“Een Black Lives Matter voor Iran”, column DS, 29 september 2022

“Op 16 september werd de jonge Iraanse Mahsa Amini door de Iraanse zedenpolitie gedood. Ze had geweigerd haar hoofddoek op de gevraagde manier te dragen. Haar dood leidde tot massale protesten tegen het regime van de Ayatollahs. Daarbij werden opnieuw mensen doodgeschoten, zoals de jonge Hadis Najafi. De protesten breiden zich nu uit naar andere landen. In Brussel kwamen (Iraanse) betogers bijeen aan de ambassade. 

Deze opstand gaat over méér dan de sluier; het is een opstand tegen een regime dat zich handhaaft door extreem politiek geweld. Eerder protesteerden Iraniërs tegen gemanipuleerde kiesresultaten (2009) en voor meer vrijheid. Al jaren verschijnen vrouwen op sociale media die hun sluier afdoen en hun haren in de wind later wapperen: vrouwen willen controle over hun leven, hun lichaam. In Iran dicteert de religieuze wet het publieke en private leven. Vrouwen hebben geen gelijke rechten en geen eigen keuzevrijheid. Zonder hoofddoek worden ze vervolgd, geslagen, gearresteerd. Want vrouwen zonder hoofddoek verdienen geen respect, klinkt het, ze provoceren mannen en besmeuren de familie-eer. Kortom, mannen worden als superieur en weerloos beschouwd; vrouwen als minderwaardig, maar verantwoordelijk voor het gedrag van anderen. Gelijkheid en vrijheid zijn hier ver zoek. 

In het westen lijkt de hoofddoek een ander verhaal. Sommige extreme prekers hangen dezelfde visie aan als de tirannen van de zuiverheid à la Khamenei. Ze willen vrouwen verplichten een hoofddoek te dragen. In het westen bestaat ook ‘hoofddoekdwang’: in conservatieve islamitische kringen worden meisjes soms verplicht de hoofddoek te dragen. Niet overal, niet altijd, maar het gebeurt. Die vrouwen mogen niet zelf hun partner kiezen, niet gaan werken en niet zelfstandig wonen. De druk op meisjes schijnt zelfs te groeien (De Volkskrant, 27/09). Af en toe verschijnen hierover schrijnende verhalen – het bekendste is Lale Güls ‘Ik wil leven’ (2021). 

De houding in het westen tegenover de hoofddoek is daarbij ambivalenter. Moslims vormen een minderheid. Een degelijke rechtsstaat moet de rechten van minderheden beschermen. Dit klopt natuurlijk. Alleen dreigt de omzichtige houding tot de islam de minderheid binnen de minderheid in de steek te laten: namelijk die vrouwen in conservatieve gemeenschappen die weg willen van de opgelegde religieuze regels. 

Soms kiezen vrouwen natuurlijk zelf voor een hoofddoek; het is voor hen een uitdrukking van hun spiritualiteit, hun identeit en soms ook, en dat lijkt me problematisch, van hun vrijheid. De redenering lijkt helder: indien een liberale samenleving vrouwen toelaat om vrij te kiezen, dan mogen die ook overal de hoofddoek willen dragen. Hieraan wordt soms een andere gedachte gekoppeld: de seculiere principes zijn helemaal niet neutraal; ze illustreren juist de superioriteitswaan van het westen en bevatten een soort islamofobie. De idealen van vrijheid en gelijkheid vereisen dan juist dat je de seculiere samenleving verwerpt. 

Dit klinkt misschien aannemelijk, maar de politieke principes zijn complexer: individuele vrijheden en mensenrechten zijn precies verbonden met een seculiere visie. Dat je tolerant moet zijn en dat niemand zich met jouw voorkeuren mag mengen, stamt zelf uit een traditie. Lockes pleidooi hangt bijvoorbeeld nauw samen met de protestantse praktijk. Daarin is elk individu – man of vrouw – gelijk, omdat het zich moet openstellen voor de goddelijke genade. De staat moet dus de gewetensvrijheid van elke, autonome persoon respecteren. Uiteindelijk wordt deze individuele vrijheid verruimd en hertaald in inherente, onvervreemdbare rechten, die elke burger heeft. Zo gezien kan je dus wel kritiek hebben op vrouwen die in de publieke ruimte hun onderdanigheid tegenover mannen manifesteren. Andere verlichtingsdenkers pleiten voor de scheiding van politiek en religie vanuit een andere invalshoek, maar de principes blijven dezelfde.  

Dit neemt niet weg dat je de hoofddoek natuurlijk wel kan verdedigen. Je kan stellen dat je niets hebt met de westerse levensstijl, en dat je die afwijst. Dat je wil leven volgens de goddelijke wet of dat het jouw identiteit is, of aansluit bij jouw spiritualiteit. Alleen kan je dat in het westen alleen voor jezelf beslissen, zonder druk op anderen te leggen. En je kan het niet legitimeren als toppunt van individuele vrijheid. Want die vrijheid wordt precies geformuleerd binnen een filosofische traditie, die de autonomie van het individu, de scheiding van kerk en staat en de mensenrechten met elkaar verbindt.

Intussen rijst de vraag hoe openlijk solidair westerse burgers of organisaties met de strijd van Iraanse vrouwen zullen zijn. Rahbari (DS, 26/09) vergelijkt de dood van de jonge Amini met die van George Floyd: beiden stierven door politiegeweld in naam van onderdrukkende machtssystemen. Discriminatie op basis van kleur of op basis van gender; beiden zijn schendingen van mensenrechten. Na Floyds dood werden felle ‘Black Lives Matter’-betogingen gehouden, ook hier in juni 2020. Tijdens het EK van 2021 knielden voetballers in samenhorigheid tegen racistisch geweld. Misschien is het wat vroeg, maar een gelijkaardig signaal zou mooi zijn: eendrachtige steun voor vrouwen die gedood worden in hun vrijheidsstrijd.”

Deze column verscheen op 29 september in De Standaard.  

Interview in Humo, samen met M. Boudry, 8 dec. 2015

imagesDit interview verscheen in Humo, op 8 december 2015.

“Het leven zoals het is na 13/11.

Hectoliters drukinkt zijn gevloeid sinds de aanslagen in Parijs, oeverloos gepraat en geanalyseer in de ether geslingerd. Krap één maand na de feiten zetten twee filosofen voor Humo een stapje achteruit om een breder perspectief te bieden: Maarten Boudry en Tinneke Beeckman belichten de grote maatschappelijke implicaties van 13/11. Het helikopterperspectief, James!  door Tom Pardoen / Foto’s Jelle Vermeersch

 

1503115Tinneke Beeckman publiceerde dit najaar het kraakheldere ‘Macht en onmacht’, waarin ze de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo kadert als een aanslag op het verlichtingsdenken. Maarten Boudry kwam tegelijkertijd op de proppen met ‘Illusies voor gevorderden’, over de continue spanning tussen waarheid en waanwereld, en doet geregeld van zich spreken met doorwrochte bijdragen over radicalisme en de islam. Ik ontmoet deze doordenkers in de Gentse boekhandel Limerick, waar we omsingeld zijn door de collectie schrijfmachines van W.F. Hermans. ‘Kunnen we helpen door minder breedsprakerig te zijn?’ vraagt Boudry vriendelijk.

Tijd voor de eerste vraag.

HUMO Leven we na 13/11 in een andere wereld?

Continue Reading ›

“Het belang van een erecode”, column DS, 21 september 2015

Unknown 08.33.05“Terecht tilt de Iraans-Belgische Darya Safai zwaar aan de foto die de Egyptische Anderlechtspeler Mahmoud ‘Trezeguet’ Hassan postte, waarop de vrouwelijke fans in de tribune werden gewist. Volgens Safai gaat deze kwestie niet alleen over sport: ze illustreert hoe vrouwen in landen als Iran geen deel mogen hebben aan de samenleving.

Vrij voorspelbaar kreeg Safai tegenwind: de kritiek op Hassan zou alleen bedoeld zijn ‘om alle moslims mee aan te vallen’. Een mooie omkering: terwijl de vrouwen worden gewist, zijn moslims de eigenlijke slachtoffers. Zo’n reactie is erger dan onzinnig, ze is een deel van het probleem. Wie er zich alleen om bekommert dat moslims geen kritiek mogen krijgen, bewijst dat hij van gelijkheid en burgerrechten niets heeft begrepen.

Want juist nu de samenleving door migratie sterk verandert, wordt deze vraag dringender: hoe brengen we morele verandering teweeg?

Kwame Appiah

Kwame Appiah

We moeten gelijke rechten en andere basisprincipes van de democratie benadrukken, zeker.

Maar volgens de Brits-Ghanese filosoof Kwame Appiah kunnen we ook het begrip ‘eer’ inzetten. Dat lijkt nogal contra-intuïtief: liggen erecodes niet aan de basis van veel onrecht? In  ‘The Honor Code, How  Moral Revolutions Happen’ legt Appiah briljant en meeslepend uit hoe radicale veranderingen in de negentiende eeuw – het duel afschaffen, slavernij opheffen, vrouwenvoeten niet meer inbinden in China – pas dankzij een andere ere­code tot stand kwamen. Morele argumenten op basis van rationaliteit volstaan namelijk niet om sociale verandering te brengen: het is de erecode – een complex geheel van regels over respect en zelfrespect, over achting en erkenning – die moet veranderen.

Zolang slaven hebben een moreel discussiepunt bleef, was de afschaffing ervan een zaak van een handvol idealisten. Pas toen de praktijk als beschamend werd beschouwd, veranderde er echt iets: wie slaven hield, werd op een bepaald ogenblik in ogen van zichzelf en van anderen oneervol.
Appiah vertelt ook het hedendaagse verhaal van Mukhtaran Bibi, een Pakistaanse dorpelinge. Die vrouw werd door de dorpsraad veroordeeld tot een groepsverkrachting, uit wraak voor een misdaad die haar broer had begaan. Na die verschrikkelijke ‘straf’ zwichtte Mukhtaran niet onder de druk om uit schaamte over haar lot te verzwijgen. Ze klaagde haar aanvallers aan bij de politie. Uiteindelijk werd haar zaak door befaamde vrouwenrechten-advocaten behandeld. Zo kreeg haar verhaal internationale aandacht. Appiah vermeldt hoe toenmalig president Pervez Musharraf de vrouw verweet dat ze Pakistan een slechte naam had bezorgd. Alsof wie onrecht aankaart, zelf het probleem is. Volgens Appiah is Mukhtaran echter a ‘model of honor’: dankzij haar inzet, ook voor andere vrouwen, wordt de machistische cultuur weggezet als een benepen uiting van dubbele moraal, waarbij de zogezegde hoeders van de openbare orde schaamteloze machtsmisbruikers zonder eergevoel blijken te zijn. Continue Reading ›