“Alles beweegt, alles verandert (behalve PFOS)’, column DS, 17 juni 2021

“Het bericht over de dood van Dixie Dansercoer doorbreekt de sleur van de krantenkoppen (DS 9 juni). Tijdens een poolexpeditie in Groenland zakte de poolreiziger plots door een stuk ijs en viel hij in een diepe spelonk. Een flits, een schreeuw en stilte. Zijn compagnon kon hem niet redden, zijn lichaam kon niet worden geborgen.

In Europa geloven mensen graag dat het leven risicoloos is, maar de wilde natuur is je meester, reageerde zijn voormalige reisgenoot Alain Hubert. Dat contrast tussen de westerse levensstijl en de wilde natuur verschijnt prachtig in Sylvain Tessons laatste boek, De sneeuwpanter, waarvoor de auteur­ de Prix Renaudot kreeg.

Tesson ging tijdens de wintermaanden op zoek naar dat zeldzame, mythische dier op een desolate hoogvlakte in Tibet. Hij had geen garantie dat zijn gure­ tocht iets zou opleveren. ‘Het aanvaar­den van die onzekerheid leek mij zeer nobel, en in die zin zelfs anti­modern’, verklaart hij. Antimodern, want het westerse leven is precies het tegendeel van wat hij op de besneeuwde hoogvlakte aantrof: koude, wind, sneeuw, dieren die vechten om te overle­ven, een onverschillige, on­herbergzame natuur.

De dood is altijd vlakbij, telkens innig verbonden met het leven. ‘Wij zaten daar, in die verblindende tuin van leven en dood. (…) Het leven in een notendop: geboren worden, rennen, sterven, verrotten en in een andere vorm terugkeren in het spel.’

Het Tibetaanse dodenboek en Heraclitus zeiden hetzelfde, aldus Tesson: ‘Alles is in beweging, alles stroomt, alles gaat voorbij, ezels galopperen, wolven jagen, gieren zweven: orde, evenwicht, volle zon. Een verpletterende stilte.’ Door de dreiging van de dood, verschijnt het leven met een nieuwe inten­siteit. Die verdwijnt als alle risico’s verbannen worden en comfort overheerst. ‘In het technologische Westen had de stadsmens zichzelf ook gedomesticeerd. Ik kon hem omschrijven, want ik was er zelf het prototype van. In mijn warme appartement, in de ban van elektronisch gemak en voortdurend in de weer met het opladen van al die schermpjes, had ik iedere levensdrift laten­ varen’, noteert Tesson.

Bij min dertig graden dagenlang in de sneeuw wachten op een dier dat misschien niet opdaagt, is een sublieme erva­ring; een mengeling van genot en pijn, van schoonheid en afschuw, van betrokkenheid en afstand. In De wereld als wil en voorstelling beschrijft Arthur Schopenhauer het sublieme als een gevoel­ van overwinning of bevrijding van wat je overweldigt. Het immense, angstaanjagende, ontzettende is daartoe cruciaal: je aanschouwt een macht die ‘onver­gelijkelijk superieur is aan het indi­vidu’. Tegelijk ontsnap je in deze­ aanschouwing juist voldoende aan het onheil om die spanning vol te houden­. De koude en ontbering deden Tesson­ wel pijn, maar de nood waarin zijn lichaam verkeerde, verhinderde hem niet om de omgeving in zich op te nemen­. Ondanks de extreme condities keek hij als een estheet; hij slaagde erin op een serene manier te genieten van wat zijn eigen bestaan levensgevaarlijk bedreigt. Het sublieme gevoel bevat dus iets wrangs, iets pijnlijks, iets unheimlichs. Dat is anders bij een ervaring van het schone, zou Schopenhauer zeggen, want daarin staat de harmonie centraal.

Die dreigende werking van de natuur kent de moderne mens amper. Hij heeft zijn positie veiliggesteld door alles wat anders is volledig weg te vagen, schrijft Tesson. Maar die gerieflijkheid heeft een prijs. Ook de meest afgelegen plekken worden langzaamaan bewoond, bewerkt of bereisd. Intussen kopen vooral jonge lezers gretig Tessons boek, waarin ze ontdekken dat intens leven vraagt dat je die veiligheid opgeeft.

De voorbije week verschenen warme getuigenissen over Dansercoers leven­ en werk in de kranten. Enkele dagen voor zijn dood was het schandaal over de PFOS-vervuiling in Zwijndrecht losge­broken. Op een vreemde manier lijken die berich­ten met elkaar verbonden, als tegen­gestelde verhoudingen tot de natuur­. De poolreiziger wilde de on­gerepte natuur beleven en intact achterlaten. De fabrieks­eigenaars zetten de natuur naar hun hand om goederen te vermarkten, met onherstelbare schade als gevolg.

Alles beweegt, alles verandert, leert de filosoof. Behalve de chemische stoffen die voor het kortstondige gemak van de consument en de snelle winst van de producent gemanipuleerd worden­. Die zijn blijkbaar voor altijd.”

Deze column verscheen in De Standaard op 17 juni 2021.

Korte toespraak bij boekvoorstelling ‘Pioniers in de Praktische Filosofie’ – Veerle Pasmans

Pioniers - cover - defIk gaf een korte lezing bij de boekvoorstelling ‘Pioniers in de Praktische Filosofie’ van Veerle Pasmans, op 22 februari 2014.  

Ik hield de lezing in het mooie huis vanHet zoekend Hert‘ te Antwerpen, na een uiteenzetting van Erno Eskens (directeur ISVW) en van ‘pionier’ Ida Jongsma (Hotel de Filosoof, Amsterdam). 

“Een jaar geleden contacteerde Veerle Pasmans me met de vraag om een interview voor een boek over praktische filosofie, in Vlaanderen en Nederland. Ze stelde vragen die me aanspoorden tot een zelfreflectie. Wat betekent filosofie voor mij? Hoe zie ik mijn parcours?

De weg naar de vrijheid

Jarenlang was ik academica. Zoals ik in het interview met Veerle zeg, was dat geen bewuste keuze – ik wist niet wat studeren, dus koos ik moraalwetenschappen. Dan was ik een goede studente, kreeg ik van de decaan een brief dat ik zou kunnen beurzen aanvragen, als ik dezelfde resultaten bleef behalen. Daar had ik nog nooit aan gedacht. Maar toen ik afgestudeerd was, stelde ik een project op voor het FWO (Fonds voor wetenschappelijk onderzoek), kreeg een ‘aspirantenbeurs’ en doctoreerde. Nadien kreeg ik nog enkele postdoctorale beurzen. Dat eindigde in 2012, toen mijn laatste beurs afliep.

19465_1338039971501_6238506_n

Aan de Atlantische Oceaan

Toen kwam het moment om even na te denken over wat ik echt wilde doen. Zolang je in de academische wereld bent, gedraagt je omgeving zich alsof het academische zelf het doel van het bestaan is. Nadenken buiten de academie, kan dat wel? Maar ik vroeg me af of ik die baan wel zo nodig wilde. Nadien heb ik niet meer gesolliciteerd voor een academische job – ik wilde even van de vrijheid genieten. Even geen ‘school’ meer – ik voelde me bevrijd.

Bevrijd, maar niet van de filosofie zelf, integendeel. Continue Reading ›

Meningen, maken ze ongelukkig?

“Getuigt het niet van wijsheid om lak te hebben aan wat anderen denken?”, vroeg een Nederlandse journaliste me onlangs. Een mijmering voor een opinierubriek, dacht ik. Tenslotte gaan we er van uit dat de meningen van anderen erg belangrijk zijn. Hoe ga je om met de soms overvloedige uitwisseling ervan? Is een zekere afstand niet een voorwaarde voor geluk? Continue Reading ›