veelal engageren ze zich precies niet voor politieke partijen. Gauchet maakte zijn analyse voor de coronapandemie uitbrak. Maar ze werpt een licht op een malaise in de democratie, die een rol speelt bij de huidige polarisering.

In een goed functionerende democratie besturen burgers zichzelf. Ze kunnen samen beslissen hoe de samenleving moet evolueren. Ze verenigen zich in politieke partijen, nemen deel aan verkiezingen, discussiëren met ­elkaar en wegen beleidsopties af. Meerderheden beslissen, maar houden rekening met minderheden. Partijen met uiteenlopende strekkingen verdedigen hun visie op de relatie tussen het individu en de collectiviteit. Ze verschillen in hun visies op vrijheid. Maar ze zijn het erover eens dat het primaat van de politiek heerst: wie de macht heeft, bepaalt ook het economische beleid. 

Dit democratische debat verliep vrij goed tijdens de trente glorieuses, van 1945 tot 1975. Maar vanaf de jaren 80 en 90 evolueerde de liberale democratie naar een neoliberaal model. Het politieke proces werd ondergeschikt aan economische doelen, die geen geografische begrenzing meer kenden. De vrijheid wordt sindsdien negatief ingevuld: wie kan, mag vrij handelen, zonder door anderen beperkt te worden. Kapitaalkrachtige bedrijven beschouwen nationale wetten en regels als hindernissen. Ze proberen de politieke invloed van natie­staten te ontwijken, vaak met succes. Dat verandert het politieke spel. Burgers zijn individuen geworden, die rechten opeisen en hun belangen nastreven. De negatieve vrijheid geldt ook voor hen: als individu heb je rechten, en niemand heeft de legitimiteit om die te ­beperken. Dat beïnvloedt de opdracht van de overheid: politici bemiddelen tussen de uiteenlopende rechten en ­belangen van kiezers. Zo leggen linkse partijen de nadruk op individuele rechten. Ze steunen instellingen die zwakkeren helpen om die rechten te laten gelden. Denk aan het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen of Unia. Rechtse partijen ijveren voor de belangen van vrije ondernemers. Ze ­beloven regelgevingen en belastingen zo veel mogelijk te beteugelen. Voor een gezamenlijk, democratisch overleg over de richting die de samenleving als geheel moet uitgaan, is minder ruimte.

In die politieke context dook onverwacht een virus op dat een pandemie veroorzaakt. De overheid legde snel drastische maatregelen op om de bevolking te beschermen. Terecht, natuurlijk. Crisisbeleid vereist burgerschap: mensen moeten regels volgen die niet alleen henzelf, maar vooral de zwakkeren in de samenleving ten goede ­komen. Heel veel burgers geven gehoor aan dat appel. Maar een deel wil er niet op ingaan en ervaart de aanpak als een ­onrechtmatige inperking van de (negatieve) vrijheid. De overheid dicteert daarbij de persoonlijke beweegruimte: hoe je kerst mag vieren, of je op restaurant mag, waar je moet werken … Dat leidt tot frustratie. Want de individualistische logica bepaalt dat je je leven mag inrichten zoals je wenst. Tegelijk is dat ook het enige wat je nog kunt doen. Je hebt geen stem meer om het grotere verhaal vorm te geven. Het persoonlijke, private wordt dan enorm belangrijk. 

Daarbij hebben politici soms ook de voeling met het democratische proces verloren; ze nemen besluiten door ­belangen tussen groepen af te wegen, wat de bevolking als een koehandel ­ervaart. Ze aanvaarden aarzelend parlementaire inspraak en nemen moeilijk afstand van beslissingen die hun nut niet bewijzen. 

Intussen floreren sommige bedrijven tijdens de crisis. Technologische bedrijven maken forse winsten, farma-bedrijven ook. De burgers die genoeg hebben van het beleid en hun individuele vrijheid opeisen, zijn in zekere zin consistent: als de negatieve vrijheid in het neoliberale model de norm is, waarom zou dat voor hen niet gelden?

De pandemie heeft het debat over burgerschap en vrijheid urgenter ­gemaakt. Er is een nood aan heldere ­definities, die zich ver houden van ­dramatische overdrijvingen over de donkerste perioden van de geschiedenis. Die definities moeten een antwoord geven op de depolitisering van de voorbije decennia. Zodat vrijheid geen vaag, abstract of illusoir begrip is, maar burgers toelaat om hun politieke macht te herwinnen. “

Deze column verscheen in De Standaard op 3 februari 2022.

“Pleidooi voor proportionaliteit”, column DS, 20 januari 2022

Hoe moet het nu verder met de pandemie en het bijbehorende crisis­beleid? Dat is de vraag van het Wintermanifest, dat ik mee ondertekend heb, en waaraan ik, ­zoals Ignaas Devisch, niet zelf ­geschreven heb. Mijn collega-filosoof heeft zich intussen teruggetrokken, wat hij uitvoerig motiveert (DS 18 januari). Voor zijn zelfkritiek heb ik alle lof, en voor zijn houding alle begrip; als hoogleraar medische ethiek was hij deels betrokken bij het gevoerde beleid. Verder deel ik zijn aandacht voor de toon van het debat, en ik betreur eveneens de ­ontsporingen op sociale media. 

Voor mij vat het opiniestuk van initiatiefnemer Tijl De Bie in De Morgen het beste de geest van het manifest: de oorspronkelijke sprint is een marathon geworden. En dat vraagt een andere strategie. Zoals De Bie uitlegt, was het niet de ­bedoeling om ­experts persoonlijk te viseren. Iedereen weet immers dat zij zich de afgelopen maanden uit de naad hebben ­gewerkt. De vraag is wat er beter zou kunnen. Het manifest gaat ook niet alleen over de Gems, maar vraagt een reflectie over adviesraden bij pandemieën op de lange termijn. 

En ja, het manifest bevat enkele passages, onder meer over de media, die beter hadden gekund, en die verwarrend zijn geschreven. Dat is jammer. Intussen heeft het Wintermanifest wel een ­dynamiek op gang gebracht. Heel wat huidige experts tonen veel openheid om de wetenschappelijke en ­publieke debatten te verdiepen.

Wat mij na aan het hart ligt, is dat maatregelen proportioneel moeten zijn: de voordelen op het ene vlak moeten afgewogen worden tegen de nadelen op andere vlakken. Meerdere disciplines moeten bij de discussies op een gelijkwaardigere manier worden betrokken. Zo wordt duidelijker wat haalbaar is op het terrein, en wat de gevolgen van concrete maatregelen zijn voor iedereen. Het welzijn van jongeren en kinderen is bijvoorbeeld cruciaal. Ook hier is een analyse van de verregaande impact nodig: de gevolgen van meer huiselijk geweld of leervertraging werken jaren door, zoals Inge Van Trimpont zondag nog overtuigend argumenteerde in De zevende dag. Kortom, structurele problemen die al bestonden, dreigen erger te worden. Precies daarom kunnen nieuwe inzichten en ervaringen best worden meegenomen. 

Over politiek beleid mag daarbij grondiger gedebatteerd worden: meer vanuit de principes, minder vanuit de partijpolitiek. Voor de kerstvakantie sloten de scholen. De cultuursector moest plotseling dicht. Met alle inspanningen van deze sectoren om toch veilig te werken, werd amper rekening gehouden. De Raad van State schorste uiteindelijk de sluiting van de cultuursector, omdat die disproportioneel en onvoldoende gemotiveerd was. Die gang van ­zaken is niet voor herhaling vatbaar. 

Om het actueel te maken: het opiniestuk van Conner Rousseau (DS 17 januari) illustreert hoe een noodsituatie politici soms een bijzondere ­logica opdringt. De redenering van Rousseau klinkt helder: mensen die gevaccineerd zijn, moeten beloond worden met vrijheid, de anderen moeten uit de publieke ruimte worden geweerd. Maar vrijheid is helemaal geen beloning. Dat je grondrechten hebt, betekent juist dat je niet van iemands willekeur afhangt voor de uitoefening ervan. Toegang tot de publieke ruimte is een fundament voor de ­democratie. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan daaraan getornd worden. En bovendien, hoe ga je mensen overtuigen die je overal wilt weren? Eigenlijk is het omgekeerde nodig: een breed en diep publiek debat, met gerichte inspanningen om de mensen die afhaken opnieuw bij de samenleving te betrekken. 

Dat wordt een moeilijke klus, en veel stemmen kunnen ertoe bij­dragen. Tot de groep ondertekenaars behoren mensen die in frontlinies hebben gestaan en waardevolle ­inzichten en contacten hebben, zoals huisartsen, onderwijsspecialisten, psychologen, en vele anderen. Diversiteit is er ongetwijfeld ook over de ideeën zelf, over het Corona Safe Ticket, verplichte vaccinatie of de vaccinatie voor kinderen. 

Het manifest pleit niet voor één gedeelde visie. Het gaat ook niet over een soepel of een streng beleid. Maar over een gedoseerd, proportioneel en onderbouwd beleid, met aandacht voor gevolgen op termijn, vooral voor de zwakkere groepen in de ­samenleving. En nu, allemaal samen ‘moedig en respectvol voorwaarts’, zoals (medeondertekenaar) Michael De Cock het treffend stelt.”

“Wat als coronavirus een blijvertje blijkt?” interview Trouw

Voor het ‘Filosofisch Elftal’ in Trouw interviewde Alexandra van Ditmars me, samen met Bas Haring. Dit verscheen in Trouw op donderdag 9 december 2021.

Wat als het coronavirus een blijvertje blijkt?

Het Filosofisch Elftal geeft gehoor aan de oproep om na te denken hoe het coronavirus ons leven op de lange termijn beïnvloedt. ‘We moeten leren op een andere manier tegenover de natuur te staan en in te zien dat onvoorspelbaarheid bij het leven hoort.’Alexandra van Ditmars 9 december 2021

De regering moet een nationale denktank opzetten die nadenkt over hoe om te gaan met het coronavirus op de lange termijn, zei Femke Halsema afgelopen weekend in Buitenhof. De Amsterdamse burgemeester denkt daarbij niet alleen aan voorstellen die betrekking hebben op de zorg, maar ook op de economische en sociale gevolgen. Voorstellen formuleren voor de komende een à twee jaar kan de bevolking volgens haar ‘het noodzakelijke perspectief geven’, omdat ze dan weet dat ‘we verder nadenken over hoe het leven fijner en van betere kwaliteit wordt, ongeacht covid’. Het Filosofisch Elftal buigt zich alvast over deze vraag. Wat is er nodig om als burgers een goed leven te leiden in een land met corona, ongeacht de besmettingscijfers?

“Een van de dingen die je kunt doen is meer inzetten op preventie in de gezondheidszorg”, zegt filosoof en columnist Tinneke Beeckman. “Mensen met onderliggende aandoeningen belanden door corona in het ziekenhuis, maar vaak ook mensen met bijvoorbeeld overgewicht. Aan het begin van de pandemie werd nog wel gezegd dat het van belang is dat we bewegen, gezond eten, een vast ritme aanhouden. Maar daar hoor je nu bijna niemand meer over, terwijl een gezonde levensstijl ervoor zorgt dat je het virus fysiek beter aankunt en ook bevorderend werkt voor de mentale gezondheid. Bovendien is het een advies dat de farmaceutische industrie niet dient. Onder anderen antivaxxers wantrouwen die kapitalistische industrie, en daardoor ook de huidige maatregelen. Door op iets te wijzen wat voor iedereen beter is en losstaat van de farmaceutische wereld creëer je de gelegenheid om als overheid de band met de burger te herstellen.”

Het is verstandig om op een andere manier te gaan leven

“Inzetten op vaccinatie is ook een vorm van preventie”, reageert Bas Haring, filosoof en bijzonder hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden. “En daar hoor je juist heel veel over. Maar naast het denken op kortere termijn dat zich richt op hoe de cijfers ervoor staan en of we modellen als 2G moeten invoeren is er inderdaad ook een langetermijnvisie nodig. In literatuur en film zien we vaak het belang van een wijs iemand die niet meegaat in de waan van de dag en zaken vanuit een breder perspectief overdenkt. Denk aan Merlijn bij King Arthur, Yoda in Star Wars of Gandalf in Lord of the Rings. Een denktank kan een soortgelijke rol vervullen. Het is verstandig om op een andere manier te gaan leven in de komende jaren. Neem onze omgang met dieren. We weten dat covid-19 een zoönose is, een infectieziekte die van dier op mens kan overgaan. Toch houden we nog steeds vaak veel dieren op elkaar en wonen we er ook nog eens vlakbij, bijvoorbeeld in Brabant. Ook is het misschien tijd om ons begrip van solidariteit te verbreden. Het zou goed kunnen dat de omikronvariant een gevolg is van dat er in Zuid-Afrika weinig is gevaccineerd. Bij de inkoop van vaccins dachten westerse landen vooral aan hun eigen bevolking en niet aan andere landen. Nu merken we: de manier waarop wij nadenken over solidariteit is te beperkt, en we hebben ook nog eens onszelf daarmee.”blob:https://tinnekebeeckman.wordpress.com/7ae68450-c4cf-46cc-8095-4fdca6faff34https://acdn.adnxs.com/dmp/async_usersync.html

Beeckman: “We hebben te maken met een onzichtbaar monster. Doorgaans overheersen we de natuur zo dat we er niet meer aan gewend zijn als dat niet lukt. Er gaat veel aandacht uit naar het herwinnen van de controle: het virus moet verslagen worden, daarvoor moeten wij ons focussen op wetenschap en techniek, en dan zullen we als heer en meester uit de strijd komen. We moeten leren om op een andere manier tegenover de natuur te staan en in te zien dat onvoorspelbaarheid bij het leven hoort. Het is fantastisch dat we vaccins kunnen ontwikkelen, maar die geven geen volledige controle: ze kunnen bijvoorbeeld niet bestand zijn tegen nieuwe varianten. Machiavelli, een Italiaanse filosoof uit de vijftiende eeuw, wees erop dat het lot nooit helemaal te beheersen valt, maar deels wel in goede banen te leiden valt. Je moet zoveel mogelijk proberen te doen, maar ook aanvaarden dat er dingen gebeuren die je niet kunt beheersen en daar zonder berouw – en zonder anderen de schuld te geven – tegenover staan. Dat laatste punt is ook van belang met betrekking tot corona, want we wijzen graag beschuldigend naar ongevaccineerden, de overheid of andere landen.”

Het botst met ons idee dat we de vrijheid hebben precies te leven zoals we willen

Haring: “Dankzij wetenschappelijke kennis is de wereld wel voorspelbaarder geworden. De situatie had er heel anders uitgezien als we niet binnen een jaar een vaccin hadden ontwikkeld. Maar acceptatie van het feit dat dingen ons nu ook eenmaal overkomen is inderdaad van belang, en dat is lastig in deze maatschappij waarin sprake is van een drang naar controle en perfectie. Het botst ook met ons idee dat we de vrijheid hebben om ons leven precies te leven zoals we willen – dat blijkt nu toch wat anders te liggen.”

Beeckman: “We mogen ons ook anders verhouden tot vrijheid en burgerschap. Vrijheid draait niet alleen om het individuele verlangen om te doen wat je wil, waarbij je denkt: als ik iets wil, wie heeft dan de legitimiteit om mij daarin te belemmeren? Deze negatieve vrijheid is nu wel dominant. Toen het onverwachte zich aandiende – in de vorm van een pandemie – werd een appel gedaan op een soort burgerschap dat niet meer duidelijk besproken wordt: dat je als burger dingen moet doen die haaks staan op wat jij individueel wilt, bijvoorbeeld geen feestjes geven. Dat wordt nu gezien als onvrijheid. Terwijl je vanuit Machiavelli ook kunt denken aan het republikeinse burgerschap, waarbij je vrij bent dankzij het feit dat je lid bent van een gemeenschap, waarin zaken als onderwijs en gezondheidszorg jouw leven juist mogelijk maken.”

In ‘De Afspraak’ op donderdag 27 mei 2021

Op donderdag 27 mei 2021 was ik te gast in De Afspraak op Canvas, met viroloog Erika Vlieghe en Vincent Van Quickenborne.

De onderwerpen waren de gunstige coronacijfers, de zoektocht naar Jürgen Conings en de rol van wetenschappers in tijden van crisis. Waarom zijn mensen boos op wetenschappers?

In ‘De Afspraak’ op Canvas, 18 nov. 2020

Op 18 november zat ik bij Phara de Aguirre in de studio van ‘De Afspraak‘ op Canvas, om over mijn boek ‘Machiavelli’s Lef‘ te praten.

Andere gasten waren Carl Devos over de politieke actualiteit en Jurgen De Landsheer, Korpschef Politiezone Brussel Zuid, over het geweld tegen de politie in Brussel.

“Fortuna is niet de vijand”, column DS, 7 mei 2020

“In een openhartig interview vraagt de Amerikaanse psychotherapeut Gary Greenberg zich af hoe hij deze pandemie aan zijn patiënten kan uitleggen (DS weekblad, 2 mei). Hij heeft hen altijd verteld dat ze zichzelf beter niet als slachtoffers van duistere krachten zien, die het op hen persoonlijk gemunt hebben. Die gedachte is belangrijk, om met moeilijkheden om te gaan. Maar dit virus lijkt wel zo’n persoonlijke kracht te zijn, meent hij. Wat nu?

Greenbergs interpretatie van deze crisis is begrijpelijk, maar zijn conclusie is fout, denk ik. Want dit coronavirus viseert niemand in het bijzonder. Greenberg zou Machiavelli aan zijn patiënten moeten voorleggen. De beeldspraak van de Florentijnse filosoof is verhelderend: voor wispelturige, onvoorspelbare spelingen van het lot verwijst hij naar Fortuna, de Romeinse Godin. Ze is een blinde kracht, die geluk of ongeluk kan brengen.

Dit betekent niet dat je eigen gedrag geen rol speelt. Integendeel, want de fortuin bepaalt deels wat je overkomt, maar je hebt zelf een belangrijke rol te spelen. Hoe gepaster je op wisselende tijden reageert, hoe minder greep de fortuin op je heeft. Machiavelli vergelijkt haar met een onstuimige rivier, die als hij woest wordt vlaktes onder water zet, bomen ontwortelt en huizen vernielt, overal grond met zich meesleurt om die elders weer achter te laten: iedereen slaat op de vlucht, iedereen moet buigen voor zijn geweld en weerstand is onmogelijk. Maar in rustigere tijden kunnen mensen maatregelen nemen, door bijvoorbeeld dijken te bouwen. Een mens beheerst niet alles, maar een vooruitziend en wijs mens kan wel heel wat doen. Nooit op je lauweren rusten is Machiavelli’s eerste aanbeveling.

Als je Fortuna altijd aan je zijde wil hebben, moet je mee veranderen met de tijd. Dat is ontzettend moeilijk. Het is menselijk dat je vanuit gewoontes en je eigen karakter naar de wereld kijkt. Als je het goed hebt, wil je gewoon hetzelfde doen, alles behouden zoals het is. Maar hoe sneller je inziet dat tijden omslaan, dat je je constant moet aanpassen, hoe makkelijker je het voor jezelf maakt.

Daarbij komt dat tegenspoed je zelfvertrouwen ondermijnt, terwijl voorspoed je overmoed stimuleert. In beide gevallen schat je de werking van de eigen krachten en die van het lot verkeerd in. Als het slecht gaat, vertrouw je te weinig op je eigen mogelijkheden; alles is je te veel, te zwaar. En bij langdurige vrede en welvaart, denk je dat je een vanzelfsprekend recht op geluk hebt. Juist dan slaat Fortuna toe, waarschuwt Machiavelli.

Loop dus niet met je hoofd in de wolken als het goed gaat, en zit niet te diep in de put als het slecht gaat, adviseert Machiavelli in de ‘Discorsi’. ‘Opgeven mag men nooit: want de fortuin bewandelt kromme, onbekende paden, en waar die heen leiden weet men niet; en daarom dient men altijd te blijven hopen en de moed nooit op te geven, hoe hoog de nood ook is.’ Continue Reading ›

“Niet de massa, maar de elite panikeert”, column DS, 23 april 2020

“‘We beleven een rampenfilm uit Hollywood’, hoorde ik al een aantal keren zeggen. Ik herinner me zo’n films uit mijn jeugd: een held (Gene Hackman, Pierce Brosnan) ontdekt vroegtijdig een dreiging. Vóór iedereen ziet hij stormweer, een vulkaanuitbarsting, een epidemie op de wereld afkomen. Helaas miskennen de beleidsmensen (de kapitein, de lokale politicus, het hoofd van de inlichtingendienst) het probleem. De onbaatzuchtige held probeert de bevolking voor het gevaar te behoeden, terwijl hij tegelijk moet vermijden dat mensen panikeren. Want iedereen weet dat een massa uitzinnig reageert zodra nood uitbreekt; ze vlucht, krijst, muit, plundert.

Dit scenario levert spannende blockbusters op. Maar in de realiteit veroorzaken crises een heel andere dynamiek. Rebecca Solnit documenteert die respons in haar bekroonde ‘A paradise built in hell. The extraordinary communities that arise in disaster’ (2009). Daarin onderzoekt ze vijf catastrofes, van de brand in San Francisco in 1906 tot de orkaan Katrina in New Orleans in 2005. Haar boek bevat tientallen getuigenissen van slachtoffers, hulpverleners, en wetenschappers.

Solnit laat ook rampensociologen aan het woord. Hun discipline ontstond tijdens de Koude Oorlog, toen de Amerikaanse overheid een nucleaire oorlog met de Sovjet-Unie vreesde. De overheid wilde weten hoe mensen zich tijdens een catastrofe gedragen. De sociologen weerlegden snel de vooroordelen over een antisociale respons bij de meerderheid van de bevolking. Paniek? Die komt zelden voor.

Solnit onderscheidt uiteindelijk twee groepen mensen tijdens een ramp: een meerderheid neigt naar samenwerking en zelfs altruïsme; een minderheid is ongevoelig en egoïstisch, en creëert zo nog meer last. Bij die minderheid zitten soms mensen die denken dat ze het goed doen; dat ze helpen, terwijl ze de argwaan voeden en de crisis verergeren. Rampensociologen Caron Chess en Lee Clarke (Rutgers University) gebruiken voor hen de term ‘elite panic’: ze ontdekken dat niet de massa, maar een elite panikeert, omdat ze denkt dat anderen zullen panikeren. Daardoor stellen ze zich paternalistisch op: ze informeren de bevolking te weinig of verkeerd; ze focussen op repressieve maatregelen voor ongehoorzame burgers. Alsof mensen tijdens een crisis vooral moeten worden gedisciplineerd. Daarmee negeren ze precies wat het effect van de ramp echt is: dat veel mensen juist socialer, vrijgeviger en attenter worden. De meeste mensen herorganiseren hun leven, en handelen vrij redelijk in buitengewone omstandigheden.

Wie meegaat in die ‘elite panic’, projecteert zijn eigen mensbeeld op anderen, aldus Solnit: zo iemand denkt dat mensen elke gelegenheid willen aangrijpen om hun eigenbelang te dienen. Solnit weerlegt het negatieve, Hobbesiaanse mensbeeld, dat de mens als een asociaal, irrationeel, egoïstisch wezen bestempelt. Ze benadrukt dat het omgekeerde mensbeeld klopt én nodig is tijdens een ramp: dat iedereen elkaar als bondgenoot beschouwt. Vooral wie autoriteit heeft, moet de bevolking vertrouwen. Want mensen kunnen behoorlijk wat tegenslag hebben. Ze verwerken moeilijke omstandigheden vrij goed. Maar het loopt fout wanneer overheden burgers al te veel willen controleren. Of wanneer ze informatie verdraaien of verzwijgen omdat ze de bevolking zogezegd tegen zichzelf willen beschermen. Zo’n wantrouwende houding voedt antisociaal gedrag.

Daarbij komt dat overheden in tijden van rampen onvermijdelijk grote of kleine fouten begaan. Bestuurders zijn die uitzonderlijke omstandigheden niet gewoon en de structuren zijn er niet op afgestemd. Bureaucratieën zijn in crisistijd te weinig wendbaar. Burgers moeten dus deels zelf initiatieven nemen. En dan is vertrouwen onontbeerlijk. Alleen in een open samenleving kan iedereen volop improviseren en bijdragen. Of een samenleving snel en goed van een ramp herstelt, hangt deels daarvan af.

Solnits analyse lijkt vandaag de dag te kloppen. Continue Reading ›

“Schaken met narcisten”, DS, 10 april 2020

“Verplegers en artsen, werknemers in grootwarenhuizen, chauffeurs, vuilnisophalers en bedienden in andere cruciale sectoren krijgen vlot dankbetuigingen. Terecht, want zonder hen zou de samenleving tijdens deze corona-crisis niet blijven draaien. Deze mensen doen hun werk zonder morren. Ze zetten zich onversaagd in voor anderen, met gevaar voor het eigen leven.

Waarom kregen ze die dankbetuigingen niet vaker, voor de corona-crisis? Waarom werden kwaliteiten als verzorgend, plichtsbewust, gewetensvol, empathisch en solidair niet méér beloond? Waarom hebben deze beroepen niet méér aanzien (artsen uitgezonderd)?

Het antwoord hierop is complex. Wat bijvoorbeeld meespeelt is dat deze mensen vaak ofwel betaald worden met gemeenschapsgeld ofwel gewone werknemers zijn; ze kunnen moeilijk claimen dat ze winstcijfers vermeerderen. Hun meerwaarde is moeilijker te meten; het gaat over de kwaliteit van het leven zelf.

Iets voor zichzelf claimen, dat doen deze mensen alleen als de nood heel hoog zit. En dat terwijl de hyperindivualistische, kapitalistische maatschappij vooral diegene beloont die zichzelf fel promoot en zich minder om anderen bekommert.

Bedrijfspsycholoog Tomas Chamorro-Premuzic bijvoorbeeld toont aan dat incompetente, maar charismatische en narcistische mensen relatief makkelijk leiderschapsfuncties bereiken. ‘Just do it’ lijkt het motto: breng zelfverzekerd ‘jouw’ verhaal. Zet je wonderlijke kwaliteiten in de verf ook al bezit je ze niet helemaal. En als het fout loopt, schuif je de nare gevolgen zoveel mogelijk af op anderen.

Je herkent zo’n showman – of vrouw – aan de loop die hij of zij met de waarheid neemt. Nu zullen wel wat mensen eens de feiten over hun saaie werkdag opsmukken, of een overdreven compliment geven om iemand plezier te doen. Het is niet geheel onschuldig, maar zulke kleine verzinsels gaan niet ten koste van anderen. Dat is anders bij het manipulatieve, narcistische liegen; de narcist beweert onwaarheden over zijn verleden en hemelt zijn prestaties, intenties en relaties op. Dit gedrag heet ‘gaslighten’: de narcist lijkt vol zelfvertrouwen. En hij bombardeert je zo overtuigend met zijn halve en hele leugens, dat je aan je eigen oordeel begint te twijfelen. Je wordt meegesleurd in het leugenachtige beeld dat de narcist van zichzelf ophangt.

Dat is de spanning vandaag de dag: de neuroticus, waar Freud het over had, voelt angst, schuld en schaamte over zijn verlangens. Hij lijdt niet alleen onder zijn gedrag. Maar hij gaat ook gebukt onder zijn fantasieën, dus zonder dat hij in de realiteit iemand schade berokkent. Freud leefde wel in een strenge Victoriaanse periode. En die is duidelijk voorbij. De hedendaagse narcist heeft het omgekeerde profiel: hij voelt geen angst, schuld of schaamte, al gedraagt hij zich egoïstisch en leugenachtig. De Freudiaanse neuroticus werd verpletterd door zijn geweten, zijn superego. De narcist heeft weinig superego. Hij heeft vooral veel ego: ‘ik, ik, ik’.

Wie zo in het leven staat, heeft anderen weinig te bieden. In tijden van crisis wordt duidelijker wie echt iets voor anderen betekent. Toch zal er meer nodig zijn dan een pandemie om de narcistische mindset in te tomen. Misschien kan één ding al helpen: egocentrische mensen niet meer de aandacht geven waar ze om smeken. Want zij zijn er alleen op gericht om bewondering voor zichzelf op te wekken. Zelfs negatieve aandacht is welkom; bij kritiek verdraait zo’n persoon het perspectief tot hij (of zij) zich als slachtoffer kan profileren.

Daarom moet je schaken met een narcist, legt de Britse auteur Stephen Fry uit: doe de zet die je tegenstander het minst wil dat je maakt. En die ergste zet voor de narcist is niet dat je hem bekritiseert, maar dat je niet meer reageert. Want de narcist kwijnt weg als hij wordt genegeerd. Een duurzaam applaus voor de stille, genereuze werkers en een oorverdovende stilte voor de aandachtzoekende, egocentrische schreeuwers: zou dat geen goed voornemen zijn voor post-corona tijden?”

Deze tekst verscheen in De Standaard op vrijdag 10 april 2010.

Over het coronavirus, gesprek in “De Wereld van Sofie”, Radio 1, 13 maart 2020

Op Radio 1 had ik een gesprek met Sofie Lemaire in “De Wereld van Sofie” met over wat we al geleerd hebben van het Coronavirus. Op de site van Radio 1 kan het gesprek opnieuw worden beluisterd.

“Coronavirus  in het begin weggelachen?

Aan de start van de verspreiding van het nieuwe coronavirus werd er nogal laconiek gereageerd. We lachten het allemaal wat weg, maar nu overvalt ons toch een bepaald schuldgevoel. “Ik vind het wel oké dat er mee gelachen wordt”, zegt filosofe Tinneke Beeckman in ‘De Wereld van Sofie’. “Het is een heel normale reactie.”

Volgens Tinneke Beeckman heb je altijd een beetje tijd nodig om te beseffen hoe ernstig een situatie is. “Je kan het jezelf niet kwalijk nemen dat je niet op elk moment een volledig inzicht hebt in hoe ernstig iets is.” Het een beetje weglachen is een manier om ermee om te gaan.

Kwetsbaarheid van de mens

Misschien heeft het wel te maken met het feit dat we ons iets te sterk voelen op de wereld. Dat we niet meer verwachten dat we geraakt kunnen worden.

“Daar valt veel over te zeggen. Dan daag je het noodlot in zekere zin ook uit. Je wordt heel nonchalant en zelfgenoegzaam.”

Deze situaties van leven en dood zijn we niet meer gewoon. “De dood is iets wat we steeds meer denken te kunnen controleren door de technologie bijvoorbeeld. We leven ook langer. Maar plots ontstaat er iets dat aan de controle ontsnapt. Al behoort het eigenlijk gewoon tot het leven. “

“We zijn minder zelfvoorzienend en we zijn ons niet altijd bewust van die kwetsbaarheid. Maar dat ervaren we deze dagen wel”, zegt Beeckman.

Respecteer de politici

De houding tegenover politici is Beeckman al opgevallen de voorbije weken. “In goede tijden verwachten we dat politici dingen doen die ons goed uitkomen, en vooral op korte termijn. Hervormingen die nodig zijn op langere termijn, daar moeten we niet echt veel van weten. We zijn daar heel aarzelend over. Denk aan het klimaat of de betonstop.”

“Maar als het dan crisis is”, gaat Beeckman verder, “dan willen we plots dat politici leiderschap tonen. En dat is moeilijk want die politici zijn het gewoon om naar de burgers te luisteren.”

“Ik denk dat we in tijden van crisis maar ook in andere tijden, leiderschap moeten verdragen. We moeten er ook mee om kunnen dat er beslissingen worden genomen die misschien niet zo populair zijn maar wel noodzakelijk. Als we leiderschap eisen moeten we het altijd eisen, en niet alleen nu.””