‘De zelfobsessie van een prins’, DS 19 januari 2023
“Achter de praal van de monarchie gaat een harde wereld schuil. Maar het leven na de monarchie is evenmin opbeurend. Die indruk maakt de Harry-saga op mij.
De monarchie heeft prachtige rituelen, maar achter de schermen heersen rivaliteit en rancune. Dat is oud nieuws. Shakespeares koningsdrama’s vertelden het al. Koningen hebben erfgenamen. Alleen heeft de mens die de kroon draagt, ook een familie nodig. En die wordt door machtsstrijd verscheurd. De vorst heeft ook twee lichamen: het eigen, private lichaam, en de rol die hij of zij speelt als hoofd van de staat. Privileges komen met een strak keurslijf. Hedendaagse royals krijgen niet alleen met intriges aan het hof te maken, ze worden ook onophoudelijk belaagd door de media.
Prins Harry is als reserve geboren. En hij is het toneel beu. Hij vlucht naar Amerika, en wil er een mondiale, humanitaire superster worden. Dat lijkt een goede keuze; de republiek berust op een breuk met de toenmalige Britse monarchie. Burgers hebben een onvervreemdbaar recht op ‘leven, vrijheid en het nastreven van geluk’ gekregen. Weg met opoffering, plicht en traditie. Weg ook met erfelijke macht en hiërarchie. Voortaan worden burgers op hun verdiensten beoordeeld.
Maar hoe rijm je die verdiensten met geluk? En over welk geluk gaat het? Op het eerste gezicht over privaat geluk – een mens mag doen wat hij nodig acht om zich goed te voelen.
Dat is echter niet waar die nieuwe fundering van het politieke op slaat. In Action and the ‘pursuit of happiness’ legt Hannah Arendt uit dat geluk naar ‘public happiness’ verwijst. Voor privaat geluk hoef je de monarchie niet af te schaffen, want volgens de geijkte formules bekommert die zich om het welzijn en geluk van haar onderdanen. Wat ontbreekt, is geluk in de publieke zaak. Dat is wat Arendt ‘actie’ noemt: samen handelen en debatteren. In de 18de eeuw leefden Franse moralisten onder een absolute monarch. Ze vermeden een publieke rol, omdat ze de ambities, intriges en roddels aan het hof niet konden verdragen. Ze zonderden zich liever af in de bibliotheek van hun landgoed om te denken, te schrijven, te dromen. Daar ligt de bron van Montaignes wijsheid, van Blaise Pascals oeuvre en zelfs van de inzichten van Montesquieu, aldus Arendt. Amerikaanse denkers hebben in diezelfde 18de eeuw een andere ervaring. Zij proefden wat ‘actie’ betekent: samen de wereld vorm geven in een vrije, seculiere ruimte. Die ervaring noemt Arendt een belangrijke kantelpunt van de moderniteit.
De vrije, publieke ruimte vraagt publieke deugden; de erkenning dat sommige houdingen actie ten goede komen, en andere niet. En er zijn burgers die excelleren – zij krijgen publieke erkenning. In Men in dark times vermeldt Arendt drie criteria: grootsheid, waardigheid en humanitas. Grootsheid slaat op de moed om iets te verwezenlijken wat voorbij de waan van de dag gaat en volgende generaties vooruithelpt. Waardigheid veronderstelt zelfrespect, respect voor de functie en onder elke omstandigheid respect voor andere mensen. En humanitas vraagt verantwoordelijkheid en aandacht voor medemensen in brede zin: de deugdzame burger zet zich niet in voor zichzelf, de eigen familie of kring. Hij probeert zijn publieke imago ook niet te controleren; hij is geen maker van zichzelf in de publieke ruimte. Arendt onderscheidt de makende mens ‘homo faber’ van de mens als ‘zoön politikon’, als iemand die met anderen de wereld vormgeeft door het nieuwe en het onverwachte te beginnen.
Als je vanuit die criteria kijkt, is Harry’s verhaal pijnlijk. Hij deed wel wat humanitair werk, en doet dat wellicht nog -altijd, zoals de Invictus Games voor veteranen. Maar in zijn boek staan roddels die het niveau van de – door hem zo verachte – tabloïds niet overstijgen. De ontboezemingen over zijn ontmaagding, drugsgebruik of ‘magische denken’ laten van zijn waardigheid weinig over. Grootsheid lijkt vervangen door ressentiment – hij aarzelt niet om het imago van zijn vader en zijn broer te besmeuren. Humanitas heeft plaatsgemaakt voor zelfobsessie – medeburgers zijn vooral potentiële kopers van zijn producten. Harry verdedigt zijn onthullingen als een vorm van therapie, als onderdeel van zijn heling. Niet alleen is het twijfelachtig of de publieke uitlatingen helpen. Hij heeft ook geen aandacht voor de gevolgen ervan voor anderen.
Harry had een ander boek kunnen schrijven, om de monarchie te verbeteren en drama’s als het zijne – dat van overbodige familieleden – te voorkomen. Vanuit algemene principes, zonder gênante private details. Hij zou ook zijn erfelijke titel kunnen opgeven. Die staat toch haaks op de Amerikaanse instelling. En hij zou een boek kunnen schrijven zonder anderen te bekladden. Dit boek maakt hem misschien populair, maar niet geloofwaardig. Maar goed, het probleem is natuurlijk niet alleen Harry’s houding. Zijn succes is mogelijk omdat publieke deugden verwaterd zijn: het private, het intieme, en het smeuïge verkopen.”
Deze column verscheen in De Standaard, op donderdag 19 januari 2023.