“Ook stabiele democratieën kunnen ontsporen. Geleidelijk, en dan ineens snel”, column DS 24 nov. 2022
Soms nemen politici beslissingen die manifest schadelijk zijn voor hun land. Iedereen ziet het, iedereen weet het. Neen, ik heb het niet over ideologische keuzes, die vanuit een ander perspectief (links of rechts) aanvechtbaar zijn. Zulke maatregelen zijn in principe omkeerbaar, of minstens veranderlijk. Ik denk aan een lange reeks rampzalige besluiten, die een land naar de afgrond duwen. Zo’n onheilspellend spektakel doet me twijfelen aan een geruststellende overtuiging: dat elke regering of overheid voldoende instellingen en procedures heeft om irrationele, destructieve beslissingen tijdig te corrigeren.
Het moderne politieke denken is op deze gedachte gebaseerd: mensen zijn niet volstrekt rationeel, maar wel redelijk genoeg om hun eigenbelang doorheen de tijd juist in te schatten. Dat meende Thomas Hobbes, bijvoorbeeld, de vader van de liberale contracttheorie. Stel je voor dat mensen zonder politieke structuren leefden, schreef Hobbes. Ze zijn irrationeel; angstig, ijdel, lui, hebzuchtig. Daarom zijn ze in een oorlog van allen tegen allen verwikkeld. Maar zodra ze hun overlevingskansen op termijn inschatten, denken ze ‘prudentieel’: ze beseffen redelijkerwijze dat ze beter samenwerken, hun soevereiniteit aan een politieke leider overdragen en aan wetten moeten gehoorzamen. Een diep verlangen naar zelfbehoud behoedt mensen dus voor funeste scenario’s. Of toch niet?
In A March of Folly. From Troy to Vietnam (1984) onderzoekt historica Barbara Tuchman de verborgen dynamiek van de zelfvernietiging waartoe politieke oordelen kunnen leiden: de Trojanen die het houten paard van de Grieken in hun stad binnenlaten, de Britten die hun Amerikaanse kolonie verliezen in 1776 en de Amerikanen die een oorlog in Vietnam voeren.
Tuchman ontdekt drie voorwaarden voor politieke destructie: overdreven machtsconcentratie aan de top; een morrend volk dat wordt genegeerd, en incompetente, decadente leiders die kunnen blijven regeren. Tuchman bespeurt deze combinatie ook bij het bewind van zes oppermachtige Renaissance-pausen, die aan het hoofd stonden van de Pauselijke Staten in Midden-Italië: Sixtus VI tot Clemens VII. In enkele decennia – van 1470 tot 1530 – leidt hun beleid tot de protestantse afscheuring. Deze extravagante pausen zijn oorlogszuchtig; ze spenderen fortuinen aan luxe. De geldkas vullen ze door religieuze titels en privileges te verkopen. Verder verwaarlozen ze hun religieuze missie. Daarom blijven diepgelovige christenen ontmoedigd en verweesd achter. Maar de hogere prelaten blijven doof voor het ongenoegen bij de bevolking. Kortom, ze jagen eigen wereldlijke ambities na, zonder intern of extern te worden tegengesproken. Aan hun corrupte hof gedijen buigzame geesten, terwijl integere dienaars verdwijnen.
Hun ergste fout is hoogmoed: ze wanen zich onaantastbaar. Dat hun machtige instituut zou wankelen, lijkt hen ondenkbaar. Juist omdat ze hun organisatie ‘too big to fail’ achten, wordt de scheuring onafwendbaar. Ze geloven dat de macht-cenakels hen wel zullen blijven beschermen, waardoor ze ettelijke gelegenheden missen om orde op zaken te stellen.
Democratieën hebben natuurlijk bij uitstek dammen tegen machtsmisbruik opgeworpen. De bevolking heeft inspraak en leiders hebben beperkte macht. Verkiezingen faciliteren machtswissels. In een rechtsstaat is iedereen – elke instelling, elke politicus, elke burger – aan de wet onderworpen.
Toch ontsporen ook democratieën. Dat kan gebeuren wanneer instellingen de machtshonger van een kleine groep niet meer afremmen. Wetten en instellingen moeten voortdurend worden vernieuwd, bijgeschaafd, en herdacht of ze verzwakken. Daarvoor zijn alerte burgers nodig: zij moeten politieke deugdzaamheid, ‘civic virtue’, bezitten. Die deugdzaamheid impliceert een blik op het algemeen belang. Maar zodra burgers onverschillig worden of sympathie voelen voor wie ongehinderd alleen aan zichzelf denkt en de boel belazert, staan de vrijheid en de res publica op het spel. ‘Civic virtue’ is dan ook een cruciaal thema in de politieke filosofie: Cicero, de ‘Founding Fathers’ van de Amerikaanse republiek, denkers als Alexis de Tocqueville; allen wilden burgers die het woord namen op de agora en actief aan de res publica deelnamen.
Wie de systematische afbraak van een politiek bestel aanziet, heeft niet veel opties. Vaak richten mensen hun hoop dan op één man, suggereert de Romeinse geschiedschrijver Livius. Zo’n sterke leider moet de scheefgetrokken verhoudingen corrigeren. Maar zo’n leider verschijnt zelden. De realiteit is dat Cincinnatus’ verhaal zo gekend is, omdat hij uitzonderlijk was. De realiteit, leert een andere Romeinse historicus, Tacitus, is dat wie de macht het felst begeert, het minst geschikt is om haar in handen te krijgen. Zo kan het schijnbaar ondenkbare dus gebeuren: dat een redelijk, goedgefundeerd en stabiel politiek bestel ten einde komt. Bankroet komt in twee fases, stelt Ernest Hemingway in zijn roman ‘The Sun Also Rises’: ‘Gradually and then suddenly’.
Deze column verscheen in De Standaard op donderdag 24 november 2022.