“Handen schudden of niet, dat is niet de vraag”, column DS, 19 april 2018

Deze column verscheen in De Standaard op 19 april 2018.

“Een hand schudden of niet, verdoofd slachten of niet, openlijk seksualiteit bespreken of niet … Vallen die kwesties niet gewoon onder pragmatische politiek? En zijn ze niet gewoon de uitdrukking van de diversiteit die we zo moeten koesteren? Nu CD&V de chassidische Jood Aron Berg op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen wilde plaatsen, laait de discussie weer op. De man heeft zich ondertussen teruggetrokken. Toch waren enkele commentatoren voor een pragmatische aanpak gewonnen. Want ja, deze kwesties kunnen triviaal lijken. En er zijn nu eenmaal meerdere culturele gebruiken en ze duiden allemaal op vormen van respect.

Helaas gaat deze kwestie politiek dieper. Ze is ook interessanter dan handen schudden of niet.

Kort gezegd is de vraag of rechten, dan wel wetten primeren om het politieke te organiseren. Die vraag voert naar de politieke denkers van de vroege moderniteit, die het model van de liberale democratie hebben voorbereid.

Stel je voor dat er geen instellingen, geen overheden, zelfs geen landen zijn. Dat je de voorwaarden voor een politieke samenleving vanaf nul wil herdenken. Dat je je niet op een goddelijke openbaring wil beroepen. Hoe zou je dan de gemaakte afspraken in een samenleving funderen? Dat was de vraag van de Engelse denker Thomas Hobbes, en hij bedacht een theoretische oefening: de natuurtoestand. Zonder maatschappelijke structuur, stelt Hobbes, leven individuen alleen, volstrekt vrij maar enorm onveilig. In de natuur strijden mensen met elkaar, omdat ze hebzuchtig, ijdel en ambitieus zijn. Er zijn geen wetten waaraan ze moeten gehoorzamen, en er zijn geen instellingen om zo’n gehoorzaamheid af te dwingen. Toch behouden ze een principieel recht: het recht om te proberen in leven te blijven. Voor Hobbes – en dit is de cruciale wending – primeert dat recht op de wet; eerst heeft elk individu rechten, en daaruit worden de wetten afgeleid. De eerste wet laat dan toe dat mensen deze gevaarlijke natuurtoestand verlaten en onderling een contract afsluiten. Ze doen dit omdat de rede hen ertoe aanzet om een veiliger model te verkiezen boven het onzekere bestaan. Ze dragen dan hun politieke macht over op een sterk centraal gezag. Dat gezag, van een monarch, maakt een einde aan hun vrijheid. De burgers moeten zich voortaan aan het maatschappelijke verdrag – en de bijhorende wetten – houden.

Andere denkers, zoals Locke en Rousseau, hebben variaties op deze natuurtoestand bedacht. Zij hebben ook grote invloed gehad op de liberale democratie zoals we die nu kennen. Maar in elke hypothese wordt de wet uit het onvervreemdbaar en inherente recht van het individu afgeleid.

Dit is dan ook het verschil: voor de strikt gelovige – moslim, jood of christen – primeert de wet op het individuele recht. Welk recht iemand meent te hebben, kan alleen binnen de perken van de goddelijke wet, van het gebod of verbod, worden gedacht. En die wet volgt uit de Openbaring. De mens kan hieraan zelfs niet tornen, omdat die wet van oorsprong goddelijk is. Zo wordt duidelijk dat de actuele vraag over iemands hand schudden, in een heel andere politieke logica kadert.

Het gaat zelfs niet alleen over een begrip als waarden, hoewel de discussie zich hierop toespitst. Ook enkele kritische CD&V-ers verwezen naar waarden, zoals Hendrik Bogaert en jongerenvoorzitter Sammy Mahdi. De politieke inzet is echter specifieker.

Wat moeten mensen die de (goddelijke) wet laten primeren dan doen? Continue Reading ›

“De loze kreet van het populisme”, DS 19 dec. 2016

Unknown“Probeer te begrijpen zonder te oordelen, luidt het devies van de filosoof. Meteen oordelen zonder te begrijpen is helaas makkelijker, en gebeurt het dus veel vaker. Bijvoorbeeld wanneer de term populisme valt. Dat oordeel weerklinkt zodra de bevolking kiest tegen dezelfde groepen en partijen die al jaren aan de macht zijn. Toen burgers massaal stemden voor de gevestigde partijen, leken ze wijs en betrouwbaar. Dat zijn ze plots niet meer. In één adem volgt een twijfel over de democratie.

Populisme kan dus een handzaam label zijn: het is een slimme manier om de tegenstander buitenspel te zetten, en alternatieven niet eens te overwegen.

Dit neemt niet weg dat echt populisme natuurlijk wel bestaat. Het verschijnt als een demagogische stijl om aan politiek te doen; politici die zwaaien met het eenvoudige recept dat alles zal oplossen of die even voor de verkiezingen onhoudbare beloftes doen. Politici van bijna elke partij maken zich hieraan schuldig. En er zijn ook populistische politieke regimes. Deze verdedigen het waanbeeld dat het volk één is, een ondeelbaar geheel vormt, en dat wie hieraan twijfelt een parasiet is. Politieke tegenstanders worden dan vijanden, die moeten wijken. De leider pretendeert het volk te incarneren. De leider wordt de enige spreekbuis voor het volk.

Dreigt dit soort populistisch regime overal in Europa door te breken? Ik heb mijn twijfels. Zowat elke oppositie tegen de EU wordt er wel mee geassocieerd. Maar die oppositie is gegroeid uit ontevredenheid met de globalisering, en met de politieke organisatie van de Unie. Dit verzet tegen Europa is een reactie op twee kwalen: EU-politici die soevereiniteit afschaffen omdat ze de bevolking wantrouwen en hun TINA-riedel, ‘there is no alternative’.

Zo waarschuwde Juncker onlangs de Europese burgers: ze mogen niet de illusie hebben dat hun landen apart, zonder EU zouden kunnen bestaan. Ik vermoed dat Europese burgers wel degelijk beseffen dat samenwerking tussen landen noodzakelijk is. Maar burgers keren zich tegen de constructie van déze Unie. En dat moeten ze kunnen doen, zonder dat ze in één of andere donkere hoek worden geplaatst. Continue Reading ›

“Over het succes van Trump”, column DS, 26 sept 2016

Unknown 08.33.05“Vanavond debatteren Hillary Clinton en Donald Trump. In de peilingen heeft Clinton slechts een lichte voorsprong. Hoe is dat mogelijk? Trump is volgens ongeveer elke commentator een volstrekt ongeschikte kandidaat. Tot alles bereid, tot weinig goeds in staat. Bij Trumps succes spelen veel factoren, zoals afkeer voor de onbetrouwbare Clinton of voor het politieke establishment. En het klimaat van politieke correctheid.

Vanaf het begin sloeg Trump een onoverbrugbare kloof tegenover Republikeinse medekandidaten door zijn grove, botte, racistische en seksistische opmerkingen. Ongezien in de Amerikaanse politiek. Commentatoren dachten dat Trump hiermee zijn doodsvonnis tekende. Maar hij bleef stijgen in de peilingen. ‘Eindelijk iemand die durft te zeggen wat hij denkt!’ klonk het. Iedereen staarde zich blind op Trumps grofheid. Daardoor bleef het belangrijkste wapen tegen Trump onderbenut: een waslijst van dubieuze feiten, zoals maffieuze zakenpartners, frauduleuze faillissementen, aanklachten voor het tewerkstellen van illegale arbeiders, of het niet uitbetalen van arbeiders, constructies om liefdadigheidsgeld te verduisteren, banden met racistische groepen… Kortom, Trump betekent ook slecht nieuws voor zíjn kiespubliek. Helaas onthullen de mainstreammedia deze feiten nauwelijks. Zelfs The New York Times besliste pas vorige week om dit systematisch te doen.
Politieke correctheid ondermijnt evengoed de liberale politieke waarden. President Obama acht de impact ervan zo nefast, dat hij liberale studenten tot de orde riep: wie je waarden niet deelt, hoeft je daarom niet uit te sluiten van het debat, of van de universiteit. Als je weigert naar andere stemmen te luisteren, of een boek te lezen met mogelijk beledigende taalgebruik, dan heb je volgens Obama niets begrepen van het recht op ‘free speech’.

Journaliste Caitlin Flanagan beschrijft in The Atlantic welke overtuigingen een jonge student zeker moet respecteren: vrouwen mogen zich nooit ongemakkelijk voelen; mensen met een seksuele oriëntatie die niet heteroseksueel is, moeten zich verzekerd voelen van hun speciale waarde; tegen raciale ongelijkheid moet in je felle woorden oproepen tot actie (ongeacht of die er komt); moslims zijn vriendelijke helpers die je moet koesteren. Flanagan geeft voorbeelden van ware heksenjachten tegen professoren of sprekers die deze regels overtraden. Soms volstond een fout grapje. Amerikaanse komieken treden liever niet meer op voor studenten: ze willen het risico vermijden om verguisd te worden voor de minst gunstige, meest kwaadwillige interpretatie van een grap.

Flanagan analyseert hoe rampzalig die politieke correctheid is. Studenten lijken te denken dat ze voldoende politiek actief zijn wanneer ze ‘microagressies’ (zo heten ze echt!) bestrijden. Maar wie dagelijks bedreigd wordt door armoede, criminele bendes en politiegeweld heeft niets aan hoger opgeleide jongeren die meer bezig zijn met hun eigen overgevoeligheden dan met de realiteit.

Het contrast met de politieke inzet van studenten tijdens de jaren 60 is enorm. Zij gebruikten de ‘free speech’ in hun strijd tegen de Vietnamoorlog, tegen rassensegregatie, tegen gebrek aan economische herverdeling. Het idee ‘all men are created equal’ impliceert dat je je inzet voor wie je eigen achtergrond niet deelt. Bernie Sanders behoort tot die generatie: zelf Joods was hij erg actief in burgerrechtenbewegingen. Geen geklaag over imaginaire kwetsuren, geen verdediging van de eigen religieuze, etnische of sociale groep. Niet toevallig incarneert Sanders nog altijd de liberale contestatie: deze old school politieke activist haalt de jongeren uit hun slaap. Universiteiten mogen geen conformistische schuilplaatsen worden voor ambitieuze studenten, die vooral hun eigen groepsidentiteiten willen beschermen, zonder zich te bekommeren om de rest van de samenleving. Continue Reading ›

Interview in Bruzz ‘Vrouwen zijn niet verantwoordelijk voor wat mannen denken’, 12 sept. 2016

unknown

Interview voor Bruzz, door Danny Vileyn en Bettina Hubo. 

“Het probleem met de boerka is dat het kledingstuk de dresscode is van een theocratie en niet van een democratie. Dat zegt politiek filosofe Tinneke Beeckman. Ze vindt dat we slordig zijn omgesprongen met de idealen van verlichting en democratie. Een gesprek over democratie, gelijkheid en godsdienstvrijheid.
Tinneke Beeckman (40) is een vurige verdedigster van de menselijke vrijheid en van het autonome individu dat een levensproject uittekent zonder dwang van godsdienst en traditie. Migratie, globalisering en de alomtegenwoordige sociale media hebben ons wereldbeeld door elkaar geschud. En vooral: met de komst van moslims is godsdienst weer prominent aanwezig.

Volgens Thomas Jefferson is democratie een politiek systeem ‘voor het volk, door het volk en van het volk’. Akkoord?
Tinneke Beeckman: Voor veel burgers is de liberale democratie waarin we leven gemeengoed geworden. Mensen denken er nog zelden bewust over na, en dat is spijtig. De legitimiteit van de macht is in een liberale democratie verbonden met wat het volk wil en welk levensproject ieder mens heeft. Wij aanvaarden niet meer dat een heerser een andere autoriteit dan het volk, God bijvoorbeeld, inroept om zijn politieke macht op te baseren. Maar dat betekent allerminst dat het principe van de volkssoevereiniteit voor eeuwig verworven is.
In een democratie is civic virtue, burgerdeugd, belangrijk. Dat vraagt een zekere inspanning van elk mens. Individuele mensen moeten hun taak als burger willen opnemen. Dat betekent dat ze een visie hebben op wat goed is voor het algemeen belang en verbondenheid voelen met andere burgers om dat politieke project waar te maken.

 

copyright foto - Bart Dewalee

copyright foto – Bart Dewalee

In Brussel, onder meer in Molenbeek, leeft een groep kansarme jongeren die gevoelig is voor radicalisering. Waar zijn wij tekortgeschoten? Worden de idealen van de verlichting te weinig gepromoot of is de oorzaak toch sociaal-economisch?
Beeckman: De overheid probeert wel om hun sociaal-economische situatie te verbeteren. De Molenbekenaars die betrokken waren bij de aanslagen in Parijs bijvoorbeeld hadden een sociale woning en ze kregen ondersteuning vanuit de samenleving.
Ik denk dat het al misloopt bij de vraag ‘wat doen wij fout?’. Als je zegt dat wij fout zijn, dan neem je die jongeren niet ernstig als mens. Zij kunnen nochtans net zo goed als wij hun lot in eigen handen nemen.

Hoe komt het dan dat die jongeren niet gecharmeerd raken door de verlichtingsidealen?
Beeckman: De vraag die we ons moeten durven stellen is of iemand die jongeren de idealen van verlichting en democratie ooit heeft uitgelegd. Wij zijn zelf trouwens heel slordig omgegaan met de idealen van de verlichting.
In de jaren negentig, na de val van de Muur, heerste de idee: de liberale democratie blijft altijd bestaan, als een soort basso continuo. Maar die baseline is helemaal niet vanzelfsprekend. Dat is wat we vandaag ervaren.

Je zou kunnen opperen dat vrouwen die een boerka dragen zich buiten de maatschappij plaatsen. Dat zij niet langer van de voordelen van diezelfde maatschappij moeten kunnen genieten.
Beeckman: De liberale democratie vertrekt vanuit het autonome individu dat vrijheden krijgt. Het moet ook zijn eigen voorkeuren kunnen beleven. Dat impliceert de vrijheid van vereniging en vergadering, de vrijheid van meningsuiting en ook de vrijheid van godsdienst.
De boerka is de uitdrukking van een logica die haaks staat op de liberale democratie. De boerka behoort tot een logica waarin niet het autonome individu centraal staat, maar waarin de morele code gedeclameerd wordt door een god, Allah. Een theocratie dus waarin het liberale individu geen rechten heeft.

Zijn we in een democratie dan niet vrij om voor de onvrijheid te kiezen?
Beeckman: Theoretisch zijn we vrij om voor de onvrijheid te kiezen. Maar in een democratie is die keuze wel problematisch. De code waar die boerka voor staat, miskent niet alleen de vrijheid maar ook de gelijkheid tussen man en vrouw.
Zoals ik al zei, is burgerdeugd belangrijk. De democratie leeft van debat. Je geeft je mening, je neemt deel aan het publieke leven. Als de vrije ontmoeting tussen burgers in de publieke ruimte beperkt wordt door gezichtsbedekking, dan is dat een probleem.
Sommige vrouwen mogen niet deelnemen aan het publieke leven. Ze mogen de straat niet op. Ze hebben buiten hun beperkte kring van de familie en een paar vriendinnen geen enkel contact. Dat staat haaks op de verlichtingsideeën en de idee van de democratie.

Misschien kan de vrouw in boerka die geen werkloosheidsuitkering meer krijgt, dan wel terecht bij een islamitisch liefdadigheidsfonds.
Beeckman: We moeten ons goed bewust zijn van het verschil tussen sociale zekerheid en liefdadigheid. Sociale zekerheid is te verkiezen omdat ze structureel de positie van de zwakkeren verbetert.
Het hele systeem van herverdeling veronderstelt een minimale seculiere staat. Dat wil zeggen: je betaalt belastingen en de staat herverdeelt ongeacht je geloof. In landen waar heel weinig sociale zekerheid is, bestaat vaak wel liefdadigheid. Je zag dat onder George Bush in de Verenigde Staten. Hij heeft allerlei programma’s doorgevoerd die de sociale zekerheid beperken maar de liefdadigheid op basis van geloof versterken met belastingvoordelen voor kerken. Je hebt dan wel een solidariteit, maar een heel voorwaardelijke: als je ook evangelisch bent, naar de kerk komt en bijdraagt voor die kerk, dan is er de mogelijkheid dat als je ziek wordt, er voor je gezorgd wordt.

Hoeveel cohesie moet er in een superdiverse samenleving zijn om de boel leefbaar te houden?
Beeckman: Er moet een gedeelde overtuiging zijn dat de democratie het beste systeem is om zoveel mogelijk vrijheid én gelijkheid te garanderen. Wat niet betekent dat alle burgers over elk thema hetzelfde moeten denken. Ze mogen het oneens zijn maar wel binnen een democratisch kader.

Sommige Turken en Belgen van Turkse origine genieten hier, net zoals wij, van de Westerse vrijheden, maar steunen ondertussen het beleid van Recep Erdogan in Turkije.
Beeckman: Er is een loyauteit ten aanzien van Turkije omdat Erdogan een nationalistische politiek voorstaat. Die is nationalistischer dan eender welke nationalistische partij in Europa. Volgens de Britse historicus Tony Judt heeft de Europese identiteit te maken met een kritische blik op het eigen verleden.
Het heeft lang geduurd voor West-Europa komaf heeft gemaakt met het oorlogsverleden en de Jodenvervolging. Eerst was het allemaal alleen de schuld van de Duitsers. Maar de Duitsers hadden de holocaust nooit op zo’n schaal kunnen organiseren als er niet nog mensen uit andere landen aan hadden meegewerkt. Elk verhaal van een bezetting is ook een beetje het verhaal van een collaboratie. Het heeft lang geduurd voor dat pijnlijke historische beeld werd bijgesteld.
In Turkije gebeurt zo’n bijstelling nooit. Er is niet alleen geen enkel monument voor de herdenking van de Armeense genocide, er is tout court een ontkenning. Als een journalist schrijft dat er een Armeense genocide heeft plaatsgevonden, riskeert hij een gevangenisstraf.

De SP.A heeft onlangs een Belg van Turkse origine uit de partij gezet omdat hij iets te hard supportert voor Erdogan. En ook van een aantal PS’ers wordt gezegd dat ze dicht bij Erdogan aanleunen.
Beeckman: Als linkse politici hier zijn beleid steunen, maken ze een enorme spagaat. Ik denk dat er weinig zo haaks staat op links-progressieve ideeën als de religieus-fundamentalistische, imperialistische aspiraties van Erdogan. Ik vergelijk zijn recente beleid met dat van Lodewijk XIV, die eind zeventiende eeuw het edict van Nantes opblies. Daardoor hadden de protestanten geen rechten meer en waren ze verplicht zich te conformeren aan het katholicisme. Het gevolg was een enorme braindrain.
Wat Erdogan doet, is een beetje hetzelfde. Hij maakt de intellectuele elite van zijn land het leven onmogelijk. Dat wordt voor Turkije een enorme intellectuele verarming. Zelfs al ben je voor een sterke leider, zelfs al voel je je Turks nationalist, dan nog moet je inzien hoe nefast en onmenselijk deze heksenjacht op denkbeeldige tegenstanders is.

In Brussel en in Vlaanderen stond het onverdoofd slachten de jongste tijd weer op de politieke agenda. Valt dat onder godsdienstvrijheid, of heeft het parlement het laatste woord?
Beeckman: Godsdienstvrijheid impliceert niet dat je mag zeggen: het fundament van de wet is voor mij het woord van God. Je hebt je in de samenleving te houden aan de heersende wetten. Als een meerderheid van de bevolking zegt dat godsdienstige redenen om onverdoofd te slachten of dierenleed te berokkenen onaanvaardbaar zijn – zoals in Denemarken gebeurd is – dan moet iedereen die wetten naleven.
Natuurlijk schiet ook het Westen tekort. Aan vele vormen van dierenleed wordt amper iets gedaan. Ik denk aan massaproductie, het snel vetmesten van kippen of varkens.

Moet de godsdienstvrijheid wel in de grondwet staan? Volstaat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging niet om godsdienstvrijheid te garanderen?
Beeckman: Ik denk dat dat een interessante suggestie is. Het zou in elk geval heel veel problemen oplossen omdat je het principe dan ook niet meer kan inroepen.

U bedoelt dat de godsdienstvrijheid dan niet meer kan ingeroepen worden om bijvoorbeeld het dragen van een boerkini, hét onderwerp van deze zomer, te verdedigen.
Beeckman: Voor het recht op een boerkini wordt geen godsdienstvrijheid ingeroepen maar wel een liberaal principe om nota bene een antiliberale code ingang te doen vinden. Als de boerkini ons voorhoudt dat de vrouw alleen eervol is als ze zich bedekt, dan zijn alle vrouwen die zich niet bedekken oneervol. En dan zit je als samenleving met een probleem.
Dan zijn er onvermijdelijk plekken waar vrouwen onder druk worden gezet of uitgescholden omdat ze niet zedig zijn. Die vrouwen hebben recht op bescherming. Vrijheid betekent ook dat je vrij bent van het oordeel van een ander. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen opvattingen maar ik ben als vrouw niet verantwoordelijk voor wat in het hoofd van mannen omgaat. Als die een probleem hebben, moeten ze dat zelf oplossen.

In Brussel, net als in sommige andere steden, houden militairen tegenwoordig de wacht. Zullen we zo de strijd tegen de IS-ideologie winnen?
Beeckman: Dat is een moeilijke kwestie. De staat moet natuurlijk wel de veiligheid garanderen, maar de inzet van geweld door de staat moet ook beperkt zijn. De militarisering van de politie vind ik problematisch. Je ziet dat in Amerika waar een enorm militair apparaat is en waar de politie steeds zwaardere militaire wapens krijgt. Je ziet hoeveel onschuldige burgers daar worden neergeschoten. Ik denk niet dat we zo de strijd tegen IS en hun ideologie kunnen winnen. Ik denk dat je om die strijd te winnen met positieve, wervende verhalen moet komen om jongeren die dreigen te radicaliseren voor ons samenlevingsmodel en de democratie te winnen.”

Dit interview maakt deel uit van een reeks waarin Thomas Decreus en Helder De Schutter ook geïnterviewd werden.