“Als negatieve vrijheid de norm is”, column DS, 3 februari 2022

Vorige week zondag manifesteerden duizenden mensen ­tegen het coronabeleid in Brussel. Los van de betoging neemt het verzet tegen de coronamaat­regelen toe, en ook de polarisering. In extreme gevallen weerklinkt de kritiek dat de overheid een totalitair beleid voert. In Nederland verkondigt zelfs FVD-leider Thierry Baudet die mening. Hij is veroordeeld voor ongepaste vergelijkingen tussen ongevaccineerden nu en de Jodenvervolging die tot de Holocaust leidde. 

De vergelijking met de jaren 30 klopt natuurlijk niet. Vooreerst is het perfect legitiem dat een overheid tijdens een pandemie maatregelen neemt om burgers te beschermen. Er is nog een misvatting, die de Franse denker Marcel Gauchet helder uitlegt in Le malheur français(2016): tijdens de jaren 30 was de samenleving extreem gepolitiseerd: totalitaire partijen brachten massa’s op de been om met sociale, economische en juridische maatregelen iedereen, de hele samenleving, aan één politiek ­model te onderwerpen. Nu is de samenleving gedepolitiseerd. Massa’s verenigen zich niet als leden van strak georkestreerde, antidemocratische partijen; ze vinden elkaar als individuen die ­samen iets organiseren. Veelal engageren ze zich precies niet voor politieke partijen. Gauchet maakte zijn analyse voor de coronapandemie uitbrak. Maar ze werpt een licht op een malaise in de democratie, die een rol speelt bij de huidige polarisering.

In een goed functionerende democratie besturen burgers zichzelf. Ze kunnen samen beslissen hoe de samenleving moet evolueren. Ze verenigen zich in politieke partijen, nemen deel aan verkiezingen, discussiëren met ­elkaar en wegen beleidsopties af. Meerderheden beslissen, maar houden rekening met minderheden. Partijen met uiteenlopende strekkingen verdedigen hun visie op de relatie tussen het individu en de collectiviteit. Ze verschillen in hun visies op vrijheid. Maar ze zijn het erover eens dat het primaat van de politiek heerst: wie de macht heeft, bepaalt ook het economische beleid. 

Dit democratische debat verliep vrij goed tijdens de trente glorieuses, van 1945 tot 1975. Maar vanaf de jaren 80 en 90 evolueerde de liberale democratie naar een neoliberaal model. Het politieke proces werd ondergeschikt aan economische doelen, die geen geografische begrenzing meer kenden. De vrijheid wordt sindsdien negatief ingevuld: wie kan, mag vrij handelen, zonder door anderen beperkt te worden. Kapitaalkrachtige bedrijven beschouwen nationale wetten en regels als hindernissen. Ze proberen de politieke invloed van natie­staten te ontwijken, vaak met succes. Dat verandert het politieke spel. Burgers zijn individuen geworden, die rechten opeisen en hun belangen nastreven. De negatieve vrijheid geldt ook voor hen: als individu heb je rechten, en niemand heeft de legitimiteit om die te ­beperken. Dat beïnvloedt de opdracht van de overheid: politici bemiddelen tussen de uiteenlopende rechten en ­belangen van kiezers. Zo leggen linkse partijen de nadruk op individuele rechten. Ze steunen instellingen die zwakkeren helpen om die rechten te laten gelden. Denk aan het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen of Unia. Rechtse partijen ijveren voor de belangen van vrije ondernemers. Ze ­beloven regelgevingen en belastingen zo veel mogelijk te beteugelen. Voor een gezamenlijk, democratisch overleg over de richting die de samenleving als geheel moet uitgaan, is minder ruimte.

In die politieke context dook onverwacht een virus op dat een pandemie veroorzaakt. De overheid legde snel drastische maatregelen op om de bevolking te beschermen. Terecht, natuurlijk. Crisisbeleid vereist burgerschap: mensen moeten regels volgen die niet alleen henzelf, maar vooral de zwakkeren in de samenleving ten goede ­komen. Heel veel burgers geven gehoor aan dat appel. Maar een deel wil er niet op ingaan en ervaart de aanpak als een ­onrechtmatige inperking van de (negatieve) vrijheid. De overheid dicteert daarbij de persoonlijke beweegruimte: hoe je kerst mag vieren, of je op restaurant mag, waar je moet werken … Dat leidt tot frustratie. Want de individualistische logica bepaalt dat je je leven mag inrichten zoals je wenst. Tegelijk is dat ook het enige wat je nog kunt doen. Je hebt geen stem meer om het grotere verhaal vorm te geven. Het persoonlijke, private wordt dan enorm belangrijk. 

Daarbij hebben politici soms ook de voeling met het democratische proces verloren; ze nemen besluiten door ­belangen tussen groepen af te wegen, wat de bevolking als een koehandel ­ervaart. Ze aanvaarden aarzelend parlementaire inspraak en nemen moeilijk afstand van beslissingen die hun nut niet bewijzen. 

Intussen floreren sommige bedrijven tijdens de crisis. Technologische bedrijven maken forse winsten, farma-bedrijven ook. De burgers die genoeg hebben van het beleid en hun individuele vrijheid opeisen, zijn in zekere zin consistent: als de negatieve vrijheid in het neoliberale model de norm is, waarom zou dat voor hen niet gelden?

De pandemie heeft het debat over burgerschap en vrijheid urgenter ­gemaakt. Er is een nood aan heldere ­definities, die zich ver houden van ­dramatische overdrijvingen over de donkerste perioden van de geschiedenis. Die definities moeten een antwoord geven op de depolitisering van de voorbije decennia. Zodat vrijheid geen vaag, abstract of illusoir begrip is, maar burgers toelaat om hun politieke macht te herwinnen. “

Deze column verscheen in De Standaard op 3 februari 2022.

“Hoe links verkiezingen kan winnen”, column DS, 13 juni 2019

“Wie naar de verkiezingsuitslag kijkt, moet besluiten dat linkse partijen een toekomst hebben: partijen die sociale zekerheid, zorg en welzijn voorop plaatsten, wonnen sterk (PVDA en Vlaams Belang). Toch hebben de socialistische partijen in Europa het, door de bank genomen, moeilijk. Hoe komt dat?

In het verleden zijn linkse partijen te veel meegegaan in het individualistische verhaal, terwijl ze de democratie, het soevereine volk, te veel hebben opgegeven. Opkomen voor ieders individuele rechten lijkt een getrouwe interpretatie van de mensenrechten, maar er moet een kanttekening bij. Dit is heel bondig de analyse die Marcel Gauchet ontwikkelt in zijn recent boek over Robespierre. Deze Franse revolutionair redde volgens sommigen de Revolutie na 1789, anderen beschouwen hem als het symbool voor een niemand ontziende Terreur.

Sinds de Franse Revolutie zijn mensenrechten niet meer weg te denken uit het politieke discours. De ‘Déclaration du droit de l’homme et du citoyen’, de ‘Verklaring voor de Rechten van de Mens en de Burger’, zijn het fundament om recht en politieke legitimiteit te begrijpen. De Verklaring onderscheidt de rechten van de mens, en die van de burger. Beide rechten moeten elkaar in evenwicht houden, en dat is een lastige oefening.

Wie alleen de rechten van individuen aanvaardt, ondermijnt de democratische werking; wie alleen de deugden van het burgerschap oplegt, geeft aan niemand individuele vrijheid. Robespierre verdedigde tijdens zijn leven eerst de rechten van het individu; de persvrijheid, de afschaffing van de doodstraf en van de slavernij. Toen streed hij tegen de despotische monarchie. Maar na 1791 verdedigde hij principieel de macht van het volk, de Revolutie, de Staat, tegen de individuele vrijheid. Dit eindigde in de Terreur, en werd zijn ondergang.

In haar terechte afkeer voor totalitarisme, heeft links er dan ook voor gekozen om individuele rechten te verdedigen, eerder dan de idealen van het burgerschap. Op economisch vlak betekende dit de omslag naar een neoliberaal model: individuele initiatieven hebben onbeperkte mogelijkheden in een vrije markt. Maar in zo’n model heerst al snel het recht van de sterkste, en is sociale rechtvaardigheid zoek. In naam van wie of wat kan je tenslotte nog beperkingen opleggen? Om grenzen te stellen heb je een politiek gemeenschapsverhaal nodig. Alleen hebben begrippen als natie, gemeenschap of volk geen politieke betekenis meer. ‘Volk’ slaat hoogstens op wie sociaal wordt benadeeld. En die benadeelden zijn slechts individuen, geen leden van éénzelfde politieke gemeenschap. Individuen willen hun verlangens realiseren, los van een gemeenschap, en eventueel ten koste van die gemeenschap.

Daarom vermeldt de Verklaring ook ‘de rechten van de burger’. Door burgerschap besef je dat je deel uitmaakt van een groep en verkrijg je politieke macht. Wat het politieke zo moeilijk maakt, is dat er altijd een spanning bestaat tussen de individuele rechten en de rol als burger. De politieke gemeenschap geeft democratische rechten, maar kan ook iets eisen: dat je als burger afwijst, wat je als individu verlangt. Dat is wat deugd, ‘vertu civique’, in de klassieke, republikeinse zin wil zeggen. Continue Reading ›

‘Gelijkheid als richtsnoer’, column DS 15 juni 2015

Unknown 08.33.05“Nu John Crombez voorzitter is, heeft de sp-a een wervend verhaal nodig, klinkt het eensgezind in de kranten. Eerst inhoud leveren, dan een strategie uitstippelen. Maar welk verhaal? De sp-a kan inspiratie vinden in haar basisprincipe: gelijkheid. Alleen is de wereld te complex geworden om die gelijkheid vooral als een herverdeling van rijk naar arm te zien, als de strijd van arbeiders tegen kapitalisten. Mensen hechten aan levenskwaliteit. En de samenleving is divers. Maar zelfs dan blijft gelijkheid een richtsnoer.

UnknownVolgens de Franse filosoof Marcel Gauchet is de belangrijkste verwezenlijking van de democratisering de hedendaagse metafysische gelijkheid, die volgt op een ‘sortie de la religion’. Vanaf de zeventiende eeuw begint een proces dat een einde maakt aan de allesoverheersende hiërarchie die godsdienst oplegt aan de hele samenleving. Er blijft nog wel ruimte voor geloof. Voordien werd de samenleving samengehouden door verschillende relaties tussen partijen die van nature niet gelijk zijn: tussen God en mens, tussen politieke machthebbers en burgers, tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen. Een bovennatuurlijke macht structureert de traditie en hiërarchie. Elk individu heeft als lid van de gemeenschap een plaats in die structuur, en moet die aanvaarden.

Maar de gelijkheidsgedachte breekt met dat idee van ongelijkheid: ze vervangt traditie en haar onderwerping aan het verleden, en richt zich op de toekomst. Ze vertrouwt daarbij niet meer op bovennatuurlijke krachten, maar op de kracht van mensen. Ze leert dat mensen hun lot in eigen handen kunnen nemen, eerder dan de tragiek van het leven te ondergaan.

Die levensvisie had een enorme impact op de levensstijl. Zo veronderstelt de ontwikkeling van therapie een metafysische gelijkheid. Elke moderne therapie, van welke strekking ook, veronderstelt de mogelijkheid om de klassieke, conservatieve hiërarchie te bevragen in open, eerlijke gesprekken. Over je ouders, bijvoorbeeld, kan en mag je toegeven dat je je als kind in de steek gelaten voelde. Dat is geen verraad, geen gebrek aan respect, maar een noodzakelijk inzicht om je verlangens en behoeften te begrijpen. Maar als je vastzit in conservatieve, patriarchale structuren, moet je respect tonen voor je ouders, ongeacht hoe ze zich gedragen. Ook al vernedert je vader zijn vrouw en zijn kinderen. Ook al is je moeder depressief en weinig betrokken. Een jongere heeft dan geen eigen stem, tenzij om instemming te betuigen. Maar het is dankzij de afstand tot traditie en hiërarchie, – al dan niet in het kader van een therapie – dat je voor jezelf een weg kan uitstippelen.
Neem nu de ontroerende getuigenis van Riadh Bahri over leven met depressie. Bahri legt eerlijk uit hoe moeilijk het is om toe te geven dat je hulp nodig hebt. Maar moedig zocht hij een therapeut. En er kwam verbetering. Een therapeut oordeelt niet. Hij bekijkt je niet vanuit de verwachtingen van je opvoeding, je cultuur, je omgeving.

Wat is het verband met een socialistisch project? Links strijdt voor mensen die kampen met armoede en werkloosheid. Die situaties gaan vaak gepaard met andere problemen: lichamelijke en psychische ziekten, verslaving, schulden, mishandeling, opvoedings- en gedragsproblemen. Een laag zelfbeeld en permanente angst werken verlammend. Een modern links project bevrijdt mensen niet alleen uit hun economische en sociale ketenen. Maar het helpt mensen ook om hun levenskwaliteit te verbeteren, door denkbeelden die allerlei vormen van ongelijkheid en hiërarchie in stand houden, te bestrijden. Tenslotte kan een progressief project alleen tot doel hebben dat mensen onafhankelijk worden. Dat is actueler en dringender dan ooit. Uiteraard verkiezen sommige mensen nog altijd traditie en hiërarchie of stemmen ze voor autoritaire leiders. Maar met die voorkeuren tonen ze gewoon dat ze conservatief zijn.”

“Elke geslaagde solidaire beweging vertrekt vanuit positief gemeenschapsgevoel” De Morgen, 26 juni

Unknown-1“De sociaaldemocratie deed het niet goed bij de vorige verkiezingen. Ook in andere landen niet: in Frankrijk moest de PS van president Hollande het Front National van Marine Le Pen en het UMP laten voorgaan. Natuurlijk zijn vele verklaringen mogelijk. Maar ik zie één factor die linkse partijen onderschatten: het belang van collectieve identiteiten. Globalisering maakt van identiteit voor een groot deel van de bevolking juist wel een politiek thema. De welvarende, gelukkige ‘kosmopolieten’ zijn een minderheid. De sociaaldemocratie heeft dan ook een probleem, omdat ze het belang van identiteit nauwelijks erkent. Ze bekijkt elke identiteitsbeleving vanuit socio-economisch perspectief en heeft als remedie een aangepast sociaal beleid. Alleen voor minderheden is een openlijk identiteitsbeleving toegelaten, zo hekelt Marcel Gauchet de benepen sociaaldemocratische politiek. Maar dat is natuurlijk absurd: identiteit speelt voor iedereen op één of andere manier een rol.

Voor de linkse beleidsvoerder is een bepaalde jongere een kwetsbaar persoon: als hij laaggeschoold is, uit een kansarm milieu komt en gediscrimineerd wordt op de arbeidsmarkt. Sociaal-democraten willen dan een beleid voeren om die negatieve statistieken om te buigen. Terecht. Want wie sociaal-economisch in een betere groep zit, leidt een ander, beter leven. Maar deze stelling is onvolledig. Er is ook een andere vraag: hoe ziet die jongen zichzelf? Op de vraag ‘wie ben ik’, antwoordt hij niet ‘achtergestelde, sociaal zwakkere laaggeschoolde’. Ook die jongen heeft zijn trots. Ook hij wil tot een gemeenschap behoren, en zoekt een positieve beeld van zichzelf. Cultuur, gemeenschap, identiteit zijn cruciaal voor elk politiek project. Continue Reading ›