“De vrouw van mars”, DS, 15 januari 2022

Recent verschenen twee vertalingen van essays van Simone Weil. In ‘Letteren’ van De Standaard, schreef ik een filosofie-recensie: “Simone Weils visionaire werk wordt (opnieuw) ontdekt en bestudeerd. Volkomen terecht. Haar scherpe, tegendraadse observaties werpen een nieuw licht op actuele thema’s.”

“Albert Camus noemde haar de enige grote ‘esprit’ van zijn tijd. Simone de Beauvoir bewonderde haar grenzeloze empathie. Haar leermeester Alain noemde haar ‘la Martienne’, de vrouw van Mars. Ze schreef literaire en filosofische essays, politieke brieven, schotschriften en een korte spirituele autobiografie.

Recent verschenen twee bundels met de vertaalde, laatste essays van Simone Weil (1909-1943), één van Frankrijks beroemdste filosofen. Wat is heilig in de mens? De laatste essays (Filosofische bibliotheek Diotima, Letterwerk) bevat een omvangrijke reeks teksten. Waarvoor strijden wij? Over de noodzaak van anders denken (Uitgeverij IJzer) biedt een kortere selectie. Weils visionaire werk wordt (opnieuw) ontdekt en bestudeerd. Dat is volkomen terecht. Al hoort hier meteen een waarschuwing: eenvoudige lectuur is het niet.

Marxiste

Weil leefde zoals ze dacht; de idealen die ze nastreefde stemden overeen met de engagementen die ze opnam. Zonder haar levensloop zijn haar ideeën onbevattelijk. Na briljante studies weigert Weil een academische carrière: de jongste telg van een Joodse, Parijse chirurg wil zich maatschappelijk inzetten voor de armen en verworpenen. Ze wordt marxiste en wil het lot van fabrieksarbeiders delen. Die betrokkenheid moet ze na korte tijd opgeven; ze is uitgeput. Ze gaat weer les geven, maar staat grote delen van haar loon af. In 1936 trekt ze naar Spanje om tegen Franco te strijden. Ook dat engagement is een harde leerschool. Afgepeigerd en getormenteerd door de harde confrontatie met onrecht en met het kwade, belandt ze in een diepe crisis. In 1938 heeft ze bij een Paasviering een mystieke ervaring, ze meent dat Christus tot haar is gekomen. Het is een keerpunt. Vooral het beeld van de lijdende, gekruisigde Christus spreekt haar aan.

Weils beleving doet denken aan de religieuze ervaring van Blaise Pascal; een intense, mystieke ontmoeting met God, met Jezus Christus wijst de denker op de grenzen van wetenschap en filosofie. In de strijd tussen idee en wereld, moet voor Weil de wereld wijken. Dat verlangen naar zuiverheid, haar compromisloze beleving van het ideaal maakt Weil fascinerend, maar ook onnavolgbaar. Dat de kern van haar denken zo nauw verbonden is met haar ervaringen, hypothekeert ook de politieke haalbaarheid van haar originele standpunten. Maar haar utopisch denken nodigt wel uit tot nadenken.

Weils denken kan abstract lijken, maar haar handelen is concreet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoegt ze het Franse verzet in Londen, onder leiding van Generaal De Gaulle. De laatste essays schrijft ze in deze periode, wanneer Europa door nazi-Duitsland onder de voet is gelopen. In 1943 bezwijkt ze aan haar wankele gezondheid. Ze is dan 34 jaar.

In die laatste essays werkt Weils originele visie op de mens door, waarop haar politieke inzichten gebaseerd zijn. Om de mens te begrijpen herneemt Weil Pascals driedeling. De mens heeft een lichaam en geest; dit is zijn persoon. Elke mens beleeft zijn persoon vanuit zijn ‘ik’. De mens heeft ook een ziel. Bij elke mens dreigt echter een ergerlijk ‘ik’, een ‘moi haïssable’, op de voorgrond te treden: dat ego eist alle aandacht op. De moderne mens verdraagt geen stilte; hij vindt geen aansluiting bij een ervaring die hemzelf overstijgt. Voor Weil heeft de moderne mens dus de ziel uit het oog verloren. Iemand die zich bewust is van zijn ziel, beschouwt zijn eigen persoon (zijn geest en lichaam) niet als het heilige; Het heilige verschijnt maar in de mate dat men deelachtig wordt aan iets dat de persoon overstijgt. Weil bespeurde dan ook twee vergissingen in haar tijd. De Fransen beschouwen alleen de persoonlijke ontwikkeling als heilig; de Duitsers hebben het heilige tot de gemeenschap herleid. Een mens kan zichzelf maar ontstijgen in de mate dat hij geworteld is – Weil hechtte veel belang aan de worteling (‘enracinement’) – net zo goed is iedere persoon, en dus iedere ziel uniek.

Vanuit die visie op de hogere werkelijkheid, formuleert Weil haar kritiek op de mensenrechten. Dat doet ze in de ‘Studie voor de verklaring van de verplichtingen tegenover de mens’, een toekomstvisie voor een Europa dat het nazisme verslagen heeft. De logica van mensenrechten, hoeksteen van de moderniteit sinds ‘Verklaring van de Rechten van de Mens’ (uit 1789, vlak na de Franse Revolutie), schiet volgens Weil tekort. Plichten zijn fundamenteler dan rechten, meent ze. Rechten heeft iemand alleen als een ander die toekent. Een recht opeisen dat niemand wil toekennen, betekent niets. Rechten vereisen dus erkenning, plichten niet. Iemand die alleen op een eiland woont, heeft geen rechten, maar wel plichten; tegenover zichzelf, tegenover de natuur, tegenover wat bestaat. Elke mens heeft plichten tegenover de behoeften van de ziel; dus tegenover zijn eigen behoeften en die van andere mensen. Daarmee wijst Weil op een belangrijke hedendaagse verwarring: dat mensen rechten zonder plichten zouden hebben, en dat ze op die eisen een samenleving kunnen bouwen.

Spirituele dimensie

Weils kritische beschouwing bouwt verder op haar metafysische visie. Het is uit de ziel, uit het contact met een hogere werkelijkheid dat de plichten voortvloeien, die aan de rechten voorafgaan. De moderniteit miskent deze hele dimensie. Mensenrechten zijn een onderhandeling; ze bestaan als deel van een machtsverhouding, niet als exponent van liefde of rechtvaardigheid; ze houden geen verband met het heilige in de mens. ‘Als je bijna uitsluitend gebruikmaakt van het woord “recht”, is het nauwelijks mogelijk om de focus op het werkelijke probleem gericht te houden. Een boer bij wie een klant op de markt opdringerig een lagere prijs voor zijn eieren bedingt, kan heel goed reageren met: “Ik heb het recht om mijn eieren niet te verkopen als dat niet voor een goede prijs is.” Maar wanneer een meisje met geweld in een bordeel wordt gezet, zal zij het niet over haar rechten hebben. In zo’n situatie zou dat woord door zijn ontoereikendheid belachelijk lijken’, noteert Weil.

Weils kritiek op het marxisme ligt in dezelfde lijn. Fabriekswerk is geestdodend; het vervreemdt van zijn mens-zijn, het ontwortelt de arbeider. Voor Weil is het probleem van de uitgebuite arbeider echter niet alleen een materieel tekort. Zijn situatie maakt het hem onmogelijk om met zijn ziel in contact te komen. Arbeiders moeten hun ziel afgeven. De marxistische visie miskent, volgens haar, die spirituele dimensie. Arbeidersbewegingen zitten gevangen in een materialistische visie op de mens.

Dat neemt niet weg dat politieke hervormingen nodig zijn. Weil staat volmondig achter de republiek, het algemeen stemrecht, vakbonden. Maar de ziel heeft ook andere behoeften: ze wil hoger: naar het goede, het rechtvaardige, het schone, het ware. Weil maakt een heel eigen synthese van marxisme en platonisme. Er is een werkelijkheid buiten de wereld, en die is de bron van het verlangen naar het absoluut goede, dat in het diepst van elke mens leeft. Zonder referentie aan deze werkelijkheid, heeft de idee van een universeel respect voor mensen geen grond. Het goede kan niet door een strijd voor materiële condities gerealiseerd worden.

Weils essays vragen de volle aandacht van de lezer, ze eisen de aandacht die Weil zelf ontplooide voor de wereld. Haar scherpe, tegendraadse observaties werpen een fel en nieuw licht op actuele thema’s: het belang van aandacht en stilte; de relatie tussen rechten en plichten; het verband tussen denken en engagement; de plaats van het ‘ik’ in de wereld en de mogelijke bouwstenen voor een radicaal ander politiek model.”

SIMONE WEIL Wat is heilig in de mens? De laatste essays Filosofische bibliotheek Diotoma, Letterwerk, 248 blz., 22,99 €

SIMONE WEIL Waar strijden wij voor? Over de noodzaak van anders denken IJzer, 108 blz., 16,50€

Recensie “Machiavelli’s Lef. Levensfilosofie voor de vrije mens”

Op de literaire weblog van Tzum verscheen een recensie van Machiavelli’s Lef, door Hans van der Heijde. Die bespreking had ook al in twee Nederlandse kranten gestaan.

De lessen van Machiavelli

Zeg van een politicus dat zij een machiavellist is en het zal worden opgevat als een verwijt van liegen, bedriegen en manipuleren om macht te verwerven en te behouden. Maar lees Machiavelli’s Discorsi en De heerser en concludeer dat hijzelf bepaald geen machiavellist was, althans niet in die verwijtende betekenis van het woord.

De Florentijn Niccolò Machiavelli (1469-1527) was een hoogst origineel denker, die de politieke theorie van haar theologische keurslijf bevrijdde en vrijheid als doel van politiek handelen poneerde. In Machiavelli’s lefanalyseert de Belgische filosoof Tinneke Beeckman Machiavelli’s inzichten, haar betoog illustrerend met voorbeelden, ontleend aan de hedendaagse politiek-maatschappelijke realiteit, daarmee tegelijkertijd aantonend hoe belangrijk die inzichten nog steeds zijn.

Elke samenleving kent conflicterende ideeën en elke samenleving schept elites en dus belangenconflicten tussen heersende elite(s) en de massa, die tot politiek handelen nopen: conflict schept politiek handelen. De deugd – virtu, voortreffelijkheid – verschijnt daarbij als houding, met name die van de heersers, gericht op het in standhouden van de samenleving en de vrijheid. Dat doel mag dan soms de middelen heiligen van liegen en bedriegen, maar alleen onder de voorwaarde van noodzakelijkheid.
Bij vrijheid denken velen aan de vrijheid van het individu om te doen en laten wat hij wil, niet in de weg gezeten door de staat. Machiavelli sluit aan bij de klassieke opvatting van vrijheid: de mogelijkheid hebben om invloed uit te oefenen op de wijze waarop de gemeenschap wordt bestuurd. Oftewel, om politiek te handelen. Wat betekent dat de heerser(s) die ruimte moeten bieden en garanderen.

Is politiek ook een gevecht om privileges? Natuurlijk, maar trap niet in de val te denken dat je privileges zijn voortgevloeid uit je verdiensten, noch dat uit je verdiensten privileges voortvloeien. Zij die machtsposities hebben verworven, moeten de deugd dienen, deugd die de vrijheid als hoogste goed van de samenleving erkent, maar de ogen niet sluit voor wat noodzakelijk is en die beseft dat Fortuna, het lot, soms onaangename verrassingen bereidt.

Beeckman legt dat allemaal op toegankelijk wijze, goed geschreven en met veel actuele voorbeelden uit, verbindingen leggend met twintigste-eeuwse denkers als Hannah Arendt en Isaiah Berlin. Machiavelli’s De heerser is een vorstenspiegel, maar wel eentje die het genre op de kop zette. Anno nu lijken de spiegels van veel politieke leidersfiguren nog slechts hun narcisme te dienen. Afpakken en flink de Machiavellistische les lezen over deugd, noodzaak en vrijheid, is de boodschap.

Hans van der Heijde

Tinneke Beeckman – Machiavelli’s lef. Boom, Amsterdam. 286 blz. € 24,90.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 11 december 2020.”

Vijfde druk voor ‘Macht en Onmacht’…

image005

Fijn nieuws tijdens de boekenbeurs in Antwerpen – er komt een vijfde druk van ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’ (De Bezige Bij, Amsterdam, 2015).

Lezers hadden me geschreven dat ze de papieren versie van het boek niet meer konden bestellen. Binnenkort zal dat dus opnieuw mogelijk zijn. En op de stand van WPG (hal 4) op de boekenbeurs in Antwerpen, liggen nog wel exemplaren.

Wie alvast enkele commentaren wil lezen: op deze site staan de recensies van het boek, en interviews over het boek.

Nog een recensie van ‘Door Spinoza’s Lens’

Nieuwe cover voor het boek.

Nieuwe cover voor het boek.

Toevallig kwam ik op een recensie van een lezer, van ‘Door Spinoza’s Lens, op de website ‘Vreemder dan fictie’.

“4/5 sterren.

Door Spinoza’s lens van Tinneke Beeckman verscheen eind 2012al bij Uitgeverij Pelckmans, maar kreeg dit jaar een herziene vijfde druk bij dochteruitgeverij Polis.

Naast een nieuw jasje biedt de heruitgave ook een aangepast voorwoord door de auteur. Daarin stelt Beeckman dat de filosofie van Spinoza praktische meerwaarde kan bieden in het dagelijkse leven. Zoek in zijn denken – en in dit boek – echter geen pasklare oordelen over wat goed, slecht, juist of fout is:

Spinoza’s denken geeft aan elke geïnteresseerde de opdracht om zelf na te denken over het goede leven. Dat maakt de spinozistische filosofie zeer veeleisend en antiautoritair tegelijkertijd: ze vereist een nauwgezette denkoefening om juist geen gedicteerde leefregels te hoeven aanvaarden. (p. 7)

Baruch Spinoza (1632-1677) was een Nederlandse filosoof, wiskundige en politiek denker die tijdens de Gouden Eeuw niet om een omstreden gedachte verlegen zat. Zo ontkende hij de goddelijke oorsprong van de Bijbel en stelde hij onomwonden de rede boven religie of tradities. Hoewel hij die religie ook enig nut toedichtte (zoals orde en veiligheid) staat Spinoza bij velen te boek als een atheïst.

door spinoza’s lens een oefening in levensfilosofie Tinneke BeeckmanZijn naturalistische gedachtegoed maakte Spinoza tot een van de grondleggers van de radicale verlichting, maar het leverde hem ook een banvloek op: in 1656 werd de filosoof verstoten uit de Joods-Sefardische gemeenschap waarin hij opgroeide, omwille van ‘vreselijke ketterijen’ en ‘monsterlijke daden’. Die vloek geldt overigens tot op vandaag, vreemd genoeg.

Om in zijn onderhoud te voorzien, maakte Spinoza zich het ambacht van lenzenslijper meester. Als hij dus niet bezig was het betere kijkglas te vervaardigen voor verrekijkers en microscopen, dan dacht hij na. Over God, de wereld en de mens.

Wat ’s mans overpeinzingen voor ons kunnen betekenen in een verwarrende 21ste eeuw, is de centrale vraag van Beeckmans boek. Zes thema’s worden bekeken door Spinoza’s lens: vrij debat, revoltes, politiek & moraal, meditatie, Darwin en ten slotte seksualiteit.

Alle hoofdstukken staan op zichzelf, maar sommige begrippen worden duidelijker als je ze in verschillende contexten tegenkomt. Een van die begrippen is ‘conatus’: de drang tot zelfbehoud die ook de essentie van de mens is.

Beeckman slaagt in elk geval in haar opzet: in elk hoofdstuk is de link met het eigen leven of het heden snel gelegd: soms expliciet, soms tussen de regels.

In het eerste hoofdstuk wordt bijvoorbeeld ingegaan op de politieke impact van angst en verontwaardiging, en het gevaar van leiders die erin slagen om mensen tussen hoop en vrees te laten leven. Ik moest geregeld denken aan de geföhnde volksmenner uit New York: verontwaardiging (over Mexicaanse immigranten) en angst (voor bebaarde mannen) werken nog steeds wonderwel om het denken en handelen van mensen te beïnvloeden.

Het derde hoofdstuk biedt een helder overzicht van Spinoza’s levensfilosofie. Die draait niet om wat goed of fout is. Integendeel: wie moraliseert, toont volgens de filosoof vooral een gebrek aan zelfkennis:

Spinoza’s argument om moreel geladen oordelen te vermijden, is het gebrek aan zelfkennis dat eruit spreekt: voor zover moraalridders hun eigen demarche geloven, bedriegen ze niet gewoon de ander, maar zichzelf. Ieder kan de wetten van de natuur kennen (…) maar velen vergeten ze bij uitstek op zichzelf toe te passen. Wie moraliseert, verbeeldt zich een morele zuiverheid die hij niet heeft, terwijl hij de behoefte voelt om de andere negatiever in te schatten dan die verdient. (p. 102-103)

Hoewel Spinoza de rede erg hoog inschat, is hij in de eerste plaats een filosoof van de passies. Hij ontkracht de mythe van het zuivere rationele individu en wijst erop dat niemand – ook filosofen niet – kan ontsnappen aan passies, die ons heen en weer doen slingeren tussen blijheid en droefheid.

Volgens Spinoza ligt de ethische opdracht in het ‘leven volgens de leiding van de rede’. Alleen zo hou je het schip stabiel op een woeste zee van passies, alleen zo kom je tot maximale zelfontplooiing. Dat betekent niet dat alle passies vermeden, onderdrukt of gedisciplineerd moeten worden (de katholieke reflex). De uitdaging is ze in kaart te brengen, ze te begrijpen en er op een positieve manier mee om te gaan. In dat verband is het vierde hoofdstuk over meditatie erg interessant.

In het voorwoord stelt Beeckman dat een deel van de filosofische arbeid onvermijdelijk aan de lezer is voorbehouden. Net dat is het fijne aan dit boek. De hedendaagse relevantie van de 17de-eeuwse filosoof wordt scherp aangetoond, maar in tegenstelling tot de zelfhulpfilosofie van pakweg Alain de Botton worden de praktische conclusies niet voorgekauwd. In zes vlot leesbare hoofdstukken leer je de basis van het spinozistische denken kennen en word je onvermijdelijk aan het denken gezet.”

Recensie ‘Macht en Onmacht’ door Ludo Abicht

image005Ludo Abicht schreef een recensie van mijn boek ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’ in Aktief, het blad van het Masereelfonds.

“In de twaalfde eeuw schreef de joodse Bijbelkenner en talmoedist Maimonides   De gids voor de verdwaalden, waarin hij een pleidooi hield voor een rationele omgang met de Bijbelse teksten en voorschriften van het joodse geloof. Zijn boek is nog altijd een referentie voor alle niet-dogmatische joden ter wereld. In 1977 publiceerde de Duits-Britse econoom en filosoof Ernst Friedrich Schumacher Een gids voor de verdwaalden, waarmee hij de beginnende ecologische beweging een stevige theoretische grondslag bezorgde.   En vandaag is er het nieuwe boek van de Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman, die we al kenden van haar boek over Spinoza (Door Spinoza’s lens, 2012) en van haar bijdragen in kranten en tijdschriften. Het valt op dat het eerste woord van de ondertitel van dit vroegere boek “macht” is, dat wil zeggen de mogelijkheid van de mens als individu en burger om haar eigen leven gestalte te geven. Continue Reading ›

Enthousiaste recensie over ‘Macht en Onmacht’ op Enola

enolaOp 19 februari 2016 publiceert John Cossement een enthousiaste bespreking van ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’ op de site van Enola.

Enkele citaten: “Beeckman (1976) maakte in 2012 met het voortreffelijke Door Spinoza’s lens duidelijk dat een groot filosofisch talent in de coulissen had staan trappelen om haar ideeën aan een groter publiek kenbaar te maken. Ook diverse opiniestukken en columns zetten haar sindsdien op de kaart. (…)

(…) Zo smeedt Beeckman met doortimmerde argumenten en geholpen door een duidelijk notenapparaat een ijzersterke samenhang. Daarbij laat ze de lezer met de bouwstenen die ze aanreikt de ruimte om verder over politiek en maatschappij na te denken. Beeckman springt in de bres voor de Verlichtingswaarden, Macht en onmacht houdt dan ook een krachtige waarschuwing in om de waarden van de democratie niet te verkwanselen en wil de burger intellectueel weerbaarder maken.

image005

 

Beeckman staat dus garant voor messcherpe analyses en haar kritiek op het postmodernisme is doorwrocht en sterk gefundeerd, waarbij ze soms een licht ironische toets niet schuwt. Ze stalt een enorme denkkracht uit en schrijft met kennis van zaken in een glashelder proza. Macht en onmacht is een boek dat al doet uitkijken naar nieuw werk van deze filosofe. (…)”

 

Extra voorstelling ‘Montaigne’-monoloog wegens enorm succes – op 19 feb. NTGent

koen de sutter dadanero montaigneIn januari 2016 ging de monoloog ‘Montaigne’ door Koen De Sutter (tekst Alexander Roose) in première in de Bourla te Antwerpen. ‘Que sais-je’ is de vraag van Montaigne, die eerlijk en ontwapenend de zoektocht naar de zin van zijn eigen bestaan bespreekt. Het stuk kreeg zeer lovende recensies in De Morgen, De Standaard, in de Theaterkrant en elders.

Nu de voorstelling op donderdag 18 februari in Gent zo goed als uitverkocht is, heeft NTGent een extra voorstelling gepland: op vrijdag 19 februari. Welkom!

Nadien volgt nog een tour in Vlaanderen en Nederland – zie de lijst met voorstellingen hier.

 

Recensies over de theatermonoloog ‘Montaigne’, met Koen De Sutter

koen de sutter dadanero montaigneIn deze post verzamel ik enkele recensies van de theatermonoloog ‘Montaigne‘ gespeeld door Koen De Sutter, en met een tekst van Alexander Roose.

In De Morgen schreef Liv Laveyne een lovende recensie , en gaf het stuk 5 sterren! (link is toegankelijk voor abonnees).

In De Standaard gaf Wouter Hillaert het stuk 4/5, ‘Een manifest voor onledigheid’.

In Knack stond een bespreking van Els Van Steenberghe, met een 3/5.

En Jan-Jakob Delanoye maakte een mooie bespreking, die op de site van Cutting Edge verscheen:

“Koen De Sutter & Dadanero, ‘Montaigne’

Que sais-je?
Hij heeft het uitgevonden, het jarenlang beoefend en het bijgeschaafd tot het een volwaardig genre werd, om er tenslotte als exemple par excellence mee in de geschiedenisboeken te geraken. Michel de Montaigne en het essay: vandaag zijn het begrippen, die niet meer los van elkaar te beschouwen zijn. Bij de nieuwe vertaling van Montaignes lijvige ‘Les Essais’ een paar jaar geleden, werd luidop de vraag gesteld naar de betekenis die de teksten vandaag nog kunnen hebben. ‘Montaigne’ is het vitale antwoord, met Koen De Sutter in een zoveelste begeesterende vertolking.

Als de duistere Middeleeuwen het tijdperk van het eigen gelijk zijn, dan luidt de Montaigne de bel van de Renaissance via de twijfel. Hij weet het niet, zegt hij. Of de dingen zus of zo in elkaar zitten. Of x dan wel y de waarheid spreekt. Of de grens tussen gek en geniaal wel te trekken valt. Hij weet het niet, maar toch spreekt hij. Honderduit. Niet over de wildste hypothesen, maar over wat hij heeft meegemaakt. Over de heerlijkheden van het leven: meloenen, vrouwen, noem maar op. Nee, hij leeft niet in de wereld van de rede. Hij lééft. Van de salonfilosoof naar de gepijnigde met nierstenen, van de kenner van de oudheid naar de landheer die van zijn paard valt: de mens loert bij de denker voortdurend om de hoek. Continue Reading ›

Recensie van ‘Macht en Onmacht’ door Carel Peeters in ‘Vrij Nederland’

Unknown-1Deze literaire kroniek verscheen in Vrij Nederland, op 18 december 2015. Door Carel Peeters.

“De laatste honderd jaar heeft menig filosoof geprobeerd om de menselijke autonomie te ondergraven door bijvoorbeeld te zeggen dat niet het individu (het ‘subject’) maar de ‘structuren’ of het ‘onderbewuste’ het voor het zeggen hebben. De Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman beschouwt dit als een aanslag op de verworvenheden van de Verlichting.

Het Franse modehuis Hermès, vooral bekend van de zijden sjaals, daagt soms jonge ontwerpers uit door ze te vragen een sjaal te ontwerpen in het kader van hun jaarlijkse thema. Dit jaar was dat La flânerie. Dat is de ‘délicieux’ genoemde Franse kunst van het rondhangen en flaneren. Het winnende ontwerp van dit jaar, ‘Les Confessions’ van Flavia Zorilla Drago, is een kleurige zijden sjaal met al dan niet flanerende figuren en veel woorden ontleend aan passages uit de Bekentenissen van Jean-Jacques Rousseau. Daarin zegt hij dat hij niets liever doet dan nietsdoen.

Bij flaneren in Parijs kan ik me heel goed iets voorstellen, maar de aanblik van een nietsdoende Jean-Jacques Rousseau, de filosoof die ooit schreef dat we terug moesten naar de natuur en dat cultuur en wetenschap niets aan de beschaving hebben bijgedragen, dat lijkt mij des duivels oorkussen en niet goed voor de beschaving. Voor de Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman is de Rousseau-sjaal in haar boek Macht en onmacht, een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting het bewijs dat in een neoliberale kapitalistische samenleving alles te gelde wordt gemaakt, zelfs de gedachten van een filosoof. Bovendien is ‘lezen, uitzoeken en nadenken’ dan niet meer nodig. Je doet een sjaal van vierhonderd euro om en de wijsheden van Rousseau omhelzen je.

H002959S-08_preview-1280x1280De Rousseau-sjaal is een typisch hedendaags artikel waarin luxe commercie en filosofie samensmelten omdat het door ironisch schouderophalen kan worden vergoelijkt. Beeckman tilt daar iets zwaarder aan. Voor haar is het een niet helemaal onschuldig onderdeel van het verval van het denken in het algemeen. Voor het neoliberalisme is niets meer heilig, als er maar geld mee te verdienen valt. Het is daarmee verwant aan het postmodernisme, dat ook nergens meer grenzen ziet: alle criteria zijn vloeiend geworden. Harde noten worden niet meer gekraakt aangezien de waarheid niet meer zou bestaan. Vroeger, citeert Beeckman de wetenschapsfilosoof Bruno Latour in een interview in Trouw, keek de intellectueel neer op de gewone bevolking, nu schudt de bevolking het hoofd bij wat de intellectueel zegt. Van hem komen geen vlijmscherpe inzichten meer. ‘Vandaag geldt de macht van de retoriek. Wie de scherpste tong heeft, al komt hij met een ongeloofwaardig verhaal, heeft de macht.’ Continue Reading ›

Recensie ‘Macht en Onmacht’ door Th. Feijen, Nexus Instituut

 

UnknownDeze bespreking van ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de aanslag op de Verlichting’ verscheen op de ‘leestafel’ van het Nexus Instituut. Thomas Feijen is historicus.

“Enkele dagen na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo gingen vier miljoen Fransen de staat op. Tegen het geweld, voor de Republiek en haar liberté, fraternité en égalité. Sommigen noemden het een ‘hoogdag voor de democratie’, anderen vonden de manifestaties juist respectloos en islamofoob. Op het moment van schrijven is het nog de vraag hoe men zal reageren op de recente aanslagen in Parijs. Voor filosofe Tinneke Beeckman was de aanslag op Charlie Hebdo in ieder geval aanleiding om de noodklok te luiden en de Verlichtingswaarden te verdedigen.

In haar vorige boek, Door Spinoza’s lens, liet Beeckman zien hoe relevant de ideeën van Spinoza nog zijn. Spinoza was de grote voorloper van de Verlichting en in haar nieuwe boek Macht en onmacht stelt Beeckman dat de Verlichtingswaarden inmiddels zwaar onder druk staan. Het streven naar waarheid, gelijkheid en redelijkheid is verloederd, en in de politiek en moraal is de menselijke maat aan het verdwijnen.

Continue Reading ›