‘Is het onderscheid tussen links en rechts gedateerd?’, interview over Franse verkiezingen voor Trouw, 14 april 2022

Dit interview verscheen in Trouw, op 14 april 2022, door Maurice van Turnhout.

In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: past de politieke strijd tussen Macron en Le Pen nog in de traditionele tegenstelling tussen links en rechts?

De links-rechts-tegenstelling is in Frankrijk niet langer leidend,’ zo luidde een analyse van de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen maandagochtend in deze krant. De sociaal-liberale president Emmanuel Macron en zijn nationalistische uitdager Marine Le Pen kwamen als winnaars uit de bus. Allebei beweren ze van zichzelf dat ze de links-rechts-tegenstelling overstijgen: ni droit, ni gauche.

Analyses over het verdwijnen van de links-rechts-tegenstelling waren de afgelopen decennia ook na Nederlandse verkiezingsuitslagen niet van de lucht. Is die tegenstelling voltooid verleden tijd in de Europese politiek?

Oorspronkelijk stamt het onderscheid tussen ‘links’ en ‘rechts’ uit het Franse parlement, waar in de tijd van de Franse Revolutie de conservatieve monarchisten rechts van de voorzitter zaten en de progressieve republikeinen links.

“Tijdens de Dreyfusaffaire, rond 1900, verscherpte die links-rechts-tegenstelling zich,” zegt Tinneke Beeckman, filosoof en columnist. “De Joodse luitenant Alfred Dreyfus werd ten onrechte beschuldigd van landverraad. Na zijn veroordeling schreef Émile Zola zijn beroemde krantenartikel met de titel J’Accuse. Hij koos daarin de positie van de republikeinen uit de Franse Revolutie: alle burgers hebben gelijke rechten, dus elke burger heeft het recht om na een valse beschuldiging de staat aan te klagen. Tegelijkertijd kaartte Zola de uitbuiting van arbeiders door het kapitalisme aan.”

Zo vielen bij Zola het linkse politieke verhaal over gelijke rechten en het linkse economische verhaal over anti-kapitalisme samen, zegt Beeckman. “Tegenover Zola stonden de rechtse reactionaire krachten, die nostalgisch waren naar de dagen van het ancien régime, toen politieke macht nog was gebaseerd op privileges, tradities en religie. Tijdens de laatste verkiezingsronde werd het links van Zola vertegenwoordigd door de socialist Jean-Luc Mélenchon, terwijl kandidaat Éric Zemmour zich opstelde als rechts-reactionair.”

Uiteindelijk zijn het niet Mélenchon en Zemmour die in de tweede ronde van de verkiezingen op 24 april de degens kruisen, maar Macron en Le Pen. “Zij combineren allebei linkse en rechtse posities,” vervolgt Beeckman. “Dat kan tot verwarring leiden. Le Pen probeert de arbeidersklasse economisch aan te spreken, de traditionele achterban van links.”

Frank Ankersmit, emeritus-hoogleraar intellectuele geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, vult aan: “Traditioneel-links is in Frankrijk gedecimeerd, vandaar dat er in die hoek voor Le Pen een wereld te winnen valt. Ze profiteert ervan dat Macron niet bepaald overkomt als iemand die pal staat voor de ‘verworpenen der aarde’, zoals het heette in het oude strijdlied van de linkse arbeidersbeweging. Macron wordt gezien als de president van de rijken, niet geheel ten onrechte.”

Beeckman: “Le Pens achterban zit grotendeels op het platteland, waar mensen vaak sociaal conservatief zijn maar economisch gezien voorstander van overheidsingrijpen. Macron biedt precies het tegenovergestelde. Op sociaal vlak is hij links, denk aan bijvoorbeeld homorechten en het recht op abortus, maar hij voerde de afgelopen vijf jaar ook een liberaal economisch beleid met nadruk op individualisme en promotie van het bedrijfsleven. Macron vertegenwoordigt het midden, het is moeilijk te zeggen waar hij nu precies voor staat. De tegenstelling tussen hem en Le Pen draait niet zozeer om links tegen rechts, meer om de vraag: ben je voor of tegen globalisering? Le Pen stelt zich op als nationalistisch, sterk tegen de Europese Unie. Haar kiezers voelen zich door een internationaal georiënteerde politicus als Macron in de steek gelaten, ze hebben het gevoel dat ze hun identiteit verliezen in een geglobaliseerde wereld.”

Ankersmit: “Dat verlies van identiteit heeft alles te maken met hoe linkse partijen vanaf eind vorige eeuw met migratie zijn omgaan. Links zag immigranten als verworpenen der aarde, maar had te weinig oog voor haar traditionele electoraat. Het arbeidersproletariaat zag immigranten als concurrenten en trok vervolgens de identitaire kaart, in Nederland bijvoorbeeld door op de partij van Pim Fortuyn te stemmen. Links heeft zichzelf in de voet geschoten door die oude achterban te negeren, ook in Frankrijk.”

Beeckman: “Er wordt nu gevreesd dat kiezers van de socialist Mélenchon in de tweede ronde van de verkiezingen over zullen lopen naar Le Pen. Net als in de jaren dertig van de vorige eeuw is er op de flanken van zowel links als rechts een afkeer van de geglobaliseerde, liberaal-kapitalistische elite. In de dertiger jaren deed Erich Fromm sociologisch onderzoek naar kiezers uit de arbeidersklasse. Fromm bestudeerde in wat voor huizen ze woonden, hoe ze zich kleedden en gedroegen. En wat bleek? Mensen die sterk op elkaar leken qua waarden en levensstijl werden soms door extreem-links aangesproken en soms door extreem-rechts, afhankelijk van hoe het politieke verhaal aan ze verteld werd.”

Ankersmit: “Ja, die extremen raken elkaar meer dan je op inhoudelijke gronden zou verwachten. Tegenwoordig lijken kiezers narrig te zijn geworden, ze willen zich afzetten tegen wat middenpartijen als redelijk en fatsoenlijk beschouwen. Het maakt ze niet uit of die radicale reactie van links of van rechts komt. Ook in de Verenigde Staten zie je die verontrustende tendens. Robert Putnam schreef twintig jaar geleden het boek Bowling Alone, over de versplintering van de Amerikaanse sociale orde. Door sterk toegenomen individualisering kregen kiezers het idee dat ze nergens meer toe behoren en dat er niemand meer voor hen opkomt. Dan is het wachten op een sterke man als Donald Trump, die aan zulke gevoelens appelleert.”

Beeckman: “In mijn thuisland België maken de communisten nu een comeback, soms peilen ze al op 10 procent. Volgens mij bewijst het dat mensen hongerig zijn naar meer ideologische aanscherping. Ze willen zich graag identificeren met een bepaalde groep, en daar is ook helemaal niets mis mee. Met een middenpositie misken je dat er een ideologische tegenstelling tussen links en rechts bestaat, schreef de Belgische filosoof Chantal Mouffe. Een centrumpolitiek als die van Macron doet het volk op de langere termijn meer kwaad dan goed. Je probeert extremen te vermijden, maar daarmee komen die extremen juist aan de flanken op.”

Ankersmit: “Daar ben ik het volmondig mee eens. Als we in Nederland ons honderdvijftig jaar oude stelsel van partijpolitiek willen behouden is het absoluut noodzakelijk om weer scherper te profileren op links en rechts. Wie weet nog waar het CDA voor staat, of de VVD? Zonder politiek ideaal heeft een partij geen bestaansrecht. De Tweede Kamer is een toneelspel, waar politici als acteurs de rol van hun achterban vertolken. En dan moet je ook vanuit de engelenbak kunnen zien of de spelers van links of van rechts opkomen.”

In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Lees hier eerdere afleveringen terug.

Over leiderschap – radio 1

‘Welk leiderschap tonen de politieke hoofdrolspelers in deze oorlog?’ Hierover sprak ik op Radio 1, in het programma ‘De Wereld Vandaag‘, op donderdag 3 maart 2022.

Over de Franse president Macron, zijn Amerikaanse collega Biden, de Belgische premier De Croo, EU-commissie voorzitster Ursula von der Leyen. En vooral over het contrast tussen de Russische president Poetin en de Oekraïense president Zelensky.

Het fragment is hier te beluisteren.

Over de visie die Niccolo Machiavelli op leiderschap had, geef ik geregeld lezingen. Machiavelli lees ik niet als de cynische machtsdenker, maar als liefhebber van de vrijheid, in mijn “Machiavelli’s Lef. Levensfilosofie voor de vrije mens‘ (Boom, 2020).

Op 11 maart, bijvoorbeeld, tijdens een collegedag over macht, autoriteit en leiderschap, behandel ik Machiavelli’s inzichten. De dag wordt georganiseerd door Coen Simon voor Filosofie Magazine in Den Haag.

Met ook nog lezingen van Ineke Sluiter, Paul Verhaeghe en Paul Van Tongeren.

“Zemmour en de trukendoos van Cicero”, DS, 4 nov 2021

Éric Zemmour is mogelijk een Franse presidentskandidaat volgend jaar. De man is al jaren een veelbesproken en gelezen journalist, auteur en polemist. Hij heeft ­extreemrechtse ideeën neergepend in bestsellers, zoals zijn laatste, La France n’a pas dit son dernier mot. Verder heeft Zemmour nog nooit deel uitgemaakt van een politieke partij en heeft hij geen ­enkele bestuurservaring. Hij lanceerde geen concrete, constructieve beleidsvoorstellen. Elke politieke vraag – over ecologie, koopkracht, onderwijs, buitenlands beleid … – probeert hij terug te brengen tot zijn thema’s: migratie, islam of nationale soevereiniteit. Toch staat hij al enkele weken buitengewoon hoog in de peilingen. Misschien haalt hij zelfs de tweede ronde. Zijn succes heeft met veel factoren te maken, die in deze krant al bij Ruud Goossens aan bod kwamen (DS 2 oktober).

Maar ook Zemmours buitengewone retorische vaardigheden spelen een rol. De retorica was al belangrijk in het Athene van Aristoteles en in de Romeinse ­republiek van Cicero. Quintilianus schreef zijn basiswerk De opleiding tot ­redenaar tweeduizend jaar geleden. De kerkvader Augustinus wordt door kenners als het retorische genie van het christendom omschreven – bijvoorbeeld Wilfried Stroh in Die Macht der Rede

Socratische redenering

Retoriek is des te belangrijker, omdat ­mediaoptredens doorslaggevender worden om politiek carrière te maken. ­Emmanuel Macron was voor zijn presidentschap nooit verkozen; hij werkte eerst als raadgever, dan als minister van Economie en Financiën onder zijn socialistische voorganger, François Hollande. Blijkbaar keren burgers vandaag de dag zich zo tegen de politiek dat wie zich als buitenstaander, zelfs als einzelgänger ­opstelt, harten en geesten kan veroveren. Dit zijn dus de ideale omstandigheden voor iemand die retorische kneepjes goed beheerst. Ik geef enkele voorbeelden.

Het doel van de argumentatie is de toehoorder te overtuigen. Volgens Aristoteles heeft de spreker daartoe drie middelen: zijn ethos (reputatie), de ­logos (argumenten) en de pathos (emoties die het betoog oproepen). Van die drie is ethos waarschijnlijk het belangrijkst: het imago van de spreker is cruciaal. Op dat vlak benadrukt Zemmour zijn bescheiden achtergrond: ‘Ik behoor niet tot de rijke, Parijse elites, ben opgegroeid in de banlieues, mijn Joodse ­familie kwam uit Algerije, ze heeft de waarden van de republiek Frankrijk omarmd.’ Zemmour schrijft bewonderend over de grote helden van de geschiedenis, zoals Napoleon of Charles de Gaulle. Daarmee sluit hij aan bij het Franse verlangen naar grootsheid. Tegelijk wijst hij er telkens op dat hij slechts een dwerg is naast die reuzen. Hij appelleert dus aan de herkenning van een groot deel van de bevolking: ‘Ik ben zoals jullie.’ 

Onder ‘logos’ vallen de redelijke argumenten die stellingen onderbouwen. Zemmour gebruikt regelmatig een ­socratische redenering: hij herdefinieert een begrip en rekent daarbij op de instemming van de tegenstander. Zodra zijn gesprekspartner die geeft, zet die zichzelf echter klem. Want Zemmour bouwt meteen voort op die nieuwe definitie om het ongelijk van de ander te ­bewijzen. Hij gebruikt dit middel ook opvallend vaak om de beschuldigingen aan zijn adres tegen de ander te keren. Wordt hij beschuldigd van racisme, dan herdefinieert hij dat begrip zodat het perfect past om op de ander van toepassing te zijn: ‘Maar u bent hier de racist!’

Het tijdperk van clashes

Om helder te argumenteren, moet de ­debatteerder kalm blijven. Dat lukt Zemmour meestal behoorlijk goed, terwijl zijn tegenstanders de indruk geven zich op te winden, verward te klinken of boos te worden. Zemmour dwingt zijn tegenstander makkelijk in die nadelige positie door zich formeel beleefd, maar eigenlijk laatdunkend over de ander uit te ­laten. Op sociale media circuleren tientallen filmpjes van dergelijke ‘clashes’. in L’Ére du clash analyseert Christian Salmon hoe provocatie en transgressie ­bepalend zijn geworden voor het politieke gesprek dat in de media wordt gevoerd. 

Zemmour haalt soms de bovenhand, omdat hij met gemak denkers en schrijvers kan citeren. De klassieke retorische opleiding besteedde veel aandacht aan het geheugen. Critici merken wel op dat zijn historische referenties soms onvolledig, onnauwkeurig of ronduit fout zijn. Maar weinig respondenten hebben de bagage om Zemmour terstond van antwoord te dienen. 

Pathos is ten slotte het derde element van de retoriek: een succesvol spreker kan het oordeel van het publiek beïnvloeden door de juiste emoties op te wekken. Aristoteles meent dat een verhouding tussen pijnlijke en plezierige ervaringen belangrijk is. Zemmours ­repertoire is hier eenzijdig zwartgallig. Hij beroert zijn toehoorders door in te spelen op angst over dierbare waarden – Frankrijk verkeert in een burgeroorlog! Ook doorspekt hij zijn betoog met concrete voorbeelden over wantoestanden (oude mensen die lastiggevallen worden door crackhandelaars). Die trucjes kunnen doorzichtig lijken, maar ze werken wel. Als verkiezingen dus een mediaspektakel zijn, heeft Zemmour meerdere troeven.”

Deze column verscheen in De Standaard op donderdag 4 november 2021.

“Over Ivanka Trumps poging tot gesprek…”, in ‘De wereld Vandaag’, radio 1

Ivanka Trump probeerde op de G20 in Japan een gesprek aan te knopen met Frans president Macron, Brits premier Theresa May en IMF-voorzitster Lagarde. Dat lukte niet echt, want de anderen reageerden duidelijk geërgerd (volgens een filmpje, vrijgegeven door de Fransen). Tja, Ivanka Trump noemt zich wel ‘First Daughter’, maar ze wordt niet als diplomate erkend. Meer nog, op twitter ontstonden parodieën met “#unwantedIvanka” – allerlei historische situaties waarbij Ivanka even goed niet welkom zou zijn.

Is de aanval op Ivanka een geval van seksisme (antwoord: neen!)? Wat met de Amerikaanse president en zijn familieleden (antwoord: zeer problematisch)? En komt nepotisme niet evengoed in België voor (antwoord: ja zeker!)…

Deze vragen stelde Ruth Roets me, in ‘De Wereld Vandaag‘, op radio 1, op dinsdag 2 juli 2019.

“Over Frankrijk en Europa”, op “De Afspraak op vrijdag”, 22 feb. 2019

Op vrijdag 22 februari zat ik in de studio van ‘De Afspraak op Vrijdag’ met Ivan De Vadder, over eerste minister Charles Michel, het stijgend antisemitisme in Frankrijk en de Macron in Europa. Andere gasten waren voormalig president van de Europese Raad, Herman Van Rompuy en journalist Alain Gerlache.

“De steunpilaren van autoritaire regimes”, DS, 14 febr. 2019

“Autoritaire regimes – van Rusland en Hongarije over Turkije en Saoedi-Arabië tot China – gaan heel strategisch om met vrijheid. Zij hebben de vrijheid handig in tweeën gedeeld, aldus de Canadese denker Michael Ignatieff. Russische, Turkse of Chinese burgers hebben wel private vrijheden, zoals de vrijheid om te bezitten, om het land te verlaten, en om in stilte ontevreden te zijn. Maar ze hebben geen politieke vrijheid; ze mogen niet openlijk protest aantekenen, ze kunnen hun politici niet ter verantwoording roepen, ze mogen niet vrij verenigingen oprichten. Door die bijzondere combinatie kunnen zo’n regimes juist blijven bestaan zonder al te veel interne oppositie. Burgers mogen rondreizen, dus de ontevredenen, de studenten kunnen weggaan (en eventueel terugkeren). Rijken kunnen elders investeren en van een luxueus leven genieten in een vrije samenleving. De band met het westen versterkt zelfs het autoritaire regime: de westerse welvaart biedt de ontevreden ballingen betere kansen, terwijl de westerse rechtstaat investeringen en eigendommen beschermt. Autoritaire regimes geven dus een ‘exit’, zoals Hirschman het noemt, terwijl ze de ‘voice’, de politieke stem, van hun burgers beperken. De open, liberale samenlevingen worden zo vaak ongewild de steunpilaren van autoritaire leiders, onder meer in Rusland, Turkije of China.

Deze dynamiek smoort de hoop dat deze regimes op termijn als vanzelfsprekend meer politieke vrijheid zouden toelaten. Deze nieuwe dynamiek staat ook haaks op de oorspronkelijke verwachting. De hoop dat de idealen van de Westerse liberale democratie zich langzaamaan over de hele wereld, de niet-democratische landen incluis, zouden verspreiden, lijkt ijdel.

Maar er is meer. Die regimes beïnvloeden ook onze liberale democratieën. Het zijn de vrije, open samenlevingen die de negatieve effecten van autoritaire regimes ondergaan. Dat zijn direct of indirecte invloeden, zoals de affaire Benalla aantoont. De fratsen van Alexandra Benalla, de voormalige bodyguard van president Macron, leken eerst een schandaaltje voor de zomerse komkommertijd. Maar sinds de zomer, verschijnen haast elke dag verschijnen nieuwe onthullingen over dit contemporain spionageverhaal.

De zaak Benalla begon op 1 mei 2018. Toen filmden omstaanders de jongeman terwijl hij, ogenschijnlijk als politieagent, protesterende betogers in elkaar mepte. Officieel was hij destijds verantwoordelijk voor de veiligheid van president Emmanuel Macron. Die eerste mei maakte hij als observator deel uit van de officiële ordehandhavers. Wat een zaak leek van testosteron en vilein machtsmisbruik deinde spoedig uit. In juli 2018 werd Benalla weliswaar ontslagen, maar hij behield meerdere diplomatieke paspoorten, waarmee hij ongecontroleerd rondreisde naar Afrikaanse regeringsleiders. Hij hield ook na zijn ontslag een speciaal beveiligd telefoontoestel, dat alleen door de president, zijn directe omgeving en de hoogste militairen wordt gebruikt om ultrageheime informatie uit te wisselen.

Alsof dit nog niet opmerkelijk genoeg is, onthulde de onafhankelijke mediasite ‘Mediapart’ vorige week twijfelachtige financiële transacties: Benalla zou veiligheidscontracten hebben afgesloten met Russische oligarchen die nauwe banden hebben met Poetin, maar die in Monaco en Frankrijk verblijven. De Fransman zou hiervoor 2,2 miljoen euro hebben ontvangen. Het journalistieke onderzoek is nog volop aan de gang; de Franse justitie wil voorlopig vooral van de journalisten weten wie hun bronnen zijn.

De kwestie overstijgt de persoon Benalla. In welke mate kan een land zijn politieke vrijheid beschermen – de rechtsstaat, vrije pers, vrije verkiezingen, individuele rechten – tegen de inmenging vanuit en de invloed van het grote geld uit niet-democratische landen? De vraag rijst ook bij de fiscale paradijzen die bestaan bij de gratie van vrije samenlevingen, of bij dubieuze investeringen door die regimes in Europese bedrijven of in het Europees patrimonium. Continue Reading ›

“Gele hesjes illustreren drama van de democratie”, DS, 6 dec. 2018

“De Franse gele hesjes revolteren op straat. Dat is goed nieuws: onzichtbare burgers worden zichtbaar. Ze zijn boos, maar hoopvol. Ze zijn de uitdrukking van een diepere breuklijn die zich allang aankondigde: tussen een wereld ‘d’en haut’, in de grote steden, waar veel economische activiteit is, en een wereld ‘d’en bas’, van mensen in verlaten kleinere steden, op het platteland, in zones waar de industrieën verdwenen zijn.

De gele hesjes verschenen wel in de statistieken van de presidentsverkiezingen in 2017: ze vormden de grote groep die niet stemde, blanco stemde, rechts populisme verkoos (Marine Le Pen), of in mindere mate links populisme (Mélenchon). Vlak voor die verkiezing mochten die afgelegen burgers even op televisie komen. Populistische partijen scoorden historisch hoog. Dat was spannend nieuws, dus bezochten journalisten het Franse platteland. Ze ontmoetten er mensen die politiek verafschuwden. Vervolgens versloeg Macron Marine Le Pen, en werd president. En die mensen verdwenen uit de belangstelling. Nu staan ze er terug, gesteund door 72 % van de Franse bevolking. Eigenlijk is dat niet verwonderlijk: in de eerste rond had maar een vierde van de Franse kiezers voor Macron gestemd.

Los van de actuele eisen, illustreren de gele hesjes het drama van de hedendaagse democratie: wie de globalisering en haar nefaste effecten wil contesteren, krijgt geen legitieme plaats in de democratische ruimte. Meteen wordt zo’n criticus in de extreem linkse of extreem rechtse hoek geplaatst. Globalisering is dan ook de echte hegemonie: dit paradigma bepaalt niet alleen de politieke of economische afspraken het legt ook normen vast. Dat blijkt uit het taalgebruik. De samenleving, zo klinkt het, bestaat uit open of gesloten mensen. Open betekent flexibel, overal thuis, enthousiast over technologie en migratie, optimistisch. Gesloten betekent vastgeroest, xenofobisch, angstig en nostalgisch. Zo lijkt het dat de ‘geslotenen’ eindelijk hun geest moeten openstellen om de problemen op te lossen. Maar deze tweedeling verbergt het dieperliggende fenomeen: dat de middenklasse aan het verdwijnen is. Precies die bedreigde middenklasse komt nu op straat. Maar ze heeft geen politieke vertegenwoordiging en kan ze geen delegatie sturen.

De nieuwe breuklijn is tussen wie baat heeft bij globalisering, en wie niet. Continue Reading ›

“Het ene importconflict is het andere niet”, DS, 2 nov. 2017

“Wat heeft België te vrezen van Spanje? Het land moet bibberen en beven. Toch als je de commentaren in de kranten mag geloven. België luistert misschien beter naar de Europese grootmachten, klinkt het, anders kan de schade groot zijn. Die houding was soms eigenzinniger. Ik herinner me levendig hoe Dominique de Villepin, toenmalig Franse minister van Buitenlandse Zaken, in de lente van 2003 in Brussel aankwam en met een stralend gezicht zei blij te zijn ‘in dit dapper landje’. Samen met Frankrijk had België binnen de NAVO namelijk een veto gesteld tegen de start van militaire planning voor hulp aan Turkije, in het geval van een oorlog met Irak. De Amerikaanse minister Rumsfeld was razend en ongetwijfeld had die Belgische beslissing ook nadelige diplomatieke, economische en politieke gevolgen. Gelukkig liet de toenmalige premier er zijn nachtrust niet voor. Op langere termijn bleek België, zoals Frankrijk, gelijk te hebben over die nefaste Irak-oorlog. En er is het lange lijstje dwarse intellectuelen die in België onderdak vonden, zoals Karl Marx en Victor Hugo, om er maar twee te noemen.

 

Vandaag klinkt het anders. België zou zich beter aan de kant van de Spaanse premier Rajoy scharen. De Europese commissie eist het en andere Europese leiders evengoed. De Catalanen respecteerden de Spaanse Grondwet niet, en het hele gedoe is voor Europa een hellend vlak. Maar zo eenduidig is het niet. Rajoy gebruikte buitensporig geweld tegen vreedzame burgers. De Spaanse regering heeft het Catalaanse verzoek tot dialoog genegeerd en het conflict gevoed. Dan is er de vraag of Rajoy’s gebruik van de Spaanse grondwet wel grondwettelijk is. Ondertussen heeft hij de reeds bekomen gedeeltelijke onafhankelijkheid van Catalonië opgezegd, en zijn medewerker zonder verkiezing tot baas van Catalonië gebombardeerd. Het is dus twijfelachtig of zo’n leider het democratische, vreedzame staatsmanschap incarneert dat de Europese Unie nodig heeft.

Wie kritische vragen stelt, mag echter rekenen op Rajoy’s boze blik. Zo doet het gerucht de ronde dat hij de benoeming van Catherine De Bolle voor een Europese topfunctie zou blokkeren, omdat Charles Michel reageerde op het geweld in Spanje. Michel had gezegd dat ‘België geweld tegen burgers veroordeelde en opriep tot dialoog’. Die bedaarde, wijze observatie volstaat blijkbaar opdat de Spaanse heren de aanstelling van een competente kandidaat tegenhouden.

Dan is er de kwestie hoe internationale politieke conflicten binnen België resoneren. Het wordt voortdurend herhaald: na de rellen tussen Turken en Koerden in Antwerpen zeggen politici stellig dat niemand politieke conflicten mag importeren, maar Puidgemont mag in Brussel een persconferentie geven. Dat is toch niet consequent, aangezien beide gevallen hetzelfde probleem illustreren. Dat lijkt zo, maar het klopt niet: Puidgemont riep op tot vreedzaam verzet in Catalonië. Hij is naar eigen zeggen in Brussel om het Spaans-Catalaanse vraagstuk bij de Europese instellingen aan te kaarten. Er is ook dit fundamentele verschil: Belgen met een Spaanse of Catalaanse achtergrond gaan elkaar niet met staven en flessen te lijf in de straten. Niemand zet hiertoe aan, en de voorstanders van het ene standpunt miskennen de rechten van de anderen niet. Dat valt niet te vergelijken met tientallen fanatieke oproerkraaiers die luid scanderend Antwerpse straten bezetten, vitrines vernielen en andersdenkenden intimideren en bedreigen. Continue Reading ›