‘Machiavelli’s Lef’ in DS-top 5 non-fictie voor 2020!

Op 2 januari 2020 verscheen de selectie van de beste 5 non-fictie boeken voor 2020 in dit artikel in De Standaard:  

“DSL top 5 non-fictie

1

HARALD JÄHNER
Wolfstijd
Vertaald door Anne Folkertsma en Jantsje Post, De Arbeiderspers, 504 blz., 34,99 €

Jähner zoomt in op de Duitsers die op de puinhopen van het nazisme een nieuw leven begonnen. Wolfstijd  is een schitterend boek dat alle kanten van de medaille wil tonen. 

2

DAVID VAN REYBROUCK
Revolusi
De Bezige Bij, 638 blz., 39,99 €

Jaren na Congo publiceert David Van Reybrouck een gelijkaardig boek over Indonesië. Revolusi is een voltreffer, ook bij de Nederlanders, voor wie de schrijver niet mals is.

3

DIRK VAN DUPPEN
Zo verliep de tijd die me toegemeten was
Epo, 120 blz., 15 €

Thomas Blommaert tekende het laatste boek van dokter Dirk Van Duppen op. De strijdvaardige en geëngageerde PVDA’er (63) overleed op 30 maart aan pancreaskanker.

4

TINNEKE BEECKMAN
Machiavelli’s lef
Boom, 284 blz., 14,90 €

Machiavelli, dat is toch die machtswellusteling? Dat dacht Tinneke Beeckman ook, tot ze in hem een geniale politieke denker met een grote liefde voor vrijheid ontdekte. 

5

JOAN DIDION
De verhalen die we onszelf vertellen
Samengesteld door Joost de Vries, De Arbeiderspers, 360 blz., 23,50 €

Joan Didion deconstrueert de grote politieke en culturele verhalen en de verhalen die we rond ons eigen leven spinnen. Geen spaander laat ze heel van zelfbegoocheling.  

Deze selectie uit alle boeken van 2020 werd gemaakt in samenwerking met de onafhankelijke boekhandels Boekarest, Corman, Cronopio, De Groene Waterman, De Reyghere, De Zondvloed, Grim, Limerick, Passa Porta en Walry.”

“Op zoek naar een goed verhaal”, DS 15 dec. 2017

“Kan je als auteur nog verborgen leven? Of hoort het bij de marketing van een boek dat je je ‘verhaal’ doet, en uitleg geeft over je relaties, je familie, je jeugd? Een succesvolle schrijfster vertelde me dat ze bewust haar privéleven volledig uit de (sociale) media houdt.

Nu krijgt ze steeds meer mails van lezers die vrijpostig naar dat privéleven vragen. Alsof een boek lezen je recht geeft op inzage in iemands private, intieme bestaan. Alsof het persoonlijke verhaal achter de schrijver noodzakelijk is om een werk te begrijpen. In de media komt literatuur daarbij vaak pas aan bod na erg persoonlijke ontboezemingen van auteurs. En er zijn nog deze aandachtstrekkers: het verslag de strijdende banneling, de overlever van ziekte, verslaving, of een traumatiserende jeugd.

Virginia Woolf – zelf slachtoffer van incest – benadrukte dat dergelijk verhaal niets met de kwaliteit van een werk te maken heeft: ‘Books should stand on their own feet’. Een boek moet zichzelf verdedigen, helemaal alleen, tussen de andere boeken.

De Napolitaanse romans van de anonieme auteur Elena Ferrante blijven overeind zonder interviews met de ware schrijver of schrijfster. Zelfs toen die nog niet gekend was, werd de cyclus opgepikt door critici en lezers. Voor heel wat critici en recensenten was die anonimiteit echter wel problematisch: alle middelen werden ingezet om de echte auteur te onthullen.

Wie zou zo’n meeslepende, accurate beschrijving van een meisjesjeugd in Napels kunnen geven? En stel je voor dat de schrijver een man was! Achter zo’n felle zoektocht schuilt een verkeerd begrepen authenticiteitsideaal, alsof je moet weten wie spreekt, om te kunnen oordelen over het gezegde.

 

Marcel Proust schreef het al over Sainte-Beuve: de sleutel van een werk vindt de lezer niet in het leven van de schrijver. Dat was volgens Sainte-Beuve wel het geval. Proust was het grondig oneens met die eenzijdig biografische insteek. Hij maakt een onderscheid tussen de ‘moi social’ en de ‘moi profond’. Het ‘sociale ik’ is de auteur die met vrienden in salons converseert, ’s avonds in bed wordt gestopt door zijn moeder, lijdt aan een ongeneeslijke longziekte. Maar met deze beschrijving kan je ‘A la recherche du temps perdu’ niet vatten, want het sociale masker valt niet samen met het creatieve innerlijk van een auteur. Dat innerlijk noemt Proust de ‘moi profond’, het artistieke centrum van de schrijver, waaruit de metaforen, beelden, woordkeuze voortkomen. Hier ontstaat de echte roman, die voorbij het eigen sociale ik gaat, maar waarin elkeen en het geheel zich laat denken. De sleutel van ‘A la recherche du temps perdu’ ligt dus niet in de persoonlijke of maatschappelijke context, maar in de uitnodiging aan de lezer om een zelfde zoektocht te ondernemen.

Een boek dat niet veel meer is dan de neerslag van iemands sociale ik, en dat geschreven is op een banale manier, blijft onvermijdelijk onbeduidend: dan onthult de auteur, ongeacht wat hij of zij ook heeft meegemaakt in zijn persoonlijke verhaal, hoe banaal zijn innerlijk eigenlijk is. Continue Reading ›