Interview over de stand van de regering, De Zondag, 21 nov 2021

Journalist Paul Cobbaert interviewde me – samen met politicoloog Dave Sinardet – over de stand van de regering. Dit interview verscheen in De Zondag op 21 november 2021.

Is Bart De Wever wereldvreemd geworden? Weet Tom Van Grieken wat hij écht wil? Was Petra De Sutter beter lid geworden van CD&V? Is Conner Rousseau te veel marketeer? Halfweg de legislatuur maken wij het rapport op van de partijen. We doen hiervoor beroep op twee kenners: Tinneke Beeckman, politiek filosofe, en Dave Sinardet, professor politicologie aan de VUB. Het oordeel is streng, maar rechtvaardig.

N-VA (24,8 procent voor het Vlaams parlement op 26 mei 2019): Een wereldvreemde voorzitter?

Sinardet : “N-VA zou vandaag wellicht iets minder goed scoren. Ze zit Vlaams in de meerderheid en federaal in de oppositie en vindt geen antwoord op die lastige spreidstand. Ook Vooruit en Groen zitten in die situatie, maar het is toch vooral N-VA die ermee worstelt. Ze slaagt er bovendien niet in om te bewijzen dat de Vlaamse regering beter werkt dan de federale. Dat is niet goed voor een Vlaamsgezinde partij. Uit onderzoek blijkt ook dat de bevolking in deze coronacrisis meer vertrouwen heeft in De Croo dan in Jambon. Je voelt dat binnen de partij een machtsverschuiving aan de gang is. De ster van Jan Jambon is tanende, Zuhal Demir wordt populairder. De partij staat voor nog een moeilijke uitdaging: vormt ze een coalitie met Vlaams Belang of niet? Dat kan in 2024 een verscheurende keuze worden.”

Beeckman : “N-VA valt inderdaad tussen twee regeringen. Ik heb het gevoel dat voorzitter Bart De Wever te veel bezig is met de vorige en de volgende verkiezing. Hij communiceert te veel over de mislukte regeringsvorming en zijn frustraties tegenover De Croo. Het is bijna wereldvreemd. De burger wil dat allemaal niet weten, de burger wil oplossingen voor de crisis waarin we nu zitten. Dat komt natuurlijk ook omdat hijzelf nog geen echte veranderingen heeft kunnen doorvoeren. Gelukkig voor de partij is er iemand zoals Zuhal Demir die zich wél profileert op actuele thema’s zoals vervuiling en energie. Zij toont lef, wat belangrijk is in de politiek.”

Vlaams Belang ( 18,5 procent ): Quo vadis*, Van Grieken? (*waar gaat gij heen?)

Sinardet : “Ik schat Vlaams Belang vandaag iets hoger in. Corona is niet het ding van die partij, maar zij wordt daar niet op afgerekend. De partij heeft een stabiel electoraat dat stemt voor haar migratiestandpunt. Bovendien profiteert zij van het ongenoegen. Álle partijen staan er slecht voor, omdat veel mensen hun buik vol hebben van de partijpolitiek. Vlaams Belang en PVDA kapitaliseren daarop en doen zich voor als ‘anders’. Vanuit zijn perspectief pakt Tom Van Grieken het goed aan. Je kan je wel vragen stellen over zijn personeelsbeleid. Wil hij écht het cordon breken en aan de macht komen? Waarom kiest hij dan mensen zoals Dries Van Langenhove? Dat is niet consequent. Hij moet weten wat hij wil.”

Beeckman : “Vlaams Belang is, naast de kleinere PVDA, de enige echte oppositiepartij: dat is een groot voordeel. Alle andere partijen worden gelinkt aan het beleid. Onderschat de onvrede niet. Toen Jürgen Conings een aanslag wou plegen op Marc Van Ranst, was er in een mum van tijd een Facebookpagina met 40.000 leden. Dat zegt iets over het ongenoegen onder de burgers. Ook over het covid-beleid is het ongenoegen groot. Bovendien heeft de partij enkele sterke politici. Een Barbara Pas bijvoorbeeld kent de regels van de oppositiekunst. Anderzijds voel je ook verdeeldheid: over corona, maar ook over beleidsdeelname. Van Grieken wil besturen, maar dat zal niet lukken met Dries Van Langenhove en Sam van Rooy.”

CD&V ( 15,4 procent ): Te veel schaap, te veel wol?

Sinardet : “De toekomst van CD&V oogt niet rooskleurig. De partij worstelt al jaren met een diepe identiteitscrisis, meer dan andere traditionele partijen. Het fundament van CD&V is een historische breuklijn die maatschappelijk onbelangrijk is geworden, namelijk katholieken versus vrijzinnigen. Bovendien heeft ze geen spraakmakende regeringsleiders meer. Voorzitter Joachim Coens? De casting van de ministers in de federale regering was zijn beste zet. Zelf komt hij minder goed uit de verf. Hij lijkt een kruising tussen Wouter Beke en Kris Peeters. Ik voel vooral veel wolligheid, opnieuw. Hij lijkt ook niet altijd goed aan te voelen wat er leeft. Ik heb nooit begrepen waarom hij bij de formatie vooral inzette op het ethische en het communautaire.”

Beeckman : “Laat me eerst het positieve zeggen: CD&V heeft waardige ministers die niet meegaan in de polarisering op sociale media. Ik vind dat knap. De partij heeft het echter moeilijk om zich te profileren. Er zijn wel mensen zoals Wouter Beke en Sammy Mahdi die vanuit een ideologisch kader spreken en handelen, maar de partij kan dat niet goed vertalen naar het brede publiek. Een probleem is ook dat de Vlaamse regering moeilijk uit de verf komt in de coronacrisis. Wouter Beke wordt voortdurend overruled door Frank Vandenbroucke. Bovendien doen schandalen zoals PFOS en Arco haar imago van verantwoordelijke beleidspartij geen goed. We gaan wellicht naar een hertekening van het partijlandschap en CD&V zal daar zeker deel van uitmaken.”

Open VLD ( 13,1 procent ): Waar is de vrijheid?

Sinardet : “Open VLD heeft één grote troef: Alexander De Croo. De premier is overduidelijk de populairste politicus van het land, ondanks de vele aanvallen. Ze slaagt er echter niet in om die populariteit over te zetten naar de partij. Het merk De Croo is populair, het merk Open VLD helemaal niet. Voorzitter Egbert Lachaert heeft echter beperkte speelruimte, net omdat hij de premier levert. Dat is een verschil met MR-collega Bouchez die voortdurend communiceert. Het zal erop aankomen de premier en zijn beleid zo sterk mogelijk in de verf te zetten en te hopen dat dat overal in Vlaanderen aanslaat.”

Beeckman : “Open VLD ondervindt het meeste last van de covid-crisis. Het liberalisme wil maximale vrijheid voor het individu en minimale macht voor de staat. Covid dwingt de regering om het omgekeerde te doen. Maar het probleem zit dieper. De partij kijkt vooral naar de cijfers. Men wil de cijfers naar beneden en weer leven zoals voordien. Men vergeet echter het fundamentele debat te voeren. Zou het niet kunnen dat vrijheid een nieuwe invulling moet krijgen? Dat is waar Open VLD mee bezig moet zijn. Ik mis een diepgaande reflectie over de crisis. Dat is trouwens een probleem van de meeste partijen en komt ook in het klimaatdebat naar voren.”

Vooruit ( 10,4 procent, toen SP.A ): Waar zijn de boegbeelden?

Sinardet : “Er zit een positieve dynamiek in Vooruit, vooral dankzij voorzitter Conner Rousseau. Hij heeft komaf gemaakt met interne conflicten en de macht van lokale baronieën. De electorale sprong lijkt echter uit te blijven, volgens de peilingen. Dat wordt de uitdaging. Rousseau is populair, maar kan hij dat overzetten op Vooruit? Voorlopig te weinig. De omvorming van partij naar beweging, wat is dat eigenlijk? En dan die online peiling, de big shift , die ziet er vooral knullig uit met weinig geloofwaardige vragen. Het is te veel marketing, vind ik. Het is ook dramatisch dat zo’n partij moet teruggrijpen naar Vandenbroucke, hoe sterk die man ook is, om vicepremier te worden. Dat zegt iets over het aantal sterke figuren.”

Beeckman : “Vooruit is erg afhankelijk van het succes van Conner Rousseau en Frank Vandenbroucke. Er moeten meer mensen opstaan. De voorzitter doet het niet slecht, vind ik. Het is een dynamisch iemand, sterk aanwezig op sociale media. Hij heeft ideologisch weinig fond , maar pretendeert ook niets anders. In het begin van de crisis was het sterk hoe de partij opkwam voor de gewone mensen die de maatschappij doen draaien, maar te weinig betaald worden. Dat was consistent met haar ideologie. Ze kan de woorden echter niet omzetten in daden. Of toch onvoldoende. Vooruit moet nu hopen dat de crisis niet blijft aanslepen. Als de regering het virus niet onder controle krijgt, zal dat afstralen op Vandenbroucke.”

Groen ( 10,1 procent ): Een groen leven, een duur leven?

Sinardet : “Groen zou vandaag wellicht een gelijkaardig resultaat behalen. Dat is niet goed, want het klimaat staat hoger dan ooit op de agenda. De partij is echt aan zelfreflectie toe. Ze is na de verkiezingen gewoon verder gegaan, met dezelfde voorzitter. Intussen zijn ook interne conflicten naar buiten gekomen. Petra De Sutter is dan wel een sterke vicepremier, ze doet eerder denken aan iemand van CD&V. Zij mag af en toe wat kleurrijker zijn. Ze hoeft daarom geen Bouchez te worden, maar het andere uiterste is ook niet goed. Al heeft ze wel pech met haar bevoegdheden. Wat kan zij doen met ambtenarenzaken en overheidsbedrijven? Dat is niet goed gespeeld door voorzitter Meyrem Almaci. En dan is er nog het energiedebat, waar Groen haar boodschap moeilijk verkocht krijgt.”

Beeckman : “Groen is wel een partij die op lange termijn durft denken. Als het over de klimaatverandering gaat, wil zij meer dan enkele cijfers doen dalen. Zij wil een andere manier van leven. Ook positief is dat Petra De Sutter en Tinne Van der Straeten wegen op de regering. Ook Wouter De Vriendt komt sterk uit de verf. De voorzitter is dan weer afwezig in het debat, maar dat blijkt niet problematisch. De kernuitstap is echter een moeilijk dossier. Veel zaken komen samen: energie, stikstof, facturen, zelfs de gastoevoer vanuit Wit-Rusland en migratie. Dit is echt een pechdossier voor Groen. Bovendien versterkt de hoge energiefactuur het beeld dat groene oplossingen dure oplossingen zijn. De partij kan dat maar moeilijk weerleggen.”

Sinardet : “De PVDA capteert net zoals Vlaams Belang vooral onvrede over de politiek. Er is niet toevallig overlap tussen de kiezers. De stap van Vlaams Belang naar PVDA is voor sommigen niet zo groot. De partij is ook zichtbaarder geworden, nu ze in het parlement zit. Dat biedt perspectief. Een Jos D’Haese bijvoorbeeld is een nieuw boegbeeld. De PVDA is een blijver, in tegenstelling tot ROSSEM en Lijst Dedecker. Of de partij nog kan groeien, zal grotendeels afhangen van de opvolger van Peter Mertens. Wordt dat Raoul Hedebouw, dan zie ik nog vooruitgang mogelijk. Hij is een goede debater en communicator.”

Beeckman : “De PVDA is een kleine partij, maar weegt wel op het debat. Zie PFOS, zie de pensioenen, zie de lonen van politici. Ze doet dat beter dan Vlaams Belang, zeker in het Vlaams parlement. Dat maakt dat andere linkse partijen bang worden. De PVDA heeft ook de tijdsgeest mee. Het communisme is een collectief verhaal. In tijden van crisis scoort zoiets beter dan een individualistisch verhaal. Natuurlijk moeten de cijfers gerelativeerd worden. Vlaams Belang kan veel meer kiezers overtuigen dan PVDA. Dat heeft met migratie te maken, maar ook met de pro-Belgische opstelling van PVDA. Dat speelt niet in haar voordeel, denk ik.”

“Politici, verklein het speelveld niet”, column DS, 1 okt. 2020

De Vivaldi-regering begint aan haar opdracht. Na bijna 500 dagen komt een coalitie tot stand van verliezende partijen (alleen Groen en Ecolo gingen erop vooruit). De drie traditionele Vlaamse partijen – CD&V, Open VLD en de SP.A – treden toe, mét Groen. Toch vormt deze bonte groep aan Vlaamse kant geen meerderheid. Het centrum verkleint.

Het Belgische politieke systeem is aan hervorming toe, maar lijkt er niet meer toe in staat. Bart De Wever (N-VA) pleit voor een ander kiessysteem: een meerderheidsstelsel. Dat partijen proberen het stelsel naar hun hand te zetten, gebeurt wel vaker­, gaf Marc Reynebeau al aan (DS 30 september). Deze omkering van een proportioneel naar een meerderheidssysteem is grondwettelijk niet haalbaar en politiek niet wenselijk, schreef politicoloog Bart Maddens in De Tijd

Een verandering is ook een slecht idee om een andere reden: het meerderheidssysteem lijkt het centrum stabiel te verenigen, maar die stabiliteit is bedrieglijk. In werkelijkheid blijven vooral mensen uit een kleine, geprivilegieerde groep aan de macht. Zij hebben weinig voeling met wat er bij de bevolking leeft. Dat gebrek aan pluraliteit bij de top wreekt zich uiteindelijk.Een democratie moet de zorgen van mensen die extreem stemmen, beantwoorden op een niet-extreme manier

Bij een meerderheidssysteem zijn er twee dominante partijen, omdat de grootste partij in een kiesdistrict alle zetels voor dat district in het parlement krijgt. De kleinere partijen worden heel klein (ze kunnen wel lokaal de grootste zijn, en hier en daar een zetel halen) of ze verdwijnen. Daardoor kan de winnende centrumpartij het beleid uittekenen, zonder coalitiepartners. Dat lijkt stabiliteit te brengen, en de pluraliteit zou niet verdwijnen, doordat kleinere bewegingen correcties doorvoeren. Maar de politieke evoluties in het Verenigd Koninkrijk tonen de valkuilen.

In een meerderheidssysteem regeert dezelfde kleine groep het land. De politieke winnaars delen grosso modo dezelfde ideologie. De conservatief David Cameron zag zichzelf als de opvolger van Labour-leider Tony Blair. Dat zegt voldoende over de ideologische eensgezindheid bij de politieke klasse. Die kleine kring politici komt uit veelal dezelfde welstellende laag, ze frequenteerde dezelfde scholen (private scholen zoals Eton, universiteiten zoals Oxford en Cambridge). De veranderingen en omwentelingen in de samenleving worden niet echt politiek vertaald, maar ingezet als munitie in een interne partijpolitieke machtsstrijd.

Neem de saga rond de Brexit. Nigel Farage (Ukip) had premier Cameron aangespoord om een referendum over de Britse deelname aan de EU te organiseren. Cameron was zelf voorstander van Brits lidmaatschap, maar beloofde een referendum te houden. Hij was ervan overtuigd dat hij niet kon verliezen. Maar hij verloor, want in zijn zogezegd stabiele midden had Cameron geen voeling met wat er leefde bij de bevolking: een diep ressentiment tegen ‘de elite’ na de financiële crisis in 2008.

De brexiteers wendden dat ressentiment aan in hun strijd tegen de EU, de globalisering en een open migratiebeleid. De brexiteers wakkerden een aloude trots aan: dat het Verenigd Koninkrijk een grootmacht is die niemand nodig heeft, en al zeker geen Europeanen. Integendeel, het Verenigd Koninkrijk heeft onbreekbare vriendschapsbanden met de Verenigde Staten, en dat is voldoende. In zijn recente The Churchill complex doorprikt Ian Buruma de Britse illusie van de Brits-Amerikaanse alliantie, die Churchill tijdens de Tweede Wereldoorlog in het leven riep. De waarheid is dat de Britten er binnenkort helemaal alleen voorstaan, zonder betrouwbare bondgenoten.

In het referendum werden plots nieuwe breuklijnen duidelijk: platteland tegen stad, lageropgeleid tegen hogeropgeleid, oud tegen jong, ontmoedigde verliezer van de globalisering tegenover hoopvolle winnaar. De uitkomst van het referendum diende vooral als strijdmiddel tussen rivalen van die grootste partij. Camerons partij­genoot en concurrent Boris Johnson was ook tegenstander van de Brexit. Tot hij het verschil wilde maken met Cameron, en zijn kar keerde. Daarop werd Theresa May even premier – zij probeerde een Brexit-deal te sluiten met de EU. Om zich van haar te kunnen onderscheiden, pookte Johnson het anti-EU-sentiment hoog op; May haalde bakzeil. Zo lag de weg open voor Johnsons premierschap.

In de Vlaamse rangen zitten valsspelers, aldus De Wever in De zevende dag: bij de kleinere partijen vind je altijd politici die federale akkoorden willen sluiten tegen het verlangen van de meerderheid van Vlaamse kiezers in. Maar welke grondstroom bedient Boris Johnson met zijn beleid op langere termijn? Heeft de krimpende middenklasse betere vooruitzichten na de Brexit? Staat Groot-Brittannië sterker dan tevoren? Of heeft Johnson alles roekeloos ingezet om zelf premier te kunnen worden?

Een democratie moet de bekommernissen van de mensen die extreem stemmen, beantwoorden op een niet-extreme manier. Daartoe is een open contact nodig met de diversiteit en de pluraliteit aan visies. En daartoe moeten nieuwe generaties politici, met andere ideeën en voorkeuren uit meerdere lagen van de bevolking een kans krijgen om deel te nemen aan de macht. Wat een democratie niet nodig heeft, is dat dit speelveld wordt verengd tot een machtsstrijd binnen een kleine, geprivilegieerde groep, in welk kies­systeem dan ook.”

Deze column verscheen in De Standaard op 1 oktober 2020.

“België, het belovende land”, DS, column 27 feb. 2020

“De federale regeringsvorming zit muurvast. Ondertussen lijken verkiezingen over de toekomst van het land vroeg of laat onafwendbaar. Alleen vragen verkiezingen inhoudelijke debatten en keuzes.

De N-VA lijkt federaal helemaal ‘out’. CD&V en Open VLD moeten dus een bocht maken naar de Vivaldi-coalitie (paars-groen plus CD&V), een regering met Vlaamse minderheid. De linkse grondtoon van die coalitie impliceert dat beide partijen hun eigen sociaal-economische visies grotendeels mogen opbergen. Dus profileren Open VLD en CD&V zich op ethische dossiers: euthanasie en abortus. Alleen staan ze wat die onderwerpen betreft diametraal tegenover elkaar. Dat wordt lastig.

Nieuwe verkiezingen dan maar? Ook lastig, zeker als de volgende verkiezingen zoals de vorige verlopen: zonder diepgravend debat, met magere programma’s en politici die de dag nadien vooral aan het eigenbelang denken. België is helaas al lang eerder een particratie dan een democratie. Partijen functioneren als bedrijven: ze willen vooral hun marktaandeel vergroten. Daarom hanteren de voorzitters veelal een campagneretoriek. Ze hebben sterke communicatiediensten uitgebouwd en invloedrijke studiediensten afgebouwd (of nooit opgericht). En waar bedrijven hun producten niet mogen aanprijzen door de concurrent openlijk de grond in te boren, mag dat in de politiek wel. Op zich maakt dat natuurlijk deel uit van het politieke debat, maar als de communicatie vrijwel uitsluitend op profilering is gericht, wordt de toon makkelijk negatief en inhoudsloos. Steeds meer burgers haken af. Desondanks verandert er niets, en dat belooft weinig goeds voor de toekomst.

Frisse of kritische ideeën komen ook amper van het parlement, dat grondwettelijk nochtans veel macht heeft. ­Leden kunnen wetsvoorstellen indienen en ze kunnen de regering controleren. Maar in België verhindert de particratie dat het parlement zijn macht ten volle gebruikt. Partijvoorzitters en enkele bestuurders zetten de lijnen uit, de rest volgt. Parlementsleden zijn partijsoldaten, schrijven Hendrik Vuye en Veerle Wouters in hun boek Schone schijn. Het duo wijst erop dat de Tweede Kamer in Nederland bijvoorbeeld wel een rol speelt tijdens de regeringsonderhandelingen, die transparanter verlopen. In België begint meteen na de verkiezingsdag de volgende campagne, met politici die af en toe voor de camera’s verschijnen, terwijl niemand anders informatie krijgt. Zelfs regeerakkoorden worden zonder grondige inzage goedgekeurd.

Daarbij speelt nog een factor: de federale structuur beloont politici die zich roekeloos gedragen. Ze schept een moral hazard. Dit is eigenlijk een economische term: hij betekent dat je meer risico durft te nemen omdat je de negatieve gevolgen van dat risico naar anderen kan doorschuiven. Dat fenomeen zien we voortdurend in België tussen de regio’s, omdat er geen unitaire partijen zijn. Vlaamse en Franstalige partijen bestaan naast elkaar, en politici kunnen alleen in één bepaalde regio worden verkozen (behalve in Brussel). Partijen maken dus gewaagde beloftes aan hun kiezers, terwijl ze hen tegelijk kunnen vrijwaren voor de nadelen van die keuzes. Die spelen ze door aan de burgers van de andere regio. Zo kunnen politici ook de volledige verantwoordelijkheid voor hun keuzes ontlopen, terwijl ze hun positie wel kunnen versterken. Maar op termijn ondervinden burgers wel degelijk de nadelen: politici worden niet genoeg aangespoord om een verantwoord beleid te voeren.

Daarom is een verregaande federalisering nodig. De Nederlandse intendant Ed Nijpels heeft gelijk (DS 24 februari): je krijgt Vlamingen en Walen niet meer dichter bij elkaar. Hervorm het land, zodat het functioneert zonder dat zo’n eensgezindheid nodig is. Neem beslissingen op het echelon dat er verantwoordelijkheid voor opneemt. Zo verhoog je de betrokkenheid. Dan worden politici niet meer beloond voor onhaalbare of onbetaalbare voorstellen.

Vroeg of laat komen er verkiezingen die over de toekomst van het land gaan. Maar die verkiezingen moeten wel inhoudelijk zijn, zodat burgers duidelijke en goed geïnformeerde keuzes kunnen maken. Zoals Luc Huyse terecht opmerkt: een Brexitscenario, waarbij burgers zonder kennis en inzicht beslissingen maken waarvan ze pas later de gevolgen ontdekken, is onwenselijk
(DS 11 februari)”

Deze column verscheen in De Standaard op 27 februari 2020.

Boekvoorstellingen van politici… (2), 23 april 2019

Assita Kanko, kandidaat europarlementslid voor N-VA, nodigde me uit om met haar in gesprek te gaan over haar nieuwe boek: ‘Omdat je een meisje bent. Verhaal van een besneden leven‘.

“Omdat je een meisje bent is Assita Kanko’s getuigenis. In een directe, ontroerende en inspirerende stijl vertelt ze het drama dat miljoenen vrouwen ondergingen; een lot dat nog steeds miljoenen kleine meisjes over de héle wereld ondergaan. Omdat de stilte doorbreken de eerste stap is naar het uitbannen van vrouwelijke genitale verminking en het realiseren van zelfbeschikkingsrecht.”

Die boekvoorstelling vond plaats op dinsdag 23 april 2019 in Sint-Pieters-Leeuw voor een bomvolle zaal.

Foto: Mathias Vanden Borre.

Burgemeester van Sint-Pieters-Leeuw Luc Deconinck leidde in.

Daarna sprak ik met een ontroerende en strijdvaardige Assita; over haar ervaringen, haar engagement, haar liefde voor het leven en de strijd voor vrijheid.

Uitgever Karl Drabbe (Doorbraak Boeken) sloot af.

Bij “De Afspraak” over verkiezingen van 14 oktober 2018

Op maandag 15 oktober zat ik in ‘De Afspraak‘ met Bart Schols op Canvas om over de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 te praten.

Andere gasten waren Jean-Marie De Decker, Mohamed Ridouani en Stijn Meuris.

Thema’s waren de verkiezing van Jean-Marie De Decker tot burgemeester van Middelkerke; en het succes van Mohamed Ridouani (sp-a) in Leuven.

Dan mochten Stijn Meuris en ik fragmenten uit de verkiezingsavond kiezen. Stijn wilde de ‘komische momenten’ met Bart De Wever op de verkiezingsdag, en Forza Ninove. Ik verkoos twee fragmenten met vrouwen: Nahima Lanjri op het podium naast Kris Peeters, en een emotionele Jinnih Beels in het Zuiderpershuis.

Ik geef een analyse van Kris Peeters’ zet. Een eerste keer sprak ik over deze zaak bijna twee jaar geleden, op 18 november 2016. Toen zat ik bij ‘De Afspraak op vrijdag’ met Ivan De Vadder. Die dag kondigde Kris Peeters, federaal minister van economie, aan dat hij naar Antwerpen trok om burgemeester te worden.

“De scheidslijn tussen privé en publiek in de politiek”, DM, kernkabinet, 8 paril 2018

Knack onthulde dat Liesbeth Homans (N-VA) en Tom Meeuws (sp-a) tussen 2013 en 2015 een affaire hadden. Gewoonlijk zijn journalisten nochtans discreet over het privéleven van politici. Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck verdedigt de publicatie: de kiezer moet dit weten om de bitse strijd tussen N-Va en Sp-a in Antwerpen te begrijpen.

De Morgen-journalist Maarten Rabaey interviewde me voor de reeks ‘het Kernkabinet‘ over deze kwestie. Mijn stelling is duidelijk: de scheidslijn tussen privé en publiek in de politiek is van levensbelang. Het is ontzettend belangrijk dat de media zich niet toespitsen op het intieme leven van politici in de berichtgeving. De Antwerpse zaak is hierop geen uitzondering.

Deden media er goed of slecht aan om de vroegere privérelatie tussen de Antwerpse politici Tom Meeuws (SP.A) en Liesbeth Homans (N-VA) te duiden?

Beeckman: “Ik denk dat het niet verstandig is om het privéleven van politici bij het politieke debat te betrekken, omdat je dan sneller verglijdt naar een opvatting van politiek die nefast is voor de democratie. Heel snel krijg je dan een selectie van politici op basis van foute criteria. Dat zie je al in het buitenland, waar dit al veel meer gebeurt. Er ontstaat dan verwarring tussen de private en politieke sfeer, of het ene wordt zelfs door het andere vervangen. Politici worden dan afgerekend op hun intieme leven, of omdat je ze sympathiek of antipathiek vindt. In de filosofie is dat een heel oud debat: moet je als politiek persoon privé en publiek dezelfde kwaliteiten én deugden hebben? Velen vinden van niet. Denk aan zachtheid. Dat kan in je privéleven een enorme deugd zijn maar in je politieke leven nefast. Wijlen Frans president François Mitterrand noemde ooit ‘onverschilligheid’ het belangrijkste attribuut in de politiek maar in een privérelatie is deze houding dan weer onaangenaam. Het is een vergissing dat het private en politieke individu dezelfde moeten zijn.”

Een privétwist wordt voor media toch relevant wanneer blijkt dat de rationele invalshoeken van ons politieke debat door emotie uit het priveleven worden gestuurd?

“Dat is natuurlijk onvermijdelijk het geval. De onderlinge privérelaties tussen politici – of ze elkaar sympathiek vinden of niet – spelen een enorme rol. Kijk maar naar wijlen Duits bondskanselier Helmut Kohl en Mitterrand. Ze konden het als mensen uitstekend met elkaar vinden, en dat versnelde de Duitse eenmaking. Recent boterde het dan weer totaal niet tussen bondskanselier Angela Merkel en de Franse ex-president François Hollande, met verlammende gevolgen voor de EU. Helaas kunnen weinig politici zich boven de private relaties stellen. Een historisch voorbeeld van een VS-president die dat wel kon was Abraham Lincoln. Hij kon zich boven de slechte persoonlijke relatie stellen die hij met sommige van zijn ministers had. Het contrast met Trump kon niet groter zijn.

“Overigens geldt hetzelfde toch ook voor de journalistiek? Sommige journalisten kunnen gedreven worden door persoonlijke, of zelfs irrationele, drijfveren. Dat hoeft toch niet te betekenen dat je de kwaliteit van hun werk daarop moet afwegen? Ook politici zijn niet altijd rationeel maar toch vind ik het geen voldoende reden om de persoonlijke sfeer bloot te leggen.”

Ook niet als dat essentieel is om de Antwerpse kiesstrijd te begrijpen?

“Er zijn voldoende andere motieven om de bitsheid achter de burgemeesterstrijd in Antwerpen te verklaren. Zo is het door de evolutie van onze staatshervorming en de Brusselse politieke schandalen voor Vlaamse politici niet meer interessant om zich in de hoofdstad te profileren. Daarom wordt ook de federale strijd op het scherpst van de snee gevoerd in Antwerpen, waar de voorzitter van de grootste partij (Bart De Wever, N-VA) burgemeester is. Het gaat er niet alleen bits aan toe tussen N-VA en SP.A, maar ook tussen CD&V en N-VA sinds Kris Peeters de Antwerpse politiek instapte. Liesbeth Homans is daartegenover in Antwerpen politiek niet relevant genoeg om haar liefdesleven erbij te betrekken.”

Hadden Homans en Meeuws zelf niet sneller ‘Et alors?’ moeten zeggen, zoals ook Mitterrand het nieuws over zijn buitenechtelijke dochter meteen afblokte?

“Behalve het feit dat hij ook journalisten liet schaduwen om zeker te zijn dat ze er niet over zijn dochter zouden publiceren, had dit nieuws voor de pers geen relevantie mogen hebben. Zijn dochter had niets te maken met zijn presidentiële kwaliteiten. Trouwens, later kwam ook aan het licht dat zijn vrouw een minnaar had die bij hen inwoonde, haar persoonlijke trainer. Je kan intieme relaties dus nooit juist inschatten, want je weet nooit voldoende om iemand echt te begrijpen. Gelukkig maar hoeven we ook niet te oordelen.” Continue Reading ›

“Revolutie of rustige vastheid?” in De Mining, DS 14 maart 2018

Deze tekst verscheen in de digitale Avondeditie van De Standaard op woensdag 14 maart 2018.

“CD&V worstelt met rechtse stemmen in eigen geledingen, klinkt het. De uitspraken van Kamerlid Hendrik Bogaert en staatssecretaris Pieter De Crem bevestigen een interne kritiek dat CD&V een te links imago zou hebben (DS 14 maart). Volgens enkele politici mag de partij best wat strenger zijn over veiligheid en migratie. Daarmee komt de partij in het vaarwater van de N-VA. Beide partijen willen de grootste volkspartij van Vlaanderen zijn. De N-VA doet het goed in de peilingen, terwijl CD&V de vroegere glorie niet meer kan benaderen.

De strijd tussen CD&V en de N-VA kan je ook anders zien. Eigenlijk doen ze het tegenovergestelde. De N-VA presenteert zich als de partij van de verandering, als ‘anderspartij’, zoals Carl Devos het noemt. Maar tegelijkertijd verdedigt ze conservatieve standpunten. Het veiligheids- en integratiebeleid bevat maatregelen om de snel veranderende samenleving te vertragen. De partij staat voor minder globalisering en diversiteit, en voor behoud van de oude, gezegende levensstijl.

Het beleid van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken en minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) draagt momenteel de goedkeuring van heel wat Vlamingen weg, zoals een recente peiling aantoonde. Kortom, de partij mag zich dan als de grote verandering voorstellen, in wezen is ze allesbehalve revolutionair. Zeker nu ze haar communautaire agenda heeft opgeborgen.

De christendemocraten doen veelal het omgekeerde: ze beweren de rustige vastheid te incarneren, maar onder hun leiderschap zijn revolutionaire veranderingen tot stand gekomen. Revolutionair betekent hier fundamenteel, onomkeerbaar en op langere termijn onvoorspelbaar.

Neem het Europese beleid. Onder leiding van Herman Van Rompuy, jarenlang voorzitter van de Europese Raad en president van Europa, heeft de Europese Unie de nationale politiek diepgaand veranderd. Natiestaten hebben heel wat soevereiniteit afgestaan. Europa controleert de begrotingen, bepaalt indirect de migratiepolitiek en intervenieert radicaal in tijden van crisis (denk maar aan Griekenland).

Toegegeven, die beslissingen werden niet uitsluitend door christendemocraten genomen. Maar de grote tenoren speelden in die periode wel een hoofdrol in de Europese politiek. Denk maar aan Merkels ‘Wir schaffen das’, als (tijdelijk) antwoord op een ongeziene toestroom van vluchtelingen. Ook die crisis werd als een ingrijpende omwenteling van de samenleving ervaren.

De kritiek van De Crem en Bogaert kan je in dit licht zien. De CD&V-leiding lijkt moslims als kandidaat-kiezers te beschouwen. Dat is niet onlogisch: de kloof tussen katholieken en vrijzinnigen is die tussen gelovigen en ongelovigen (soms ook wel verlichtingsfundamentalisten genoemd, een onzinnige term) geworden. Deze keuze lijkt de continuïteit van de rustige vastheid te bevestigen. Maar ze is revolutionairder dan ze lijkt. Zeker, er zullen tussen beide geloofsgroepen heel wat raakpunten zijn. Maar de ene religieuze inspiratie valt niet zomaar met de andere te vergelijken. Wat voor de ene christendemocraat dus een bezadigde aansluiting bij de werkelijkheid is, klinkt voor de andere wellicht als de zoveelste aanwijzing van een onbestendige wereld.

“Een kwestie van consistentie”, column DS 25 jan. 2018

” Hoe verklaar je dat rechtse politici mediaschandalen makkelijker overleven dan linkse politici, vroeg een journalist me onlangs. Hij verwees naar burgemeester Bart De Wevers positie in Antwerpen, die amper verzwakt lijkt na de Fornuis-saga. Het oppositiekartel ‘Samen’ werd daarentegen wel uit elkaar gepeeld na gelekte informatie over het ontslag van Sp-a-boegbeeld Tom Meeuws als directeur van De Lijn in 2015.

Het antwoord op zo’n vraag hangt deels van eigen vooroordelen af: wie linkse ideeën heeft, meent dat rechtse politici zich wel heel veel kunnen veroorloven. Bij aanhangers van rechtse partijen leeft de omgekeerde idee.

Belangrijker is het inzicht dat er niet één universele morele code is waarmee burgers het gedrag van hun politici beoordelen. Dit is specifiek aan het politieke spel: met de politieke pluraliteit gaat ook een morele pluraliteit gepaard. De vraag is niet hoe eerlijk of genereus een politicus is, dan wel of zijn gedrag rechtlijnig genoeg lijkt voor zijn politieke overtuiging. Kortom, burgers verlangen eerder consistentie dan morele zuiverheid.

Een buitenlands voorbeeld. François Fillon was presidentskandidaat in 2017 voor ‘Les Républicains’. In januari 2017 leek hij de verkiezingen te zullen winnen, eind april sneuvelde hij al in de eerste ronde. Een schandaal deed hem de das om: hij zou zijn vrouw Penelope en kinderen aangeworven hebben als parlementair medewerker, maar die hadden geen klap uitgevoerd. Fillon had dus zijn familiale belangen op het algemeen belang laten primeren. Dat werd gezien als een gebrek aan rechtlijnigheid; Fillon had beweerd minder geldbelust te zijn dan zijn partijgenoot Sarkozy. En hij had zich gepresenteerd als een opvolger van Charles De Gaulle, die een onbetwiste reputatie had. Diens enige maîtresse was – naar eigen zeggen – Frankrijk zelf. Fillon had zich dus als zuivere kandidaat voorgesteld, maar viel in de kuil die hij voor anderen had gegraven.

Marine Le Pen lag ook onder vuur omdat ze fondsen van het Europees Parlement had aangewend voor partijmedewerkers die eigenlijk in Frankrijk werkten. Strikt gezien is dit verboden, en dus berichtten pers en oppositie over een misbruik van middelen. Maar het stoorde haar kiezers geheel niet. Dat Le Pen de Europese Unie geld afhandig had maakt, niet voor persoonlijk gewin, maar voor de partijwerking in Frankrijk strookte perfect met de nationalistische ideologie van haar partij.

In Antwerpen geeft Bart De Wever grif toe dat hij op economisch vlak een liberale koers vaart. Bedrijfsleiders ontmoeten lijkt dan consistent. Ook De Wevers loyaliteit aan de eigen groep wordt als ideologisch rechtlijnig gezien: de N-VA-voorzitter steunt partijgenoten die in opspraak komen, zoals gemeenteraadslid Koen Kennis met zijn talrijke mandaten, of staatssecretaris Theo Francken na het Soedan-incident. Wat de N-VA wel schaadt – want inconsistent – is de aanwezigheid van PS-er Alain Mathot op dezelfde verjaardagsreceptie van projectontwikkelaar. Maar harde bewijzen voor belangenvermenging zijn er niet.

Een links politiek project is gebaseerd op waarden zoals universele gelijkheid en rechtvaardige herverdeling door overheidsinterventies. Politieke rechtlijnigheid krijgt dan een heel andere invulling. Na de negatieve berichtgeving over LandInvest en Eric Van Der Paal, stuurde Sp-a boegbeeld Tom Meeuws vriendschappelijke berichtjes naar een bouwpromotor.

Continue Reading ›

“UNIA is een overheidsinstelling, geen NGO”, column DS 2 maart 2017

images“De zaak rond UNIA toont alvast één positief effect van Trumps presidentschap: politici doen er goed aan om zo waarachtig en correct mogelijk te spreken. Dat was altijd al de beste houding, maar nu riskeren politici een nefaste vergelijking met de luide bullebak aan de andere kant van de Oceaan. Dit is een goede zaak: het debat moet nauwkeuriger, juister, diepgaander.

De kern van de UNIA-kwestie draait dan niet zozeer rond politieke uitspraken, maar rond botsende ideeën over macht en gelijkheid. De bevolking is hierover ook verdeeld. Die kloof bepaalt tegenwoordig de uitkomst van de verkiezingen, zowel in ons land als elders.

Achter veel kritiek op UNIA gaat eigenlijk een ongenoegen schuil over de discriminatiewetgeving op zich. Die wetgeving – samen met de arresten van het grondwettelijk hof – bevatten een specifieke visie op machtsrelaties: wie macht heeft, wordt beschouwd als een mogelijke discriminator, terwijl wie macht ontbeert, wordt beschermd. Concreet: wie de middelen heeft om een huis te verhuren staat dan als machtige tegenover de minder bemiddelde persoon die een huis moet vinden op de huurmarkt. Deze laatste wordt dus beschermd: bij vermoeden van discriminatie moet de verhuurder aantonen dat hij neutraal handelt (verschuiving van de bewijslast). In Duitsland geldt een andere opvatting over discriminatie, die particulieren meer vrijheid geeft. Strafbare discriminatie geldt slechts in gevallen van bijzondere machtsposities, zoals monopolies. Kortom, ook in Europa bestaan er uiteenlopende interpretaties.

Europa verplicht België wel om zo’n instelling te hebben. Maar over de werking bestaat ook wat discussie: UNIA onderzoekt, bemiddelt én kan strafrechterlijk optreden als burgerlijke partij (niet als Openbaar Ministerie). Het centrum reageert niet alleen tegen reële discriminatie, maar ook tegen ‘hatespeech’, en mengt zich dus in de discussie over de vrijheid van meningsuiting. Dat is altijd een delicate kwestie. Wat het nog complexer maakt, is dat iemand in het ene geval een slachtoffer kan zijn van ‘hatespeech’, maar op een ander moment zelf racistisch uit de hoek kan komen. Indien iedereen gelijk is voor de wet, dan moet elk geval gelijk worden behandeld.

Dit raakt aan het belangrijkste punt: niets verzwakt de geloofwaardigheid van een centrum meer dan een schijn van partijdigheid. Els Keytsman is nu directeur van een overheidsinstelling (samen met Patrick Charlier), niet van een NGO. Sommige van haar uitspraken tasten het vertrouwen van de burger aan. Wanneer ze de houding van een stadsambtenaar ‘etnocentrisch’ noemt, bijvoorbeeld. Keytsman deed dat toen de ambtenaar een koppel niet wilde huwen omdat de vrouw weigerde zijn te schudden. Natuurlijk had die ambtenaar geen wettelijke basis om een huwelijk op die grond af te wijzen. Maar de term ‘etnocentrisch’ is geladen: critici van de liberale democratie zouden de Belgische grondwet met wat slechte wil ook een etnocentrisch product kunnen noemen: die grondwet is binnen een bepaalde cultuur (de westerse, met blanke mannen!), op een bepaald ogenblik in een bepaald land tot stand gekomen. In andere culturen bestaan andere, vaak antiliberale denkkaders. Filosofisch leidt dat tot interessante denkoefeningen. Maar voor de directeur van zo’n centrum is dergelijke uitspraak opmerkelijk, omdat het legalistische argument volstond. Het culturele argument getuigt dan weer van politiek activisme. Daarbij suggereert het dat de godsdienstvrijheid altijd kan worden ingeroepen om de regels van deze samenleving te ontwijken. De vrijheid van godsdienst, ook die van minderheden, moet echter tegenover andere grondwettelijke rechten en vrijheden worden afgewogen; ze is niet absoluut.

De strijd tegen discriminatie is te belangrijk om door vooringenomenheid te worden belemmerd. Politici moeten een neutrale bescherming van de grondwettelijke rechten en vrijheden voor iedereen garanderen. En als ze willen voorkomen dat de volgende verkiezingen rond hopeloze polarisaties draaien, dan moeten ze het politieke debat correct en ten gronde voeren.”

Deze column verscheen in De Standaard op 2 maart 2017.

Het thema van waarheid en waarachtigheid komt uitgebreid in mijn boek ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’ aan bod.

Over de noodzaak van emancipatie, en de misverstanden over de aanklacht van ‘discriminatie en racisme’, schreef ik de column ‘Geen toekomst zonder emancipatie‘.

Interview in ‘De Tijd’, met Etienne Vermeersch – 28 dec.

BckTIcYCAAAy69G“Onze economie is een piramidespel”

We schrijven elke dag kranten vol met nieuws, maar stellen we wel de juiste vragen? We vroegen het aan twee filosofen: éminence grise Etienne Vermeersch en aanstormend talent Tinneke Beeckman. ‘We gaan van de ene hype naar de andere. Er is geen intellectueel debat meer.’

door Gwen Declerck

Etienne Vermeersch (79) zal in 2014 sterven. Ten minste, dat voorspelde een internetwaarzegger  drie jaar geleden op basis van zijn medische parameters en cardiologische voorgeschiedenis. Maar als je ziet met welke passie hij spreekt, is het haast ondenkbaar dat die voorspelling zal uitkomen. Hij voelt zich fit, heeft nog plannen voor minstens twee boeken. ‘Dankzij die nieuwe stent kan ik nog een aantal jaar mee.’

In een filosofisch gesprek over de Grote Vragen heeft hij altijd zin. Zeker als het gesprek bij een houtvuur plaatsvindt, dat hij – zoals het een echte vent betaamt – meteen begint op te poken. En zeker als zijn sparring partner een jonge filosofe is, waarvoor hij bewondering koestert. Tinneke Beeckman (37) is vorig jaar doorgebroken dankzij een boek over de verlichtingsdenker Spinoza en tal van puntige krantencolumns. Continue Reading ›