Interview over de stand van de regering, De Zondag, 21 nov 2021

Journalist Paul Cobbaert interviewde me – samen met politicoloog Dave Sinardet – over de stand van de regering. Dit interview verscheen in De Zondag op 21 november 2021.

Is Bart De Wever wereldvreemd geworden? Weet Tom Van Grieken wat hij écht wil? Was Petra De Sutter beter lid geworden van CD&V? Is Conner Rousseau te veel marketeer? Halfweg de legislatuur maken wij het rapport op van de partijen. We doen hiervoor beroep op twee kenners: Tinneke Beeckman, politiek filosofe, en Dave Sinardet, professor politicologie aan de VUB. Het oordeel is streng, maar rechtvaardig.

N-VA (24,8 procent voor het Vlaams parlement op 26 mei 2019): Een wereldvreemde voorzitter?

Sinardet : “N-VA zou vandaag wellicht iets minder goed scoren. Ze zit Vlaams in de meerderheid en federaal in de oppositie en vindt geen antwoord op die lastige spreidstand. Ook Vooruit en Groen zitten in die situatie, maar het is toch vooral N-VA die ermee worstelt. Ze slaagt er bovendien niet in om te bewijzen dat de Vlaamse regering beter werkt dan de federale. Dat is niet goed voor een Vlaamsgezinde partij. Uit onderzoek blijkt ook dat de bevolking in deze coronacrisis meer vertrouwen heeft in De Croo dan in Jambon. Je voelt dat binnen de partij een machtsverschuiving aan de gang is. De ster van Jan Jambon is tanende, Zuhal Demir wordt populairder. De partij staat voor nog een moeilijke uitdaging: vormt ze een coalitie met Vlaams Belang of niet? Dat kan in 2024 een verscheurende keuze worden.”

Beeckman : “N-VA valt inderdaad tussen twee regeringen. Ik heb het gevoel dat voorzitter Bart De Wever te veel bezig is met de vorige en de volgende verkiezing. Hij communiceert te veel over de mislukte regeringsvorming en zijn frustraties tegenover De Croo. Het is bijna wereldvreemd. De burger wil dat allemaal niet weten, de burger wil oplossingen voor de crisis waarin we nu zitten. Dat komt natuurlijk ook omdat hijzelf nog geen echte veranderingen heeft kunnen doorvoeren. Gelukkig voor de partij is er iemand zoals Zuhal Demir die zich wél profileert op actuele thema’s zoals vervuiling en energie. Zij toont lef, wat belangrijk is in de politiek.”

Vlaams Belang ( 18,5 procent ): Quo vadis*, Van Grieken? (*waar gaat gij heen?)

Sinardet : “Ik schat Vlaams Belang vandaag iets hoger in. Corona is niet het ding van die partij, maar zij wordt daar niet op afgerekend. De partij heeft een stabiel electoraat dat stemt voor haar migratiestandpunt. Bovendien profiteert zij van het ongenoegen. Álle partijen staan er slecht voor, omdat veel mensen hun buik vol hebben van de partijpolitiek. Vlaams Belang en PVDA kapitaliseren daarop en doen zich voor als ‘anders’. Vanuit zijn perspectief pakt Tom Van Grieken het goed aan. Je kan je wel vragen stellen over zijn personeelsbeleid. Wil hij écht het cordon breken en aan de macht komen? Waarom kiest hij dan mensen zoals Dries Van Langenhove? Dat is niet consequent. Hij moet weten wat hij wil.”

Beeckman : “Vlaams Belang is, naast de kleinere PVDA, de enige echte oppositiepartij: dat is een groot voordeel. Alle andere partijen worden gelinkt aan het beleid. Onderschat de onvrede niet. Toen Jürgen Conings een aanslag wou plegen op Marc Van Ranst, was er in een mum van tijd een Facebookpagina met 40.000 leden. Dat zegt iets over het ongenoegen onder de burgers. Ook over het covid-beleid is het ongenoegen groot. Bovendien heeft de partij enkele sterke politici. Een Barbara Pas bijvoorbeeld kent de regels van de oppositiekunst. Anderzijds voel je ook verdeeldheid: over corona, maar ook over beleidsdeelname. Van Grieken wil besturen, maar dat zal niet lukken met Dries Van Langenhove en Sam van Rooy.”

CD&V ( 15,4 procent ): Te veel schaap, te veel wol?

Sinardet : “De toekomst van CD&V oogt niet rooskleurig. De partij worstelt al jaren met een diepe identiteitscrisis, meer dan andere traditionele partijen. Het fundament van CD&V is een historische breuklijn die maatschappelijk onbelangrijk is geworden, namelijk katholieken versus vrijzinnigen. Bovendien heeft ze geen spraakmakende regeringsleiders meer. Voorzitter Joachim Coens? De casting van de ministers in de federale regering was zijn beste zet. Zelf komt hij minder goed uit de verf. Hij lijkt een kruising tussen Wouter Beke en Kris Peeters. Ik voel vooral veel wolligheid, opnieuw. Hij lijkt ook niet altijd goed aan te voelen wat er leeft. Ik heb nooit begrepen waarom hij bij de formatie vooral inzette op het ethische en het communautaire.”

Beeckman : “Laat me eerst het positieve zeggen: CD&V heeft waardige ministers die niet meegaan in de polarisering op sociale media. Ik vind dat knap. De partij heeft het echter moeilijk om zich te profileren. Er zijn wel mensen zoals Wouter Beke en Sammy Mahdi die vanuit een ideologisch kader spreken en handelen, maar de partij kan dat niet goed vertalen naar het brede publiek. Een probleem is ook dat de Vlaamse regering moeilijk uit de verf komt in de coronacrisis. Wouter Beke wordt voortdurend overruled door Frank Vandenbroucke. Bovendien doen schandalen zoals PFOS en Arco haar imago van verantwoordelijke beleidspartij geen goed. We gaan wellicht naar een hertekening van het partijlandschap en CD&V zal daar zeker deel van uitmaken.”

Open VLD ( 13,1 procent ): Waar is de vrijheid?

Sinardet : “Open VLD heeft één grote troef: Alexander De Croo. De premier is overduidelijk de populairste politicus van het land, ondanks de vele aanvallen. Ze slaagt er echter niet in om die populariteit over te zetten naar de partij. Het merk De Croo is populair, het merk Open VLD helemaal niet. Voorzitter Egbert Lachaert heeft echter beperkte speelruimte, net omdat hij de premier levert. Dat is een verschil met MR-collega Bouchez die voortdurend communiceert. Het zal erop aankomen de premier en zijn beleid zo sterk mogelijk in de verf te zetten en te hopen dat dat overal in Vlaanderen aanslaat.”

Beeckman : “Open VLD ondervindt het meeste last van de covid-crisis. Het liberalisme wil maximale vrijheid voor het individu en minimale macht voor de staat. Covid dwingt de regering om het omgekeerde te doen. Maar het probleem zit dieper. De partij kijkt vooral naar de cijfers. Men wil de cijfers naar beneden en weer leven zoals voordien. Men vergeet echter het fundamentele debat te voeren. Zou het niet kunnen dat vrijheid een nieuwe invulling moet krijgen? Dat is waar Open VLD mee bezig moet zijn. Ik mis een diepgaande reflectie over de crisis. Dat is trouwens een probleem van de meeste partijen en komt ook in het klimaatdebat naar voren.”

Vooruit ( 10,4 procent, toen SP.A ): Waar zijn de boegbeelden?

Sinardet : “Er zit een positieve dynamiek in Vooruit, vooral dankzij voorzitter Conner Rousseau. Hij heeft komaf gemaakt met interne conflicten en de macht van lokale baronieën. De electorale sprong lijkt echter uit te blijven, volgens de peilingen. Dat wordt de uitdaging. Rousseau is populair, maar kan hij dat overzetten op Vooruit? Voorlopig te weinig. De omvorming van partij naar beweging, wat is dat eigenlijk? En dan die online peiling, de big shift , die ziet er vooral knullig uit met weinig geloofwaardige vragen. Het is te veel marketing, vind ik. Het is ook dramatisch dat zo’n partij moet teruggrijpen naar Vandenbroucke, hoe sterk die man ook is, om vicepremier te worden. Dat zegt iets over het aantal sterke figuren.”

Beeckman : “Vooruit is erg afhankelijk van het succes van Conner Rousseau en Frank Vandenbroucke. Er moeten meer mensen opstaan. De voorzitter doet het niet slecht, vind ik. Het is een dynamisch iemand, sterk aanwezig op sociale media. Hij heeft ideologisch weinig fond , maar pretendeert ook niets anders. In het begin van de crisis was het sterk hoe de partij opkwam voor de gewone mensen die de maatschappij doen draaien, maar te weinig betaald worden. Dat was consistent met haar ideologie. Ze kan de woorden echter niet omzetten in daden. Of toch onvoldoende. Vooruit moet nu hopen dat de crisis niet blijft aanslepen. Als de regering het virus niet onder controle krijgt, zal dat afstralen op Vandenbroucke.”

Groen ( 10,1 procent ): Een groen leven, een duur leven?

Sinardet : “Groen zou vandaag wellicht een gelijkaardig resultaat behalen. Dat is niet goed, want het klimaat staat hoger dan ooit op de agenda. De partij is echt aan zelfreflectie toe. Ze is na de verkiezingen gewoon verder gegaan, met dezelfde voorzitter. Intussen zijn ook interne conflicten naar buiten gekomen. Petra De Sutter is dan wel een sterke vicepremier, ze doet eerder denken aan iemand van CD&V. Zij mag af en toe wat kleurrijker zijn. Ze hoeft daarom geen Bouchez te worden, maar het andere uiterste is ook niet goed. Al heeft ze wel pech met haar bevoegdheden. Wat kan zij doen met ambtenarenzaken en overheidsbedrijven? Dat is niet goed gespeeld door voorzitter Meyrem Almaci. En dan is er nog het energiedebat, waar Groen haar boodschap moeilijk verkocht krijgt.”

Beeckman : “Groen is wel een partij die op lange termijn durft denken. Als het over de klimaatverandering gaat, wil zij meer dan enkele cijfers doen dalen. Zij wil een andere manier van leven. Ook positief is dat Petra De Sutter en Tinne Van der Straeten wegen op de regering. Ook Wouter De Vriendt komt sterk uit de verf. De voorzitter is dan weer afwezig in het debat, maar dat blijkt niet problematisch. De kernuitstap is echter een moeilijk dossier. Veel zaken komen samen: energie, stikstof, facturen, zelfs de gastoevoer vanuit Wit-Rusland en migratie. Dit is echt een pechdossier voor Groen. Bovendien versterkt de hoge energiefactuur het beeld dat groene oplossingen dure oplossingen zijn. De partij kan dat maar moeilijk weerleggen.”

Sinardet : “De PVDA capteert net zoals Vlaams Belang vooral onvrede over de politiek. Er is niet toevallig overlap tussen de kiezers. De stap van Vlaams Belang naar PVDA is voor sommigen niet zo groot. De partij is ook zichtbaarder geworden, nu ze in het parlement zit. Dat biedt perspectief. Een Jos D’Haese bijvoorbeeld is een nieuw boegbeeld. De PVDA is een blijver, in tegenstelling tot ROSSEM en Lijst Dedecker. Of de partij nog kan groeien, zal grotendeels afhangen van de opvolger van Peter Mertens. Wordt dat Raoul Hedebouw, dan zie ik nog vooruitgang mogelijk. Hij is een goede debater en communicator.”

Beeckman : “De PVDA is een kleine partij, maar weegt wel op het debat. Zie PFOS, zie de pensioenen, zie de lonen van politici. Ze doet dat beter dan Vlaams Belang, zeker in het Vlaams parlement. Dat maakt dat andere linkse partijen bang worden. De PVDA heeft ook de tijdsgeest mee. Het communisme is een collectief verhaal. In tijden van crisis scoort zoiets beter dan een individualistisch verhaal. Natuurlijk moeten de cijfers gerelativeerd worden. Vlaams Belang kan veel meer kiezers overtuigen dan PVDA. Dat heeft met migratie te maken, maar ook met de pro-Belgische opstelling van PVDA. Dat speelt niet in haar voordeel, denk ik.”

“Hoe links verkiezingen kan winnen”, column DS, 13 juni 2019

“Wie naar de verkiezingsuitslag kijkt, moet besluiten dat linkse partijen een toekomst hebben: partijen die sociale zekerheid, zorg en welzijn voorop plaatsten, wonnen sterk (PVDA en Vlaams Belang). Toch hebben de socialistische partijen in Europa het, door de bank genomen, moeilijk. Hoe komt dat?

In het verleden zijn linkse partijen te veel meegegaan in het individualistische verhaal, terwijl ze de democratie, het soevereine volk, te veel hebben opgegeven. Opkomen voor ieders individuele rechten lijkt een getrouwe interpretatie van de mensenrechten, maar er moet een kanttekening bij. Dit is heel bondig de analyse die Marcel Gauchet ontwikkelt in zijn recent boek over Robespierre. Deze Franse revolutionair redde volgens sommigen de Revolutie na 1789, anderen beschouwen hem als het symbool voor een niemand ontziende Terreur.

Sinds de Franse Revolutie zijn mensenrechten niet meer weg te denken uit het politieke discours. De ‘Déclaration du droit de l’homme et du citoyen’, de ‘Verklaring voor de Rechten van de Mens en de Burger’, zijn het fundament om recht en politieke legitimiteit te begrijpen. De Verklaring onderscheidt de rechten van de mens, en die van de burger. Beide rechten moeten elkaar in evenwicht houden, en dat is een lastige oefening.

Wie alleen de rechten van individuen aanvaardt, ondermijnt de democratische werking; wie alleen de deugden van het burgerschap oplegt, geeft aan niemand individuele vrijheid. Robespierre verdedigde tijdens zijn leven eerst de rechten van het individu; de persvrijheid, de afschaffing van de doodstraf en van de slavernij. Toen streed hij tegen de despotische monarchie. Maar na 1791 verdedigde hij principieel de macht van het volk, de Revolutie, de Staat, tegen de individuele vrijheid. Dit eindigde in de Terreur, en werd zijn ondergang.

In haar terechte afkeer voor totalitarisme, heeft links er dan ook voor gekozen om individuele rechten te verdedigen, eerder dan de idealen van het burgerschap. Op economisch vlak betekende dit de omslag naar een neoliberaal model: individuele initiatieven hebben onbeperkte mogelijkheden in een vrije markt. Maar in zo’n model heerst al snel het recht van de sterkste, en is sociale rechtvaardigheid zoek. In naam van wie of wat kan je tenslotte nog beperkingen opleggen? Om grenzen te stellen heb je een politiek gemeenschapsverhaal nodig. Alleen hebben begrippen als natie, gemeenschap of volk geen politieke betekenis meer. ‘Volk’ slaat hoogstens op wie sociaal wordt benadeeld. En die benadeelden zijn slechts individuen, geen leden van éénzelfde politieke gemeenschap. Individuen willen hun verlangens realiseren, los van een gemeenschap, en eventueel ten koste van die gemeenschap.

Daarom vermeldt de Verklaring ook ‘de rechten van de burger’. Door burgerschap besef je dat je deel uitmaakt van een groep en verkrijg je politieke macht. Wat het politieke zo moeilijk maakt, is dat er altijd een spanning bestaat tussen de individuele rechten en de rol als burger. De politieke gemeenschap geeft democratische rechten, maar kan ook iets eisen: dat je als burger afwijst, wat je als individu verlangt. Dat is wat deugd, ‘vertu civique’, in de klassieke, republikeinse zin wil zeggen. Continue Reading ›

“Gekleurde verwachtingen”, column 18 okt. 2018

” Wie naar de recente verkiezingsuitslag kijkt, ziet twee fenomenen: Vlaanderen en Franstalig België zijn twee aparte landen en diversiteit speelt amper een rol. Dat blijkt uit de commentaren. Wat er in Brussel of Wallonië gebeurt, kwam vooral op televisie beperkt aan bod.

Het woord diversiteit valt ook nauwelijks. Er gebeurde wel iets belangrijk. In Leuven werd de eerste allochtone burgemeester van een centrumstad verkozen, Mohamed Ridouani (sp-a). Zijn verkiezing is het bewijs, zegt hij, dat je je dromen kan waarmaken, ongeacht je afkomst. Als zoon van arbeidsmigratie kreeg hij van oud-burgemeester Louis Tobback de kans om zijn politieke talenten te ontwikkelen. Nu zien kiezers in ‘Mo’ de jonge, geëngageerde socialist. Ridouani voerde nooit een identitaire campagne. Wel een intelligente, linkse. De allereerste burgemeester van allochtone origine, Nadia Sminate (N-VA), profileert zich evenmin als een lid van een minderheidsgroep, wel als Vlaamse. Ook zij boekte forse winst in Londerzeel.

Nochtans zou de veranderende demografie electorale effecten moeten hebben. De meest diverse en de grootste stad van Vlaanderen is Antwerpen: meer dan de helft van de inwoners heeft een migratieachtergrond. Toch behield de N-VA haar zetels, tegen de verwachting in. Groen slaagde er niet om de macht van Bart De Wever (N-VA) te breken. Ze behaalde de vooropgestelde 20% niet. Nochtans had die partij belangrijke troeven: de thema’s luchtkwaliteit en mobiliteit waren prominent aanwezig in de campagne. Groen zette daarbij erg in op het verhaal van de superdiversiteit, ook in haar lijstvorming. Maar die superdiversiteit leidt dus niet tot meer linkse stemmen: met haar succes kannibaliseert Groen een ontgoochelende sp-a, en de PVDA trappelt ter plekke. Vlaams Belang blijft even groot. Continue Reading ›

Lezing over Menno Ter Braak, Amsterdam 24 jan. 2018

“Ressentiment als motor van de democratie?”

Op woensdag 24 januari gaf ik een lezing over Menno Ter Braak, ressentiment en het nationaal-socialisme in De Balie, Amsterdam.

Krijn Ter Braak, neef van Menno, gaf ook een korte lezing. En er volgde een debat na mijn lezing, met Chris Rutenfrans (De Volkskrant). Moderator was Ianthe Mosselman.

Sinds de opkomst van politici zoals Pim Fortuyn, Geert Wilders en Donald Trump krijgt Menno Ter Braaks analyse van het ressentiment vernieuwde aandacht. De vraag is of de insteek van de populistische partijen overeenkomsten vertonen met het ‘pure ressentiment’ van het nationaal- socialisme dat Ter Braak in Het nationaal-socialisme als rancuneleer beschreef. En er zijn wel degelijke enkele boeiende raakvlakken. Maar een dieperliggend probleem is interessanter: het ressentiment is volgens Ter Braak juist niet op één politieke ideologie of partij toepasbaar; het maakt deel uit van een bredere culturele stroming, eigen aan de democratie. Meer nog, juist dat democratische gelijkheidsideaal zet aan tot ressentiment, omdat een werkelijke gelijkheid niet kan worden gerealiseerd; mensen zijn nu eenmaal ongelijk in hun talenten en vermogens. De kloof tussen ideaal en realiteit genereert een permanente bron van onmacht en rancune. Hierin heeft het christelijke gelijkheidsideaal een grote rol gespeeld, met de idee dat allen gelijk zijn voor God. Uit deze voorstelling zijn dan de democratische, liberale, christendemocratische en socialistische idealen voortgevloeid.”

De lezing kan je bekijken via ‘De Balie‘, of op vimeo.

Hier is de volledige tekst:

“Menno Ter Braak schreef zijn essay in 1937. Hij viseert Musserts NSB en Duitse nazisme. Toch is zijn essay meer dan een kritiek op deze politieke partijen. Hij zoekt naar een antwoord op een dieperliggende vraag: hoe valt het ressentiment – eigen aan de democratie – te bestrijden? Het is erg verleidelijk ressentiment aan een politieke tegenstander toe te schrijven, of die nu bij het linkse of het rechtse kamp hoort. Maar wie dat doet, geeft zelf blijk van onmacht tegenover de heersende politieke cultuur. En wie de tegenstander als moreel verwerpelijk neerzet, maakt juist geen doordachte politieke analyse. Zoals Frederik Jameson opmerkt, dient het begrip ressentiment dan zelf een politieke functie. Continue Reading ›

‘De politiek van de straffe uitspraken’, column DS 7 sept. 2017

“De verkiezingsstrijd voor 2018 is begonnen. In Antwerpen ligt burgemeester De Wever onder vuur; Nahima Lanjri schrijft een open brief aan Borgerhout; de PVDA lanceert digitale enquêtes.

Campagnes rond ‘straffe uitspraken’ ontbreken helaas niet. Helaas, omdat deze campagnes de onverschilligheid tegenover de politiek aanwakkeren.

Het meest recente voorbeeld is de heibel rond Bart De Wevers interview in de Gazet van Antwerpen, waarin hij zegt: ‘Kijk naar de foto’s van daders in Barcelona. Op de Turnhoutsebaan kom je makkelijk mannen van dat type tegen.’

Het stramien is bekend: het lijkt alsof zo’n spectaculaire kop in het interview op zichzelf staat. Daarover ontstaat dan een storm van verontwaardiging. Maar wie het hele stuk leest, ziet dat het interview anders luidt: ‘Die kleine kwalijke groep van vijfhonderd dossiers (van geradicaliseerden) is ook voor de moslims zelf kwalijk. Kijk naar de foto’s van de daders in Barcelona. Op de Turnhutsebaan in Borgerhout kom je makkelijk twintig mannen van dat type tegen. Zo ontstaat een spiraal van wantrouwen en afwijzing.’

Meteen verschijnen opiniërende artikels dat de ‘polarisering dringend moet eindigen’. Een polarisering die echter alleen voortvloeit uit een gebrekkige lectuur van het stuk. Op zaterdag verschenen berichten over fietsagenten die klappen kregen van omstaanders nadat ze een vrouw in Borgerhout wilden arresteren. Na dit gewelddadige incident verwachtte De Wever een signaal van de buurt. Op zondag kwam er een betoging, maar dan tegen De Wever, die volgens een facebookbericht ‘zijn eigen burgers met gorte uitspraken schoffeert en burgers stigmatiseert.’ Bij die betoging was voor ongeveer elke tien deelnemers één fotograaf aanwezig was. Het leverde opnieuw voer voor berichtgeving, interpretatie, commentaar.

In feite was de signaal-betoging in Borgerhout mager, zeker als racistische uitspraken van een burgemeester over een bevolkingsgroep inderdaad de inzet zou zijn. Blijkbaar kunnen nog heel wat mensen voorbij de kop lezen, en schatten ze de problemen anders in.

Deze episode raakt aan een breder punt: burgers reageren apathisch omdat ze zo’n nieuwscyclus als een soort spektakel beleven, niet als een politieke kwestie waar zij als burgers bij betrokken zijn. Je trekt toch ook de straat niet op over de uitslag van ‘Belgium’s Got Talent’, al betwist je het oordeel van de jury?

Sensationele mediastormen die onverschilligheid bevorderen, zijn geen Vlaams of Belgisch fenomeen. Ze zijn evenmin eigen aan linkse of rechtse geïnspireerde media, maar aan het gekonkel op sociale media en haast-journalistiek, met nefaste politieke effecten. Continue Reading ›