‘De cultuurloopgravenoorlog’, DS 16 maart 2023

‘Woke’ is een zegen voor rechtse politici; ze profileren zich als ‘antiwoke’, en hoeven hun beleid niet meer te verantwoorden.  Bart De Wever verscheen in vele media met zijn nieuw boekje ‘Over woke’. In Amerika plant Trump-uitdager Ted Cruz een gelijkaardige oefening, met de wat ongelukkige titel: ‘Unwoke. How to Defeat Cultural Marxism in America’. 

Voor linkse politici is woke claimen echter moeilijk. Ze dreigen een deel van hun achterban te verliezen: er zijn (witte en andere) mensen die in armoede leven, en aan die hele discussie geen boodschap hebben. 

Verder kan je je ook afvragen of de ‘woke’-aanpak  een goede manier is om aan politiek te doen. De filosoof Olúfẹ́mi O. Táíwò (professor Georgetown University) vindt van niet.  In ‘Elite capture. How the Powerful Took over Identity Politics (And Everything Else)’ legt uit dat de woke-campagne een voorbeeld is van ‘elite capture’: een hogeropgeleide, financiële en culturele elite slaagt erin om middelen naar zich toe te trekken die voor minderbedeelden bedoeld zijn. Zo kan die elite haar positie te bestendigen, terwijl onderdrukte groepen amper worden geholpen. 

De oorspronkelijke identeitspolitiek werkte heel anders dan de woke beweging die eruit is voortgekomen, aldus Táíwò: die politiek was gericht op samenwerking om concrete vooruitgang te boeken op vlak van onderwijs, werk, leefomgeving. In 1977 verscheen het manifest van de ‘Combahee River Collective’, een organisatie met ‘queer, black feminist socialists’. De deelnemers bespraken hun waarden, prioriteiten en oplossingen vanuit hun eigen ervaringen. Hun identiteiten speelden een rol, omdat die specifieke problemen opleverden, waarvoor progressieve organisaties te weinig aandacht hadden. Het collectief zocht nieuwe praktijken om meer solidariteit en samenwerking te bereiken. Ze brachten mensen samen over de identiteitsverschillen heen. Dat leidde tot constructieve, reële politieke veranderingen.

Identity politics vandaag richt zich echter op het vergroten van diversiteit in de kamers waar beslissingen vallen, zoals academische instellingen, redactiekamers, politieke organisaties. Dat is niet onbelangrijk. Maar grote, reële, en impactvolle hervormingen lijken uit te blijven. Want die vragen coalities en samenwerkingen, voorbij identitaire verschillen. 

Als voorbeeld van constructieve politiek geeft Táíwò het geval van het kraantjeswater in Flint Michigan. Jarenlang was dat sterk vervuild. Zelfs de toenmalige burgemeester had de vergiftiging proberen toedekken. Wat de lokale bevolking nodig had, aldus Táíwò, was niet dat hun onderdrukking verteld werd in de nieuwste academische ‘parlance’. Ze hadden geen buitenstaanders nodig die kwamen vertellen hoe erg het is om vergiftigd te worden. Ze hadden water nodig zonder loodvervuiling. En ze bouwden nieuwe platformen waar lokale bewoners het woord namen. Ook wetenschappers kwamen er hun labotests toelichten. Die samenwerkingen veranderenden het publieke verhaal. Zo konden de activisten meer middelen eisen om het water te zuiveren. Het gaat er beter, al is het nog niet optimaal in Flint. Maar het Flint-experiment is wel een voorbeeld van ‘constructive politics’. En de les is, aldus Táíwò, dat wie nood heeft aan een nieuw beleid, direct het woord moet kunnen nemen om eisen te stellen. In België zijn er even goed thema’s voor acties: supermarktketens waar arbeiders rechten moeten inleveren, kinderen die schoolmoe uitvallen, een woonmarkt die onbetaalbaar wordt. 

De huidige identiteitspolitiek fragmenteert de bevolking in groepen, aldus Táíwò; ‘it entrenches a politics that does not serve those fighting for freedom over privilege, for collective liberation over parochial advantage’.  Je krijgt een ideologische loopgraven-oorlog tussen mensen die in comfortabele kamers zitten waar de beslissingen vallen. De anti-woke-club waarschuwt voor de nakende burgeroorlog, de woke-verdedigers huiveren voor zoveel white privilege en onmenselijkheid. Intussen wordt het moeilijker om de wereld buiten de beslissingskamers te veranderen. De cultuur-oorlog die daar plaats vindt, de stropoppen-redenaties die daar heen en weer gaan, zijn eerder een hindernis dan een hulpmiddel voor verandering. Want het debat moet mensen in hun menselijkheid met elkaar blijven verbinden. Dat geldt ook voor minderheden die ervaringen van onrecht hebben ondergaan, volgens Táíwò. Zo’n ervaringen zouden een brug tussen mensen moeten zijn; tussen wie nu leeft, en wie ooit geleefd heeft. Pijn en onrecht zijn geen instrumenten om het podium te domineren; ze mogen geen manier zijn om een strijd voor prestige te winnen, die niet meer verenigend werkt. 

In het publieke debat discussieren veelal witte mensen over de gevaren van woke – meestal referend aan Amerikaanse excessen –  en over de noodzaak van woke – hun opponenten ‘wit privilege’ aanwrijvend. Op die manier legitimeren ze zich moreel en politiek als strijders voor rechtvaardigheid, terwijl de mensen, in wier naam ze beweren te spreken, veelal afwezig blijven. Zo ging het ook in het debat tussen Bart De Wever en Joris Luyendijck in De Zevende Dag. Luyendijk bedacht ‘zeven vinkjes’ (die staan voor de voordelen waarmee sommigen behept zijn: hogere opleiding, opleiding van de ouders, kleur, gender, seksuele oriëntatie…). Luyendijk zelf zit, met zijn zeven vinkjes, in televisiestudio’s te praten. Het debat was boeiend, maar de electorale winst is wellicht voor de rechterzijde.’

Deze column verscheen op donderdag 16 maart 2023 in De Standaard.

“Rituelen behoeven geen vernedering”, column DS, 12 mei 2022

Bij het doopritueel van de studentenclub Reuzegom kwam de jonge student Sanda Dia om het leven. De rechtbank moet over de specifieke omstandigheden van zijn tragische dood oordelen. Wat me hier interesseert, is de meer algemene vraag of vernedering een rol speelt in ­rituelen en, indien ja, welke. Want het valt op dat de Reuzegommers mens­onterende behandelingen oplegden, die een opstapje zouden zijn om bij de elite te horen – ‘een gestoord bruut jaar voor de elite die we zijn’, dixit de schachtentemmer. Schachten moesten op zich laten urineren, levende en dode dieren inslikken (een muis door een blender gemixt), weerzinwekkende brouwsels drinken, uren in koud water liggen … .

Elke cultuur kent publieke overgangsrituelen: momenten van inwijding waarop de groep nieuwe leden ontvangt, die daardoor een nieuwe, ­hogere status krijgen. In veel culturen moet de ingewijde een echte proef doorstaan, bijvoorbeeld tijdens de ­puberteit. Die test scherpt de kwaliteiten aan die de jongere later nodig zal hebben, zoals moed, vindingrijkheid, veerkracht, geduld, volharding. Een klassiek voorbeeld is de jongeman die bij de Masai een nacht alleen in de wildernis moet doorbrengen. De rite is ook veelzijdig. Tijdens het hele proces komt de jongere in contact met leeftijdsgenoten en met volwassenen met wie hij een vertrouwensband opbouwt. Wijsheid doorgeven speelt een belangrijke rol, de jongeren worden aangezet om na te denken over hun rol als volwaardige deelnemer aan de gemeenschap. Die ervaring stimuleert het zelfvertrouwen. Na afloop geven de ouderen de ingewijden meer erkenning en verantwoor­delijkheid.

Het Westen heeft de voeling met overgangsrituelen veelal verloren. Het volstaat dat je jarig bent om dezelfde rechten als een volwassene te verkrijgen – op je achttiende mag je stemmen en word je financieel onafhankelijk. Toch vieren de meeste jongeren een transitie van kind naar jongvolwassene door religieuze of wereldlijke riten. Denk maar aan de plechtige communie, de joodse bar mitswa, de eerste deelname aan de ramadan of het lentefeest. Deelnemers krijgen vooral lessen als voorbereiding; ze moeten (religieuze) teksten uit het hoofd leren of zelf teksten samenstellen. Bovendien ligt de nadruk op de feestelijke viering en de geschenken. Er zijn amper tradities die erop gericht zijn om specifieke eigenschappen of vaardigheden te ontdekken.

De studentendoop bevat wel beproevingen, die studenten in de groep integreren. Deze initiatierite verschilt van het overgangsritueel tijdens de puberteit, omdat selectie hier een rol speelt – alleen de uitverkozenen mogen ingewijd worden. Rond deze dopen ontstaat geregeld ophef, omdat ze ontsporen, soms met fatale gevolgen. De Canadese psychologe en specialiste interculturele relaties Rachida Azdouz (Université de Montréal) benadrukt daarom dat dooprituelen altijd een betekenis moeten hebben. De leerervaring moet duidelijk zijn. Dat leerinzicht ontbreekt vaak, omdat een diepere reflectie over rituelen ook ontbreekt. Verder legt Azdouz uit dat gratuite vernederingen veelvuldig voorkomen, maar ontoelaatbaar zijn. Tegelijk maakt ze een onderscheid tussen vernedering en nederigheid: een beperkte vernederende ervaring kan wel zinvol zijn, wanneer die tot nederigheid inspireert (met inachtname van voldoende beschermende maatregelen, een aspect dat Azdouz benadrukt). Ze verwijst naar koningen die traditioneel krenkingen moesten ondergaan voor ze werden gekroond. Die ervaring moest hen er blijvend aan herinneren dat ­nederigheid een teken van grootsheid is en dat ze hun macht niet mochten misbruiken. Op gelijkaardige wijze kunnen deelnemers aan dopen die een leidende functie beogen, leren dat ze hun ego moeten temperen, aldus Azdouz. Die ervaring weerhoudt hen ervan om hun superioriteit te doen gelden. Intussen rijst de vraag of moderne samenlevingen geen andere middelen hebben dan een dosis vernedering om de toekomstige elite wat deemoed en zelfreflectie bij te brengen.

Het onderscheid tussen nederigheid en vernedering illustreert bovendien twee visies op leiderschap die de kwestie van studentendopen ver te buiten gaan: dat je als leider het recht hebt ­anderen te vernederen, of dat leiderschap juist inhoudt dat je je ego kan milderen om een groep te inspireren. Helaas verschijnen geregeld voorbeelden van leiders die overtuigd zijn van hun recht op vernedering. Zij geven de boodschap aan ondergeschikten dat hun ambitie inhoudt dat ze zich moeten laten kleineren. Van het personeel in een van de meest gerenommeerde boekhandels van Brussel, Filigranes, of enkele onfortuinlijke doctoraatsstudenten aan de UGent of de KU Leuven, waarover een Pano-documentaire werd gemaakt (uitgezonden op 16 maart), tot jonge sporters of mensen die voor ‘topondernemers’, ‘topkunstenaars’ of ‘toppolitici’ werken. Overal zijn vergelijk­bare voorbeelden te vinden van mensen die prestigieuze posities bekleden, maar achter de schermen doelbewust anderen neerhalen. Terwijl een goede leider zijn doel bereikt door anderen in hun waarde te halen. Nederigheid is daarbij een vanzelfsprekende houding. ‘A truly humble person will not be ­thinking about humility, he will not be thinking about himself at all’, zoals C.S. Lewis het duidde.”

“Niet de massa, maar de elite panikeert”, column DS, 23 april 2020

“‘We beleven een rampenfilm uit Hollywood’, hoorde ik al een aantal keren zeggen. Ik herinner me zo’n films uit mijn jeugd: een held (Gene Hackman, Pierce Brosnan) ontdekt vroegtijdig een dreiging. Vóór iedereen ziet hij stormweer, een vulkaanuitbarsting, een epidemie op de wereld afkomen. Helaas miskennen de beleidsmensen (de kapitein, de lokale politicus, het hoofd van de inlichtingendienst) het probleem. De onbaatzuchtige held probeert de bevolking voor het gevaar te behoeden, terwijl hij tegelijk moet vermijden dat mensen panikeren. Want iedereen weet dat een massa uitzinnig reageert zodra nood uitbreekt; ze vlucht, krijst, muit, plundert.

Dit scenario levert spannende blockbusters op. Maar in de realiteit veroorzaken crises een heel andere dynamiek. Rebecca Solnit documenteert die respons in haar bekroonde ‘A paradise built in hell. The extraordinary communities that arise in disaster’ (2009). Daarin onderzoekt ze vijf catastrofes, van de brand in San Francisco in 1906 tot de orkaan Katrina in New Orleans in 2005. Haar boek bevat tientallen getuigenissen van slachtoffers, hulpverleners, en wetenschappers.

Solnit laat ook rampensociologen aan het woord. Hun discipline ontstond tijdens de Koude Oorlog, toen de Amerikaanse overheid een nucleaire oorlog met de Sovjet-Unie vreesde. De overheid wilde weten hoe mensen zich tijdens een catastrofe gedragen. De sociologen weerlegden snel de vooroordelen over een antisociale respons bij de meerderheid van de bevolking. Paniek? Die komt zelden voor.

Solnit onderscheidt uiteindelijk twee groepen mensen tijdens een ramp: een meerderheid neigt naar samenwerking en zelfs altruïsme; een minderheid is ongevoelig en egoïstisch, en creëert zo nog meer last. Bij die minderheid zitten soms mensen die denken dat ze het goed doen; dat ze helpen, terwijl ze de argwaan voeden en de crisis verergeren. Rampensociologen Caron Chess en Lee Clarke (Rutgers University) gebruiken voor hen de term ‘elite panic’: ze ontdekken dat niet de massa, maar een elite panikeert, omdat ze denkt dat anderen zullen panikeren. Daardoor stellen ze zich paternalistisch op: ze informeren de bevolking te weinig of verkeerd; ze focussen op repressieve maatregelen voor ongehoorzame burgers. Alsof mensen tijdens een crisis vooral moeten worden gedisciplineerd. Daarmee negeren ze precies wat het effect van de ramp echt is: dat veel mensen juist socialer, vrijgeviger en attenter worden. De meeste mensen herorganiseren hun leven, en handelen vrij redelijk in buitengewone omstandigheden.

Wie meegaat in die ‘elite panic’, projecteert zijn eigen mensbeeld op anderen, aldus Solnit: zo iemand denkt dat mensen elke gelegenheid willen aangrijpen om hun eigenbelang te dienen. Solnit weerlegt het negatieve, Hobbesiaanse mensbeeld, dat de mens als een asociaal, irrationeel, egoïstisch wezen bestempelt. Ze benadrukt dat het omgekeerde mensbeeld klopt én nodig is tijdens een ramp: dat iedereen elkaar als bondgenoot beschouwt. Vooral wie autoriteit heeft, moet de bevolking vertrouwen. Want mensen kunnen behoorlijk wat tegenslag hebben. Ze verwerken moeilijke omstandigheden vrij goed. Maar het loopt fout wanneer overheden burgers al te veel willen controleren. Of wanneer ze informatie verdraaien of verzwijgen omdat ze de bevolking zogezegd tegen zichzelf willen beschermen. Zo’n wantrouwende houding voedt antisociaal gedrag.

Daarbij komt dat overheden in tijden van rampen onvermijdelijk grote of kleine fouten begaan. Bestuurders zijn die uitzonderlijke omstandigheden niet gewoon en de structuren zijn er niet op afgestemd. Bureaucratieën zijn in crisistijd te weinig wendbaar. Burgers moeten dus deels zelf initiatieven nemen. En dan is vertrouwen onontbeerlijk. Alleen in een open samenleving kan iedereen volop improviseren en bijdragen. Of een samenleving snel en goed van een ramp herstelt, hangt deels daarvan af.

Solnits analyse lijkt vandaag de dag te kloppen. Continue Reading ›

“Weglopen van je verantwoordelijkheid – zo wordt de Engelse elite opgevoed”, column DM 20 aug. 2019

Deze column verscheen in De Morgen op dinsdag 20 augustus 2019.

“Weglopen van je verantwoordelijkheid, niet als eenmalige daad, maar als levensstijl, bijna als missie: zo wordt de Engelse elite op privéscholen opgevoed. Een handjevol rijke jongeren slaagt er dankzij die opleiding, met bijhorende netwerken, om de machtigste posities van het land te bezetten. Dat verklaart deels de uitzichtloze ellende van de Brexit: Boris Johnson zelf bezocht het befaamde ‘Eton’, en heel wat kabinetsleden liepen op gelijkaardige instellingen school. Johnson blijft achter een ‘no deal’-brexit staan. Nochtans voorspelt een recent rapport van de Britse overheid maandenlange chaos, stijgende zorgkosten, een harde grens met Ierland en allerlei tekorten. Daarbij wil de Britse regering het vrij verkeer voor EU-burgers afschaffen vanaf 1 november. Kortom, de regering Johnson handelt volstrekt onverantwoord.

Als je de mateloze, haast zelfdestructieve arrogantie van deze lieden wil begrijpen, dan kan je Elizabeth Day’s recente bestseller ‘The Party’ lezen, vertaald als ‘Het Feest’. Het verhaal leest als een thriller – wat is er gebeurd op het chique, extravagante verjaardagsfeestje van Ben Fitzmaurice, een superrijke aristocraat, die de hoogste politieke kringen ambieert? Naast die plot vertelt het boek een veel complexer verhaal, over de onoverbrugbare kloof tussen sociale klassen, privilege en macht. De levensregel voor die elite is eenvoudig: doe wat je wilt, maar verkoop altijd een charmant verhaal, en zorg er voor dat je nooit wordt betrapt. Gebeurt dat toch, wentel dan de nare gevolgen af op anderen.

In Day’s verhaal is vooral Martin aan het woord. Hij groeit op in armoede, met een alleenstaande, kille moeder. Maar hij is bijzonder intelligent, en krijgt een studiebeurs voor zo’n eliteschool. Daar is hij het buitenbeentje. Maar hij slaagt er bevriend te worden met de charismatische Ben. Langzaamaan leert Martin wat dat betekent: de rotzooi van Bens wangedrag voor de buitenwereld toedekken. Ook vrouwen zijn hierbij instrumenteel. Uiteindelijk blijven ze altijd buitenstaanders. Continue Reading ›

“Temptation Island: lachen met lageropgeleiden”, DS ‘De Mening’, 16 maart 2018,

Dit is de laatste ‘De Mening‘, van vrijdag 16 maart 2018.

” ‘Smakeloos en seksistisch en toch kijkt de elite’, kopt de krant. Blijkbaar volgen vooral hoger opgeleiden het televisieprogramma ‘Temptation Island’. Maar liefst 62 % van de kijkers heeft een hoger diploma of werkt in een hogere beroepsklasse.

Een verrassing? Niet echt, want eigenlijk hoort dit bij het fenomeen uitlach-televisie. Wat het artikel niet vermeldt, is dat de deelnemers vooral lager opgeleid zijn. In deze reeks bevinden zich onder de verleidsters een barvrouw, een schoonheidsspecialiste, een nagelstyliste, een danseres, een hostess en ga zo maar verder. De mannen zijn onder meer motorcrosser, tattooartist, bouwvakker, autotester, en assemblagemedewerker.

Ik schreef er reeds een column over: reality-tv teert op leedvermaak met lager opgeleiden, die zonder mediatraining meegaan in een complexe formule die ze niet controleren, waardoor ze ongepaste dingen zeggen of doen. Bourdieu analyseerde dit in zijn werk over televisie.

Owen Jones ontleedt dit fenomeen ook in zijn ‘Chavs. The demonisation of the working class’. Jones betoogt dat de middenklasse de neiging heeft om de arbeidersklasse te demoniseren: van alle kwaad en verval in de samenleving te beschuldigen en met minachting te bespotten. Dit doet ze zonder dat ze het zelf in de gaten heeft. Voeg daaraan toe dat de overgrote meerderheid van programmamakers, journalisten en columnisten tot die middenklasse behoort. Zo ontstaat het vertekend beeld dat van de arbeidersklasse wordt opgehangen. De meeste commentatoren hebben dan ook vooroordelen die amper worden tegengesproken. Erger nog, hun ideeën sijpelen makkelijk door in het onderwijs, het sociale beleid en de media.

Hoger opgeleiden kunnen dus heerlijk genieten van een avondje ‘Temptation Island’, waarbij de deelnemers zich bezondigen aan de vooroordelen die over hun sociale groep bestaan; ze zijn vaak dronken, dom, ontberen verantwoordelijkheidszin en kunnen zich amper beheersen.

Dat clichébeeld werkt evenzeer door in de politieke analyses van de problemen in de samenleving. Hogeropgeleide middenklassers kunnen de politieke keuzes van de lager opgeleiden doorgaans rustig negeren, paternalistisch omzeilen of laatdunkend bekritiseren. De legitieme zorgen van de arbeidersklasse – over werkgelegenheid, over de negatieve gevolgen van globalisering, over de onzekere levenskwaliteit van hun kinderen – worden weggezet als bekrompen vooringenomenheid van een groepje dwazen. Licht ontvlambare zielen zijn het, veel te vatbaar voor emoties zoals woede en angst. In werkelijkheid klopt dat natuurlijk niet. Maar om dat te beseffen, moet je verder kijken dan het beeld van de wereld dat je in een realityshow voorgeschoteld krijgt. ”

In televisiereeksen wordt ‘de elite’ dan weer opvallend positief in beeld gebracht. Een goed voorbeeld is ‘Downton Abbey’ (waarover hier een column staat) Daarin gedragen de aristocraten zich zo billijk, genereus en welwillend dat een mens niet kan begrijpen waarom aan zo’n systeem ooit een einde kwam.

“De loze kreet van het populisme”, DS 19 dec. 2016

Unknown“Probeer te begrijpen zonder te oordelen, luidt het devies van de filosoof. Meteen oordelen zonder te begrijpen is helaas makkelijker, en gebeurt het dus veel vaker. Bijvoorbeeld wanneer de term populisme valt. Dat oordeel weerklinkt zodra de bevolking kiest tegen dezelfde groepen en partijen die al jaren aan de macht zijn. Toen burgers massaal stemden voor de gevestigde partijen, leken ze wijs en betrouwbaar. Dat zijn ze plots niet meer. In één adem volgt een twijfel over de democratie.

Populisme kan dus een handzaam label zijn: het is een slimme manier om de tegenstander buitenspel te zetten, en alternatieven niet eens te overwegen.

Dit neemt niet weg dat echt populisme natuurlijk wel bestaat. Het verschijnt als een demagogische stijl om aan politiek te doen; politici die zwaaien met het eenvoudige recept dat alles zal oplossen of die even voor de verkiezingen onhoudbare beloftes doen. Politici van bijna elke partij maken zich hieraan schuldig. En er zijn ook populistische politieke regimes. Deze verdedigen het waanbeeld dat het volk één is, een ondeelbaar geheel vormt, en dat wie hieraan twijfelt een parasiet is. Politieke tegenstanders worden dan vijanden, die moeten wijken. De leider pretendeert het volk te incarneren. De leider wordt de enige spreekbuis voor het volk.

Dreigt dit soort populistisch regime overal in Europa door te breken? Ik heb mijn twijfels. Zowat elke oppositie tegen de EU wordt er wel mee geassocieerd. Maar die oppositie is gegroeid uit ontevredenheid met de globalisering, en met de politieke organisatie van de Unie. Dit verzet tegen Europa is een reactie op twee kwalen: EU-politici die soevereiniteit afschaffen omdat ze de bevolking wantrouwen en hun TINA-riedel, ‘there is no alternative’.

Zo waarschuwde Juncker onlangs de Europese burgers: ze mogen niet de illusie hebben dat hun landen apart, zonder EU zouden kunnen bestaan. Ik vermoed dat Europese burgers wel degelijk beseffen dat samenwerking tussen landen noodzakelijk is. Maar burgers keren zich tegen de constructie van déze Unie. En dat moeten ze kunnen doen, zonder dat ze in één of andere donkere hoek worden geplaatst. Continue Reading ›

‘Downton Abbey – een verhaal over de elite?’, column DS, 23 mei 2016

Unknown 08.33.05Deze column verscheen in DS op 23 mei 2016.

“Het deed me ontzettend deugd de tekst van Diane De Keyzer over ‘Downton Abbey’ te lezen (DS, 21/05). De televisiereeks is geweldig entertainment, het moet gezegd. Het is eens geen uitlach-tv of Amerikaans forensisch onderzoek op speed of een tetter-programma voor heren die dromen van een UEFA-trainersdiploma. Leve ‘Downton Abbey’, dus. Mits enkele kanttekeningen, want het historische drama evoceert een verleden dat nooit bestond.

Unknown-1Lord Crawley is een welmenende, moreel hoogstaande, ietwat banale man, die het liefdesleven van zijn bedienden volgt, zich verontschuldigt wanneer hij hen te streng toespreekt en zelfs zijn chauffeur als schoonzoon aanvaardt. Hij houdt zielsveel van zijn vrouw, en is even betrokken bij de opvoeding van zijn kinderen als een ouder in een hedendaags gezin. Ondanks het onderscheid tussen hogere en lagere klassen, overheerst een gelijkheidsgedachte. Die gelijkheid zit in het hoofd van de schrijver, en van elke kijker. ‘Downton Abbey’ is eigenlijk niets meer dan de luxueuze versie van een soap, met fraai geklede personages in adembenemende decors.

'Brideshead Revisited'

‘Brideshead Revisited’

De serie heeft dus niets te maken met de samenleving die het pretendeert weer te geven. Wie inzicht wil in de Engelse aristocratie, leest beter ‘Brideshead Revisited’ van Evelyn Waugh of kijkt naar de (eerste) televisieverfilming uit 1981. De roman volgt de vriendschap tussen de student (en later kunstenaar) Charles Ryder, en enkele leden van de katholieke, aristocratische familie Flyte. Continue Reading ›

Afscheid van Wilfried Martens, maar zonder nostalgie – Column DS

“Bij het plechtige afscheid van een overledene hoort een mooie grafrede. Maar het overlijden van Wilfried Martens is ook het symbolische einde van een tijdperk. En daar hoort vooral opluchting bij.

Wilfried Martens heeft talloze verdiensten: hij leefde voor de politiek met een bijna grenzeloze toewijding. Afkomstig uit een eenvoudig gezin, werd hij op eigen verdienste premier van dit land. En na zijn lange politieke carrière hield hij de lucratieve bedrijfswereld op afstand. In tegenstelling tot andere oud-politici gebruikte hij zijn positie als verkozene door het volk niet om in ijltempo meer geld te verdienen dan dat gewone volk ooit bij elkaar zou krijgen. Dat strekt hem tot eer.

Toch is nostalgie naar Martens’ periode overbodig: de jaren ’80 waren politiek zeer instabiele jaren. De ene regering na de andere viel, maar telkens bleef Martens’ CVP de onvermijdelijke coalitiepartner. Verzuiling, alleen in het Italiaanse vertaalbaar (als  lottizzazione), maakte elk aspect van de burgerlijke samenleving voorwerp van partijpolitieke verdeelsleutels. De Belgische situatie leek een beetje op de Italiaanse, waarin christendemocraat Andreotti , bijgenaamd ‘Il Divo’ de hoofdrol speelde. In België was de Franstalige socialist Guy Spitaels op dat moment ‘Dieu’. Het was een tijd van corruptieschandalen, grijze partijfinanciering en problemen bij Justitie (De Bende van Nijvel, de politieoorlog). Continue Reading ›

‘Identiteit’ op de politieke agenda

Unknown-1Welk belang heeft ‘identiteit’ voor de politiek? Vooral linkse partijen onderschatten het belang van dit thema, dat alleen vorm krijgt als rechten voor minderheden.

In januari 2011 sprak ik hierover in Berlijn op een conferentie georganiseerd door  Policy Network, de Wiardi Beckman Stichting, de Friedrich-Ebert-Stiftung en Das Progressive Zentrum.

Nadien werd mijn bijdrage gepubliceerd in Policy Network Publications. Hier staat een stukje van mijn kritisch artikel.  Continue Reading ›

Hoe onze kunstenaars aan politiek doen

Matthias Schoenaerts

Met de regelmaat van de klok geven kunstenaars politieke commentaar. Vooral acteurs, theatermakers en zangers mengen zich in het debat, tot vreugde van sommigen of tot ergernis van anderen. Deze kunstenaars profileren zich als progressief en pleiten veelal in pro-Belgische zin. Maar hoe kunnen we de bijdrage van deze groep tot het politieke debat beoordelen? Waarin bestaat de kritische rol van de kunstenaar? Een korte filosofische reflectie. Continue Reading ›