‘Een vlaag van walging’, column DS, 13 februari 2020

Het coronavirus verspreidt zich in China en daarbuiten. In China neemt de overheid draconische maatregelen: burgers dragen mondmaskers, quarantaines worden opgericht en sommige steden worden zo goed als afgesloten. Ook elders in de wereld leeft enige angst voor het onbekende virus. Dit is begrijpelijk; vroeger hebben ziekten zoals de pest of de Spaanse griep ravages aangericht. Maar ziekten genereren ook walg. En dat gevoel is politiek gezien veel relevanter dan vaak wordt gedacht.

Walg is een sterke fysieke reactie op tekenen van ziekte of verval. Wie beschimmeld voedsel, uitwerpselen of braaksel waarneemt, wil meteen afstand nemen. Deze scherpe reflex is nuttig; het lichaam kiest voor zelfbescherming. Maar de gevoeligheid voor weerzin beïnvloedt ook morele en politieke oordelen. Op een diep psychologisch niveau verbinden we weerzin met ‘wij’ en ‘zij’, met wie er bij hoort, en wie niet; wie kunnen we vertrouwen, en wie niet; wat we zuiver vinden, en wat niet.

Vaak merken we die reactie amper: in vergelijking met woede, geluk of verdriet, heeft walg een minder bewust effect op keuzes. Maar dat maakt de emotie niet minder belangrijk, aldus psycholoog David Pizarro (Cornell University). Afkeer is meer een kwestie van reactie dan actie, van reflex dan reflectie. Dat geeft haar een retorische kracht, aldus Pizarro; ze is als een kleine ‘hack’ in de hersenen.

Wanneer politici er in slagen dit gevoel van aversie aan bepaalde groepen te koppelen, genereren ze dan ook een sterke emotionele respons. En dat gebeurt regelmatig. Recent verbond Filip Dewinter het coronavirus met het ‘islamvirus’. In nazipropaganda werden Joden met ratten en ongedierte vergeleken. Ook Donald Trump verwijst vaak naar afkeer. Tijdens een meeting sprak hij bijvoorbeeld over Hillary Clintons ‘walgelijke’ toiletstop tijdens een televisiedebat. Zo’n opmerkingen lijken van de pot gerukt, maar ze sorteren wel effect.

Meer nog, experimentele psychologen hebben aangetoond dat rechts-conservatieve kiezers gevoeliger zijn voor walg dan liberale kiezers. Neurowetenschapper Read Montague (Virginia Tech University) mat de neurale respons van mensen terwijl ze beelden bekeken van misvormde dieren, vuile toiletten en gezichten met zweren. Hij peilde ook naar hun politieke ideeën, op een spectrum van extreem liberaal tot extreem conservatief. En de gevoeligheid voor weerzin bleek groter te zijn bij conservatieven. Aan de scan kon Montague zelfs met 95% zekerheid zeggen of iemand liberaal dan wel conservatief was. De testpersonen kregen ook gewelddadige beelden te zien (mannen met revolvers gericht op de camera; vechtscènes, autowrakken) en aangename beelden (lachende babies, zonsondergangen, konijntjes). Maar alleen bij afkeer was er een sterke correlatie tussen respons en politieke overtuiging. Ook andere studies, van bijvoorbeeld Michael Bang Andersen (Aarhus University), wijzen op een overeenkomst tussen een gevoeligheid voor walg en een conservatieve ethos, zoals traditionalisme, religiositeit, steun voor autoriteit en hiërarchie, seksueel conservatisme en wantrouwen tegenover anderen. Walg heeft dus morele effecten; ethiek handelt niet alleen over goed en kwaad, maar ook over het zuivere. Religies hebben duidelijke regels voor voedsel, seksualiteit en de behandeling van lijken, bijvoorbeeld. Gelovigen ervaren weerzin bij de gedachte aan overtredingen.

Gevoelens van walg hebben zelfs een impact op politieke en morele ideeën: als de context afkeer oproept, verschuiven politieke ideeën naar de rechterkant van het spectrum. In Pizarro’s test, bijvoorbeeld, moesten proefpersonen morele en politieke vragen beantwoorden. Naast hen stond een bord dat eraan herinnerde om de handen te wassen teneinde griepinfecties te vermijden. Die verwijzing volstond om meer rechtse politieke stellingen en moreel conservatieve voorkeuren te noteren.

Niemand weet voorlopig hoe lang het coronavirus zich nog zal verspreiden, of hoe gevaarlijk het echt is. Continue Reading ›

‘Over Taboes en schaamte’, op Radio 1, woensdag 9 september

Deze ochtend was ik te gast in het radioprogramma ‘De Bende van Annemie’logo, bij Annemie Peeters over ‘wat betekent schaamte? Zijn er nog taboes?’.

De aanleiding was de discussie tussen Ann de Craemer en Heleen De Bruyne over de vraag ‘mogen er nog taboes zijn over seksualiteit?’

Ik schets even de discussie: Heleen De Bruyne had tijdens het programma Van Gils & Gasten over de menstruatiecup gesproken (een alternatief voor de tampon of het maandverband). En ze wilde menstruatie meer bespreekbaar maken. Daarop reageerde Ann De Craemer scherp in haar column: ze pleit voor het behoud van schaamte en gêne, en voor taboe’s, in het stuk ‘Mogen er nog taboe’s zijn, ja?’. Waarop Heleen De Bruyne en Anaïs van Ertvelde De Craemer van antwoord dienden in het stuk met de veelzeggende titel ‘neen, wij worden niet nat van het doorbreken van zoveel mogelijk taboes’.

Los van de radio-uitzending, waarin Donald Trump, Amy Schumer, Proust en andere thema’s aan bod kwamen, geef ik hier even enkele filosofische ideeën.

Wat is schaamte? Kunnen we zonder schaamte leven? 

Zelfs al leef je in een ‘vrije’ cultuur, schaamte lijkt me een onvermijdelijk gevoel. Zolang je een idee hebt van wie je wil zijn, voor jezelf én in de blik van anderen, ben je vatbaar voor schaamte. Je kan jezelf zien – en willen dat anderen je zien – als een mild en vriendelijk persoon. Dan kan je je schamen voor je harde woorden tegen een vriend tijdens een ruzie. Op dat moment, besef je dat je niet samenvalt met wie je wil zijn. Schaamte is een gebrek aan eigenliefde, zegt de Franse filosoof René Descartes. Over schaamte heb je geen controle – het gaat gepaard met een fysieke reactie, zoals blozen, schuifelen, hakkelen, naar de grond kijken. Je beslist niet over je schaamte, je kan ze alleen vaststellen.

Schaamte versus schuld

Je kan je schamen voor iets waar je geen schuld aan hebt. Slachtoffers van een misdaad voelen zich soms beschaamd. Pubers voelen schaamte over hun ouders. Schaamte stelt dan een grens: hoewel ze voordien erg innig aan hun ouders waren gehecht, werpt de schaamte een barrière op.  Zo willen pubers hun eigenheid en onafhankelijkheid bevestigen. Schaamte is een diep-menselijk gevoel dat precies grenzen aangeeft. In elke cultuur heeft elke mens bepaalde gevoeligheden waarover hij zich kan schamen, al kunnen die erg verschillen. In de Oudheid waren atleten naakt, wat nu ondenkbaar is. Maar Grieken voelen dan wel schaamte over lafheid in de strijd, aangezien ‘eer’ een belangrijk begrip was.  Die onvermijdelijkheid van de schaamte, neemt niet weg dat schaamte een onaangenaam, droevig gevoel is, een gevoel dat je eigenwaarde vermindert. Vandaar dat heel wat filosofen negatief over de schaamte hebben geschreven. Friedrich Nietzsche stelt het bondig in enkele aforismen:

‘Wie noem je kwaad?’. ‘De persoon die voortdurend een gevoel van schaamte wil opdringen’.

‘Wie beschouw je als het meest menselijk?’ ‘Wie anderen een gevoel van schaamte wil besparen.’

‘Wat is het teken van verworven vrijheid’? ‘Geen schaamte meer voelen over zichzelf.’

Schaamte en schroom

Hiermee wordt een belangrijk onderscheid duidelijk: tussen schroom en schaamte.  ‘Schroom’ is een woord dat ik miste in de bovenstaande discussie. Schroom is een vorm van terughoudendheid, een bewuste beslissing om iets niet ten berde te brengen, of te doen. Door schroom anticipeer je op mogelijke schaamtegevoelens, bij jezelf of bij anderen. Die schroom lijkt me een mooie overweging. Schroom laat je toe om je aan te passen aan de context: bij de ene vriend ben je openhartig, bij je collega’s kaart je zakelijke thema’s aan. Schroom getuigt dus van een verfijnd oordeelsvermogen. Natuurlijk kan je je vergissen, en werkt het open gesprek bevrijdend. In die zin, moet je af en toe risico’s durven nemen.

Het thema van de seksualiteit en het taboe kwam in de uitzending uitgebreider aan bod, dus –  wie wil – kan dat opnieuw beluisteren.