“Zemmour en de trukendoos van Cicero”, DS, 4 nov 2021

Éric Zemmour is mogelijk een Franse presidentskandidaat volgend jaar. De man is al jaren een veelbesproken en gelezen journalist, auteur en polemist. Hij heeft ­extreemrechtse ideeën neergepend in bestsellers, zoals zijn laatste, La France n’a pas dit son dernier mot. Verder heeft Zemmour nog nooit deel uitgemaakt van een politieke partij en heeft hij geen ­enkele bestuurservaring. Hij lanceerde geen concrete, constructieve beleidsvoorstellen. Elke politieke vraag – over ecologie, koopkracht, onderwijs, buitenlands beleid … – probeert hij terug te brengen tot zijn thema’s: migratie, islam of nationale soevereiniteit. Toch staat hij al enkele weken buitengewoon hoog in de peilingen. Misschien haalt hij zelfs de tweede ronde. Zijn succes heeft met veel factoren te maken, die in deze krant al bij Ruud Goossens aan bod kwamen (DS 2 oktober).

Maar ook Zemmours buitengewone retorische vaardigheden spelen een rol. De retorica was al belangrijk in het Athene van Aristoteles en in de Romeinse ­republiek van Cicero. Quintilianus schreef zijn basiswerk De opleiding tot ­redenaar tweeduizend jaar geleden. De kerkvader Augustinus wordt door kenners als het retorische genie van het christendom omschreven – bijvoorbeeld Wilfried Stroh in Die Macht der Rede

Socratische redenering

Retoriek is des te belangrijker, omdat ­mediaoptredens doorslaggevender worden om politiek carrière te maken. ­Emmanuel Macron was voor zijn presidentschap nooit verkozen; hij werkte eerst als raadgever, dan als minister van Economie en Financiën onder zijn socialistische voorganger, François Hollande. Blijkbaar keren burgers vandaag de dag zich zo tegen de politiek dat wie zich als buitenstaander, zelfs als einzelgänger ­opstelt, harten en geesten kan veroveren. Dit zijn dus de ideale omstandigheden voor iemand die retorische kneepjes goed beheerst. Ik geef enkele voorbeelden.

Het doel van de argumentatie is de toehoorder te overtuigen. Volgens Aristoteles heeft de spreker daartoe drie middelen: zijn ethos (reputatie), de ­logos (argumenten) en de pathos (emoties die het betoog oproepen). Van die drie is ethos waarschijnlijk het belangrijkst: het imago van de spreker is cruciaal. Op dat vlak benadrukt Zemmour zijn bescheiden achtergrond: ‘Ik behoor niet tot de rijke, Parijse elites, ben opgegroeid in de banlieues, mijn Joodse ­familie kwam uit Algerije, ze heeft de waarden van de republiek Frankrijk omarmd.’ Zemmour schrijft bewonderend over de grote helden van de geschiedenis, zoals Napoleon of Charles de Gaulle. Daarmee sluit hij aan bij het Franse verlangen naar grootsheid. Tegelijk wijst hij er telkens op dat hij slechts een dwerg is naast die reuzen. Hij appelleert dus aan de herkenning van een groot deel van de bevolking: ‘Ik ben zoals jullie.’ 

Onder ‘logos’ vallen de redelijke argumenten die stellingen onderbouwen. Zemmour gebruikt regelmatig een ­socratische redenering: hij herdefinieert een begrip en rekent daarbij op de instemming van de tegenstander. Zodra zijn gesprekspartner die geeft, zet die zichzelf echter klem. Want Zemmour bouwt meteen voort op die nieuwe definitie om het ongelijk van de ander te ­bewijzen. Hij gebruikt dit middel ook opvallend vaak om de beschuldigingen aan zijn adres tegen de ander te keren. Wordt hij beschuldigd van racisme, dan herdefinieert hij dat begrip zodat het perfect past om op de ander van toepassing te zijn: ‘Maar u bent hier de racist!’

Het tijdperk van clashes

Om helder te argumenteren, moet de ­debatteerder kalm blijven. Dat lukt Zemmour meestal behoorlijk goed, terwijl zijn tegenstanders de indruk geven zich op te winden, verward te klinken of boos te worden. Zemmour dwingt zijn tegenstander makkelijk in die nadelige positie door zich formeel beleefd, maar eigenlijk laatdunkend over de ander uit te ­laten. Op sociale media circuleren tientallen filmpjes van dergelijke ‘clashes’. in L’Ére du clash analyseert Christian Salmon hoe provocatie en transgressie ­bepalend zijn geworden voor het politieke gesprek dat in de media wordt gevoerd. 

Zemmour haalt soms de bovenhand, omdat hij met gemak denkers en schrijvers kan citeren. De klassieke retorische opleiding besteedde veel aandacht aan het geheugen. Critici merken wel op dat zijn historische referenties soms onvolledig, onnauwkeurig of ronduit fout zijn. Maar weinig respondenten hebben de bagage om Zemmour terstond van antwoord te dienen. 

Pathos is ten slotte het derde element van de retoriek: een succesvol spreker kan het oordeel van het publiek beïnvloeden door de juiste emoties op te wekken. Aristoteles meent dat een verhouding tussen pijnlijke en plezierige ervaringen belangrijk is. Zemmours ­repertoire is hier eenzijdig zwartgallig. Hij beroert zijn toehoorders door in te spelen op angst over dierbare waarden – Frankrijk verkeert in een burgeroorlog! Ook doorspekt hij zijn betoog met concrete voorbeelden over wantoestanden (oude mensen die lastiggevallen worden door crackhandelaars). Die trucjes kunnen doorzichtig lijken, maar ze werken wel. Als verkiezingen dus een mediaspektakel zijn, heeft Zemmour meerdere troeven.”

Deze column verscheen in De Standaard op donderdag 4 november 2021.

“Kroniek van een aangekondigde tweestrijd”, DS, 24 april 2017

“Macron versus Le Pen, het rondt een evolutie af die zich vijftien jaar geleden heeft ingezet, die van een groeiende kloof tussen burger en traditionele politiek.
De twee traditionele partijen van de vijfde republiek – de socialisten en de republikeinen – zijn dus afwezig in de tweede ronde. Toch staan, met Emmanuel Macron en Marine Le Pen, over twee weken twee ideologieën lijnrecht tegenover elkaar: economisch liberalisme tegenover economisch protectionisme, multiculturalisme tegenover nationalisme, globalisering tegenover soevereinisme, Frankrijk binnen of buiten de Europese Unie.
Frankrijk lijkt dus hopeloos verdeeld, maar om deze uitslag te begrijpen, is een korte terugblik nodig. De eerste barsten werden vijftien jaar geleden al zichtbaar. In april 2002 verscheen, tegen alle peilingen in, op TF1 de foto van Jean-Marie Le Pen naast die van Jacques Chirac tijdens het journaal van acht uur. Beklijvend televisiemoment. Lionel Jospin, de socialistische kandidaat en voormalig eerste minister onder Chirac, viel net uit de boot. De Fransen hadden de keuze tussen rechts en rechtser. Jospin hield de eer aan zichzelf: hij voelde zich verantwoordelijk voor de nederlaag van zijn partij, voor de doorbraak van het Front National. Twee weken later werd Chirac met ruime meerderheid verkozen. De orde leek hersteld, de republiek was gered.
Wie nu terugkijkt op die gebeurtenissen ziet dat Chiracs klinkende zege een pyrrusoverwinning was. In 2005 kwam er nieuwe opschudding: een meerderheid van de Fransen stemde tegen de Europese grondwet. De belangrijkste politici, de media, allen waren ze voorstanders geweest. Geen enkele traditionele politicus nam die afwijzing van de Europese Unie ernstig. Het ‘neen’ werd weggezet als een proteststem, als het resultaat van gebrekkige kennis, als een afwijzing van Chiracs beleid. Bij de volgende verkiezingen, in 2007 versloeg Sarkozy Ségolène Royal. Hoewel Sarkozy jarenlang minister van Chirac was geweest, boetseerde hij het imago van de baanbrekende buitenstaander, de tegenpool van Chirac. Sarkozy zwoer dure eden over grote, noodzakelijke hervormingen. Maar er gebeurde niet veel. In 2012 waren de Fransen ook Sarkozy hartgrondig beu, en verkozen ze François Hollande. Toen al leek de afkeer een sterkere motivatie voor kiezers dan een positieve voorkeur. Hollande won door Sarkozy neer te zetten als het schoothondje van de Duitse bondskanselier Merkel en het financieel kapitalisme. Hollande beloofde dat hij een vuist zou maken tegen de Duitse besparingspolitiek die de Europese Commissie oplegde na de crisis in 2008. Het Duitse beleid werd de Europese norm. Continue Reading ›

‘Het grote gelijk van Hillary’, Column DS, 22 feb. 2016

Unknown 08.33.05“Moeten vrouwen een vrouwelijke kandidaat verkiezen? In Amerika woedt het debat sinds jonge, progressieve vrouwelijke kiezers massaal voor Bernie Sanders gaan, en Hillary Clinton niet steunen. Heel wat oudere feministes zijn woedend over dit zogezegde verraad, en ze hebben drie sterke argumenten. Ze klagen dat die jonge vrouwen vergeten hoe moeilijk de vorige generaties het hadden. Jonge vrouwen onderschatten de huidige ongelijkheid ook, omdat ze nog studeren. Ze voelen het glazen plafond nog niet, waar ze straks in hun professionele loopbaan wellicht zullen opbotsen.

Unknown

Hillary Clinton

Daarbij denken zelfs vrouwen vaak seksistisch. Niet alleen veel mannen vinden dat vrouwen te zacht zijn voor de harde politieke realiteit. Kwaliteiten worden anders ingeschat: wie ‘ambitieus’ gecombineerd met ‘Sanders’ of ‘Trump’ googlet, krijgt wat te lezen over ambitieuze plannen of succesvolle carrières. Maar internet staat bol met websites die Clinton verwijten ‘te ambitieus’ te zijn. Een vrouw kan dus moeilijk het goede doen, zelfs voor vrouwelijke kiezers.

Bernie Sanders

Bernie Sanders

Toch valt het gebrek aan vrouwelijke steun voor Clinton te verklaren. Kiezers stemmen nooit uit dankbaarheid voor het verleden, maar uit hoop voor de toekomst. Clinton mag dan vanaf de jaren ‘70 een feministisch boegbeeld zijn, de vraag is wat ze nu voor vrouwen kan doen. Dan belooft tegenkandidaat Bernie Sanders onmiskenbaar meer, zeker voor de jongere generatie: het einde van de torenhoge studentenleningen, hogere minimumlonen, betere sociale zekerheid. Sanders wil diepgaande politieke veranderingen. Zijn verhaal gaat niet over hemzelf, maar over een echt democratische manier om aan politiek te doen, met meer inspraak voor gewone burgers. Voor de jeugd klinkt dit als muziek in de oren. Sanders komt ook nog authentieker over, minder gekneed door spindoctors, mediaspecialisten en modestylisten. Hij verdedigt al jaren passioneel dezelfde ideeën.

Daarbij is Clinton behoorlijk rechts wat veiligheid en internationale politiek betreft. Ze stemde voor de inval in Irak, ze wil klokkenluider Snowden voor de rechter zien verschijnen, en vindt dat Amerika politieagent moet blijven spelen in het Midden-Oosten. Na al die jaren toppolitiek lijkt ze eerder op een havik, dan op een vredesduif of een wijze uil. Die havik-logica bevalt de jeugd niet. Clinton maakt nog eens fouten waardoor ze weinig betrouwbaar lijkt: een privéserver gebruiken als minister van Buitenlandse Zaken was geen goed idee. Carl Bernstein wees op het onbegrip van de Obama-administratie – die Clintons kandidatuur steunt – voor zoveel beoordelingsfouten. Ze maakt het zichzelf dus moeilijk. Continue Reading ›

Lezing ‘Macht en onmacht’, Genk op 20 maart 2015

DSC_1329

foto: Emilio Stefani

Donderdagavond sprak ik voor een bomvol ‘Huis van de Mens’ in Genk over ‘Macht en Onmacht’, voor een gezellige avond met muziek, hapjes, en wat filosofie.

De organisatoren hadden me gevraagd of ik vanuit twee specifieke columns een verhaal kon brengen over politiek vandaag. De ene column ging over “De zaak DSK – aanzet tot corruptie“, de andere over ‘Radicale jongeren en seks, de Syriëstrijders’.

De vraag is welke politieke omslag we de laatste jaren beleven. Ik denk dat Europa wel degelijk een nieuw tijdperk binnengetreden is. Hoe sterk het seksschandaal rond DSK ook verschilt van de vele ‘Syriëstrijders’, de aanslag op Charlie Hebdo, en het laatste boek van Houellebecq: er zit wel degelijk een lijn tussen de gebeurtenissen. Die lijn is dat de republikeinse moraal  is ontspoord, dat mei ’68 enorm ingrijpend was, maar ook dat er twee totaal tegengestelde houdingen zijn tegenover de seksuele vrijheid: voor een bepaalde groep is die onbeperkt (voor DSK, voor wie aanwezig is bij debatten in de media, en anderen). Voor een andere groep moet die periode van (seksuele) vrijheid eindelijk eens gedaan zijn: een nieuw conservatisme verschijnt.

DSK lijkt een uitzonderlijk geval, maar zijn lotgevallen maken veel duidelijk over politiek in Frankrijk. Tot mei 2011 was hij de gedoodverfde presidentskandidaat voor de PS. De Fransen waren Nicolas Sarkozy zo beu, dat zijn tegenstander veel kans had om te winnen. Dat zou in mei 2012 dan François Hollande worden.

De ‘libertijnse’ levensstijl van DSK was in Parijse kringen al jaren bekend. En zelfs dat zijn gedrag ernstige problemen stelde voor vrouwelijke medewerkers – DSK viel vrouwen compulsief lastig – was geen geheim voor politici en journalisten. Dat bleek trouwens na zijn arrestatie in New York, in mei 2011 op verdenking van de verkrachting van een kamermeid. Zonder de arrestatie in New York was DSK nu president van Frankrijk.

Maar in februari 2015 verscheen DSK nog een (laatste?) maal in alle media, met een schandaal rond seksfeestjes met prostituees. Waarschijnlijk wordt hij vrijgesproken in die zaak van ‘proxénitisme’: aanzetten tot prostitutie.

Wat me opviel, was de blindheid voor de neiging tot corruptie die uit de zaak spreekt: DSK betaalde niet voor de prostituees, maar anderen deden dat wel. En zij hoopten op compensaties zodra DSK president zou worden. Dan zou DSK middelen die tot de republiek behoren inruilen voor privé doeleinden – dit is de definitie van corruptie. Maar die kwestie werd in de debatten niet besproken… Dat is opmerkelijk.

Of een politicus corrupt kan zijn of niet, hangt niet alleen van de morele kwaliteiten van dat ene individu af. Ook de zin voor het algemeen belang bij de bevolking is doorslaggevend voor de politieke cultuur. En op dit vlak lijkt Frankrijk een moeilijke periode door te maken.

Tegelijkertijd maakt het land een andere omwenteling mee: de ophef rond Houellebecqs boek ‘Soumission’ stelt de relatie tot de islam op scherp. Vlak na de publicatie was er de aanslag op de redactie van ‘Charlie Hebdo’. Houellebecq stond op de cover van dat nummer. Iconen van mei ’68, zoals  Wolinski, Cabu en Bernard Maris kwamen om het leven. Niet alleen de vrijheid van meningsuiting, ook de vrije beleving van seksualiteit werd aangevallen.

Terwijl machtige mensen vrij hun levensstijl kiezen, zoals DSK, groeit er een ressentiment tegen die vrijheid bij anderen die zich buiten de republiek plaatsen en op een fundamentalistische manier hun geloof beleven.

In mijn lezing besprak ik de noodzaak van een republikeinse moraal, met referenties aan Jean-Jacques Rousseau en Machiavelli. En ik hernam de aantrekkingskracht van de islam volgens Houllebecq in zijn nieuwe roman: de islam beantwoordt aan een gemis in de mate dat de republikeinse moraal dood is.

Na afloop was er veel discussie, heel wat boeiende suggesties en ideeën.

Presidentschap als lichtvoetige act

Neen, veel woorden wil ik aan de sappige Hollande-soap niet kwijt. Wat me wel interesseert, is de vraag of de lichtvoetigheid van de Franse president ook de neergang van de macht in Frankrijk weergeeft.  Aan Hollande lijkt alles ‘normaal’. Dat is wat hij wilde. En dat is het probleem. Verdraagt macht wel normaliteit? Continue Reading ›

Hollande president. ‘Et maintenant’ of ‘et alors’?


François Hollande zegeviert

François Hollande heeft gewonnen. Hoewel het einde spannend leek, was de kamp allang beslecht: peilingen voorspellen al een jaar een PS-overwinning tijdens de tweede ronde. Hollande trok de anti-sarko-kaart en verenigde linkse krachten. Hij kreeg zelfs steun van centrumkandidaat Bayrou. Een vereenzaamde Sarkozy verlaat het Elysée, niet zonder theater, met de woorden ‘je vous aime’.

Hollande belooft ‘changement’. Zoals Obama in 2008. Ingevuld als de belofte dat de vorige president van het toneel verdwijnt, wordt ze zeker ingelost. Verder overheerst vaagheid. Continue Reading ›