“Haal je identiteit niet uit je job”, column DS, 16 juni 2022

“Burn-out neemt pande­mische vormen aan. Er zijn wellicht veel verklaringen en interpretaties. Eén model legt de nadruk op de rol van identificatie: mensen zien zichzelf als hun werk, ervaren moeilijkheden op hun werk als een persoonlijk ­falen en komen zo in een negatieve spiraal terecht, zoals de artikelenreeks van Nathalie Carpentierin ­deze krant al liet zien. 

Bij elke identificatie zijn er drie beelden die elkaar beïnvloeden, volgens de Franse sociologe Nathalie Heinich: hoe je naar jezelf kijkt (zelfperceptie), hoe je je voorstelt aan de buitenwereld (presentatie) en hoe die buitenwereld naar jou kijkt ­(designatie). Die drie veranderen voortdurend: hoe je bekeken wordt, verandert je zelfbeeld en je houding tegenover anderen, bijvoorbeeld. Heinich gebruikt haar concept om de levensloop van (vrouwelijke) kunstenaars te analyseren. Het is ook interessant om de betekenis van werk te ­begrijpen.

Op de vraag wie je bent, volgt vrij snel de vraag naar de job die je uitoefent. Je bent in hoge mate wat je doet. Met de moderniteit werd de baan een ­belangrijker element van de identiteit. Ze vervangt de sociale status die vroeger uit familiebanden of ­gemeenschapsfuncties werd afgeleid. Zo illustreert de job bij uitstek de sociale mobiliteit. Voor vrouwen geldt dat nog meer. Ze zijn méér dan dochter, echtgenote, moeder. 

‘Je bent je job’ heeft ook een keerzijde. Wie ben je nog als je werkloos bent, of als je niet kunt werken? Een job is meer dan een job: het is een bron van levensvervulling. Precies dat ideaal draagt bij tot burn-out, ­aldus Jonathan Maselic, in The end of burn-out. Why work drains us and how to build better lives. Volgens Maselic treft burn-out niet alleen mensen die perfectionistisch handelen. Maar vooral wie verwacht dat werk een dieper verlangen naar betekenis inlost. Je geeft je hart en je ziel; dus hoop je dat je ziel vervuld wordt. Alleen is het twijfelachtig of betaald werk die rol kan waarmaken. 

Maselic herstelde zelf van een zware burn-out. Hij vermoedt dat de diagnose zo vaak valt, omdat dat verdict relatief minder lastig is voor een hardwerkende mens. Liever een burn-out dan een depressie. Of liever een werkprobleem dan een confrontatie met de meer existentiële ontreddering. Of liever overwerkt dan overbodig, voor wie, naar het woord van David Graeber, een ‘bullshit-job’ heeft (een repetitieve, slechtbetaalde, onbevredigende baan). 

Bedrijven moedigen de verwarring tussen wie je bent en wat je doet aan, om de productiviteit op te drijven: jij hebt een missie! En dus vervagen de grenzen: dit is toch geen ­labeur, maar passie! Op de werkvloer richt men ontspanningsruimtes in: pingpongtafels, meditatiehoekjes en koffieruimtes. De boodschap is duidelijk: hier vind je alles om optimaal te zijn, en dus te functioneren. ­Natuurlijk is een fijne werkomgeving ­belangrijk. Alleen heb je het recht om wat je gelukkig maakt niet op het werk te zoeken. In zijn boek noemt Maselic deze sluipende ­bedrijfscultuur een kolonisering van het innerlijke leven. Een deel van het antwoord op de burn-out kan zijn dat je beseft méér te zijn dan het werk dat je doet. 

Identiteit is ook hoe je je voorstelt aan de buitenwereld. Gedreven werknemers erkennen niet graag dat ze het moeilijk hebben. Hun onbehagen maakt hen wel onaan­genamer in de omgang. Maselic vermeldt drie elementen van burn-out: uitputting die niet door rust opgelost raakt, ­cynisme (minder ­betrokkenheid, negatieve houding tegenover anderen), en ­gevoelens van nutteloosheid en inefficiëntie. Die drie symptomen bouwen geleidelijk op, tot de spreekwoordelijke druppel. 

Maselic beschrijft ook zijn gedrag in de aanloop naar de burn-out: ­ ­superioriteitsgevoel tegenover minder presterende collega’s, woede en frustratie, cynisme, botheid. De schijnbaar perfecte performer moest zijn kwellingen verbijten, en werd een lastige collega. Burn-out is geen kwestie van één individu, maar van een dynamiek tussen mensen. Hoe voel je je bekeken op de werkvloer? Als een kracht en als een risico. 

In het hedendaagse winstmodel wordt een werknemer als een risicovolle investering beschouwd, als een persoon die veel geld kost en het liefst zo veel mogelijk oplevert. De ­financiële risico’s wentelen bedrijfsleiders het liefst op de werknemer af. Die moet voortdurend verantwoorden wat hij doet. Mede daarom ­nemen de administratieve lasten toe. In de ogen van het personeel zijn dat overbodig, nodeloos controlerende taken. 

Structureel vermindert de werk­gever zijn kosten door tijdelijke contracten. Personeel dat tekortschiet, kan goedkoper afvloeien. Voor de flexibele werker wordt het leven zo risicovoller. De freelance-economie zingt de lof van de vrijheid: je kunt werken waar en wanneer je wilt. Maar met die autonomie komt ­precariteit. Hoe vrij ben je als je elk baantje moet aanvaarden om rond ­te komen? 

Kortom, het ideaal dat werk ­belooft – een identiteit, levens­vervulling – botst met de harde ­realiteit, met de berekenende, ­afstandelijke logica die tal van ­domeinen in de samenleving regelt.”

Deze column verscheen in De Standaard, op donderdag 16 juni 2022.

“Obesitas weegt op de gezondheid”, DS, 28 april 2022

Op het bankje in het station zit een zwaarlijvige tiener, voorovergebogen naar zijn smartphone te staren. Ik vraag hem rustig of ik erbij mag. Eerder verlegen dan onvriendelijk trekt hij zijn spullen naar zich toe, en staart verder naar zijn scherm. Ik kan me voorstellen hoe dat toestel een gezel lijkt, zonder dat zijn eenzaamheid wordt door­broken. En hoe vaak zo’n obese jongen op zijn uiterlijk wordt aangesproken.

Negatief commentaar op iemands ­uiterlijk is kwetsend. Zelfs al zou zo’n opmerking goedbedoeld zijn, ze blijft contraproductief. Niemand krijgt energie om iets ten goede te veranderen als zijn zelfvertrouwen eerst onderuit werd gehaald. De kritiek op fatshaming is ­terecht; diversiteit mag, niet iedereen hoeft er hetzelfde uit te zien. Mensen kunnen op vele manieren mooi zijn.

Aan de andere kant is het een veeg teken dat een toenemend aantal jonge mensen met overgewicht kampt. Overgewicht is erg ongezond, het speelt een grote rol bij allerlei levensbedreigende ziektes. Voor wie corona kreeg en op ­intensieve zorg belandde, bijvoorbeeld, was het een belangrijke factor.

Kortom, mensen moeten wel aangespoord worden om een gezond gewicht te behouden, maar dan zonder dat ze zich gekleineerd voelen. Dat is een moeilijke oefening.

Cruciaal is ook de rol van de voedingsindustrie te erkennen. Het is niet toevallig dat mensen nu meer over­gewicht hebben dan vroeger. In 2015 voerde België een suikertaks in, maar die was veel te laag om tot een gedragsverandering te leiden; daarvoor is niet 3 procent, maar minimum 10 tot 20 procent nodig, volgens specialisten. Meestal verzandt de discussie rond zo’n suikertaks in een welles-nietesdiscussie over koopkracht. Dat is maar een deel van het verhaal. Onderzoek toont aan dat maatregelen tegen obesitas positieve effecten hebben voor de consument (die nadien geen hogere verzekeringspremies of andere medische onkosten aangerekend krijgt). En in de discussie moet de rol van de voedingsindustrie worden betrokken. Het winstmodel van bedrijven is niet gericht op de gezondheid van de consument, maar op de voordelen voor de aandeelhouders.

In zijn boek The hacking of the American mind. The science behind the corporate takeover of our bodies and brains (2018) schetst de Amerikaanse endo­crinoloog Robert Lustig een vernietigend beeld van die voedingsindustrie. Hij toont een verband tussen de dramatische toename van overgewicht in de VS vanaf de jaren 80 en de doorbraak van een industrie die goedkope suikerrijke, vetrijke en zoute producten op de markt brengt. Als wetenschapper benadrukt Lustig het effect van voedings­patronen op chemische reacties in de hersenen. Sommige stoffen genereren een geluksgevoel (happiness), andere geven genot (pleasure). Voor geluk heb je hoge doses serotonine nodig, voor de korte kick een shot dopamine. Junkfood (suikerrijk en vettig) stimuleert de dopamineproductie en geeft zo’n korte kick. Maar wie vaak die stimulans activeert, wordt gevoellozer. Iedereen met een grote of kleine verslaving herkent dat: na een tijdje heeft een kleine dosis suiker, ­koffie of alcohol niet meer hetzelfde ­effect. Je hebt méér nodig. Intussen neemt ook de serotonine in je hersenen af, waardoor je welbevinden daalt. Je bent dus nog meer geneigd naar producten te grijpen die je een opkikker geven. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht, waarbij je veel ongezonde spullen eet of drinkt, die je uiteindelijk een ellendig gevoel bezorgen.

Wat je gelukkig maakt, en wat je ­genot geeft, zijn dus niet alleen twee verschillende, maar zelfs tegengestelde dingen, aldus Lustig. Geluk veronderstelt volgens hem ervaringen, activiteiten waarvan je positieve effecten voelt op lange termijn (gezond eten); je doet het samen met anderen (met vrienden dineren, niet alleen voor je scherm zitten); je kunt het delen, het is niet alleen voor jezelf; je blijft onafhankelijk van bepaalde substanties (suiker, alcohol, drugs); en véél verbruiken stelt geen probleem. De kick, daarentegen, geeft je kortstondig een beter gevoel, je ­ervaart het alleen, je kunt het niet ­delen, je hebt een substantie nodig en veelvuldige inname kan tot verslaving leiden.

Natuurlijk kun je iedereen vrij laten om te consumeren wat hij wil. Alleen is niet iedereen gelijk in die afweging. De ene is beter geïnformeerd, beter ­omringd, beter betaald dan de andere. Daarom moet de consument beter ­beschermd worden. Als je stelt dat mensen individuele keuzes kunnen maken, en dat de overheid niet betuttelend mag optreden, misken je die ongelijkheid. Gezondheidsorganisaties stellen niet alleen suikertaksen voor, maar ook een ruim, positief beleid. Gezonde voeding zou goedkoper moeten zijn, door minder belastingen op groenten en fruit. Voedingslabels kunnen verder worden uitgewerkt. En hoe kinderen en jongeren het doelpubliek zijn van voedingsindustrieën, moet worden bekeken.

De jongen naast me vindt misschien dat volwassenen zich niet met zijn leven moeten moeien. Ik zeg al niets meer. Maar zonder hem het leven lastig te maken, kunnen volwassenen er wel op toezien dat jongeren zoals hij gezonder kunnen opgroeien.”

Deze column verscheen in De Standaard van donderdag 28 april 2022.

“De vrouw van mars”, DS, 15 januari 2022

Recent verschenen twee vertalingen van essays van Simone Weil. In ‘Letteren’ van De Standaard, schreef ik een filosofie-recensie: “Simone Weils visionaire werk wordt (opnieuw) ontdekt en bestudeerd. Volkomen terecht. Haar scherpe, tegendraadse observaties werpen een nieuw licht op actuele thema’s.”

“Albert Camus noemde haar de enige grote ‘esprit’ van zijn tijd. Simone de Beauvoir bewonderde haar grenzeloze empathie. Haar leermeester Alain noemde haar ‘la Martienne’, de vrouw van Mars. Ze schreef literaire en filosofische essays, politieke brieven, schotschriften en een korte spirituele autobiografie.

Recent verschenen twee bundels met de vertaalde, laatste essays van Simone Weil (1909-1943), één van Frankrijks beroemdste filosofen. Wat is heilig in de mens? De laatste essays (Filosofische bibliotheek Diotima, Letterwerk) bevat een omvangrijke reeks teksten. Waarvoor strijden wij? Over de noodzaak van anders denken (Uitgeverij IJzer) biedt een kortere selectie. Weils visionaire werk wordt (opnieuw) ontdekt en bestudeerd. Dat is volkomen terecht. Al hoort hier meteen een waarschuwing: eenvoudige lectuur is het niet.

Marxiste

Weil leefde zoals ze dacht; de idealen die ze nastreefde stemden overeen met de engagementen die ze opnam. Zonder haar levensloop zijn haar ideeën onbevattelijk. Na briljante studies weigert Weil een academische carrière: de jongste telg van een Joodse, Parijse chirurg wil zich maatschappelijk inzetten voor de armen en verworpenen. Ze wordt marxiste en wil het lot van fabrieksarbeiders delen. Die betrokkenheid moet ze na korte tijd opgeven; ze is uitgeput. Ze gaat weer les geven, maar staat grote delen van haar loon af. In 1936 trekt ze naar Spanje om tegen Franco te strijden. Ook dat engagement is een harde leerschool. Afgepeigerd en getormenteerd door de harde confrontatie met onrecht en met het kwade, belandt ze in een diepe crisis. In 1938 heeft ze bij een Paasviering een mystieke ervaring, ze meent dat Christus tot haar is gekomen. Het is een keerpunt. Vooral het beeld van de lijdende, gekruisigde Christus spreekt haar aan.

Weils beleving doet denken aan de religieuze ervaring van Blaise Pascal; een intense, mystieke ontmoeting met God, met Jezus Christus wijst de denker op de grenzen van wetenschap en filosofie. In de strijd tussen idee en wereld, moet voor Weil de wereld wijken. Dat verlangen naar zuiverheid, haar compromisloze beleving van het ideaal maakt Weil fascinerend, maar ook onnavolgbaar. Dat de kern van haar denken zo nauw verbonden is met haar ervaringen, hypothekeert ook de politieke haalbaarheid van haar originele standpunten. Maar haar utopisch denken nodigt wel uit tot nadenken.

Weils denken kan abstract lijken, maar haar handelen is concreet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoegt ze het Franse verzet in Londen, onder leiding van Generaal De Gaulle. De laatste essays schrijft ze in deze periode, wanneer Europa door nazi-Duitsland onder de voet is gelopen. In 1943 bezwijkt ze aan haar wankele gezondheid. Ze is dan 34 jaar.

In die laatste essays werkt Weils originele visie op de mens door, waarop haar politieke inzichten gebaseerd zijn. Om de mens te begrijpen herneemt Weil Pascals driedeling. De mens heeft een lichaam en geest; dit is zijn persoon. Elke mens beleeft zijn persoon vanuit zijn ‘ik’. De mens heeft ook een ziel. Bij elke mens dreigt echter een ergerlijk ‘ik’, een ‘moi haïssable’, op de voorgrond te treden: dat ego eist alle aandacht op. De moderne mens verdraagt geen stilte; hij vindt geen aansluiting bij een ervaring die hemzelf overstijgt. Voor Weil heeft de moderne mens dus de ziel uit het oog verloren. Iemand die zich bewust is van zijn ziel, beschouwt zijn eigen persoon (zijn geest en lichaam) niet als het heilige; Het heilige verschijnt maar in de mate dat men deelachtig wordt aan iets dat de persoon overstijgt. Weil bespeurde dan ook twee vergissingen in haar tijd. De Fransen beschouwen alleen de persoonlijke ontwikkeling als heilig; de Duitsers hebben het heilige tot de gemeenschap herleid. Een mens kan zichzelf maar ontstijgen in de mate dat hij geworteld is – Weil hechtte veel belang aan de worteling (‘enracinement’) – net zo goed is iedere persoon, en dus iedere ziel uniek.

Vanuit die visie op de hogere werkelijkheid, formuleert Weil haar kritiek op de mensenrechten. Dat doet ze in de ‘Studie voor de verklaring van de verplichtingen tegenover de mens’, een toekomstvisie voor een Europa dat het nazisme verslagen heeft. De logica van mensenrechten, hoeksteen van de moderniteit sinds ‘Verklaring van de Rechten van de Mens’ (uit 1789, vlak na de Franse Revolutie), schiet volgens Weil tekort. Plichten zijn fundamenteler dan rechten, meent ze. Rechten heeft iemand alleen als een ander die toekent. Een recht opeisen dat niemand wil toekennen, betekent niets. Rechten vereisen dus erkenning, plichten niet. Iemand die alleen op een eiland woont, heeft geen rechten, maar wel plichten; tegenover zichzelf, tegenover de natuur, tegenover wat bestaat. Elke mens heeft plichten tegenover de behoeften van de ziel; dus tegenover zijn eigen behoeften en die van andere mensen. Daarmee wijst Weil op een belangrijke hedendaagse verwarring: dat mensen rechten zonder plichten zouden hebben, en dat ze op die eisen een samenleving kunnen bouwen.

Spirituele dimensie

Weils kritische beschouwing bouwt verder op haar metafysische visie. Het is uit de ziel, uit het contact met een hogere werkelijkheid dat de plichten voortvloeien, die aan de rechten voorafgaan. De moderniteit miskent deze hele dimensie. Mensenrechten zijn een onderhandeling; ze bestaan als deel van een machtsverhouding, niet als exponent van liefde of rechtvaardigheid; ze houden geen verband met het heilige in de mens. ‘Als je bijna uitsluitend gebruikmaakt van het woord “recht”, is het nauwelijks mogelijk om de focus op het werkelijke probleem gericht te houden. Een boer bij wie een klant op de markt opdringerig een lagere prijs voor zijn eieren bedingt, kan heel goed reageren met: “Ik heb het recht om mijn eieren niet te verkopen als dat niet voor een goede prijs is.” Maar wanneer een meisje met geweld in een bordeel wordt gezet, zal zij het niet over haar rechten hebben. In zo’n situatie zou dat woord door zijn ontoereikendheid belachelijk lijken’, noteert Weil.

Weils kritiek op het marxisme ligt in dezelfde lijn. Fabriekswerk is geestdodend; het vervreemdt van zijn mens-zijn, het ontwortelt de arbeider. Voor Weil is het probleem van de uitgebuite arbeider echter niet alleen een materieel tekort. Zijn situatie maakt het hem onmogelijk om met zijn ziel in contact te komen. Arbeiders moeten hun ziel afgeven. De marxistische visie miskent, volgens haar, die spirituele dimensie. Arbeidersbewegingen zitten gevangen in een materialistische visie op de mens.

Dat neemt niet weg dat politieke hervormingen nodig zijn. Weil staat volmondig achter de republiek, het algemeen stemrecht, vakbonden. Maar de ziel heeft ook andere behoeften: ze wil hoger: naar het goede, het rechtvaardige, het schone, het ware. Weil maakt een heel eigen synthese van marxisme en platonisme. Er is een werkelijkheid buiten de wereld, en die is de bron van het verlangen naar het absoluut goede, dat in het diepst van elke mens leeft. Zonder referentie aan deze werkelijkheid, heeft de idee van een universeel respect voor mensen geen grond. Het goede kan niet door een strijd voor materiële condities gerealiseerd worden.

Weils essays vragen de volle aandacht van de lezer, ze eisen de aandacht die Weil zelf ontplooide voor de wereld. Haar scherpe, tegendraadse observaties werpen een fel en nieuw licht op actuele thema’s: het belang van aandacht en stilte; de relatie tussen rechten en plichten; het verband tussen denken en engagement; de plaats van het ‘ik’ in de wereld en de mogelijke bouwstenen voor een radicaal ander politiek model.”

SIMONE WEIL Wat is heilig in de mens? De laatste essays Filosofische bibliotheek Diotoma, Letterwerk, 248 blz., 22,99 €

SIMONE WEIL Waar strijden wij voor? Over de noodzaak van anders denken IJzer, 108 blz., 16,50€

‘Hic et Nunc. De oudheid in jouw leven’ – nieuwe website!

De oudheid is nog intens aanwezig in onze tijd. Patrick De Rynck besloot een website op te richten over de levendige, boeiende manier waarop dit het geval is. Patrick Lateur, Aline D’Haese, Jeroen Olyslaegers, Noémie Schellens, Tom Naegels, Leen Huet, Luc Devoldere, Sandra Langereis, David Rijser en vele anderen werken er aan mee. De website bevat heel uiteenlopende teksten: over actuele vragen, maar ook muziek, boeken, reisverhalen, kunst en onderwijs.

En op de site staat ook een oproep: als je een goed fictieboek las waarin de oudheid verweven wordt, kan je zelf een bijdrage leveren.

Ik schreef alvast een artikel over de ‘Filosofie voor het dagelijks leven‘. Filosofen uit de oudheid – van Sokrates, Plato en Aristoteles tot stoïcijnen en epicuristen – dachten niet alleen theoriëen uit, ze hielden er ook een filosofische praxis op na. Of beter, hun ideeën veronderstelden een praktijk, natuurlijk en spontaan. Ook Spinoza bewandelt dat dubbele pad, al lijkt dat niet meteen zo.

Dit artikel sluit aan bij mijn laatste column in De Standaard: ‘hoe jezelf te overstijgen’. De tekst is een reactie op Kristien Hemmerechts’ terugkeer naar de katholieke riten, om een consumerend individualisme te overstijgen. Uit jezelf bereken is ook door klassieke filosofie mogelijk, betoog ik.

“Als vrouwen klauwen”, column DS, 18 maart 2021

“Elke dag hoor je over geweld ­tegen vrouwen: op straat, in ­familiale kring, in het publieke domein. Die aandacht is ­terecht. Vrouwen worden nog vaak ­getroffen door allerlei soorten wan­gedrag. De grote meerderheid van ­(fysieke) gewelddaden plegen mannen. Hoe zwaarder het geweld, hoe vaker de plegers mannen zijn, wijst onderzoek uit. Maar deze drama’s mogen niet verhullen dat ook vrouwen gewelddadig kunnen zijn, en mannen soms moeten incasseren.

Eén op de vijf vrouwen is slachtoffer van partnergeweld en één op de zeven mannen. Dat onthutsende cijfer komt naar voren in de Canvas-docureeks Als je eens wist. Het vooroordeel dat leden van de ene groep, de mannen, per definitie de agressors zijn en de anderen, de vrouwen, altijd alleen de gedupeerden, klopt dus niet. In de eerste aflevering kwam een mannelijk slachtoffer van partnergeweld aan het woord. Jarenlang schaamde hij zich te erg om hulp te zoeken. En hij vreesde dat zijn partner zich als slachtoffer zou opstellen, mocht hij zich fysiek verdedigen.

Zuivere gevallen van slachtoffer versus dader bestaan, maar het gaat om een minderheid. Vaak is de situatie erg complex en zitten mensen in een destructieve dynamiek gevangen. Deze complexiteit gaat verloren omdat mensen duidelijk willen oordelen. Ze zoeken naar een zuiver goede en een zuiver slechte partij. Dat fenomeen valt op bij conflicten tussen bekende figuren, waarbij het publiek fel verdeeld reageert. Het is dus moeilijk om in te zien dat dezelfde persoon op het ene moment slachtoffer kan zijn, maar op een ander moment assertieve of kwetsende daden kan stellen. Het is alsof deze genuanceerde vaststelling ­iemands slachtofferschap zou miskennen, en dat is taboe. Maar het helpt alle betrokkenen verder om het hele verloop te begrijpen.

Vrouwen als slachtoffers neerzetten, betekent dat ze geen agency, geen handelingsruimte zouden hebben. En als vrouwen zich uitsluitend als slachtoffer beschouwen, blijven ze blind voor het kwetsende gedrag dat ze op bepaalde momenten zelf kunnen vertonen. Ze nemen er geen verantwoordelijkheid voor en beseffen niet hoe ze aan een ­negatieve spiraal bijdragen.

Deze nuances hebben niets te maken met victim blaming, de kwalijke om­kering waarbij het slachtoffer als schuldige wordt neergezet. Dat gebeurt bijvoorbeeld als je gaat beweren dat een verkrachte vrouw het onheil over zichzelf zou hebben uitgeroepen omdat ze in het donker alleen naar huis ging. Zo’n omkering is onaanvaardbaar, omdat daders hun verantwoordelijkheid dan op de ander mogen afschuiven en ze hun eigen misdrijven minimaliseren. Dat is onaanvaardbaar. Elke mens, man of vrouw, is volledig verantwoordelijk voor wat hij of zij doet.

De makkelijke tweedeling tussen de goede vrouwen en de slechte mannen helpt niemand om de ingewikkelde realiteit te begrijpen. Het is een illusie te denken dat geweld zou verdwijnen, als alle mannen – per definitie de slechte groep – hun gedrag zouden veranderen. Niet alle mannen zijn daders, en sommige mannen hebben recht op begrip, steun, hulp. Dergelijke, eenvoudige schema’s bevestigen het probleem dat ze willen bestrijden, want ze bevatten nieuwe vormen van uitsluiting en ­geweld.

Vrouwelijke agressiviteit wordt niet alleen privé miskend. Heldere voorbeelden kan je evengoed in politieke ideologieën vinden. Het nazisme gaf vrouwen alleen een plaats aan de haard. Maar de NSDAP had vanaf het begin vurige aanhangsters. Zij waren fanatieke propagandisten van de nazi-ideologie en faciliteerden de oorlogsinspanning. 

Hetzelfde geldt voor de westerse vrouwen die zich bij Islamitische Staat aan­sloten. In de media worden ze weleens als naïeve, willoze volgers neergezet, misleid door mannen. Ongetwijfeld zijn er vrouwen die in de klauwen ­terechtkwamen van een netwerk waaruit ze niet meer konden ontsnappen. Net zo goed zijn sommige IS-vrouwen echte gangsters. Ze hebben zich doel­bewust en vastberaden als strijdster ­opgeworpen. Ze hebben haatpropaganda verspreid, terrorisme gesteund of zelfs fysiek geweld gepleegd tegenover ‘niet-gelovigen’, ze hebben seksslaven vastgehouden en gevangenen gemarteld.

Het is paternalistisch om te denken dat vrouwen niet tot gruwelijke daden in staat zijn. En het is ook paternalistisch om hen hiervoor niet even verantwoordelijk te houden als de mannelijke plegers van geweld.”

“Als narcisten hun partij gijzelen”, column DS, 21 jan. 2021

“Donald Trump zou een ­eigen‘Patriot Party’ willen oprichten. Hij laat een verdeelde, beschadigde Republikeinse partij achter. Hoe moeten partijen omgaan met falende politici die populair zijn geworden door zich narcistisch te profileren? Die vraag blijft niet beperkt tot Amerika – in Nederland is ook het Forum voor Demo­cratie, de partij die Thierry Baudet in 2016 heeft opgericht, in woelig water terechtgekomen. Een democratie heeft goed werkende poli­tieke partijen nodig. Narcistische politici gijzelen hun partij, en daarmee ook het politieke speelveld.

Hoe verschillend ze ook zijn, Trump en Baudet hebben enkele ­zaken gemeen. Ze lopen over van ­eigendunk. Ze zetten zichzelf graag in de kijker. Beiden onderstrepen ongegeneerd hun superioriteit: zij zijn de beste! Ze verstevigen hun positie in het debat door ­anderen te kleineren en te delegitimeren. Die aanvallende stijl levert spektakel en media-aandacht op. Aan­gezien aandacht inkomsten genereert voor (sociale)mediabedrijven en platforms, domineren zulke figuren de berichtgeving. Dat maakt het makkelijker om kiezers te werven.

Denk aan Trumps houding tijdens de Republikeinse voorverkiezingen in 2016: hij beledigde zowel tegenkandidaten (Jeb Bush) als bevol­kings­groepen (latino’s en vrouwen). In Mijn meningen zijn feiten. De wording van Thierry Baudet geven journalisten Harm Ede Botje en Mischa Cohen talloze voorbeelden van die tactiek: als academicus sabelde de jonge Baudet collega-wetenschappers al grootsprakerig neer: zij hadden er niets van begrepen, alleen hij kon oordelen over waarheid of leugen.

Sociale media creëren bubbels, waarin journalisten, kunstenaars, wetenschappers, politieke tegenstanders feitenvrij onderuit kunnen worden gehaald. In die bubbels communiceren deze politici rechtstreeks met hun kiespubliek. Het politieke bedrijf versmallen ze tot hun berichten en de respons die ze genereren.

Politici als Trump en Baudet bespelen de sociale media handig, maar werden ook populair omdat ze inspelen op een behoefte aan houvast in een snel veranderende wereld. Niet alle burgers ervaren alleen maar voordelen van de economische en culturele globalisering. Dat zien centrumrechtse, gematigd conservatieve politici ook, en ze pleiten geregeld voor respect jegens de verliezers van de globalisering. Maar omdat hun eigen conservatief-liberale denkkader amper een inhoudelijk alter­natief biedt, leggen ze de verantwoordelijkheid voor de crisis bij linkse partijen, de media, de culturele wereld. Ze vergeten graag dat rechtse, conservatieve partijen al jaren participeren aan de macht, ook in Europa. 

Het conservatieve denken is een lege doos geworden, waarop Trump en Baudet dansen. Ze presenteren handig een verhaal over het gemis aan respect dat ze zelf vanwege de elite ervaren, en suggereren dat ze het lot delen van veel ‘gewone mensen’. Zo houden ze de verliezers van de globalisering een spiegel voor en spreken ze een deel van het kiespubliek aan dat gematigde, conservatieve politici nog moeilijk bereiken.

Trump heeft geen ideologisch verhaal die naam waardig. De belezen Baudet lijkt filosofisch rijker. Als jonge­man werd hij beïnvloed door zijn Leidse docenten Paul Cliteur en Andre­as Kinneging, en door Roger Scruton en Theodore Dalrymple. Maar Baudet evolueerde van een conservatieve denker naar een blank-nationalistische politicus. In campagnes heeft hij over ‘migratiegekte’ en ‘klimaatwaanzin’. Hij won een fanatieke achterban, met mensen die opponenten uitschelden en intimideren. Uiteindelijk ziet Baudet overal complotten: de Europese Unie wil de Europese beschaving vernietigen, immigratie dient om het blanke Europa te vervangen, en de covid-crisis is opgezet spel.

Samenzweringstheorieën doen vandaag opgeld. Eigendunk en ideologische leegte versterken de charme van die verhalen. Botjes en Cohen tonen hoe Baudet opgesloten zit in zijn idee van superioriteit en zijn gevoel van miskenning. Hij heeft grotere, duistere tegenkrachten nodig om te verklaren waarom hij niet de leiding­gevende rol speelt die hij meent te verdienen: hij wil Nederland redden, maar anderen, ‘verraders’, verhinderen dat. Tegelijk interesseert de buitenwereld hem te weinig om gedegen politiek weerwerk te leveren.

Kortom, met politici als Trump en Baudet delven traditionele conservatieve partijen hun eigen ondergang. Op korte termijn lijkt het een goed idee om zulke politici een forum te geven. Ze zijn verbaal en retorisch sterk; ze zijn niet bang voor conflict. Ze slagen erin om zich te omringen met een schare heel trouwe kiezers.

Tot het fout loopt. Toegeven dat hij een fout heeft gemaakt, zijn verantwoordelijkheid nemen: dat doet zo’n politicus niet. Hij heeft geen enkel­ inzicht in zijn eigen agressieve stijl: elke gewelddaad komt van buitenaf. Als het misloopt, stelt hij zich op als martelaar, en trekt hij ten aanval tegen de boze buitenwereld. Hij eist onvoorwaardelijke loyaliteit van zijn medestanders. Die strategie dient wel zijn belang, maar niet die van zijn partij, niet die van het land.

In een democratie moet een partij samenwerken met opponenten, ze heeft een beleidsvisie en een brede achterban nodig. Op een clubje overtuigde gelijkgezinden bouw je geen samenleving. En voorbij alle poli­tieke tegenstellingen willen mensen waardigheid: een verhaal dat grote groepen in de samenleving die waardig­heid ontneemt, heeft geen toekomstperspectief.”

Deze column verscheen in De Standaard op 21 januari 2021.

‘Machiavelli’s Lef’ in DS-top 5 non-fictie voor 2020!

Op 2 januari 2020 verscheen de selectie van de beste 5 non-fictie boeken voor 2020 in dit artikel in De Standaard:  

“DSL top 5 non-fictie

1

HARALD JÄHNER
Wolfstijd
Vertaald door Anne Folkertsma en Jantsje Post, De Arbeiderspers, 504 blz., 34,99 €

Jähner zoomt in op de Duitsers die op de puinhopen van het nazisme een nieuw leven begonnen. Wolfstijd  is een schitterend boek dat alle kanten van de medaille wil tonen. 

2

DAVID VAN REYBROUCK
Revolusi
De Bezige Bij, 638 blz., 39,99 €

Jaren na Congo publiceert David Van Reybrouck een gelijkaardig boek over Indonesië. Revolusi is een voltreffer, ook bij de Nederlanders, voor wie de schrijver niet mals is.

3

DIRK VAN DUPPEN
Zo verliep de tijd die me toegemeten was
Epo, 120 blz., 15 €

Thomas Blommaert tekende het laatste boek van dokter Dirk Van Duppen op. De strijdvaardige en geëngageerde PVDA’er (63) overleed op 30 maart aan pancreaskanker.

4

TINNEKE BEECKMAN
Machiavelli’s lef
Boom, 284 blz., 14,90 €

Machiavelli, dat is toch die machtswellusteling? Dat dacht Tinneke Beeckman ook, tot ze in hem een geniale politieke denker met een grote liefde voor vrijheid ontdekte. 

5

JOAN DIDION
De verhalen die we onszelf vertellen
Samengesteld door Joost de Vries, De Arbeiderspers, 360 blz., 23,50 €

Joan Didion deconstrueert de grote politieke en culturele verhalen en de verhalen die we rond ons eigen leven spinnen. Geen spaander laat ze heel van zelfbegoocheling.  

Deze selectie uit alle boeken van 2020 werd gemaakt in samenwerking met de onafhankelijke boekhandels Boekarest, Corman, Cronopio, De Groene Waterman, De Reyghere, De Zondvloed, Grim, Limerick, Passa Porta en Walry.”

‘Stop met zeuren en omarm je tegenslag’, interview De Standaard, 14 nov 2020

Interview door Karel Verhoeven, in DS Letteren op 14 november 2020, over mijn nieuw boek, ‘Machiavelli’s Lef‘. Foto’s: Jimmy Kets.

Een boek over het lef van Machiavelli publiceren een week nadat Trump verslagen is, lijkt een flagrant geval van slechte timing. Maar Tinneke Beeckman ontdekte achter de cynische manipulator een kritische denker.

Is Niccolò Machiavelli niet de gids voor cynische manipulators voor wie geen leugen te gortig is omdat het doel de middelen heiligt? Wat een verfrissing brengt Tinneke Beeckman over Machiavelli, en belangrijker, over hoe te begrijpen waar Joe Biden voor staat. En samen met Biden alle democraten die het willen opnemen tegen de populistische revolte. De Machiavelli die Beeckman optrekt, is een verrassende en confronterende leermeester. Democraten die de deugd aan hun zijde voelen en zich er graag op beroepen, hebben een kwaaie klant aan hem. Hij zou striemend zijn over hun arrogantie. En over hun weekhartigheid over macht. Alleen wie het beest zonder taboes in de ogen kijkt, kan hopen het in toom te houden. Kan hopen om vrij te blijven.

‘Hem lezen en over hem schrijven was een vreemde ervaring’, zegt Beeckman. ‘Ik zat in een vrouwelijke wereld van zwangerschap en zorg voor mijn dochter. Machiavelli is een Italiaanse macho. Er is niets vrouwelijks aan hem, aan waarover hij schrijft, noch aan hoe. Ik vroeg me zelf ook af hoe ik bij hem uitkwam. Lelijke manipulatie is de kant van de politiek die ik verafschuw. Macht verwerven houdt mij niet bezig. Ik ben een zelfstandige filosofe. Ik heb geen baas en ik ben baas over niemand. Maar het ontmaskerende van Machiavelli trekt me aan. Zijn antipaternalisme. Zijn aansporing om heel goed te kijken naar degene die voor je opstaat en zegt dat hij het allemaal voor jou doet. “Kijk eens wat voor een leugenaar en bedrieger die paus Alexander VI is.” Machiavelli verkondigt wat niemand anders durft te verkondigen. Dat zet hij zelf bovendien dik in de verf. Voor hij provocerende dingen schrijft, kondigt hij breed en luid aan: ik ga nu iets anders zeggen dan alle anderen. Ik bewonder dat. Je moet altijd kritisch durven te denken. Het is wat Machiavelli gemeen heeft met Spinoza, en met Nietzsche. Wees kritisch over de drijfveren en verlangens van mensen die beweren een soort morele deugdelijkheid te bezitten. Wees dus ook kritisch over je eigen verlangens.’

In de Machiavelli die u leest, zit nauwelijks cynisme.

‘Soms zit er veel woede achter zijn zinnen. Hij voelt een diepe afkeer voor de corrupte macht en het gewelddadige leiderschap van zijn tijd. Er zit een hardheid in. Een meedogenloosheid die niet altijd makkelijk is. Maar ik bespeur in hem toch altijd opnieuw die poging om zich tegen cynisme te verzetten, ja. In zijn brieven, en vooral in dat dikke boek, de Discorsi, ontdekte ik een andere Machiavelli dan die van Il principe, het boekje dat hem die reputatie van politiek-filosofische duivel heeft opgeleverd. Dat is de Machiavelli die, wanneer hij tijdens zijn verbanning naar zijn schrijfkamer gaat, plechtig meldt: “Ik trek mijn vuile gewaden af en ga in gesprek met de ouden”. Met Livius en Tacitus. Die wereld is wel draaglijk. Door de verhalen, de wijsheid, het inzicht. Met de ouden voert hij imaginaire filosofische gesprekken.’

‘Voor mij was Machiavelli een plek waar ik me kon terugtrekken, vooral in tijden van corona. Hij schrijft fantastisch, hij laat van alles gebeuren, actie à volonté, en hij grossiert in geniale observaties en rake gedachten.’

Loont het nog de moeite om Machiavelli te lezen om te leren hoe macht te verwerven? 

‘Hij begrijpt de voorwaarden voor politieke actie, zelfs om goede daden te stellen. Ook Hannah Arendt vond dat verfrissend aan hem. Voor je iets kan doen met de macht, moet je ze eerst verwerven. Daar zijn schimmige daden voor nodig, en je mag je neus daar niet voor ophalen. De politicus die in de spiegel kijkt en terugdenkt aan wat hij gedaan heeft, doet dat onvermijdelijk met een vorm van pijn, afschuw of schaamte. Helemaal zuiver blijven en toch politieke macht verwerven, is een leugen. Ik hou van het idee dat je je het beste kan verweren tegen misbruik van de macht als je er een zo realistische mogelijke kijk op hebt. Door niet mee te stappen in de schone schijn die de macht rond zichzelf ophangt.’

Politiek zoals Machiavelli die ervaart, is niet voor tere zieltjes.

‘Politiek bestaat voor hem uit conflict. Er zijn twee betrokken partijen: het volk en de elite. Het volk verlangt ernaar om vrij te leven, de elite wil het volk overheersen. Het volk is dus meer vrijheidslievend dan de elite. Die wil haar macht behouden of het liefst vergroten. Als ze daarin slaagt, ontstaat misbruik. Daarom is inspraak van het volk nodig. De tirannie is nooit een lang leven beschoren. Als burgers zich vrijuit met politiek kunnen inlaten, leidt dat tot wetten die de vrijheid bevorderen. Vrijheid, daar gaat het voor Machiavelli om, dat is het hoogste goed. De vrije republiek.’

Zou u Machiavelli omschrijven als een democraat?

 Jimmy Kets

‘Hij heeft een sterke democratische inslag. Hij neemt het consequent voor het volk op. Hij vindt het volk verstandiger dan de vorst: het heeft een beter oordeelsvermogen, het is eerlijker in zijn streven. Maar hij is realistisch over macht. De mensen die het meest naar macht verlangen, vanuit eerzucht, hebzucht, geldingsdrang, zijn doorgaans het minst geschikt om ze in handen te krijgen. Tegelijk kan je die passies niet onderdrukken. Je moet integendeel een politiek systeem ontwerpen dat met de passies en ambities werkt, en ze vervolgens ten dienste stellen van de gemeenschap. Je houdt de machtswellust dus in toom door wissels van de macht in te bouwen. Door een volkstribunaat naast een senaat te installeren. De macht van één individu te beperken. En door de burgerlijke deugd te promoten. Aan wie ken je roem toe en wie eer je? Wie belaad je met gloria? Voor wie applaudisseer je? Liefst niet voor de egomaniakale gek, wel voor degene die zich inzet voor de samenleving. In tijden van crisis wordt veel duidelijker wie dat is. De verpleegster en de vuilnisophaler. De mensen die blijven werken moet je eer en prestige geven. Terwijl een narcistische samenleving net het omgekeerde doet en voortdurend mensen beloont die van zichzelf de lof bezingen, alleen aan zichzelf denken, pretenderen kwaliteiten te hebben die ze niet hebben, die geen verantwoordelijkheid nemen voor hun falen maar het succes aan zichzelf toeschrijven. Dat ondergraaft de deugd in een samenleving. In de Discorsi schrijft hij: in vredestijd nemen vooral mensen met privileges de belangrijkste posities in, zij met de juiste afstamming en connecties. Maar in crisistijden vallen de onbekwamen door de mand en zie je wie virtù heeft. Als je dat leest in volle corona-epidemie, blijkt dat unheimlich accuraat.’

Die republikeinse deugden zijn herkenbaar als de antieke deugden. Zijn wij, kapitalistische modernen, die verloren?

‘Ik denk het niet. Veel mensen hebben bijvoorbeeld respect voor leerkrachten. Maar in een maatschappij die alleen beloont wat ze kan meten, levert dat weinig op, omdat wat een goeie leerkracht doet zo moeilijk meetbaar is. Het financiële kan ook niet de enige beloning van deugd zijn. Iemand als minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke is zich daarvan bewust. Als iedereen in je gezondheidszorg, de topdokters op kop, een zo hoog mogelijke financiële beloning nastreeft, kapseist je systeem.’

Het volk houdt de elite bij de les. Is de populistische kiezer dan toch een grotere verdediger van de vrije republiek dan de intellectuele elite die haar deugden altijd offert voor haar privileges? 

‘In de Verenigde Staten bemoeilijkt de gigantische schaal waarop desinformatie woekert via de sociale media de wijsheid van het volk. Desondanks hou ik niet van de liberale arrogantie, van zij die het allemaal zoveel beter weten. Het is gewoon waar dat grote groepen in de maatschappij weinig of geen voordeel plukten van de globalisering. Dat ze in Deurne de effecten van de migratie veel ruwer voelen dan in Brasschaat. Hoe paternalistisch dan om te zeggen dat zij racisten zijn, of dat ze allemaal bang zijn. Gelukkig zijn wij, de niet-angstigen, er om hen te verzekeren dat ze geen angst hoeven te hebben. Alsof de niet-angst de stem van de rede is. Machiavelli vindt dat je politieke conflicten vooral moet analyseren: je moet de noodzaak die anderen voelen, proberen te begrijpen. Vanuit welk verlangen, uit welke urgenties, vanuit welk denkkader kijken andere mensen naar dezelfde werkelijkheid? Die oefening moet je vooral doen bij mensen met wie je het volledig oneens bent. Je zal veel meer van politiek begrijpen dan wanneer je mensen de-legitimeert. Politiek denken is precies niét het de-legitimeren van die andere.’

Maar wanneer Trump de verkiezingsuitslag niet erkent en zijn aanhangers de democratie niet meer respecteren, komt de vrije republiek in gevaar, niet door de elite, maar door het volk.

‘Trump is een symptoom van een veel diepere malaise die al langer aan de gang is. Het begint bijvoorbeeld bij Bill Clinton, die handelsakkoorden sluit, de deuren openzet voor Wall Street en erop rekent dat globalisering iedereen vooruit duwt. Maar hij kijkt niet om naar wie toch verliest. En die blijken met velen te zijn. Zij krijgen te horen dat er geen alternatief is. Wel, als mensen in de hoek geduwd worden, kiezen zij voor een radicaler alternatief. Als de elite erin slaagt om de stem van het volk te negeren, komt een einde aan hun vrije republiek. Een sterke man staat op die beweert te spreken in naam van het volk. De klassieke populist, Boris Johnson of Donald Trump, doet in zijn populair taalgebruik alsof hij het volk vertegenwoordigt terwijl hij zelf tot de elite behoort. Terend op ongenoegen verwerft hij zo veel mogelijk macht. Die bedrieglijke truc is alleen mogelijk in een republiek die al corrupt is. De elite in de VS bestond uit clans en families. Clinton en Bush. Politieke strijd was gewoon een strijd geworden tussen families en hun aanhang. Ik citeer Gore Vidal over het Amerikaanse systeem: “There is one party, the property party, and it has two right wings.” Natuurlijk moet je zo’n autoritaire leider bestrijden met alle middelen die je hebt. Maar hem uitdrijven volstaat niet. De pluraliteit moet terugkeren in het politieke systeem.’

Zelfs als alles peis en vree is, ziet Machiavelli een ander gevaar opdoemen: gemakzucht. Gebrek aan noodzaak. Bewijst de tweede coronagolf dat wij ten prooi gevallen zijn aan die gemakzucht en zelfs bij zware crisis geen noodzaak meer ervaren?

‘Ik vind het te moralistisch om te zeggen dat wij allemaal slappelingen geworden zijn. Maar als maatschappij moet je natuurlijk wel op tijd wakker worden. Geen zelfbeklag. Geen zelfmedelijden. Beseffen dat sommige dingen voorbij zijn. En daar niet over blijven jammeren. Bij klimaat wordt dat nog een veel grotere uitdaging. Spotgoedkope weekendtrips met het vliegtuig? Dat komt nooit meer terug. Dat beseffen, is deugd tonen.’

‘Jongere generaties hebben groot gelijk dat ze zich verzetten. De destructie van de planeet kan zo niet verder, en zij gaan de nadelen ondervinden zonder even grote voordelen te hebben geplukt.’

Toont de jeugd meer deugd?

‘Ze houdt het algemeen belang meer voor ogen. Klimaat wordt cruciaal voor het overleven. Klimaat zal de ongelijkheid ook vergroten. Grote groepen zullen minder middelen hebben om zich aan te passen. Of de acties van de jongeren efficiënt en deugdzaam zijn, vind ik een andere kwestie. Je kan alleen duurzame macht verwerven als je het volk mee hebt. Je moet sowieso je medeburgers overtuigen. Daar moet je je acties, je retoriek, je zoektocht naar bondgenoten, op afstemmen. Zonder die brede schare aan medestanders wordt je politieke strijd erg moeilijk. Het is bij Machiavelli een cruciaal argument tegen samenzweringen. Samenzweerders kunnen de leider vermoorden, maar ze worden makkelijk door hun medeburgers gewantrouwd. Het is moeilijk om efficiënte, duurzame politieke verandering door te voeren.’

De politicus die dat nastreeft, moet zijn idee op het juiste moment pitchen, wanneer de tijd er rijp voor is. Of slaagt een groot politicus erin om de tijd vorm te geven? 

‘De staatsman geeft de tijd vorm. De populaire politicus surft op de tijd. Bij beiden speelt opportunisme. Machiavelli noemt dat “gelegenheid”, occasio. Hij verbeeldt ze, typisch voor de renaissance, als een vrouw. Ze springt van het ene wiel naar het andere, ze holt je voorbij maar draagt haar haar voor haar gezicht, zodat je haar bijna niet kan herkennen. Reageer je niet op het juiste moment, dan kan je haar alleen vol berouw nakijken. Een goeie politicus heeft een geweldig gevoel voor timing. Hij is als een solist in een orkest die weet op welk moment hij moet inspringen en wat hij moet spelen. Het is weinigen gegeven. De politicus moet het elke dag doen met wat zich aanbiedt in de realiteit en daarop inspelen. Hij wordt geleefd door de tijd en door de evenementen.’

En dus kan de politicus alleen succesvol blijven als hij voortdurend blijft bewegen en veranderen?

‘Dat is de moeilijkste opdracht. Je hebt nu eenmaal je temperament. Je valt terug op je eigen ervaringen: wat heeft gewerkt in het verleden? Maar als de situatie totaal verandert, sta je met lege handen. Hoe Hillary Clinton tegen Trump aanbotste, vind ik een frappant voorbeeld. Hillary vertelt ideologisch nog altijd het verhaal van de jaren 90, uit de tijd van Bill Clinton. Ze bouwt voort op haar ervaringen, ze is buitengewoon intelligent, ze werkt keihard, ze kent Washington als haar broekzak, ze heeft de netwerken, de financiële mogelijkheden. Het was ondenkbaar dat ze niet zou winnen. Alleen heb je fortuna. De tijden veranderen. En plots staat daar niet Jeb Bush, maar Donald Trump. Die openlijk racistisch en misogyn is, die het spel totaal anders speelt, voor kiezers die anders reageren omdat zij in een andere wereld leven. Aan al haar ervaring heeft ze niks meer.’

Deze keer kwam fortuna in de gedaante van corona en speelde ze in het nadeel van Trump? 

‘Essentieel voor Machiavelli is dat als je heel veel virtù hebt, je fortuna kan temperen. Als je grondig bent voorbereid op een pandemie, als je je gezondheidszorg hebt verstevigd, je federale rampenplannen op orde hebt, dan kan je zo’n pandemie temperen. Maar heb je geen deugd, dan komt de klap des te harder aan. Je moet succesvol mee blijven veranderen. Dus moet de verandering ingebakken zitten in het politieke systeem. Leiders moeten komen en gaan op basis van hun talenten. Er mag geen elite zijn die de macht ontoegankelijk maakt. Twee of drie decennia met dezelfde clans is nefast. Als Joe Biden nu denkt: Trump is weg, het wordt opnieuw de politiek die ik al veertig jaar beoefen, dan begaat hij een fatale vergissing. Ik had het geruststellender gevonden hadden ze iemand nieuw naar voren geschoven, een jongere kracht, die vanuit de uitdagingen van de tijd opklimt en macht verwerft. Je kan een tachtigjarige moeilijk verwijten dat hij het nieuwe niet begrijpt.’ 

Hoe leest u vanuit dat referentiekader de Belgische politiek? Brengt een regering met groenen en socialisten erbij de correctie die de tijd oplegt?

‘Afwisseling van de macht is gezond. De vrienden en de netwerken krijgen anders te veel impact. Maar een paar andere partijen volstaat niet. Machiavelli noemt zichzelf een geneesheer van de politiek. Als genees­heer moet je een kwaal snel ontdekken, een diagnose stellen en een antwoord bieden. De staat is zoals een lichaam, er mankeert voortdurend iets aan. Hoe sneller je reageert hoe beter. Anders wordt de kwaal erger en brengt ze je in gevaar. Je moet dus altijd sleutelen aan de instellingen van je staat. Alleen zo garandeer je de continuïteit van je vrije republiek. Wat dat betreft scoort België dramatisch. De particratie zit vol mechanismen die erop gericht zijn zo weinig mogelijk te veranderen. Ze leggen de macht bij enkelingen. Als ons parlement moet gelden als volksinspraak, zijn we er heel slecht aan toe. Het is niet alleen onheilspellend dat het zo geëvolueerd is, nog erger is dat echte hervormingen buiten bereik liggen.’

Wordt een clash tussen die elite en het volk onvermijdelijk? 

‘Dat weet ik niet, ik ben een filosoof, geen profeet.’

Maar de wind richting Vlaams Belang is wel sterk. 

‘En die partij heeft wel iemand van de jongere generatie aan de macht gelaten. Zij beseften dat ze, om te overleven, moesten veranderen met hun tijd. Fortuna is ook een geweldige waarschuwing tegen zelfgenoegzaamheid. Vlaanderen is toch wat zelfgenoegzaam. We gaan ervan uit dat welvaart nu eenmaal bij onze regio behoort. Maar de Brexit zal een zware impact hebben, die boven op de pandemie komt, en de klimaatverandering, waardoor er geen enkele garantie is. Maar er leeft te weinig een gevoel van urgentie. Als je staatsstructuren vastgeroest zijn, is het erg lastig om op noodzaak in te spelen. Veel energie gaat verloren aan interne partijpolitieke strijd of aan een perceptiestrijd tussen partijen.’

Op welke manier test de pandemie onze democratie? 

‘We moeten ons idee van vrijheid herijken. Wij leven naar een negatieve liberale vrijheid. Niets mag ons hinderen. Ik heb toch het recht om mezelf te ontplooien? Te feesten? Op reis te gaan? Wie heeft de autoriteit om mij dat te verbieden? Het zalige aan Machiavelli is dat hij helemaal niet denkt vanuit dat “recht hebben op”. Alleen de realiteit telt. Ze daagt je uit. De noodzaak die ze ontketent, brengt hopelijk het beste in jou naar boven. Je kan je tegenslag omarmen. Als je niet vindt dat je recht op iets hebt, is je verlies ook veel kleiner. Zijn tijden waren zo bar. Hij is vals beschuldigd van samenzwering in 1512. Plotseling was hij zijn baan kwijt. Zijn republiek was ten onder gegaan. Hij was in de gevangenis gegooid. Gefolterd. Dan haast toevallig vrijgekomen, door een collectieve amnestie. Verbannen. Zonder enige mogelijkheid van verweer of hoger beroep. Maar hij koesterde het gevoel dat hij nog leeft, brieven kan schrijven, zich kan terugtrekken op het landgoed van zijn vader. Dan zie je wat veerkracht betekent. Dan valt wat wij nu meemaken relatief gezien wel mee. Dankzij de opvangsystemen van onze democratie.’

Dan klinkt Machiavelli naar onze hedendaagse oren toch gelaten en pessimistisch? 

‘Je moet doen wat je kan doen, en de rest moet je los­laten. Het gaat erom dat je een evenwicht zoekt tussen de technocratische overmoed en gelatenheid. De illusie dat je alles controleert. Alsof je ook je eigen verlangens helemaal onder controle hebt, je eigen verbeelding. Alsof je niet altijd gedeeltelijk aan jezelf ontsnapt. Je bent niet helemaal rationeel. Het andere uiterste is het determinisme. Het systeem is zo sterk dat je er niets tegen kan inbrengen. Machiavelli’s concept van fortuna ligt daar precies tussenin. Je hebt een vrije wil, maar er zullen altijd dingen zijn die je niet naar je hand kan zetten. Dat mag je niet ontgoochelen. Integendeel, je moet altijd lef tonen. Je moet proberen te volharden in wat je kan, beseffende dat het misschien niet helemaal goedkomt. Hij predikt een realisme zonder wanhoop. Het is wat ons de komende jaren goed van pas kan komen.’

Argwaan is geen kritisch denken, column DS, 29 okt. 2020

“Rond de covid-epidemie circuleert heel wat informatie op sociale media. Niet alle informatie is even betrouwbaar. In het tv-programma Zondag met Lubach nam de Nederlandse komiek Arjen ­Lubach de malafide platformen, de ­desinformatie van ‘de online fabeltjesfabriek’ in de maling: honderdduizenden gebruikers surfen van het ene naar het ­andere filmpje waarin influencers beweren dat de corona-epidemie nepnieuws is, dat vaccins straks een chip bevatten waarmee de overheid burgers controleert, of dat ‘de elite’ satanische, pedofiele netwerken onderhoudt. Ook Vlaamse influencers delen gretig deze verhalen.

Lubach probeerde het succes van ­deze verhalen te achterhalen. Mensen houden van sensatie. En sociale platformen willen zo lang mogelijk de aandacht van kijkers capteren om advertentiegeld te verdienen. Ze hanteren ­algoritmes die de verspreiding van spectaculaire, extremere verhalen bevorderen. Gebruikers denken intussen dat ze neutrale, belangeloze informatie lezen, maar dat klopt niet. Ze zitten opgesloten in een verdienmodel dat geen rekening houdt met waarheid of feiten. Lubachs uitleg klopt, maar er is een breder, langer proces dat het negeren van feiten in de hand heeft gewerkt.

Eén voedingsbodem is de idee dat ­elke interpretatie van kennis – en dus elke aanspraak op waarheid – slechts een gevolg is van een machtsstrijd, ­zoals een aantal postmoderne denkers meende (en vooral hun minder getalenteerde volgelingen al te eenvoudig toepassen). Dit thema kaartte ik vijf jaar geleden aan in mijn boek Macht en onmacht. Als je waarheid opvat als een kwestie van machtsverhoudingen, heb je weinig oog voor de criteria van kritisch onderzoek op zich – de methoden, bronnen en de werkwijze om waar van vals te onderscheiden.

Denken in termen van macht creëert morele verschillen: als de algemeen erkende waarheid slechts voortvloeit uit een machtsstrijd, dan bestaan er verzwegen, onuitgesproken, ‘echt ware’ ideeën die nergens aan bod komen. De ‘onderdrukte waarheid’ wordt de waarheid van de onderdrukten. Deze ongelijkheid valt alleen te corrigeren door de bestaande machtsrelaties te contesteren. Complotdenkers hebben deze manke logica overgenomen: ze geloven dat een elite het onderdrukte, genegeerde volk manipuleert. Ze gaan eraan voorbij dat elk waarachtig onderzoek – wie het ook bedenkt – aan bepaalde criteria moet voldoen.

Deze visie op waarheid en macht gaat gepaard met een moreel superioriteitsgevoel: de complotdenker beschouwt zichzelf als de moedige, strijdende mens die zich tegen ‘de elite’ ­verzet. Hij probeert tenminste ‘echt’ kritisch te denken, terwijl de andere mensen ofwel goedgelovige dwazen zijn, ofwel deel uitmaken van het complot.

Nu is het belangrijk om overheid en media kritisch te benaderen. Alleen verwarren complotdenkers argwaan met kritisch denken – precies omdat ze geen criteria voor waarachtigheid hanteren. Argwaan betekent dat je vermoedt dat anderen te kwader trouw handelen. Bij kritisch denken kun je vaststellen dat anderen zich vergissen, dat hun insteek beperkingen heeft, of dat ze een andere visie verdedigen dan de jouwe. Maar je vertrekt niet van het vermoeden dat ­anderen de samenleving intentioneel schade willen berokkenen.

Samenzweringstheorieën floreren in tijden van onvoorspelbare veranderingen. Elke complotdenker veronderstelt dat grote gebeurtenissen grote oorzaken moeten hebben; dat een diepe ­crisis wel het gevolg moet zijn van ­iemands intentie, van iemands uitgevoerde plan. Want toeval en chaos zouden zulke omwentelingen nooit kunnen verklaren. Heel wat mensen weigeren te aanvaarden dat lijden en ellende doelloos en onopzettelijk voorkomen. Maar het stormt mondiaal zonder dat één partij of één groep mensen aan het roer staat. Globalisering, kapitalisme en technologische ontwikkelingen brengen een dynamiek op gang die geen enkele deelnemer helemaal overziet. Dat is een beangstigende gedachte waar mensen mee moeten leren leven.

De laatste jaren komt bij al die factoren nog de grootschalige fabricatie van leugens bij, bijvoorbeeld vanuit QAnon, een extreemrechtse complottheorie die bepaalde politici, onder wie Joe Biden, van pedofilie beschuldigt. Niemand weet precies wie hier achter zit. Maar volgens deze theorie zouden de aanhangers van Trump door de deep state ­(geheime machtsorganisaties) geviseerd worden. Hier worden mensen die zich onmachtig en benadeeld voelen, gemanipuleerd om politieke machts­relaties te beïnvloeden.

Wat valt eraan te doen? De verdienmodellen van sociale media die de fabeltjesproductie stimuleren, moeten op de schop. Verder is het bijzonder moeilijk om complotdenkers te corrigeren, omdat hun denkwijze immuun is voor kritiek: dat academici, politici of journalisten hun complottheorie ofwel negeren ofwel weerleggen, bevestigt voor hen de waarheid ervan. Complotdenkers belerend toespreken, helpt dus niet. Vooral omdat heel wat onder hen zich al miskend voelen. Vanuit hun ­eigen onvermogen projecteren ze een almacht op de ander. Als je hen wil overtuigen, moet je rekening houden met hun verlangens en bezorgdheden. En met hun drang om erkend te worden als valabele, kritische burgers. Met wat geluk zit daar enig potentieel.”

Deze column verscheen in De Standaard op 29 oktober 2020.

“Fortuna is niet de vijand”, column DS, 7 mei 2020

“In een openhartig interview vraagt de Amerikaanse psychotherapeut Gary Greenberg zich af hoe hij deze pandemie aan zijn patiënten kan uitleggen (DS weekblad, 2 mei). Hij heeft hen altijd verteld dat ze zichzelf beter niet als slachtoffers van duistere krachten zien, die het op hen persoonlijk gemunt hebben. Die gedachte is belangrijk, om met moeilijkheden om te gaan. Maar dit virus lijkt wel zo’n persoonlijke kracht te zijn, meent hij. Wat nu?

Greenbergs interpretatie van deze crisis is begrijpelijk, maar zijn conclusie is fout, denk ik. Want dit coronavirus viseert niemand in het bijzonder. Greenberg zou Machiavelli aan zijn patiënten moeten voorleggen. De beeldspraak van de Florentijnse filosoof is verhelderend: voor wispelturige, onvoorspelbare spelingen van het lot verwijst hij naar Fortuna, de Romeinse Godin. Ze is een blinde kracht, die geluk of ongeluk kan brengen.

Dit betekent niet dat je eigen gedrag geen rol speelt. Integendeel, want de fortuin bepaalt deels wat je overkomt, maar je hebt zelf een belangrijke rol te spelen. Hoe gepaster je op wisselende tijden reageert, hoe minder greep de fortuin op je heeft. Machiavelli vergelijkt haar met een onstuimige rivier, die als hij woest wordt vlaktes onder water zet, bomen ontwortelt en huizen vernielt, overal grond met zich meesleurt om die elders weer achter te laten: iedereen slaat op de vlucht, iedereen moet buigen voor zijn geweld en weerstand is onmogelijk. Maar in rustigere tijden kunnen mensen maatregelen nemen, door bijvoorbeeld dijken te bouwen. Een mens beheerst niet alles, maar een vooruitziend en wijs mens kan wel heel wat doen. Nooit op je lauweren rusten is Machiavelli’s eerste aanbeveling.

Als je Fortuna altijd aan je zijde wil hebben, moet je mee veranderen met de tijd. Dat is ontzettend moeilijk. Het is menselijk dat je vanuit gewoontes en je eigen karakter naar de wereld kijkt. Als je het goed hebt, wil je gewoon hetzelfde doen, alles behouden zoals het is. Maar hoe sneller je inziet dat tijden omslaan, dat je je constant moet aanpassen, hoe makkelijker je het voor jezelf maakt.

Daarbij komt dat tegenspoed je zelfvertrouwen ondermijnt, terwijl voorspoed je overmoed stimuleert. In beide gevallen schat je de werking van de eigen krachten en die van het lot verkeerd in. Als het slecht gaat, vertrouw je te weinig op je eigen mogelijkheden; alles is je te veel, te zwaar. En bij langdurige vrede en welvaart, denk je dat je een vanzelfsprekend recht op geluk hebt. Juist dan slaat Fortuna toe, waarschuwt Machiavelli.

Loop dus niet met je hoofd in de wolken als het goed gaat, en zit niet te diep in de put als het slecht gaat, adviseert Machiavelli in de ‘Discorsi’. ‘Opgeven mag men nooit: want de fortuin bewandelt kromme, onbekende paden, en waar die heen leiden weet men niet; en daarom dient men altijd te blijven hopen en de moed nooit op te geven, hoe hoog de nood ook is.’ Continue Reading ›