‘Als homo’s homofoob beleid steunen’, column DS, 10 dec. 2020

“Het orgieschandaal rond het Hongaarse Europarlementslid Jozsef Szajer klinkt als een cliché: een antihomo poli­ticus wordt betrapt op een geheim feestje met alleen maar naakte mannen. Het blijft een mysterie: hoe kan iemand­ een politiek project en een more­le code verdedigen die hemzelf als verderfelijk neerzetten? Szajer is de mede­oprichter van Viktor Orbans partij Fidesz, eind jaren 80. Op dat ogenblik was hij eerder liberaal, wellicht in de zin dat hij anticommunist was. Toen Fidesz­ verder naar rechts evolueerde, ging Szajer daarin mee. Terwijl de Hongaar profiteert van een lgtbq+-vriendelijk klimaat in Brussel, voert zijn partij een antilgbtq+-beleid in eigen land.

Dat homo’s zelf een homofoob beleid steunen, is opmerkelijk, omdat de afkeer van homoseksualiteit vaak met onbekendheid gepaard gaat: mensen worden verdraagzamer naarmate ze meer mensen met diverse voorkeuren in het dagelijkse leven ontmoeten. De Italiaanse regisseur Ettore Scola maakte er het prachtige Una giornata parti­colare over. De film volgt de toevallige ontmoeting tussen de huisvrouw Anto­nietta (Sophia Loren) en de ontslagen, homo­seksuele radiojournalist Gabriele (Marcello Mastroianni) in een Romeins appartementsgebouw. Dat gebeurt in mei 1938, op de dag dat Adolf Hitler zijn Italiaanse bondgenoot Benito Mussolini bezoekt. Alle buren uit het gebouw gaan naar de parade kijken. Maar de buurman staat op het punt zelfmoord te plegen, omdat hij zijn arrestatie vreest – onder het nazisme en het fascisme werden homo’s vervolgd. De huisvrouw is, zoals haar hele familie, een felle aanhangster van Il Duce. Maar wanneer ze de grappige, kwetsbare, humane buurman leert kennen­, kantelt haar leefwereld.

Autoritaire regimes verafschuwen wat afwijkt van wat ze zelf als de norm beschouwen. Dat leidt vaak tot huichelarij, aangezien niet iedereen aan die normen beantwoordt. In een artikel over de zaak-Szajer verwijst deze krant naar Frédéric Martels werk Sodoma over het Vaticaan, waar een soortgelijke hypo­crisie hoogtij viert. Na nauwgezet onderzoek stelt deze socioloog en journalist vast dat ‘hoe homofober een kardi­naal is, des te groter de kans dat hij homoseksueel is’ (DS 5 december).

Martel onderstreept ook het belang van autoritaire denkkaders. Het hoofdstuk ‘De kruistocht tegen de gays’ belicht hoe de strijd tegen homo’s verergerde tijdens de jaren 80, onder het bewind van paus Johannes Paulus II. Die paus heeft nooit in een democratie geleefd, aldus Martel. Tegelijk bond hij de strijd aan tegen al te linkse invloeden binnen de Kerk. Dat zijn bondgenoten in die campagne hypocrieten zijn, is geen bezwaar. Priester Alfonso López Trujillo, bijvoorbeeld, werkte in Columbia mee met paramilitaire bewegingen die voorstanders van de bevrijdings­theologie elimineren. Hij werd, onder paus Johannes Paulus II, kardinaal en voorzitter van de pontificale raad voor de fami­lie. In die functie voerde hij wereld­wijd campagne tegen abortus, homo- en vrouwenrechten en tegen condooms als middel om aids te bestrijden. Intussen leidde de man een liederlijk leven met seminaristen, jonge priesters en mannelijke prostituees.

Het verband tussen autoritair denken, homofobie en hypocrisie duikt ook op in gecoördineerde onderzoeken van de universiteiten van Rochester, Essex en California. Homofobie zou sterker zijn bij individuen die de eigen homoseksuele verlangens niet erkennen of zichzelf niet beschouwen als homoseksueel (ondanks hun praktijken). Bij jongeren die opgroeiden in autoritaire huishoudens was het verschil tussen hun expliciete seksuele oriëntatie en hun impliciete reactie op prikkels het grootst. Jongeren met open, ondersteunende ouders hadden het makkelijker om hun seksuele oriëntatie te aanvaarden.

Sommige mensen die het moeilijk hebben om hun seksuele verlangens of identiteit te erkennen, kunnen zich bedreigd voelen door diegenen die hun verlangens wel beleven en hun identiteit opeisen. Hun homofobe reactie is een manier om een innerlijk conflict buiten henzelf te plaatsen, en de eigen angsten te onderdrukken. Het probleem ligt dan niet meer bij hen, maar bij de ander­.

De onderzoekers benadrukken wel dat niet elke homofobe reactie tot die dynamiek te reduceren valt. Op dezelfde manier beschrijft Martel ook veel uiteenlopende seksuele belevingen en relaties in het Vaticaan.

Hypocriete verhalen zoals dat van Jozsef Szajer zijn indirect een pleidooi voor een open samenleving. Niet alleen omdat individuen er beter tegen discriminatie beschermd worden. Maar ook omdat een open leefwereld zelfaanvaarding makkelijker maakt. Als niemand wakker ligt van privaat beleefde voorkeuren, wordt niemand erop beoordeeld. En kan niemand ermee worden gechanteerd – want ook dat fenomeen treedt op in autoritaire contexten.”

Deze column verscheen in De Standaard op 10 december 2020.

“Over hypocrisie in de kerk”, column DS, 28 februari 2019

“Volgens ‘Sodoma’, het ophefmakende boek van de Franse socioloog Frédéric Martel, is verborgen homoseksualiteit een belangrijke sleutel om de kerk te begrijpen. Uit de ontmaskeringen valt ook op te maken hoe schadelijk hypocrisie kan zijn: het ondermijnt de moraal, creëert angst en dwang, versterkt autoritaire leiders en vertrapt de zwakkeren.

Niet elke schijnvertoning is evenwel een vorm van hypocrisie. Elke mens doet zich dagelijks anders voor dan hij is. Bijvoorbeeld door alleen foto’s van gelukzalige momenten op sociale media te plaatsen. Of door een deel van het intieme leven te verdoezelen. Volstrekte transparantie is evenmin mogelijk als wenselijk. Het woord ‘hypocrisie’ refereert in het Grieks aan een theaterspeler. Maar het betekent ook ‘een valse indruk opwekken van deugdzaamheid of religiositeit’. Dan wordt hypocrisie een kwalijke ondeugd.

Hypocrisie verschijnt makkelijker naarmate de morele idealen strenger zijn: hoe moeilijker de voorschriften te volgen zijn, hoe groter de kans op schijnheiligheid wordt. En hoe strikter de verboden, hoe groter de obsessie.

Felle moraalridders hebben dus vaak wat te verbergen. Dat merkte, volgens Martel, de huidige paus Franciscus zelf op: de geestelijken die zich als het meest rigide voordoen, leiden vaak een dubbelleven. Franciscus strijdt binnen het Vaticaan dan ook tegen een traditie van hypocrisie, die begon met Paulus VI, verergerde onder Johannes Paulus II en tot de ambtsaftreding van Benedictus XVI leidde. De situatie klinkt vrij tegenstrijdig: Paus Franciscus is progressief, vermoedelijk heteroseksueel, maar in zijn geloof niet antihomoseksueel, in tegenstelling tot een zeer conservatieve groep hogere geestelijken, die openlijk homofoob zijn, maar in het geheim homoseksueel. In deze machtsstrijd speelt schijnheiligheid een cruciale rol.

Hypocrisie creëert bijvoorbeeld angst. Wat telt, is hoe iemand overkomt. Niet of iemand echt moreel handelt. Wie dan het slachtoffer wordt van roddels heeft weinig verweer. Hypocrisie zet ook aan tot dwang: de schijnheilige eist een hoger sociaal aanzien dan hij op basis van zijn ware gedrag zou verdienen. De hypocriet ontneemt de ander een kritische kijk op zijn morele status. Zo dwingt een schaamteloze misdadiger hetzelfde respect af als een heilige. Dat gold bijvoorbeeld voor de Mexicaanse priester Martial Maciel. Deze stichter van de ‘Legionairs van Christus’ bouwde in Latijns Amerika een invloedrijke organisatie uit, gesteund door paus Johannes Paulus II. Hij installeerde een absolute zwijgplicht onder zijn volgelingen. Gedurende tientallen jaren misbruikte hij tientallen jonge mannen en verduisterde hij miljoenen dollars waarmee hij zijn luxeleven financierde. Volgens de socioloog Martel is het onduidelijk in welke mate Paus Johannes Paulus II van deze affaires op de hoogte was. In elk geval werd pas na zijn dood een kritisch onderzoek naar Maciels misdaden ingesteld.

Hypocrisie helpt dus de machtigen en verdrukt de zwakkeren. Want wie zo’n streng vermanende vinger op zich gericht voelt, ervaart makkelijk schaamte, schuld of zelfhaat. Deze gevoelens geven iemand niet meteen veel zelfvertrouwen of daadkracht. Hypocrisie wordt dus makkelijk manipulatief, en zelfs in politieke zin. Martel schetst onder meer de verbanden tussen het Vaticaan onder paus Johannes Paulus II (en diens ‘eerste minister’ Angelo Sodano), en Pinochets dictatuur in Chili. Paus Johannes Paulus II streed intens om het communisme in Oost-Europa ten val te brengen. Elders voerde hij ook een anti-links beleid, zoals in Latijns-Amerika. De manipulatieve hypocrisie werd hier ingezet: Martel beschrijft hoe Angelo Sodano geruchten over homoseksualiteit van progressieve priesters gebruikte om hen in diskrediet te brengen.

Na lectuur blijft de lezer over met een wrang gevoel. Het lijkt alsof de Kerk ten prooi is gevallen aan de schijnheilige pilaarbijters waar Molière in de zeventiende eeuw de draak mee stak. La Rochefoucauld, een tijdgenoot van Molière, stelde dat hypocrisie een eerbetoon was van de ondeugd aan de deugd: zelfs de leugenaar erkent de kracht van de waarheid. ‘Vlucht de achterklap en het liegen’, zo luidt het gebod. Voor welke deugden staat een Kerk die toelaat dat sommige van haar gezagsdragers haar eigen geboden zo met de voeten treden?”

Deze column verscheen in De Standaard op 28 februari 2019.

Essay van J. De Ceulaer – “ons systeem is superieur, maar daarom wij nog niet”, DM, 18 juni 2016

Unknown-1Joël De Ceulaer schreef in De Morgen een essay over de waarden van de Verlichting in De Morgen op 18 juni 2016. Dit is de integrale tekst. Etienne Vermeersch reageerde met een scherp stuk.

ESSAY Ons systeem is superieur, maar daarom zijn wij dat nog niet

Zijn die verlichte geesten allemaal wel zo verlicht?

Elke aanslag lijkt het te bevestigen: de westerse normen en waarden steken er met kop en schouders bovenuit. De democratische rechtsstaat en de Verlichting zijn hipper dan ooit. Maar over welke Verlichting hebben we het precies? Moet iedereen atheïst worden of mogen moslims, joden en christenen nog geloven dat God niet van homo’s houdt?JDC DM1

Het was een televisie-interview dat de geschiedenis zal ingaan. Met één simpele vraag heeft Bart Schols woensdagavond het debat over onze normen en waarden nog eens op scherp gezet. Toen hij in De Afspraak imam Brahim Laytouss en rabbijn Aaron Malinsky vroeg wat ze ervan zouden vinden mocht een van hun respectieve zonen zeggen dat hij homo is, begonnen ze te kronkelen als palingen in een emmer zeepsop. Door de vraag rustig te blijven herhalen, legde Schols de vinger stevig op de wonde: monotheïstische godsdiensten hebben een probleem met homoseksualiteit. Niet alleen de islam, ook het jodendom. En de katholieke kerk, uiteraard – als ze recht in de leer is, tenminste.

De conclusie zou kunnen zijn dat Laytouss en Malinsky, en hun geloofsgenoten, nog niet volslagen verlicht zijn, dat wil zeggen, nog niet echt doordrongen van de westerse waarden en normen die vorm kregen in de beroemde achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting. Maar klopt dat ook? Wel, dat hangt er maar vanaf, zou ik in dit essay willen betogen, wat we precies onder Verlichting verstaan. Als u mij toestaat, maak ik even een omweg om dat duidelijk te maken. Een omweg via Guy Verhofstadt.

Onze liberale oud-premier heeft in mijn bijzijn ooit iets angstaanjagends gezegd. Dat gebeurde in 2014, terwijl ik hem in zijn kantoor zat te interviewen over zijn kandidatuur voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Verhofstadt is, zoals bekend, nogal passioneel aangelegd en dat spreekt veel mensen aan. Mij niet zo. Ik ben veeleer beducht voor de bevlogenheid van politici zoals Verhofstadt, omdat ze in al hun enthousiasme weleens over hun eigen veters dreigen te struikelen. Geef mij maar de rustige vastheid van leiders zoals Herman Van Rompuy.

Toen ik Verhofstadt vroeg of passie niet levensgevaarlijk kan zijn, gaf hij dat meteen toe. Het is te zeggen: hij gaf het maar hálf toe. Passie kan levensgevaarlijk zijn “als het voor de verkeerde zaak is”, zei hij. Mijn volgende vraag was de logica zelve: “Twijfelt u nooit of u wel voor de goede zaak vecht?” Ik wist haast zeker dat Verhofstadt nooit twijfelt, maar zou hij dat ook toegeven? Zat ik hier oog in oog met een man die ervan overtuigd is dat hij altijd voor de goede zaak vecht, en dat hij zich dus niet kan vergissen? Ik spitste mijn oren. En ja, hoor. “Als je idealen en doelen ingebed zijn in de traditie van vrijheid en rechtvaardigheid, als je de verlichtingsidealen voor ogen houdt, dan kun je je toch niet vergissen?” zei Verhofstadt meteen, zonder verpinken. Ik probeerde mijn verbazing te verbergen en vroeg het voor alle zekerheid nog eens: “Nee?”

Verhofstadt gaf geen krimp. “Wanneer vergissen mensen zich?” vroeg hij uitdagend. “Als ze het pad van de Verlichting verlaten. Als ze de principes van vrijheid en gelijkheid opzij zetten. Als ze identiteit en etniciteit als criteria gebruiken. Als emotionele en irrationele argumenten het winnen van de ratio. Het probleem is nu net dat de verlichtingsidealen met te weinig passie worden uitgeschreeuwd. Wie dat doet, wie gepassioneerd opkomt voor de Verlichting, kan niet verkeerd zitten.”

Lees: ik ben eigenlijk onfeilbaar.

Ketters en dissidenten

Ik moest op dat moment, terwijl ik in het kantoor van Verhofstadt zat, terugdenken aan een interview dat ik in 2011 had gedaan met Samuel IJsseling, de ondertussen overleden Leuvense filosoof die het postmodernisme in onze contreien introduceerde. Toen ik hem vroeg om die filosofische strekking eens te definiëren, gaf hij een antwoord dat ik nooit zal vergeten. “Het postmodernisme gaat in tegen de cultus van de eensgezindheid”, zei IJsseling. “De werkelijkheid is meervoudig, nooit eenduidig.
Het postmodernisme kent de prioriteit van de veelheid boven de eenheid. Van de dissensus boven de consensus. Eigenlijk is de democratie een postmoderne zaak: de veelheid aan opvattingen en keuzes kan nooit samenvallen in een eenheid. Ik zeg niet dat het modernisme per se tot de dictatuur moet leiden, maar er is in dat modernisme toch die cultus van de eensgezindheid. Het idee dat alles maakbaar is, dat alles controleerbaar is.”

Het idee, vulde ik aan, dat er voor elk probleem een optimale oplossing bestaat, waar eigenlijk geen alternatief voor is. “Precies”, zei IJsseling. “Dat idee. En dat kán dus niet. Die overtuiging leidt makkelijk tot de dictatuur. Als ik weet wat de beste weg is, dan zijn de mensen die het niet met mij eens zijn dus dom. Ik zeg niet dat postmodernisme en democratie per se samenvallen, maar er zijn toch raakpunten. We moeten respecteren dat andere mensen heel anders denken, en dat zij daarom nog geen slechte mensen zijn. In het totalitaire denken is dat wel zo: de kerk kent ketters, totalitaire systemen kennen dissidenten die worden opgesloten of uitgeroeid.”

IJsseling had gelijk, Verhofstadt zat ernaast. Ook wie het goed met de mensheid voor heeft, kan zich soms terdege vergissen. Verhofstadt zelf, bijvoorbeeld. Laten we ons tot de twee bekendste voorbeelden beperken. Eén: in 2002, toen hij premier was, kondigde Verhofstadt in het parlement de arrestatie van activist Dyab Abou Jahjah aan – een aanfluiting van de scheiding der machten, toch een waardevolle erfenis uit die fameuze achttiende eeuw. Twee: in datzelfde jaar liet Verhofstadt tientallen Roma in Gent onder valse voorwendsels naar het politiekantoor lokken en collectief deporteren – iets waarvoor hij later op de vingers werd getikt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, nog zo’n prachtige verworvenheid van de westerse beschaving.

Om maar te zeggen: zo verlicht is die Verhofstadt niet. Gelukkig is dat niet zo erg, want het systeem is dat wel. Die verlichte, democratische rechtsstaat van ons zit zo goed in elkaar dat zelfs flaterende premiers hem niet uit balans kunnen brengen. Het systeem is slimmer dan de som der delen. Het is iets wat we volgens mij dezer dagen voortdurend voor ogen moeten houden, in de discussies over de superioriteit van onze normen en waarden. Niet wij zijn allemaal zulke verlichte geesten, die volledig doordrongen zijn van die normen en waarden. Nee, wij zijn feilbaar en gebrekkig en onvolmaakt, maar wij hebben het geluk dat we leven in een robuust systeem dat erin slaagt om ons allemaal hoe langer hoe beter in het gareel te houden. Zelfs de bekendste filosoof van Vlaanderen.

Gênant maar leerzaam

Als iemand in Vlaanderen de Verlichting helemaal in zijn eentje lijkt te belichamen, dan zal het filosoof Etienne Vermeersch wel zijn. Als jongeman liet hij de duisternis van het klooster achter zich om met de lantaarn van zijn verstand onverdroten op zoek te gaan naar de waarheid. Hij bewijst op eenvoudig verzoek dat God niet bestaat en speelde een cruciale rol bij de totstandkoming van de euthanasiewet. Beleidsmakers doen graag een beroep op hem als ze de fundamenten van onze maatschappijmodel eens uitgebreid op papier willen zetten. Zo liet staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken zijn fameuze nieuwkomersverklaring door Vermeersch nalezen en goedkeuren.

Met die verklaring moeten nieuwkomers expliciet aangeven dat ze akkoord gaan met de waarden en normen die onze samenleving schragen: de gelijkheid van man en vrouw, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van eredienst, de wetten van het land, enzovoort. Dat alleen nieuwkomers die tekst moeten ondertekenen, wekt de suggestie dat iedereen die hier woont al deze normen en waarden kent en toepast. Een verkeerde suggestie, zo bleek ondertussen. De opstellers van de tekst hadden zélf een essentiële verworvenheid van de Verlichting over het hoofd gezien: de vrijheid van geweten. In de oorspronkelijke tekst stond om de haverklap dat nieuwkomers die fundamenten moeten “aanvaarden”, en dat kun je niet vragen. Je kunt eisen dat mensen ergens naar “handelen”, niet dat ze iets ten diepste “aanvaarden” of “denken”. De gedachten zijn namelijk vrij.

Gelukkig kent ons systeem een Raad van State die staatssecretarissen en filosofen kan terugfluiten als ze normen en waarden van de Verlichting met de voeten treden, en zal de nieuwkomersverklaring worden aangepast. Een gênant, maar leerzaam incident.

TB2Er valt wel iets te zeggen voor die verklaring, trouwens. Het is geen slecht idee om de fundamenten van ons maatschappijmodel eens op een rijtje te zetten. Dat is ook wat de leden van de Kamercommissie Grondwet proberen te doen: grondig nadenken over de rechten en vrijheden die iedere burger in dit land geniet. Dat is ook wat verschillende auteurs de laatste tijd doen: van filosofe Tinneke Beeckman tot oud-reclamemaker Guillaume Van der Stighelen – allemaal denken ze na over de Verlichting. Beeckman publiceerde eerder al Macht en onmacht: een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting, en schreef mee aan het boekje De Verlichting uit evenwicht?, dat onlangs door denktank Itinera werd uitgegeven. Van der Stighelen publiceerde pas Samen door één deur: hoe wij, kinderen van de Verlichting, onze samenleving moeten beschermen. Opmerkelijk: Beeckman en Van der Stighelen schrijven “Verlichting”, in deze betekenis althans, met een hoofdletter, hoewel dat sinds de laatste spellingshervorming officieel met een kleine letter moet. En ze hebben natuurlijk gelijk. Daarom doe ik dat ook. De Verlichting is hip, en meer dan ooit een hoofdlettertijdperk.

De vraag is alleen: over welke Verlichting hebben we het nu eigenlijk?

Van homo tot hetero

Laat ik opnieuw de onvolprezen Etienne Vermeersch als voorbeeld nemen. Als hij met moslima’s discussieert over de hoofddoek, wat hij al vaak en grondig heeft gedaan, dan doet hij dat met de Koran in de hand. Vermeersch zou moslima’s er graag van overtuigen dat ze die hoofddoek helemaal niet hoeven te dragen. Omdat die verplichting nergens in de Koran te vinden is. Vermeersch probeert moslima’s te bevrijden uit hun religieuze dwaling. Dat is zijn goed recht en dat siert hem. Het is alleen een beetje raar. Omdat het daar in het hoofddoekendebat eigenlijk niet over gaat. De relevante vraag voor het maatschappelijk debat over de hoofddoek is niet: zegt de Koran dat je als vrouw een hoofddoek moeten dragen? De juiste vraag is: mag je als vrouw een hoofddoek dragen als je vindt dat die praktijk bij je geloof hoort? Als Vermeersch met de Koran zwaait, zou de moslima met de grondwet kunnen zwaaien. En wie van de twee is dan verlicht? Staat de grondwet niet boven de Koran?

De discussie over homoseksualiteit sluit daarbij aan. In een verlichte, democratische rechtsstaat is het niet verboden om homoseksualiteit zondig te vinden. Gelukkig maar, anders zou de gedachtenpolitie veel werk hebben. Vandaag worden alle pijlen gericht op de islam, maar in essentie hebben jodendom en christendom precies dezelfde visie: niet de homo zelf, maar de homoseksuele daad is zondig. In een interview met deze krant legde Michael Freilich, hoofdredacteur van Joods Actueel, dat onlangs nog eens uit. “Voor de joodse leer is homo zijn ook geen probleem, maar de homoseksuele daad wel. Dat staat nu eenmaal in de Bijbel. Als iemand als homoseksueel wil leven, mag hij dat doen. Maar dan buiten de joodse gemeenschap. Hij kan er in elk geval niet binnen de gemeenschap mee te koop lopen. Ik ken joodse mensen die homoseksuele gevoelens hebben, maar die zijn weggetrokken uit de gemeenschap. En als ze nog eens op bezoek komen, houden ze rekening met de gevoeligheden en geven ze elkaar geen hand.”

Het is een mooie paradox: in een verlichte maatschappij is niet elk individu verplicht om volkomen verlicht te zijn. De democratische rechtsstaat beschermt afwijkende ideeën en overtuigingen, ook als die niet in overeenstemming zijn met het algemeen geldende eenheidsdenken. Om maar te zeggen: tot 1973 stond homoseksualiteit in de Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders, de Bijbel van de psychiatrie, geboekstaafd als een mentale afwijking. Reconversietherapie, die van homo’s hetero’s probeert te maken, bestaat vandaag nog altijd – weliswaar in de marge, maar toch. En dichter bij huis: bij de MR, de partij van onze eigen premier Charles Michel, stemden de meeste Kamerleden tien jaar geleden tégen het wetsvoorstel dat adoptie door homo’s mogelijk maakt.

Niet wij zijn allemaal per se zo verlicht, het systeem is verlicht. De morele vooruitgang die de westerse beschaving kenmerkt, is een eigenschap van het geheel, dat meer is dan de som der delen. Zoals katholieken en liberalen zich gaandeweg hebben verzoend met gelijke rechten voor homo’s, zo zullen ook steeds meer moslims en joden dat doen. Dé islam en hét jodendom zullen niet gauw veranderen, maar individuele moslims en joden natuurlijk wel. Niet allemaal, en zeker niet allemaal tegelijk. Maar goed, ook Godfried Danneels en André-Joseph Léonard zullen in dit leven de homoseksuele daad nooit kunnen aanvaarden als een volstrekt normale uiting van lust en liefde. Dat is jammer, maar het is niet verboden. Zoals het ook niet verboden is, misschien zelfs aangewezen, om te blijven proberen hen van het tegendeel te overtuigen. Zolang we daarbij maar niet overgaan tot geweld.

Van loge tot moskee

Het is wellicht de belangrijkste taak van dat prachtige, verlichte systeem waarvan wij deel mogen uitmaken: de beteugeling van geweld. Daar is het allemaal mee begonnen. Onze voorouders hebben de tolerantie en later de rechtsstaat niet uitgevonden omdat ze zo slim en idealistisch waren, maar omdat ze het verwoestende geweld beu waren. In Samenleven met overtuiging(en) schrijft filosoof Patrick Loobuyck: “De religieuze tolerantie als antwoord op de godsdienstoorlogen is niet geboren als een verheven waarde, een ideaal of een morele deugd, ze was het noodgedwongen resultaat van een pragmatisch zoeken naar vrede en maatschappelijke stabiliteit. Knarsetandend hebben onze politieke en religieuze leiders een vorm van religieuze tolerantie ingevoerd, om een groter kwaad, namelijk dat van aanhoudende godsdiensttwisten, te vermijden.”

Zo is ook de vrijmetselarij ontstaan: toen een aantal heren van stand besloten om elkaar op discrete wijze af en toe te ontmoeten en zo de diepe verschillen die hadden geleid tot al die godsdienstoorlogen, te kunnen overstijgen. Zij wilden elkaar niet bekeren, ze wilden integendeel net een einde maken aan de moordzuchtige bekeringsdrift waar Europa eeuwenlang onder had geleden. In katholieke landen zoals België en Frankrijk is de vrijmetselarij ondertussen geëvolueerd naar een sectaire club die kandidaat-leden nog durft te weigeren omdat ze hun kinderen naar een katholieke school sturen – dat is zo ongeveer het tegenovergestelde van wat hun founding fathers voor ogen hadden. Dat veel Belgische vrijmetselaars het voortouw nemen in de islamkritiek is trouwens nogal ironisch: in de meeste Belgische loges is het streng verboden om vrouwen in te wijden. Nee, de maçonnieke werkplaats verschilt niet zo hard van de moskee.

Niet wij zijn allemaal per se zo verlicht, de Verlichting schuilt in het systeem dat wij geërfd hebben. Misschien moeten we dat systeem vergelijken met de wetenschappelijke methode. Ook in de wetenschappen geldt dat het geheel sterker is dan de individuele delen. Niet alle wetenschappers zijn even slim. Sommigen zitten er hun hele leven volledig naast. Anderen zijn corrupt of kwaadaardig of lichten de boel op. Dat is erg, maar nooit fataal, want het systeem is perfect in staat om zichzelf te corrigeren. Zo is het ontworpen. De wetenschappelijke methode leidt de mensheid onafwendbaar tot een steeds betere benadering van de waarheid.

Daar zit de spanning tussen de twee niveaus waarop de Verlichting zich manifesteert: dat van het individu en dat van het systeem. Het systeem kent morele vooruitgang en vergaart steeds meer kennis. Maar ieder individu heeft het recht om op vreedzame wijze te dwalen: de oud-premier, de filosoof en de rabbijn en, om een voorbeeld uit een heel andere hoek te geven, de arts die homeopathie voorschrijft en zo de geloofwaardigheid van een levensgevaarlijk bijgeloof in stand houdt. Want niet iedere uitspraak is even waar of evenwaardig. Op dat vlak heeft het postmodernisme van Samuel IJsseling ook onheil gesticht, zoals Tinneke Beeckman in haar werk aantoont. Het postmodernisme heeft de neiging om vooruitgang en waarheid helemaal weg te relativeren. En daar moet iedereen die de Verlichting genegen is, natuurlijk tegen blijven argumenteren.

Zolang niemand maar denkt dat hij of zij als individu de volmaakte belichaming is van de normen en waarden die onze samenleving schragen. En zolang niemand maar omver valt als zijn buurman anders blijkt te denken. Want dat is het net: wie wil dat iedereen hetzelfde denkt, hoort niet thuis in een democratische rechtsstaat, maar in het kalifaat.”

“Kijk in je eigen ziel, niet in die van een ander”, DS 20 juni 2016

Unknown 08.33.05“Op het bericht dat Omar Mateen een bloedbad aanrichtte in een homobar in Orlando, volgden twee soorten commentaar. Volgens de ene interpretatie is de dader IS-aanhanger, en houdt zijn daad verband met de islam. De andere strekking minimaliseert het geloof: Mateen was een gek, verward over seksualiteit, die al te snel aan wapens kwam.

Maar beide insteken – fanatiek geloof en worstelingen met eigen demonen – staan niet haaks op elkaar. Zelfs al is de schutter een zelf-hatende homo zonder contact met IS, dan nog blijft de vraag welke houvast iemands geloof of overtuiging biedt om seksuele verlangens te beleven. Zelfs dan blijft het Verlichtingskader relevant: de filosofen die religie kritisch analyseerden en fundamentele mensenrechten voorstonden, reflecteerden tegelijkertijd over hun persoonlijke ervaringen, verlangens en motieven.

C. Banti - G. Galilei voor de Inquisitie

C. Banti – G. Galilei voor de Inquisitie

De Verlichting legt de basis voor universele mensenrechten en gelijkwaardigheid. Ze introduceert een nieuwe opvatting over godsdienst en politiek: niet meer de onveranderlijke, door God geopenbaarde orde is de basis van het recht, maar de aanname dat alle mensen ongeacht hun geloof gelijkwaardig zijn. Vanaf de zeventiende eeuw brengen wetenschappelijke ontwikkelingen de religieuze zekerheden aan het wankelen. En de studie van het heelal – de kijk op de relatie tussen God, de mens, de natuurwetten – spoort met de zoektocht naar het innerlijke van de mens. Die twee aspecten – de blik naar buiten én naar binnen – vormen één geheel. Denkers willen namelijk begrijpen hoe het komt dat mensen zich verbeelden dat ze het centrum van de schepping uitmaken. Welke andere dwalingen maakt de geest nog? Hoever gaat de neiging tot zelfbedrog? Welke innerlijke motieven bepalen het menselijk gedrag?

koen de sutter dadanero montaigneNog voor de Verlichting, keek Montaigne kritisch naar zichzelf. In zijn Essays stelt hij dat de mens een ‘verbazend ijdel, complex en veranderlijk wezen’ is. Hij wilde weten wie zijn ‘ik’ was, dat schommelde tussen melancholie en creativiteit. Het ‘zelf’ blijkt een vreemd continent, met moerassen en hellegaten. In de achttiende eeuw maakte Jean-Jacques Rousseau van eerlijkheid en waarachtigheid het hoofdthema in zijn ‘Bekentenissen’. In dit autobiografisch werk biecht hij onverschrokken zijn minder fraaie karaktertrekken op. Die drang naar zelfkennis en waarachtigheid versterkt de afkeer voor huichelarij. De vraag naar wie ‘ik’ ben, vergroot dus de behoefte om mezelf nooit iets voor te liegen. Genadeloos in de eigen ziel kijken is sindsdien een rijk literair thema.

Rousseau’s tijdgenoot Diderot beschreef in ‘Le Neveu de Rameau’ een protagonist voor wie het ‘zelf’ een constructie lijkt. In de maatschappij speelt elk individu soms een rol – daar gaat altijd enige hypocrisie mee gepaard – maar een mens neemt het personage dat hij speelt best niet al te ernstig. Wie een beetje eerlijk is met zichzelf, geeft toe dat hij lijdt aan de kwalijke eigenschappen die hij anderen toedicht. Zo vermijdt de wijze mens een absolute opdeling tussen goed en kwaad. Uiteindelijk werkt dit inzicht bevrijdend.

Woody Allen in 'Annie Hall'.

Woody Allen in ‘Annie Hall’.

Wie de blik dus naar binnen richt, claimt geen absolute, morele zuiverheid van anderen. Meer nog, zo’n zuiverheid eisen klinkt bijna verdacht. Al te streng moraliseren past niet meer bij een modern mensbeeld.

In de psychiatrie introduceerde Freud een nieuwe visie op seksualiteit, agressie en projectie. Hij zag zijn project als een aanvulling op de Verlichting. Hij wilde metafysica, als reflectie over het bovennatuurlijke, vervangen door metapsychologie, door de analyse van de geest. Woody Allen vat dit filosofische opzet in één grap: ‘I cheated on my metaphysics exam – I looked into the soul of the boy sitting next to me’. Continue Reading ›

‘De paradox van de homohaat’, Column DS, 2 nov 2015

Unknown 08.33.05“Homoseksualiteit wordt breder aanvaard dan vroeger. Maar toch blijft het afkeer of zelfs agressie opwekken. Wat kan de verdraagzaamheid verhogen? Homoseksuelen ontmoeten, vermindert volgens onderzoek de vooroordelen. En argumenten inzetten tegen homohaters, zodat ze hun tegenstrijdigheden inzien, stellen De Block en Adriaens (DS, 31/10). Maar een ander inzicht helpt ook: dat homohaat met een crisis van mannelijkheid te maken kan hebben.

Wat seksualiteit betreft, heeft het westen een hele evolutie doorgemaakt, waarin seksualiteit als identiteit belangrijker is geworden. Voor de Grieken was seksualiteit vooral een activiteit, waarbij de actieve dan wel passieve rol die men speelde relevant was. Welke rol gepast was, hing af van geslacht, leeftijd, positie in de samenleving. Ten tijde van Socrates waren bepaalde seksuele handelingen tussen een oudere man en een jongeling wel toegelaten. De Grieken beoordeelden seksualiteit dus niet als moreel of immoreel vanuit een geaardheid. Ze gebruikten de term homoseksueel niet eens, en kenden geen zondebesef. Seks was een natuurlijke behoefte, zoals eten en drinken. Alleen excessen zijn kwalijk, vonden de Grieken. Zelfbeheersing, ‘niets teveel’, was een epicuristisch motto.

Met de monotheïstische godsdienst verandert de opvatting over seksualiteit heel sterk. Seksualiteit kunnen afwijzen maakt deel uit van een identiteit, een zijnswijze, een diepe kern. Meer dan met een activiteit, hangt seksualiteit samen met het object dat je kiest: je bent wat je verlangt: je bent homo, hetero, etc. Door een alziende, alwetende God verschuift de nadruk op handelingen naar de gedachten: aan seks denken is al voldoende om schaamte of schuld te ervaren. In combinatie met het zondebesef wordt seksualiteit een test, een uitdaging van de wil.

Bosch - Drieluik Heilige Antonius

Bosch – Drieluik Heilige Antonius

De getormenteerde heilige Antonius, afgebeeld door Hieronymos Bosch en Salvator Dali, wordt belaagd door de duivel. Die probeert Antonius te verleiden door eerst in de gedaante van een vrouw te verschijnen, daarna als jongen. Telkens moet de heilige bewijzen dat hij aan de verlokkingen kan weerstaan. Daarin ligt zijn religieuze opdracht. Continue Reading ›