‘Een vlaag van walging’, column DS, 13 februari 2020

Het coronavirus verspreidt zich in China en daarbuiten. In China neemt de overheid draconische maatregelen: burgers dragen mondmaskers, quarantaines worden opgericht en sommige steden worden zo goed als afgesloten. Ook elders in de wereld leeft enige angst voor het onbekende virus. Dit is begrijpelijk; vroeger hebben ziekten zoals de pest of de Spaanse griep ravages aangericht. Maar ziekten genereren ook walg. En dat gevoel is politiek gezien veel relevanter dan vaak wordt gedacht.

Walg is een sterke fysieke reactie op tekenen van ziekte of verval. Wie beschimmeld voedsel, uitwerpselen of braaksel waarneemt, wil meteen afstand nemen. Deze scherpe reflex is nuttig; het lichaam kiest voor zelfbescherming. Maar de gevoeligheid voor weerzin beïnvloedt ook morele en politieke oordelen. Op een diep psychologisch niveau verbinden we weerzin met ‘wij’ en ‘zij’, met wie er bij hoort, en wie niet; wie kunnen we vertrouwen, en wie niet; wat we zuiver vinden, en wat niet.

Vaak merken we die reactie amper: in vergelijking met woede, geluk of verdriet, heeft walg een minder bewust effect op keuzes. Maar dat maakt de emotie niet minder belangrijk, aldus psycholoog David Pizarro (Cornell University). Afkeer is meer een kwestie van reactie dan actie, van reflex dan reflectie. Dat geeft haar een retorische kracht, aldus Pizarro; ze is als een kleine ‘hack’ in de hersenen.

Wanneer politici er in slagen dit gevoel van aversie aan bepaalde groepen te koppelen, genereren ze dan ook een sterke emotionele respons. En dat gebeurt regelmatig. Recent verbond Filip Dewinter het coronavirus met het ‘islamvirus’. In nazipropaganda werden Joden met ratten en ongedierte vergeleken. Ook Donald Trump verwijst vaak naar afkeer. Tijdens een meeting sprak hij bijvoorbeeld over Hillary Clintons ‘walgelijke’ toiletstop tijdens een televisiedebat. Zo’n opmerkingen lijken van de pot gerukt, maar ze sorteren wel effect.

Meer nog, experimentele psychologen hebben aangetoond dat rechts-conservatieve kiezers gevoeliger zijn voor walg dan liberale kiezers. Neurowetenschapper Read Montague (Virginia Tech University) mat de neurale respons van mensen terwijl ze beelden bekeken van misvormde dieren, vuile toiletten en gezichten met zweren. Hij peilde ook naar hun politieke ideeën, op een spectrum van extreem liberaal tot extreem conservatief. En de gevoeligheid voor weerzin bleek groter te zijn bij conservatieven. Aan de scan kon Montague zelfs met 95% zekerheid zeggen of iemand liberaal dan wel conservatief was. De testpersonen kregen ook gewelddadige beelden te zien (mannen met revolvers gericht op de camera; vechtscènes, autowrakken) en aangename beelden (lachende babies, zonsondergangen, konijntjes). Maar alleen bij afkeer was er een sterke correlatie tussen respons en politieke overtuiging. Ook andere studies, van bijvoorbeeld Michael Bang Andersen (Aarhus University), wijzen op een overeenkomst tussen een gevoeligheid voor walg en een conservatieve ethos, zoals traditionalisme, religiositeit, steun voor autoriteit en hiërarchie, seksueel conservatisme en wantrouwen tegenover anderen. Walg heeft dus morele effecten; ethiek handelt niet alleen over goed en kwaad, maar ook over het zuivere. Religies hebben duidelijke regels voor voedsel, seksualiteit en de behandeling van lijken, bijvoorbeeld. Gelovigen ervaren weerzin bij de gedachte aan overtredingen.

Gevoelens van walg hebben zelfs een impact op politieke en morele ideeën: als de context afkeer oproept, verschuiven politieke ideeën naar de rechterkant van het spectrum. In Pizarro’s test, bijvoorbeeld, moesten proefpersonen morele en politieke vragen beantwoorden. Naast hen stond een bord dat eraan herinnerde om de handen te wassen teneinde griepinfecties te vermijden. Die verwijzing volstond om meer rechtse politieke stellingen en moreel conservatieve voorkeuren te noteren.

Niemand weet voorlopig hoe lang het coronavirus zich nog zal verspreiden, of hoe gevaarlijk het echt is. Continue Reading ›

In ‘De Afspraak op Vrijdag’, 31 januari 2020

Vrijdag 31 januari was ik te gast bij ‘De Afspraak op Vrijdag‘ met Ivan De Vadder.

Over de regeringsformatie, het euthanasieproces rond Tine Nys en de toekomst van Europa (ook na de Brexit op 1 februari 2020).

Aan het begin van de uitzending, verliet koninklijke opdrachthouder Koen Geens juist het koninklijk paleis.

Andere gasten waren Karel Verhoeven (hoofdredacteur De Standaard) en Gerolf Annemans (Vlaams Belang, europarlementslid).

Over de toekomst van Europa, en de conferentie die daarbij hoort, schreef ik een column voor De Standaard, de dag voordien ,’een Europese uitlaatklep voor ontevreden burgers‘.

 

 

“Een Europese uitlaatklep voor ontevreden burgers”, column DS 30 januari 2020

Spannende tijden in Europa: vanaf 1 februari is de Brexit een feit (onderhandelingen duren nog wel één à twee jaar). En voor burgers komt er een Europese Conferentie…

“Er komt een ‘Conferentie voor de Toekomst van Europa’ vanaf 9 mei 2020, om burgers meer inspraak te geven bij de Europese besluitvorming. Het project leidde tot kritische opmerkingen (Steven Van hecke, DS), ook omdat niemand weet wat er met de resultaten zal gebeuren in 2022.

Toch is zo’n conferentie een hoopvol signaal. De commissie, het Europese parlement, de Europese instellingen en de lidstaten erkennen dat burgers mee moeten beslissen over de EU. Dat gebeurde tot nog toe weinig. Zo was commissievoorzitster Von der Leyen geen Spitzenkandidaat bij de Europese parlementsverkiezingen, maar werd ze toch voorzitster.

Daarnaast speelt de impact van het Brexitreferendum in 2016. Niet alleen gaat de EU van 28 naar 27 lidstaten. De brexit is in strijd met een funderend principe: dat alle landen naar een ‘ever closer union’ zouden bewegen, zoals in het verdrag van Rome uit 1953 staat. Die ‘ever closer union’ was de horizon voor beleid; directe inspraak van de bevolking stond niet op de agenda. Want Europa was ook een morele belofte: nooit meer oorlog. De strijd tussen naties was voorbij, dankzij een vrije markt en nauwe economische samenwerking. Wie aan deze doelstellingen twijfelde, verloor morele legitimiteit.

In de opzet van de Conferentie wordt de mogelijkheid van kritiek wel meegenomen. Dat is een hele verbetering. Want de moraliserende retoriek om twijfelaars te doen zwijgen – vaak gebruikt door voorstanders van Europees federalisme – heeft het tegenovergestelde effect gehad: afkeer en weerstand. Tenslotte is kritiek op deze Unie onvermijdelijk: ze promoot vier vrijheden (personenverkeer, werknemersverkeer, goederenverkeer en kapitaal) en impliceert beleidskeuzes. Die keuzes hebben gevolgen. Er zijn winnaars en verliezers. Je kan die verliezers niet altijd wegzetten als egoïstisch, gesloten, dom, of erger nog, gevaarlijk nationalist, xenofoob, racistisch etc.

De euro-kritische stemmen klonken het luidst tijdens de referenda. Die referenda zijn wellicht een verkeerd middel om belangrijke, politieke kwesties te beslechten. Maar dan moet de EU-constructie meer rekening houden met oppositie. Omdat klassiek oppositievoeren binnen de EU zo moeilijk is, ontstaat principiële oppositie, zoals de Ierse politicoloog Peter Mair al in 2006 voorspelde. Klassieke oppositie betekent dat politieke partijen een alternatief kunnen zijn voor de heersende regering en haar beleid. Zo hebben ontevreden burgers een uitweg binnen het politieke systeem zelf. Anders verplaatst het ongenoegen zich naar de politieke structuur op zich. Peter Mair kwam tot die conclusie na de referenda in Nederland en Frankrijk in 2005, waarbij de bevolking zich telkens uitsprak tégen het grondwetsverdrag. Hij voorzag nog een andere ontwikkeling: Europese besluiten bepalen de nationale politiek steeds meer, ook indirect (regels voor begrotingen, bijvoorbeeld). Die invloed beperkt de ruimte voor de klassieke links-rechts discussies in nationale parlementen. En die evolutie vergroot de kans op een nieuwe breuklijn: tussen partijen die binnen of buiten de EU willen staan.

Neem Boris Johnsons laatste, overweldigende verkiezingsoverwinning in december 2019. Met zijn slogan ‘Get Brexit done’ verleidde hij veel voormalige Labour-kiezers. Zijn tegenstander, Jeremy Corbyn, bleef neutraal over de Brexit – hij stelde een nieuw referendum voor. Corbyns verpletterende nederlaag heeft ongetwijfeld vele oorzaken. Maar hij begreep alvast niet dat ‘binnen’ of ‘buiten’ de inzet was van de verkiezing.

Wat is er nodig om de stemmen van de bevolking succesvol te integreren? Continue Reading ›

“Angst voor de toekomst bestrijd je niet met meer individualisme”, DS, 12 sept. 2019

“Uiterst rechtse partijen hebben in Europa en de VS de wind in de zeilen. Wie ze wil bestrijden, kan maar beter niet voor meer individualisme pleiten. Integendeel, de liberale democratie is in crisis omdat het individualisme is doorgeslagen. De liberale democratie rust op twee pijlers: de liberale (individuele rechten, autonomie, private leven) en de democratische (het collectieve, de politieke gemeenschap). Tussen beide is een evenwicht nodig: als het individualisme almachtig wordt, verdwijnt de gemeenschappelijke band. Dan wordt de samenleving een jungle waarin de sterkste wint. Als het collectieve almachtig wordt, verdwijnen de individuele rechten.

Vanaf de jaren 90 is het individualisme sterk opgekomen. Maar nu verlangen mensen naar een duidelijk collectief verhaal. Dat krijgen ze veelal bij uiterst rechtse partijen te horen. Dat is problematisch, omdat het uiterst rechtse verhaal niet spoort met de democratie en de rechtsstaat. Maar dat probleem pareer je niet met meer individualisme.

Liberale ideeën zijn het krachtigst wanneer ze zich tegen sterke staatsmachten of religieuze machten verzetten. Dan drukken ze het onvervreemdbare recht van elke mens op leven, vrijheid en geluk uit. Liberale denkers verdedigden deze ideeën op een heroïsche manier tijdens de Amerikaanse en de Franse revoluties, in het victoriaanse Engeland of tijdens het interbellum, wanneer totalitaire regimes stukken Europa en de rest van de wereld bedreigden of beheersten. Dat gevecht voor het individuele recht tegen onderdrukking blijft indrukwekkend.

Maar individualisme alleen volstaat niet. Individuen zonder enige politieke binding bevinden zich in een natuurtoestand, waar allen tegen allen strijden. Dat is onleefbaar. Zo’n natuurtoestand werd de hypothese van denkers zoals Hobbes, Locke en Rousseau om over verschillende staatsvormen na te denken. Elk individu moet afspraken met anderen maken om zichzelf te beschermen. Natuurlijk zijn er meerdere opties om een staatsmacht te organiseren. Maar niemand kan het zonder stellen. De realiteit illustreert dat: vooral de natiestaat regelt onderwijs, gezondheidszorg, so­ciale zekerheid, veiligheid en justitie. Uiterst rechtse partijen weten dat. Zij koppelen een exclusief nationalistisch verhaal aan hogere pensioenen, beter onderwijs, meer veiligheid. Die retoriek gecombineerd met de afkeer voor politiek gekrakeel en voor het politieke immobilisme kan het succes van uiterst rechts verklaren. Voor een aantal kiezers waren onverdraagzaamheid en racisme ongetwijfeld ook een motief.

Allerlei redenen kunnen meespelen in de keuze voor uiterst rechtse partijen. Maar een tekort aan zelfbeschikking speelt haast geen rol. Continue Reading ›

“Factcheck” nav mijn interview in Humo, DS 6 juni 2019

Het interview met Humo over de overwinning van het Vlaams Belang, leverde me een factcheck op bij De Standaard, door Wim Winckelmans. Hij publiceerde op 6 juni dit artikel:

“‘De arena waarin politici opereren, wordt steeds kleiner. Het Europese niveau bepaalt 60 tot 70 procent van het beleid.’ Politiek filosofe Tinneke Beeckman wijst er in het weekblad ­Humo op dat politici wel de indruk geven dat ze alle instrumenten in handen hebben om het beleid te veranderen, maar dat die handen in de realiteit vaak gebonden zijn.

Er zijn ooit zelfs hogere percentages geopperd. Voormalig Europees Commissievoorzitter Jacques Delors voorspelde in de jaren tachtig dat 80 procent van de eengemaakte markt een wetgeving met Europese oorsprong zou krijgen. Het cijfer is daarna overgenomen door eurosceptici om te waarschuwen voor de bemoeizucht van superstaat Europa.

Hoe groot de Europese invloed echt is, valt nochtans moeilijk precies te bepalen. Continue Reading ›

Boekvoorstellingen van politici… (2), 23 april 2019

Assita Kanko, kandidaat europarlementslid voor N-VA, nodigde me uit om met haar in gesprek te gaan over haar nieuwe boek: ‘Omdat je een meisje bent. Verhaal van een besneden leven‘.

“Omdat je een meisje bent is Assita Kanko’s getuigenis. In een directe, ontroerende en inspirerende stijl vertelt ze het drama dat miljoenen vrouwen ondergingen; een lot dat nog steeds miljoenen kleine meisjes over de héle wereld ondergaan. Omdat de stilte doorbreken de eerste stap is naar het uitbannen van vrouwelijke genitale verminking en het realiseren van zelfbeschikkingsrecht.”

Die boekvoorstelling vond plaats op dinsdag 23 april 2019 in Sint-Pieters-Leeuw voor een bomvolle zaal.

Foto: Mathias Vanden Borre.

Burgemeester van Sint-Pieters-Leeuw Luc Deconinck leidde in.

Daarna sprak ik met een ontroerende en strijdvaardige Assita; over haar ervaringen, haar engagement, haar liefde voor het leven en de strijd voor vrijheid.

Uitgever Karl Drabbe (Doorbraak Boeken) sloot af.

“De Stand van de Democratie”, Interview op VRT website, 22 april 2019

Dit interview verscheen op de VRT Nieuwssite op maandag 22 april 2019, in een reeks politieke denkers over de democratie vandaag.

Tinneke Beeckman is een Vlaamse filosofe en columniste. Ze behandelt thema’s op het raakvlak van filosofie, maatschappij en politiek. Ze is een graag geziene gaste in de Vlaamse kranten, radio en televisie.

Door Rony Van Gastel, VRT niewssite.

 

“Mevrouw Beeckman, klassieke centrumpartijen verliezen overal aanhang. Hoe komt dat?

De klassieke centrumpartijen bestaan al heel lang.  Ze zijn groot geworden met beslissingen en standpunten over de maatschappelijke breuklijnen van de twintigste, en zelfs het einde van de negentiende eeuw eeuw.  Katholiek versus vrijzinnig, om er maar eentje te noemen.  Nieuwe partijen en bewegingen hebben het gemakkelijker. Ze gaan vaak voor één heldere boodschap die inspeelt op de vragen en breuklijnen van vandaag. De nieuwe partijen zeulen natuurlijk ook geen hele geschiedenis mee, en kampen minder met onderlinge meningsverschillen. Neem bij ons bijvoorbeeld N-VA of Groen!

Maar ook de ‘populisten’ halen in veel landen stemmen weg bij de klassieke partijen?

Voor populisten geldt het bovenstaande natuurlijk helemaal. Ze  brengen een heldere boodschap. En daar zit voor mij meteen ook een gevaar. Dictaturen zijn al wel vaker op democratische manier tot stand gekomen. Maar eens ze aan de macht zijn kunnen ze de structuren van binnenuit veranderen en aanpassen aan hun autoritaire beleid.  Dat zie je bijvoorbeeld in Oost-Europa, de rechtsstaat is in sommige van die landen wel heel broos. Neem Hongarije als type-voorbeeld.

In het Oosten van Europa hebben ze lang onder een dicatuur geleefd, je zou verwachten dat net zij beseffen hoe belangrijk democratische instellingen zijn, dat zij goed beseffen hoe belangrijk democratische instellingen zijn? Scheiding van de machten, onafhankelijke rechters, persvrijheid?

Machiavelli heeft daar een niet zo’n fraaie beeldspraak voor, maar ze klopt wel denk ik. Hij vergelijkt onvrije volkeren met een dier dat lang in een kooi heeft gezeten. Wanneer het vrijkomt, valt het makkelijk ten prooi aan de eerste de beste die het wil vangen. Misschien heb je een langere traditie van vrijheid nodig om burgers te hebben die daar ook voor willen vechten.

Bovendien hebben we lang gedacht dat er maar één soort vrijheid is, dat economische, sociale en politieke vrijheid altijd samengaan. Intussen weten we dat dat niet zo is. In China bijvoorbeeld gaat economische vrijheid gepaard met politieke dictatuur.  Michael Ignatieff schreef zelfs dat de vrijheid hier in het Westen de onvrijheid in sommige andere landen helpt in stand te houden. Want wie het niet eens is of geen werk vindt kan “vluchten” naar het vrije Westen. Het protest ter plekke, in die autoritaire regimes, zal er alleen maar minder door worden.

Zijn we in West-Europa stilaan een reservaat van democratie aan het worden? En moeten wij dan ook schrik krijgen voor de toekomst van onze democratie?

We moeten in elk geval goed opletten. Enerzijds is er nogal wat inmenging van die dictaturen, ook economisch. Denk aan de verlokkingen van het geld van Rusland of China. Maar niet vergeten dat we ook een intern probleem hebben, namelijk het geloof in de democratie – of het gebrek daaraan – van onze eigen burgers. Uit onderzoek blijkt dat de steun bij de jeugd voor de democratie afkalft. Een deel van de jongeren ziet een autoritaire leider blijkbaar wel zitten. Die jongeren hebben natuurlijk niet ondervonden hoe noodzakelijk die rechtsstaat wel is. Er is al zolang vrede dat we niet meer beseffen hoeveel we te danken hebben aan een vrije pers bijvoorbeeld.  Misschien worden we wat slordig, nonchalant met onze verworvenheden.

De jongeren zijn dus geen garantie voor de toekomstige democratie?  Klimaat of Brexit, allerlei engagement, er komt toch veel van de jongeren?

Ja, er is wel degelijk een kloof tussen de generaties, en daar kunnen we soms blij om zijn.  Maar het is niet omdat je voor het klimaat betoogt dat je ook voor democratie bent, die twee impliceren elkaar niet noodzakelijk. Net zoals het helemaal niet klopt dat de afkeer van democratie alleen bij rechts zou zitten. Ook aan de linkerzijde leeft de verlokking van ‘de verlichte despoot’.

Maar in China zouden ze een moeilijke kwestie als de Brexit waarschijnlijk wel sneller en slimmer oplossen dan de Britten nu doen…

Klopt dat een parlementair regime niet altijd perfect werkt natuurlijk. Maar neem nu die Brexit.  Waarom gaat het daar zo moeizaam? Omdat Engeland een tweepartijensysteem heeft. Een polariserend systeem, twee blokken die tegenover elkaar staan zonder enig overleg.  Dat is toch heel iets anders dan in Duitsland bijvoorbeeld, of in ons eigen politiek systeem.  Wij hebben meer proportionele vertegenwoordiging in het parlement, er is dus vanzelf meer overleg nodig. Leiders als Angela Merkel zijn gedwongen om constant te overleggen met het middenveld, met andere partijen. Compromissen sluiten zit daar ingebakken. Dat de Britten dat zo moeilijk kunnen is een gevolg van hun politiek systeem, niet van de democratie op zich.

Je hoort wel eens dat we complexe problemen best niet alleen aan politici overlaten, maar ook aan experten, technocraten? 

Experten zijn belangrijk en die moeten zeker gehoord worden, dat spreekt vanzelf. Maar waarom is er zoveel anti-Europees sentiment, zoveel onbegrip van de burgers? Precies omdat de Europese Unie zo technocratisch is! Dan wordt de EU een soort regelfabriek hé. Luuk van Middelaar, de voormalige woordvoerder van Europees president Van Rompuy heeft dat onderscheid tussen gebeurtenissenpolitiek en regelpolitiek mooi gesteld.  Regels werken prima voor stofzuigers. Maar als er echt iets onverwachts gebeurt, dan volstaan de regels niet. Neem de crisis van de Euro een paar jaar geleden, het klimaat of de vluchtelingencrisis. Voor zoiets heb je een maatschappelijk debat nodig, waar mensen zich betrokken bij voelen.  Bij de migranten heeft Europa geprobeerd dat te beslissen alsof het om visquota ging.

En dus is het makkelijk scoren voor populisten?

Precies, net omdat het beleid gedepolitiseerd is, ontstaat verzet tegen de Unie en de Europese Commissie zelf. Ook de volgende Europese verkiezingen gaan niet veel oplossen. We zouden moeten discussiëren over de besluitvorming, de Europese grondwet, de centrale bank enzovoorts.  Maar dat ligt allemaal vast. En precies daardoor is het helaas een discussie geworden van “voor of tegen de Europese Unie”.  Burgers voelen zich niet betrokken, en laat ons wel wezen, eigenlijk zijn ze dat ook niet.

Het politieke boek van het jaar ‘17 in Frankrijk was ‘Plus Rien à Foutre’ van Brice Teinturier – allemaal niks mee te maken. De afkeer van het politieke bedrijf is enorm, zeker in Frankrijk.  Peilers zeggen “we kunnen zelfs niet meer vragen wat de mensen ervan denken, ze doen zelfs de deur niet meer open als het over politiek gaat”.  Populisten lopen achter de bevolking aan, het is niet omgekeerd.  Veel mensen verwachten die redding in Frankrijk ook niet noodzakelijk van Marine Le Pen hoor.

Maar hoe kan je dan de bevolking beter betrekken? Door referenda of inspraakgroepen?  Is het model van verkiezingen versleten?

Tja ik denk lokale inspraak zeker een goede zaak is, dat geeft een nieuwe dynamiek. Kijk naar de Oosterweel in Antwerpen, dat is een geslaagd voorbeeld.  Maar op het grotere vlak? Politieke partijen en verkiezingen blijven uiteraard belangrijk. Dat ga je niet vervangen door burgerinspraak.  Bovendien : je hebt voor de rol als politicus echt wel bepaalde kwaliteiten nodig.  Ik heb net in De Standaard geschreven waarom filosofen geen goede politici zouden zijn (lacht). Politicus zijn is een kunst.  Dus verkiezingen, partijen, ja dat blijft een onmisbaar ijkpunt.

Er wordt veel over populisme en gezegd. Maar wat is dat een populist, hoe definieer je dat?

Bijna alle partijen doen in een zekere mate aan populisme. Beloften maken die je niet kan houden… Maar de echte populist, dat is iemand die zegt “ik spreek in de naam van het volk, en wie het niet met mij eens is is een tegenstander van het volk”.  Erdogan in Turkije is daar een goed voorbeeld van. Of de Hongaar Orban, ook een autoritaire leider die de rechtsstaat aanvalt.

Maar ik wil daar meteen een belangrijke kanttekening bij maken. Het etiket ‘populist’ mag niet worden gebruikt voor iedereen die een onvrede capteert en daar een punt van wil maken.  Natuurlijk moet Orban kunnen zeggen “ik vind dat er te veel migratie is en Europa moet op dat vlak een ander beleid gaan voeren”.  De contestatie van het beleid moet mogelijk blijven. Continue Reading ›

“De prijs van opportunisme”, column DS op 17 januari 2019

“Hoe is het zo ver kunnen komen met Groot-Brittannië? Niemand lijkt nog voldoende van het land te houden om het te redden. Niet de ambitieuze politici, die hun eigen carrière belangrijker vinden dan het algemene belang. Niet de Europese Unie, die het uittredende land lijkt te willen straffen met een moeilijke deal.

Hoe valt dit dubbele falen te verklaren? Groot-Brittannië was een land met een bevolking die bereid was tot zelfopoffering om de eigen grootsheid te behouden, zoals Churchill beklijvend vatte in zijn beroemde speech over ‘bloed, zweet en tranen’. Net zo goed voerde het land een wreedaardig beleid tegenover andere volkeren. Het Britse imperiale verleden kent gruwelijke wapenfeiten. Zo pookten de Britten religieuze gevoeligheden tussen moslims en Hindoes in India op, om het land te verdelen. Het had duizenden doden tot gevolg. De macht van de Chinese keizer wilden ze dan weer met opiumoorlogen breken, wat tot ontelbare verslaafden leidde.

Nu lijkt het onwrikbare Groot-Brittannië een zelfdestructieve koers te varen. Het referendum heeft de eilandbewoners diep verdeeld. De Brexit stort het land in een diepe economische crisis. Politieke leiders lijken deze koers wel te beseffen, maar ze hebben evenmin de macht als de autoriteit om haar te veranderen.

Heel wat factoren spelen een rol. Eén daarvan is het schaamteloos opportunisme van toppolitici. De rivaliteit tussen David Cameron, Boris Johnson, Michael Gove beheerst al jaren het politieke bedrijf. Die politici eigenden zich het recht toe om zich alleen om hun eigen carrière bekommeren. In die geest besloot Cameron tot een referendum. Hij trok met die belofte in 2015 naar de kiezers, en won de verkiezingen. Een enorme gok, die hij uiteindelijk verloor. Met dramatische gevolgen.

Maar deze opportunistische ingesteldheid is geen individueel probleem. Het heeft zich in de harten en geesten genesteld sinds Thatchers beleid in de jaren ’80: als elk individu zijn eigenbelang nastreeft, komt dat het geheel ten goede. Meer nog, dat grotere geheel bestaat eigenlijk amper. Alleen individuele keuzes tellen. Sociaaleconomisch leidde deze ideologie tot privatiseringen (die ‘Labour’ onder Tony Blair nog verder doorvoerde). Privatiseringen zijn echter niet louter een economische kwestie. Ze hebben politieke gevolgen: ze tasten het burgerschap aan. Zo heeft de bovenlaag haar leven als burger geprivatiseerd door overheidstaken over te nemen: ze leeft in aparte, beveiligde wijken, stuurt haar kinderen naar private scholen, koopt private ziekteverzekeringen en pensioenfondsen. Het maakt solidariteit moeilijker: rijkeren zijn steeds minder bereid om voor een overheidssysteem bij te springen, waarop ze zelf geen beroep doen. Daarbij zijn twee werelden ontstaan, waartussen een onoverbrugbare kloof ligt. Cameron behoort zelf tot de bovenlaag. Hij besloot stoer tot een referendum, maar had geen idee wat er bij de bevolking leefde. En er is nog een element: de geest van privatisering beïnvloedt ook de politieke berichtgeving. Kijk even naar de loeiharde, vernederende koppen van Britse kranten. Sinds Margaret Thatcher hebben ambitieuze politici noodgedwongen goede connecties met mediatycoons als Rupert Murdoch. Zijn ‘tabloids’ stoken schanddalen op, verspreiden foute informatie en zetten bevolkingsgroepen tegen elkaar op. In zo’n landschap is denken over het algemeen belang op langere termijn onmogelijk geworden. Erger nog, vermits eigenbelang het belangrijkste criterium is, eisten Thatcher en haar epigonen hun geld van de Europese Unie terug: ‘I want my money back’. De Unie moest renderen, anders was ze overbodig.

Het falen ligt ook deels aan de Europese Unie. Continue Reading ›

‘Brief aan Tom Lenaerts over politiek’, De Morgen, 7 dec. 2018

“Beste Tom Lenaerts,

Je bent een uitstekende televisiemaker, en een intelligent man. Wat een pakkende interventie bij ‘Van Gils en Gasten’. Je vraagt geëngageerde politici die compromissen kunnen sluiten. Jouw vraag leek helemaal terecht. Vooral toen je je dochter vermeldde. Zij heeft examens, mét actualiteitsvragen, en die vallen door die vervelende politici niet meer te beantwoorden.

Maar politici kunnen jouw verzoek niet inwilligen. Compromissen zoeken is niet de essentie van het politieke spel. Misschien leek dat in België ooit zo. In de tijd van het pacificatiemodel sloot een zogezegd zorgzame elite akkoorden, en verdedigde die bij haar achterban. Liefst deed ze dat achter gesloten deuren, zonder heisa. Conflicten over lonen brachten toen politici, vakbonden en bedrijfsleiders samen. Bij politieke conflicten vergaderden politici onderling over staatshervormingen en Europese samenwerkingen. De buitenwereld vernam achteraf pas wat zij hadden beslist.

Die tijd is toch wat voorbij. Ten eerste loopt de nieuwe breuklijn niet meer tussen groepen in één land, maar tussen wie naar het buitenland kan verhuizen, en wie in één land blijft. Grote bedrijven zoeken geen compromissen meer, bijvoorbeeld. Neen, ze dreigen met vertrekken, en eisen aanpassingen. Wat burgers daarvan denken, kan hen gestolen worden. Dat verandert het politieke spel. Politici moeten hun burgers tevreden houden, terwijl ze minder instrumenten hebben. Dat is niet makkelijk, want die ontevreden burgers zetten druk. Nu durven regeringsleiders elkaar op internationale tops tegenspreken. Dat geldt ook voor het migratiepact. Eigenlijk had de EU daarover gezamenlijk een standpunt moeten innemen. Maar Europese landen zijn te verdeeld. Zelfs intern hebben regeringen minder gezag dan je zou denken. Kijk maar naar Frankrijk; de opstand dreigt. Daarom ontbreekt Europees leiderschap. In zo’n context zijn compromissen moeilijk.

Een andere reden is dat migratie sterke ideologische verschillen oproept. Groen denkt dat de samenleving baat heeft bij meer open grenzen, de N-Va wil de grenzen meer sluiten. Juist in de confrontatie spelen ze hun rol: het parlement is het strijdtoneel van botsende visies op het algemene belang. Verkiezingen beslissen welke partijen een meerderheid kunnen vormen. Tussen sommige partijen lukt dat gewoon niet, en dat is geen probleem.

Toch heb je ook gelijk: het circus was soms beschamend. Hier zijn de twee politici aan tafel niet helemaal eerlijk geweest. Ja, ze zijn geëngageerd. Maar ze maken wel erg veel drama over een pact waaraan ze in werkelijkheid niet veel te zeggen hadden, en waarover ze veel te laat debatteren. Kristof Calvo kan het pact ideologisch claimen, maar zijn partij heeft er weinig verdienste aan. Peter De Roover probeert te maskeren dat zelfs regeringsdeelname niet tot zeggenschap leidt. De druk ratelende politici proberen hun machteloosheid te verbergen. Dat is een reëel probleem.

De beslissingen waarover de grootste ideologische verschillen bestaan – migratie, klimaat, economie – zijn het meest urgent. En die moeten op een hoger niveau dan het nationale worden beslecht. Toch blijven lokale politici tegen elkaar roepen alsof hun stemverheffingen belangrijk zijn. Dat doen ze omdat de verkiezingen nog altijd nationaal of regionaal worden georganiseerd. Peter De Roover en Kristof Calvo moeten zoveel mogelijk zitjes bemachtigen in hetzelfde parlement, door stemmen te halen bij de Vlaamse bevolking (en een beetje in Brussel). Ze willen zich profileren; ze proberen de televisiekijkers tussen hen beiden te doen kiezen. Want ze winnen allebei wanneer alle andere politieke partijen irrelevant lijken.

Voor jouw dochter wordt het niet makkelijk, en ik heb het niet over examens. Het theater van de nationale politiek is te weinig op die grote uitdagingen afgestemd. Dat zal nog enige tijd spanningen, en heel wat circus opleveren. In alle verwarring is wel een ding duidelijk: op veel compromissen hoef je niet meer rekenen.”

“De paradox van de heersende blanke man” column, DS, 21 juni 2018

” Migratie staat hoog op de Europese agenda. Dat heeft niet alleen met de huidige vluchtelingen- en migratiestromen te maken. Experts voorspellen een demografische explosie in Afrika en het Midden-Oosten. Waar kunnen wanhopige generaties jongeren naartoe? Niet naar Europa, want Europese regeringsleiders praten over een betere beveiliging van de buitengrenzen. Andere stemmen zien de oplossing elders: dat Europese landen de uitzichtloze economische en politieke situatie in Afrika en het Midden-Oosten mee hervormen. Maar kunnen Europeanen elders echt de problemen oplossen? Alle goede intenties ten spijt, lijkt dat op een nieuwe vorm van koloniaal denken. George Orwell heeft dat koloniale denken treffend beschreven. Alvorens hij journalist werd, was hij een tijdje Britse officier in Birma, nu Myanmar, dat tot het Britse rijk hoorde. Orwell was dus even zelf koloniaal, en hij haatte het grondig.

Het verhaal gaat over een klein incident in het gebied waar Orwell de orde moest handhaven. Een olifant was ontsnapt en vernielde enkele hutten en marktstalletjes in een arme wijk. Het beest had ook een arme dorpsbewoner verpletterd. Paniek breekt uit, en Orwell moet als politieofficier optreden. Tenslotte had Orwell een wapen, de lokale bevolking niet. Terwijl hij door het dorp loopt om de loslopende, wilde olifant te stoppen, begint een menigte Orwell te volgen. Een uitgebroken olifant moet worden gedood en Orwell beschrijft de groeiende verwachting bij die inwoners dat hij de zaak ook op die manier zal oplossen. Dan krijgt hij de olifant in het vizier. Hij beseft meteen dat hij dat dier beter niet zou neerschieten; na zijn razende uitbraak was het rustig geworden, en leek het even gevaarlijk als een grazende koe. Liefst wilde Orwell zijn geweer neerleggen. Maar hij kon niet meer terug. Duizenden Birmanen waren hem gevolgd, en keken hem afwachtend aan. Tot zijn eigen afgrijzen vuurde hij zijn geweer leeg, en de olifant zeeg neer.

Dat verhaal vat de paradox van de heersende blanke man: schijnbaar is hij heer en meester. Maar hij voelt de druk om te handelen vanuit de verwachting van de lokale bevolking. En die verwachting is dat hij elk probleem komt oplossen. Ondertussen is hij een acteur in een toneelspel waarbij hij zijn eigen vrijheid vernietigt. Hij draagt een masker: een sahib is een sahib. Indien hij de olifant niet neerschiet, lijkt hij zwak, bang, lachwekkend. En dus gaat de olifant eraan. Continue Reading ›