“Laat de heren maar brullen op sociale media”, column DS, 10 nov. 2022

“Het gaat er al een tijdje hard aan toe in het publieke debat. Ik weet het, (vooral) heren: ‘het is altijd zo geweest; vroeger was het nog scherper; en, ja zeker, mijnheer, ‘if you can’t stand the heat, stay out of the kitchen’.  Blijft de vraag: waarom zou je in die logica willen meegaan? Waarom zou je toch aan het debat willen deelnemen, als je kan worden weggezet met stropop-redeneringen, als je reputatie kan worden besmeurd met halve waarheden en wat echte sneren? Ook wie over polarisatie klaagt, doet er vaak aan mee, overtuigd van het eigen grote gelijk en de eigen heilige zaak. Dan lijkt een stevige uithaal legitiem, zodat de opponenten zwijgen. Begrijpelijk dus, dat veel mensen zich terugtrekken uit het debat. Vrouwen doen dit vaker dan mannen – redacties van duidingsprogramma’s, bijvoorbeeld, erkennen dat ze moeilijk vrouwelijke experts vinden. Die experts aanschouwen de leeuwenkuil en denken met Leonard Cohen: ‘duck!’ 

En toch. De publieke wereld is de gemeenschappelijke, gedeelde wereld. Daaraan moet je in vrijheid kunnen bijdragen. Hoe kan je tewerk gaan?  

Een eerste vraag is wat je wilt bereiken door te spreken. Wat is je motief? Het ongelijk van de andere aantonen? Of wil je een idee aandragen? Voor mij geldt dat laatste: heb ik een (filosofisch) idee waarvan ik denk dat het in een debat nuttig kan zijn? Dan probeer ik dat uit te werken. Nadenken over je motieven blijft cruciaal. Voor je het weet, gaat je eigen betweterigheid of ijdelheid met jou aan de haal. Dat is menschliches, allzumenschliches,… Tegelijk is zwijgen altijd een optie.  Ik voel me niet verplicht om over alles een mening te hebben. 

Wanneer scherpe, harde oordelen in het rond vliegen, lijkt het toegelaten om in hetzelfde register te vervallen. Maar doe jezelf een plezier, en laat morele oordelen, persoonlijke aanvallen of intentieprocessen achterwege. Uiteindelijk keren ze zich tegen jou. Die reactie vraagt soms enige koelbloedigheid: met een vileine respons kan je wellicht meer ophef creëren dan met een rustig antwoord. Ophef genereert aandacht, en dat lijkt (helaas) het hoogst waardevolle goed in het publieke domein. Toch geloof ik dat de zoektocht naar ophef op termijn met een hoge prijs komt. Nogal wat mensen hebben het gehad met zo’n polemieken. Ze keren zich af van de (sociale) media. Ook dat begrijp ik. Juist daarom moet je je uitdrukken op een manier die de pluraliteit ten goede komt. 

Ten derde kan je het effect van je interventies nooit helemaal inschatten. Dat geldt niet alleen voor je boodschap, maar ook voor je imago. Als je in het publieke spreekt, ontsnap je altijd een beetje aan jezelf. Je weet niet hoe anderen jou percipiëren. In ‘de menselijke conditie’ gebruikt Arendt het beeld van de daimon in de Griekse godenleer. Die begeleidt elke mens als een schaduw; hij kijkt van achter, over de schouder en is slechts zichtbaar voor wie hij ontmoet.  Arendt maakt een onderscheid tussen wie iemand is (de persoon zoals die zich toont in zijn handelen en spreken), en wat iemand is (zijn naam, identiteit, eigenschappen). Wie je bent, verandert voortdurend, naarmate je je toont. En wie anderen dan zien, kan jij niet plannen of controleren. Die zelfonthulling houdt een risico in. Arendt beschouwt publiek optreden dan ook als een moedige daad. Ze sprak deels uit ervaring. Nu is ze een gerenommeerde filosofe, maar tijdens haar leven heeft ze felle stormen moeten doorstaan. 

Tot slot valt je publieke rol niet samen met je private zelf. Je spreekt over een thema als filosoof, econoom, landbouwer, leraar etc. Dat onderscheid tussen het publieke en het private (het intieme) helpt om te blijven spreken. Één van de redenen waarom kritiek op sociale media zo hard aankomt, is dat mensen er ook hun private leven onthullen – ze vertellen grappige, aandoenlijke verhalen over hun kinderen, relaties, hobby’s, etc. Wanneer ze op dat forum kritiek krijgen, ervaren ze dat makkelijk als een persoonlijke aanval. Het lastige is dat mensen op allerlei manieren worden aangespoord om hun private zelf (en hun ego) in de markt te zetten: ‘vertel jouw verhaal’. Maar je moet aan die verleiding weerstaan. In de afstand vrijwaar je je vrijheid. Dus voor wie aarzelt om zich te laten horen: Laat de heren over het warm fornuis brullen en doe rustig verder met je eigen werk. Het ligt niet in je macht te beslissen wat anderen denken of doen. Maar je kan wel voor jezelf uitmaken welke rol je wil spelen. Verder kan je alleen hopen op het beste, maar je op het ergste voorbereiden. “

Deze column verscheen in De Standaard op 10 november 2022.

“Wellicht voelen al die roeptoeters zich ook niet goed in hun vel”,

Wie het hardst de ander kan neerhalen, lijkt een winnaar. Die ­brutaliteit in de sociale omgang laat veel sporen na. Bijna de helft van alle jongeren krijgt te maken met cyberpesten, blijkt uit onderzoek van de UGent. Werk­nemers in de zorgverlening of bij het openbaar vervoer klagen over toegenomen verbaal (en soms ­fysiek) geweld. In het politieke ­debat zijn scherpe aanvallen vaak persoonlijk, niet inhoudelijk. Alleen wie dat niet beu wordt, kan het er volhouden.

Wellicht voelen die roeptoeters zich evenmin goed in hun vel. Dit is geen excuus voor slecht gedrag. ­Ieder mens is verantwoordelijk voor zijn woorden en daden. Wel vermoed ik dat er een verband bestaat tussen innerlijk onbehagen en agressief taalgebruik. Aan het ­gesprek dat je met anderen voert, gaat een innerlijk gesprek vooraf. In je hoofd formuleer je je reacties op anderen. En je beoordeelt jezelf. Hoe mild, begripvol, genereus ­verloopt die interactie? Hoe spreek je jezelf toe als je een fout maakt? Zeg je dan ‘ik wil nu rustig kijken wat volgende keer beter kan’? Of ontsteekt er een tirade in je hoofd, waarin je jezelf idiote, hopeloze knoeier noemt?

De Amerikaanse psycholoog ­Marshall Rosenberg laat deel­nemers aan zijn workshops over ­geweldloze communicatie die oefening maken, precies omdat mensen er weinig bij stilstaan. De reflectie past in Rosenbergs methode. Hij leert je hoe je je in alle omstandigheden helder kunt uitdrukken en begripvol kunt luisteren. Ongeacht wat de ander doet. 

Rosenberg onderscheidt meerdere vormen van communicatie die een open gesprek met anderen in de weg staan, zoals moralistisch oor­delen en je verantwoordelijkheid ontkennen. 

Als je moralistisch oordeelt, dan bestempel je mensen als fout of slecht omdat ze iets doen dat niet strookt met jouw waardeschaal. Daaronder valt elke vorm van ­beschuldigen, vernederen of etiketten opkleven. ‘Wat is dat voor een ­ijdeltuit’, denk je dan, of: ‘Die houding is egoïstisch.’ Dan volgt vaak de zogenaamd noodzakelijke ­bestraffing: een ‘slecht’, ‘verkeerd’ iemand verdient een (publieke) ­terechtwijzing. Alsof het terecht en zelfs nodig is dat je die ander op zijn plaats zet. Op die manier blijf je blind voor je eigen veroordelende gedrag, en de nefaste dynamiek die je daarmee op gang trekt. Want de tegenstander reageert veelal met scherpe veroordelingen. Intussen verbetert niemands gedrag. Dat hoeft niet te verbazen: negatieve ­gevoelens tasten je eigenwaarde aan. Als je bekritiseerd wordt, voel je je kleiner, minder. Een kind wordt niet slimmer als iemand het dom noemt; het groeit als het vertrouwen krijgt in de eigen capaciteiten. ­Natuurlijk moeten kinderen gecorrigeerd worden. Maar je kunt hen aanmanen zonder hen met kritiek, schuld en schaamte te beladen. Scherpe kritieken en etiketten lijken op korte termijn goed te werken, omdat kinderen aan de verwachtingen van volwassenen willen voldoen. Helaas verinnerlijken ze die veroordelingen. Soms herhalen ze die veroordelende taal, in extremis als ze anderen pesten. Zo’n pester moet op zijn gedrag worden aangesproken. Maar de vraag is hoe je dat doet. Als je de boodschap geeft: ‘jij bent slecht, jij verdient een straf’, dan helpt dat waarschijnlijk nauwelijks. Want dan voed je die innerlijke genadeloze criticus, die de negatieve dynamiek in stand houdt. De vraag is eerder welke nood er schuilgaat achter die harde woorden voor de ander. Alleen door begrip kun je iemands houding veranderen. 

Aangeleerde gewoonten kunnen lang doorwerken – in een tierende volwassene schuilt een vernederd kind. En die verinnerlijking van ­categoriek taalgebruik genereert de zelfkritiek. Bij depressieve of angstige gevoelens duikt dan een streng stemmetje op in je hoofd, dat je nog meer naar beneden haalt. 

Op de koop toe hebben mensen de neiging om de verantwoordelijkheid voor hoe ze zich voelen bij de ander te leggen. Als je bijvoorbeeld zegt: ‘Jij maakt dat ik boos was en uithaalde’. Dat klopt niet. De ander kan wel een aanleiding zijn voor je boze gevoelens, maar je blijft zelf de oorzaak. Want je reactie vloeit voort uit de gedachte die zich in je ontwikkelt. In je hoofd begint het te malen en de uitkomst lijkt onontkoombaar: de aanstoker moet ­gestraft worden! In werkelijkheid beslis je zelf wat je doet. 

Je kunt dus onmogelijk mild zijn voor anderen, als je het niet bent voor jezelf. Daartoe moet je de eigen gevoelens en de achterliggende ­behoeften helder leren verwoorden. Dat kan heel wat oefening vergen. Die behoeften liggen diep begraven achter een goed geoefend vermogen om straf uit de hoek te komen.”

Deze column verscheen in De Standaard op 31 maart 2022.

“Als narcisten hun partij gijzelen”, column DS, 21 jan. 2021

“Donald Trump zou een ­eigen‘Patriot Party’ willen oprichten. Hij laat een verdeelde, beschadigde Republikeinse partij achter. Hoe moeten partijen omgaan met falende politici die populair zijn geworden door zich narcistisch te profileren? Die vraag blijft niet beperkt tot Amerika – in Nederland is ook het Forum voor Demo­cratie, de partij die Thierry Baudet in 2016 heeft opgericht, in woelig water terechtgekomen. Een democratie heeft goed werkende poli­tieke partijen nodig. Narcistische politici gijzelen hun partij, en daarmee ook het politieke speelveld.

Hoe verschillend ze ook zijn, Trump en Baudet hebben enkele ­zaken gemeen. Ze lopen over van ­eigendunk. Ze zetten zichzelf graag in de kijker. Beiden onderstrepen ongegeneerd hun superioriteit: zij zijn de beste! Ze verstevigen hun positie in het debat door ­anderen te kleineren en te delegitimeren. Die aanvallende stijl levert spektakel en media-aandacht op. Aan­gezien aandacht inkomsten genereert voor (sociale)mediabedrijven en platforms, domineren zulke figuren de berichtgeving. Dat maakt het makkelijker om kiezers te werven.

Denk aan Trumps houding tijdens de Republikeinse voorverkiezingen in 2016: hij beledigde zowel tegenkandidaten (Jeb Bush) als bevol­kings­groepen (latino’s en vrouwen). In Mijn meningen zijn feiten. De wording van Thierry Baudet geven journalisten Harm Ede Botje en Mischa Cohen talloze voorbeelden van die tactiek: als academicus sabelde de jonge Baudet collega-wetenschappers al grootsprakerig neer: zij hadden er niets van begrepen, alleen hij kon oordelen over waarheid of leugen.

Sociale media creëren bubbels, waarin journalisten, kunstenaars, wetenschappers, politieke tegenstanders feitenvrij onderuit kunnen worden gehaald. In die bubbels communiceren deze politici rechtstreeks met hun kiespubliek. Het politieke bedrijf versmallen ze tot hun berichten en de respons die ze genereren.

Politici als Trump en Baudet bespelen de sociale media handig, maar werden ook populair omdat ze inspelen op een behoefte aan houvast in een snel veranderende wereld. Niet alle burgers ervaren alleen maar voordelen van de economische en culturele globalisering. Dat zien centrumrechtse, gematigd conservatieve politici ook, en ze pleiten geregeld voor respect jegens de verliezers van de globalisering. Maar omdat hun eigen conservatief-liberale denkkader amper een inhoudelijk alter­natief biedt, leggen ze de verantwoordelijkheid voor de crisis bij linkse partijen, de media, de culturele wereld. Ze vergeten graag dat rechtse, conservatieve partijen al jaren participeren aan de macht, ook in Europa. 

Het conservatieve denken is een lege doos geworden, waarop Trump en Baudet dansen. Ze presenteren handig een verhaal over het gemis aan respect dat ze zelf vanwege de elite ervaren, en suggereren dat ze het lot delen van veel ‘gewone mensen’. Zo houden ze de verliezers van de globalisering een spiegel voor en spreken ze een deel van het kiespubliek aan dat gematigde, conservatieve politici nog moeilijk bereiken.

Trump heeft geen ideologisch verhaal die naam waardig. De belezen Baudet lijkt filosofisch rijker. Als jonge­man werd hij beïnvloed door zijn Leidse docenten Paul Cliteur en Andre­as Kinneging, en door Roger Scruton en Theodore Dalrymple. Maar Baudet evolueerde van een conservatieve denker naar een blank-nationalistische politicus. In campagnes heeft hij over ‘migratiegekte’ en ‘klimaatwaanzin’. Hij won een fanatieke achterban, met mensen die opponenten uitschelden en intimideren. Uiteindelijk ziet Baudet overal complotten: de Europese Unie wil de Europese beschaving vernietigen, immigratie dient om het blanke Europa te vervangen, en de covid-crisis is opgezet spel.

Samenzweringstheorieën doen vandaag opgeld. Eigendunk en ideologische leegte versterken de charme van die verhalen. Botjes en Cohen tonen hoe Baudet opgesloten zit in zijn idee van superioriteit en zijn gevoel van miskenning. Hij heeft grotere, duistere tegenkrachten nodig om te verklaren waarom hij niet de leiding­gevende rol speelt die hij meent te verdienen: hij wil Nederland redden, maar anderen, ‘verraders’, verhinderen dat. Tegelijk interesseert de buitenwereld hem te weinig om gedegen politiek weerwerk te leveren.

Kortom, met politici als Trump en Baudet delven traditionele conservatieve partijen hun eigen ondergang. Op korte termijn lijkt het een goed idee om zulke politici een forum te geven. Ze zijn verbaal en retorisch sterk; ze zijn niet bang voor conflict. Ze slagen erin om zich te omringen met een schare heel trouwe kiezers.

Tot het fout loopt. Toegeven dat hij een fout heeft gemaakt, zijn verantwoordelijkheid nemen: dat doet zo’n politicus niet. Hij heeft geen enkel­ inzicht in zijn eigen agressieve stijl: elke gewelddaad komt van buitenaf. Als het misloopt, stelt hij zich op als martelaar, en trekt hij ten aanval tegen de boze buitenwereld. Hij eist onvoorwaardelijke loyaliteit van zijn medestanders. Die strategie dient wel zijn belang, maar niet die van zijn partij, niet die van het land.

In een democratie moet een partij samenwerken met opponenten, ze heeft een beleidsvisie en een brede achterban nodig. Op een clubje overtuigde gelijkgezinden bouw je geen samenleving. En voorbij alle poli­tieke tegenstellingen willen mensen waardigheid: een verhaal dat grote groepen in de samenleving die waardig­heid ontneemt, heeft geen toekomstperspectief.”

Deze column verscheen in De Standaard op 21 januari 2021.

“De Stand van de Democratie”, Interview op VRT website, 22 april 2019

Dit interview verscheen op de VRT Nieuwssite op maandag 22 april 2019, in een reeks politieke denkers over de democratie vandaag.

Tinneke Beeckman is een Vlaamse filosofe en columniste. Ze behandelt thema’s op het raakvlak van filosofie, maatschappij en politiek. Ze is een graag geziene gaste in de Vlaamse kranten, radio en televisie.

Door Rony Van Gastel, VRT niewssite.

 

“Mevrouw Beeckman, klassieke centrumpartijen verliezen overal aanhang. Hoe komt dat?

De klassieke centrumpartijen bestaan al heel lang.  Ze zijn groot geworden met beslissingen en standpunten over de maatschappelijke breuklijnen van de twintigste, en zelfs het einde van de negentiende eeuw eeuw.  Katholiek versus vrijzinnig, om er maar eentje te noemen.  Nieuwe partijen en bewegingen hebben het gemakkelijker. Ze gaan vaak voor één heldere boodschap die inspeelt op de vragen en breuklijnen van vandaag. De nieuwe partijen zeulen natuurlijk ook geen hele geschiedenis mee, en kampen minder met onderlinge meningsverschillen. Neem bij ons bijvoorbeeld N-VA of Groen!

Maar ook de ‘populisten’ halen in veel landen stemmen weg bij de klassieke partijen?

Voor populisten geldt het bovenstaande natuurlijk helemaal. Ze  brengen een heldere boodschap. En daar zit voor mij meteen ook een gevaar. Dictaturen zijn al wel vaker op democratische manier tot stand gekomen. Maar eens ze aan de macht zijn kunnen ze de structuren van binnenuit veranderen en aanpassen aan hun autoritaire beleid.  Dat zie je bijvoorbeeld in Oost-Europa, de rechtsstaat is in sommige van die landen wel heel broos. Neem Hongarije als type-voorbeeld.

In het Oosten van Europa hebben ze lang onder een dicatuur geleefd, je zou verwachten dat net zij beseffen hoe belangrijk democratische instellingen zijn, dat zij goed beseffen hoe belangrijk democratische instellingen zijn? Scheiding van de machten, onafhankelijke rechters, persvrijheid?

Machiavelli heeft daar een niet zo’n fraaie beeldspraak voor, maar ze klopt wel denk ik. Hij vergelijkt onvrije volkeren met een dier dat lang in een kooi heeft gezeten. Wanneer het vrijkomt, valt het makkelijk ten prooi aan de eerste de beste die het wil vangen. Misschien heb je een langere traditie van vrijheid nodig om burgers te hebben die daar ook voor willen vechten.

Bovendien hebben we lang gedacht dat er maar één soort vrijheid is, dat economische, sociale en politieke vrijheid altijd samengaan. Intussen weten we dat dat niet zo is. In China bijvoorbeeld gaat economische vrijheid gepaard met politieke dictatuur.  Michael Ignatieff schreef zelfs dat de vrijheid hier in het Westen de onvrijheid in sommige andere landen helpt in stand te houden. Want wie het niet eens is of geen werk vindt kan “vluchten” naar het vrije Westen. Het protest ter plekke, in die autoritaire regimes, zal er alleen maar minder door worden.

Zijn we in West-Europa stilaan een reservaat van democratie aan het worden? En moeten wij dan ook schrik krijgen voor de toekomst van onze democratie?

We moeten in elk geval goed opletten. Enerzijds is er nogal wat inmenging van die dictaturen, ook economisch. Denk aan de verlokkingen van het geld van Rusland of China. Maar niet vergeten dat we ook een intern probleem hebben, namelijk het geloof in de democratie – of het gebrek daaraan – van onze eigen burgers. Uit onderzoek blijkt dat de steun bij de jeugd voor de democratie afkalft. Een deel van de jongeren ziet een autoritaire leider blijkbaar wel zitten. Die jongeren hebben natuurlijk niet ondervonden hoe noodzakelijk die rechtsstaat wel is. Er is al zolang vrede dat we niet meer beseffen hoeveel we te danken hebben aan een vrije pers bijvoorbeeld.  Misschien worden we wat slordig, nonchalant met onze verworvenheden.

De jongeren zijn dus geen garantie voor de toekomstige democratie?  Klimaat of Brexit, allerlei engagement, er komt toch veel van de jongeren?

Ja, er is wel degelijk een kloof tussen de generaties, en daar kunnen we soms blij om zijn.  Maar het is niet omdat je voor het klimaat betoogt dat je ook voor democratie bent, die twee impliceren elkaar niet noodzakelijk. Net zoals het helemaal niet klopt dat de afkeer van democratie alleen bij rechts zou zitten. Ook aan de linkerzijde leeft de verlokking van ‘de verlichte despoot’.

Maar in China zouden ze een moeilijke kwestie als de Brexit waarschijnlijk wel sneller en slimmer oplossen dan de Britten nu doen…

Klopt dat een parlementair regime niet altijd perfect werkt natuurlijk. Maar neem nu die Brexit.  Waarom gaat het daar zo moeizaam? Omdat Engeland een tweepartijensysteem heeft. Een polariserend systeem, twee blokken die tegenover elkaar staan zonder enig overleg.  Dat is toch heel iets anders dan in Duitsland bijvoorbeeld, of in ons eigen politiek systeem.  Wij hebben meer proportionele vertegenwoordiging in het parlement, er is dus vanzelf meer overleg nodig. Leiders als Angela Merkel zijn gedwongen om constant te overleggen met het middenveld, met andere partijen. Compromissen sluiten zit daar ingebakken. Dat de Britten dat zo moeilijk kunnen is een gevolg van hun politiek systeem, niet van de democratie op zich.

Je hoort wel eens dat we complexe problemen best niet alleen aan politici overlaten, maar ook aan experten, technocraten? 

Experten zijn belangrijk en die moeten zeker gehoord worden, dat spreekt vanzelf. Maar waarom is er zoveel anti-Europees sentiment, zoveel onbegrip van de burgers? Precies omdat de Europese Unie zo technocratisch is! Dan wordt de EU een soort regelfabriek hé. Luuk van Middelaar, de voormalige woordvoerder van Europees president Van Rompuy heeft dat onderscheid tussen gebeurtenissenpolitiek en regelpolitiek mooi gesteld.  Regels werken prima voor stofzuigers. Maar als er echt iets onverwachts gebeurt, dan volstaan de regels niet. Neem de crisis van de Euro een paar jaar geleden, het klimaat of de vluchtelingencrisis. Voor zoiets heb je een maatschappelijk debat nodig, waar mensen zich betrokken bij voelen.  Bij de migranten heeft Europa geprobeerd dat te beslissen alsof het om visquota ging.

En dus is het makkelijk scoren voor populisten?

Precies, net omdat het beleid gedepolitiseerd is, ontstaat verzet tegen de Unie en de Europese Commissie zelf. Ook de volgende Europese verkiezingen gaan niet veel oplossen. We zouden moeten discussiëren over de besluitvorming, de Europese grondwet, de centrale bank enzovoorts.  Maar dat ligt allemaal vast. En precies daardoor is het helaas een discussie geworden van “voor of tegen de Europese Unie”.  Burgers voelen zich niet betrokken, en laat ons wel wezen, eigenlijk zijn ze dat ook niet.

Het politieke boek van het jaar ‘17 in Frankrijk was ‘Plus Rien à Foutre’ van Brice Teinturier – allemaal niks mee te maken. De afkeer van het politieke bedrijf is enorm, zeker in Frankrijk.  Peilers zeggen “we kunnen zelfs niet meer vragen wat de mensen ervan denken, ze doen zelfs de deur niet meer open als het over politiek gaat”.  Populisten lopen achter de bevolking aan, het is niet omgekeerd.  Veel mensen verwachten die redding in Frankrijk ook niet noodzakelijk van Marine Le Pen hoor.

Maar hoe kan je dan de bevolking beter betrekken? Door referenda of inspraakgroepen?  Is het model van verkiezingen versleten?

Tja ik denk lokale inspraak zeker een goede zaak is, dat geeft een nieuwe dynamiek. Kijk naar de Oosterweel in Antwerpen, dat is een geslaagd voorbeeld.  Maar op het grotere vlak? Politieke partijen en verkiezingen blijven uiteraard belangrijk. Dat ga je niet vervangen door burgerinspraak.  Bovendien : je hebt voor de rol als politicus echt wel bepaalde kwaliteiten nodig.  Ik heb net in De Standaard geschreven waarom filosofen geen goede politici zouden zijn (lacht). Politicus zijn is een kunst.  Dus verkiezingen, partijen, ja dat blijft een onmisbaar ijkpunt.

Er wordt veel over populisme en gezegd. Maar wat is dat een populist, hoe definieer je dat?

Bijna alle partijen doen in een zekere mate aan populisme. Beloften maken die je niet kan houden… Maar de echte populist, dat is iemand die zegt “ik spreek in de naam van het volk, en wie het niet met mij eens is is een tegenstander van het volk”.  Erdogan in Turkije is daar een goed voorbeeld van. Of de Hongaar Orban, ook een autoritaire leider die de rechtsstaat aanvalt.

Maar ik wil daar meteen een belangrijke kanttekening bij maken. Het etiket ‘populist’ mag niet worden gebruikt voor iedereen die een onvrede capteert en daar een punt van wil maken.  Natuurlijk moet Orban kunnen zeggen “ik vind dat er te veel migratie is en Europa moet op dat vlak een ander beleid gaan voeren”.  De contestatie van het beleid moet mogelijk blijven. Continue Reading ›

“Scoiale media veranderen ons leven”, kernkabinet, 2 juni 2018

Interview voor ‘Het Kernkabinet, in de krant ‘De Morgen’ op 2 juni 2018, door Eline Delrue.

 

“‘Sociale media hebben de macht om ons leven te veranderen’

Een maand met minder plastic, dagen zonder alcohol of vlees. Zwichten we dankzij sociale media tegenwoordig massaal voor verandering? Filosofe Tinneke Beeckman: ‘Jezelf bewust iets ontzeggen, het is een nieuwe vorm van sociale controle.’

Ging u de voorbije maand winkelen met een katoenen zakje in uw handtas? En stond er in die hitte een herbruikbare drinkfles op uw bureau? De kans is groot, want meer dan tienduizend Vlamingen en driehonderd organisaties raakten in de ban van Mei Plasticvrij, een burgerinitiatief van drie geëngageerde vrouwen. Het opzet was helder: één maand lang ons gebruik van wegwerpplastic terugdringen.

Het doet denken aan eerdere initiatieven die, ook via sociale media, veel volgelingen lokten. Zoals Tournée Minérale, de maand zonder alcohol, waar ruim 100.000 Vlamingen hun glas voor lieten staan. Of Dagen Zonder Vlees, de campagne die vorig jaar nog 100.000 fijnproevers overtuigde om minder vlees en vis te eten en zo een bijdrage te leveren aan het klimaat.

 

Het ene succesvolle initiatief lijkt het andere op te volgen. Is het dan zo makkelijk geworden om zieltjes te winnen? Vallen we ineens massaal voor verandering?

Filosofe Tinneke Beeckman: “De sociale media laten alleszins een nieuwe ritualisering toe. Als je naar die initiatieven kijkt – geen alcohol, geen vlees – dan zie je eigenlijk herhalingen van hoe het er vroeger aan toe ging. Toen was er ook een vastenmaand, waren er ook periodes waarin je jezelf, samen met je gemeenschap, beperkingen oplegde van je eigen verlangens. In onze geseculariseerde samenleving zijn er nog weinig religieuze feesten. Het is fascinerend om te zien hoe dat dan toch weer opduikt: jezelf bewust iets ontzeggen. Nu gebeurt dat ook vanuit een ander verhaal. ‘Het is gezond, beter voor de planeet.’ Maar de functie is dezelfde gebleven: het is iets zuiverend. Bijna een boetedoening, waar het goede uit voorkomt.”

 

Terwijl meneer pastoor ons vroeger vertelde wat ons te doen stond, volgen we nu de campagnes op sociale media. Leidt dat dan ook echt tot gedragsverandering? 

“Het gezegde wil: ‘Verander de wereld, begin bij jezelf.’ Maar mensen zijn sociale dieren, mimetische wezens ook. Ze imiteren elkaar. Dat ze in groep kunnen meedoen aan zo’n initiatief, samen met anderen met wie ze zich kunnen identificeren, werkt enorm versterkend om echt verandering tot stand te brengen. Op dat vlak zijn sociale media erg belangrijk: de technologie laat zeer gemakkelijk toe om gelijkgezinden te vinden, om zo uit dat individualisme te stappen.

“Het is ook een nieuwe vorm van sociale controle. Continue Reading ›

“Op zoek naar een goed verhaal”, DS 15 dec. 2017

“Kan je als auteur nog verborgen leven? Of hoort het bij de marketing van een boek dat je je ‘verhaal’ doet, en uitleg geeft over je relaties, je familie, je jeugd? Een succesvolle schrijfster vertelde me dat ze bewust haar privéleven volledig uit de (sociale) media houdt.

Nu krijgt ze steeds meer mails van lezers die vrijpostig naar dat privéleven vragen. Alsof een boek lezen je recht geeft op inzage in iemands private, intieme bestaan. Alsof het persoonlijke verhaal achter de schrijver noodzakelijk is om een werk te begrijpen. In de media komt literatuur daarbij vaak pas aan bod na erg persoonlijke ontboezemingen van auteurs. En er zijn nog deze aandachtstrekkers: het verslag de strijdende banneling, de overlever van ziekte, verslaving, of een traumatiserende jeugd.

Virginia Woolf – zelf slachtoffer van incest – benadrukte dat dergelijk verhaal niets met de kwaliteit van een werk te maken heeft: ‘Books should stand on their own feet’. Een boek moet zichzelf verdedigen, helemaal alleen, tussen de andere boeken.

De Napolitaanse romans van de anonieme auteur Elena Ferrante blijven overeind zonder interviews met de ware schrijver of schrijfster. Zelfs toen die nog niet gekend was, werd de cyclus opgepikt door critici en lezers. Voor heel wat critici en recensenten was die anonimiteit echter wel problematisch: alle middelen werden ingezet om de echte auteur te onthullen.

Wie zou zo’n meeslepende, accurate beschrijving van een meisjesjeugd in Napels kunnen geven? En stel je voor dat de schrijver een man was! Achter zo’n felle zoektocht schuilt een verkeerd begrepen authenticiteitsideaal, alsof je moet weten wie spreekt, om te kunnen oordelen over het gezegde.

 

Marcel Proust schreef het al over Sainte-Beuve: de sleutel van een werk vindt de lezer niet in het leven van de schrijver. Dat was volgens Sainte-Beuve wel het geval. Proust was het grondig oneens met die eenzijdig biografische insteek. Hij maakt een onderscheid tussen de ‘moi social’ en de ‘moi profond’. Het ‘sociale ik’ is de auteur die met vrienden in salons converseert, ’s avonds in bed wordt gestopt door zijn moeder, lijdt aan een ongeneeslijke longziekte. Maar met deze beschrijving kan je ‘A la recherche du temps perdu’ niet vatten, want het sociale masker valt niet samen met het creatieve innerlijk van een auteur. Dat innerlijk noemt Proust de ‘moi profond’, het artistieke centrum van de schrijver, waaruit de metaforen, beelden, woordkeuze voortkomen. Hier ontstaat de echte roman, die voorbij het eigen sociale ik gaat, maar waarin elkeen en het geheel zich laat denken. De sleutel van ‘A la recherche du temps perdu’ ligt dus niet in de persoonlijke of maatschappelijke context, maar in de uitnodiging aan de lezer om een zelfde zoektocht te ondernemen.

Een boek dat niet veel meer is dan de neerslag van iemands sociale ik, en dat geschreven is op een banale manier, blijft onvermijdelijk onbeduidend: dan onthult de auteur, ongeacht wat hij of zij ook heeft meegemaakt in zijn persoonlijke verhaal, hoe banaal zijn innerlijk eigenlijk is. Continue Reading ›

“Een kwestie van vertrouwen”, column DS 30 nov. 2017

“Ja, leugens en bedrog zijn zo oud als de mensheid zelf. Toch voegt ‘fake news’ een aparte dimensie toe aan het spel van leugens en bedrog. Dat maakt de kwestie toch relevant, in tegenstelling tot wat Tom Naegels beweert (DS, 25/11). Natuurlijk kunnen zogenaamd nieuwe fenomenen veel overeenkomsten vertonen met vroeger. Maar juist de verschillen in kaart brengen, werkt verhelderend.

‘Fake news’ slaat op doelbewust leugenachtige informatie die rondgestuurd, vanuit een gewiekst inzicht in de werking van sociale media. Hierdoor gaat zo’n vals bericht makkelijk viraal. ‘Fake news’ wordt daarbij verkocht als waarachtig nieuws, dat de mainstreammedia verborgen willen houden. Terwijl ‘fake news’-adepten zelf intentioneel bedriegen, suggereren ze dat andere informatiebronnen echt onbetrouwbaar zijn. Zo verspreidt ‘fake news’ niet alleen inhoudelijk valse berichten, maar ook wantrouwen. In sommige gevallen doen politici hieraan mee, om kritische stemmen in de kiem te smoren.

Debat met Tom Naegels over Fake News in ‘De Afspraak’.

Een voorbeeld: tijdens de verkiezingscampagne suggereerde Donald Trump dat Hillary Clinton alleen kon winnen door vals te spelen. De jonge, armlastige student Cameron Harris begreep dat Trumps publiek vatbaar zou zijn voor een verhaal dat deze stelling onderschrijft. Meteen startte hij een website en postte artikels over miljoenen onechte pro-Hillary stembiljetten die in een afgelegen fabriek zouden zijn teruggevonden. Later schreef hij nog enkele vervolgverhalen. Hij bereikte er miljoenen lezers mee via sociale media en verdiende op enkele uren tijd tienduizenden dollars.

Dit voorbeeld toont nog enkele andere kenmerken. Wat onder de noemer van ‘fake news’ valt, werkt vaak polariserend en identiteitsversterkend. De berichten zijn gericht tegen een bepaalde politieke partij, een organisatie of een groep mensen. Ze trekken veel aandacht omdat ze sterke emoties opwekken, zoals verontwaardiging, woede of angst.

Vooral het wantrouwen fnuikt het democratische samenleven. ‘Fake news’ suggereert dat wie bepaalde opvattingen tegenspreekt, ook ter kwader trouw handelt. Maar vrij debat berust op vertrouwen in de gedeelde kennis tussen burgers. Dat vertrouwen is noodzakelijk, want ‘geen filosoof in de hele wereld is zo buitengewoon dat hij niet een miljoen dingen gelooft, die hij op het geloof van anderen baseert. Elke denker neemt veel meer waarheden aan dan hij er zelf fundeert’, aldus de Franse denker en politicus Alexis de Tocqueville in zijn ‘De la démocratie en Amérique’. Hij voegt er nog aan toe dat dit niet alleen noodzakelijk is, maar wenselijk. ‘Fake news’ ondermijnt daarentegen de opbouw van geloofwaardige kennis waar een moderne democratie op berust.

Het belang van ‘fake news’ moet natuurlijk niet overdreven worden. Niet elk fout bericht is er een voorbeeld van: er is de klassieke ‘hoax’, de samenzweringstheorie, de satirische commentaar, het ongecontroleerde gerucht, het foute bericht. Heel wat media hebben in de loop der jaren onjuiste berichten verspreid. Sommige journalisten zijn allesbehalve vrij van vooringenomenheid. Het wantrouwen tegenover de media neemt al jaren toe, in binnen-en buitenland. Er zijn ook goede redenen om de woorden van politieke leiders te wantrouwen: grove misleidingen met fatale gevolgen vallen inderdaad voor, zoals de leugens over de massavernietigingswapens in Irak in 2003.

Belangrijke politieke omwentelingen kunnen evenmin tot de impact van ‘fake news’ worden herleid. Wat de overwinning van Donald Trump betreft, bijvoorbeeld, maakte Hillary Clinton zelf cruciale fouten tijdens haar campagne. Volgens David Axelrod, vroegere raadgever van Barack Obama, heeft ze haar nederlaag vooral aan zichzelf te danken. Hij vermeldt haar weigering om campagne te voeren in staten met veel werkloze fabrieksarbeiders zoals Wisconsin en Michigan of haar gebrek aan verantwoordelijkheidszin tijdens het emailschandaal.

Toch stelt ‘Fake news’ wel degelijk problemen. Wie argwaan verspreidt vanuit eigen financiële of politieke belangen, vergiftigt de geesten. Argwaan is het tegendeel van gezonde scepsis: wie sceptisch is, blijft onderzoeken en stelt zijn oordeel uit. Wie gedreven door wantrouwen in ‘fake news’ gelooft, heeft zijn oordeel daarentegen al klaar. ‘Fake news’ kan mensen dus minder vatbaar maken voor (zelf)kritiek, en de deur openen voor georkestreerde desinformatie.”

Deze column verscheen in De Standaard op 30 november 2017.

Over fake news sprak ik met Tom Naegels in ‘De Afspraak‘ op dinsdag 28 nov.

‘Een netwerk is geen gemeenschap’, column DS, 10 okt. 2016

Unknown 08.33.05“In ‘Ex-reporter’ legt Chris De Stoop uit waarom hij stopt met journalistiek. Die is te snel, te fel, te hard geworden. Tom Naegels vond De Stoops diagnose ongefundeerd: dat journalistiek vroeger kwaliteitsvoller was, heeft De Stoop niet met harde cijfers aangetoond.

Aan De Stoops persoonlijke ervaring valt nochtans niet te twijfelen. En dat sociale media enkele neveneffecten hebben die onderbelicht blijven kan ook moeilijk ontkend worden: ‘Ik vind’ tweet de journalist en hij leert u en mij een lesje. Maar we leren vaak weinig. De verhalen van het stille, baanbrekende werk van De Stoop onthouden we wel. Ze hebben ons veranderd.

 

unknown‘Het medium is de boodschap’, stelde mediafilosoof Marshall McLuhan. Hoe je communiceert, bepaalt mee wat je zegt. Niet alleen de inhoud, maar ook de vorm is belangrijk. Toegepast op sociale media, wordt het nieuws dan inhoudelijk sneller, feller, minder genuanceerd. Maar het wordt ook meer ego-gericht: je communiceert vanuit jouw profiel, met jouw account, vanop jouw tijdlijn. Zo wordt je ego een deel van de communicatie. Het gaat er mij niet om dat elke mens vandaag egocentrischer zou zijn dan vroeger. Maar wel dat de technologie de egocentrische neigingen uitvergroot. Bij ik-gerichte media, sluipt het ego overal in. Sommige journalisten gedijen perfect in deze nieuwe cultuur. Enkelen lijken te denken dat ze zélf het nieuws zijn, in plaats van nieuws te berichten. Gelukkig is dat uitzonderlijk. Maar voor anderen is deze technologische evolutie een obstakel, omdat het niet bij hen past. Deze ik-gerichtheid blijft trouwens niet tot de journalistiek beperkt. De politiek, het bedrijfsleven, overal komen deze tendensen terug. Continue Reading ›

Interview op ‘De Dagwacht’, NPO Radio 1 – over wantrouwen in de media

Unknown

Samen met Klaske Tameling was ik op donderdag 25 februari te gast in het programma ‘De Dagwacht‘, bij journalisten Tom van ’t Einde en Wout van Erven.

De uitzending is op NPO Radio 1 te beluisteren.

 

Aanleiding voor het interview was een ander gesprek over de media dat in Trouw verscheen. Onderzoek toont aan dat burgers de media steeds meer wantrouwen.

 

CcB2KRKXIAEmxmm.png-smallWaar komt dat wantrouwen vandaan? Is het terecht? En wat kunnen journalisten doen om het vertrouwen te herstellen.

Gedurende twee uren spraken we over de invloed van technologie, over samenzweringen, over sociale media, de voor-en nadelen van burgerjournalistiek, over vrouwen en minderheden in de media  en vele andere thema’s.

In het vierde deel van mijn boek ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’ komt het belang van internet en de media voor de democratie aan bod.

 

‘Ouders, stop met tablets te kopen’ – Peter Adriaenssens, De Standaard

C_LANN_KINDERDROMEN_MEI14_LRC.pdf“Wat wil je doen voor je twaalfde?” was  de vraag van Ketnet aan 100.000 kinderen. Hun antwoorden, en dromen, zijn de basis voor het boek ‘Kinderdromen’ – Peter Adriaenssens, Jan Callebaut, Veerle Beel en Tinneke Beeckman (Lannoo). Vandaag legt kinderpsychiater Peter Adriaenssens in De Standaard alvast een stevige stelling voor aan ouders: “stop met kopen van tablets.”

Dat onze jeugd niet verdorven is, blijkt uit de bijna 100.000 antwoorden die Ketnet kreeg op de vraag wat kinderen zeker willen doen voor hun twaalfde. “Maar, waarschuwt Peter Adriaenssens, sociale media en moderne technologie maken het alsmaar moeilijker om die warme inborst te beschermen,”  aldus de kinderpsychiater in het artikel van Eva Berghmans in De Standaard vandaag.

Ook Guy Tegenbos ‘senior writer Wetstraat’ van de Standaard wijdt vandaag een commentaar aan dit thema: de relatie tussen internet, ouders en opvoeding naar aanleiding van het boek.

Foto: Thomas Geuens

Foto: Thomas Geuens

Begin september gaf ik aan Dieter Herregodts (voor CM) een interview over het boek. Hier is een stukje.

De mooiste kinderdromen

Een pinguïn als huisdier of een huiswerkmachine

Wat wil jij zeker doen voor je twaalf bent? Dat vroeg Ketnet aan zijn jonge kijkers. 100 000 kinderen stuurden hun dromen in. De resultaten zijn ontroerend, hilarisch, verrassend en nog zoveel meer. Droom gerust mee. Continue Reading ›