“Politici, verklein het speelveld niet”, column DS, 1 okt. 2020

De Vivaldi-regering begint aan haar opdracht. Na bijna 500 dagen komt een coalitie tot stand van verliezende partijen (alleen Groen en Ecolo gingen erop vooruit). De drie traditionele Vlaamse partijen – CD&V, Open VLD en de SP.A – treden toe, mét Groen. Toch vormt deze bonte groep aan Vlaamse kant geen meerderheid. Het centrum verkleint.

Het Belgische politieke systeem is aan hervorming toe, maar lijkt er niet meer toe in staat. Bart De Wever (N-VA) pleit voor een ander kiessysteem: een meerderheidsstelsel. Dat partijen proberen het stelsel naar hun hand te zetten, gebeurt wel vaker­, gaf Marc Reynebeau al aan (DS 30 september). Deze omkering van een proportioneel naar een meerderheidssysteem is grondwettelijk niet haalbaar en politiek niet wenselijk, schreef politicoloog Bart Maddens in De Tijd

Een verandering is ook een slecht idee om een andere reden: het meerderheidssysteem lijkt het centrum stabiel te verenigen, maar die stabiliteit is bedrieglijk. In werkelijkheid blijven vooral mensen uit een kleine, geprivilegieerde groep aan de macht. Zij hebben weinig voeling met wat er bij de bevolking leeft. Dat gebrek aan pluraliteit bij de top wreekt zich uiteindelijk.Een democratie moet de zorgen van mensen die extreem stemmen, beantwoorden op een niet-extreme manier

Bij een meerderheidssysteem zijn er twee dominante partijen, omdat de grootste partij in een kiesdistrict alle zetels voor dat district in het parlement krijgt. De kleinere partijen worden heel klein (ze kunnen wel lokaal de grootste zijn, en hier en daar een zetel halen) of ze verdwijnen. Daardoor kan de winnende centrumpartij het beleid uittekenen, zonder coalitiepartners. Dat lijkt stabiliteit te brengen, en de pluraliteit zou niet verdwijnen, doordat kleinere bewegingen correcties doorvoeren. Maar de politieke evoluties in het Verenigd Koninkrijk tonen de valkuilen.

In een meerderheidssysteem regeert dezelfde kleine groep het land. De politieke winnaars delen grosso modo dezelfde ideologie. De conservatief David Cameron zag zichzelf als de opvolger van Labour-leider Tony Blair. Dat zegt voldoende over de ideologische eensgezindheid bij de politieke klasse. Die kleine kring politici komt uit veelal dezelfde welstellende laag, ze frequenteerde dezelfde scholen (private scholen zoals Eton, universiteiten zoals Oxford en Cambridge). De veranderingen en omwentelingen in de samenleving worden niet echt politiek vertaald, maar ingezet als munitie in een interne partijpolitieke machtsstrijd.

Neem de saga rond de Brexit. Nigel Farage (Ukip) had premier Cameron aangespoord om een referendum over de Britse deelname aan de EU te organiseren. Cameron was zelf voorstander van Brits lidmaatschap, maar beloofde een referendum te houden. Hij was ervan overtuigd dat hij niet kon verliezen. Maar hij verloor, want in zijn zogezegd stabiele midden had Cameron geen voeling met wat er leefde bij de bevolking: een diep ressentiment tegen ‘de elite’ na de financiële crisis in 2008.

De brexiteers wendden dat ressentiment aan in hun strijd tegen de EU, de globalisering en een open migratiebeleid. De brexiteers wakkerden een aloude trots aan: dat het Verenigd Koninkrijk een grootmacht is die niemand nodig heeft, en al zeker geen Europeanen. Integendeel, het Verenigd Koninkrijk heeft onbreekbare vriendschapsbanden met de Verenigde Staten, en dat is voldoende. In zijn recente The Churchill complex doorprikt Ian Buruma de Britse illusie van de Brits-Amerikaanse alliantie, die Churchill tijdens de Tweede Wereldoorlog in het leven riep. De waarheid is dat de Britten er binnenkort helemaal alleen voorstaan, zonder betrouwbare bondgenoten.

In het referendum werden plots nieuwe breuklijnen duidelijk: platteland tegen stad, lageropgeleid tegen hogeropgeleid, oud tegen jong, ontmoedigde verliezer van de globalisering tegenover hoopvolle winnaar. De uitkomst van het referendum diende vooral als strijdmiddel tussen rivalen van die grootste partij. Camerons partij­genoot en concurrent Boris Johnson was ook tegenstander van de Brexit. Tot hij het verschil wilde maken met Cameron, en zijn kar keerde. Daarop werd Theresa May even premier – zij probeerde een Brexit-deal te sluiten met de EU. Om zich van haar te kunnen onderscheiden, pookte Johnson het anti-EU-sentiment hoog op; May haalde bakzeil. Zo lag de weg open voor Johnsons premierschap.

In de Vlaamse rangen zitten valsspelers, aldus De Wever in De zevende dag: bij de kleinere partijen vind je altijd politici die federale akkoorden willen sluiten tegen het verlangen van de meerderheid van Vlaamse kiezers in. Maar welke grondstroom bedient Boris Johnson met zijn beleid op langere termijn? Heeft de krimpende middenklasse betere vooruitzichten na de Brexit? Staat Groot-Brittannië sterker dan tevoren? Of heeft Johnson alles roekeloos ingezet om zelf premier te kunnen worden?

Een democratie moet de bekommernissen van de mensen die extreem stemmen, beantwoorden op een niet-extreme manier. Daartoe is een open contact nodig met de diversiteit en de pluraliteit aan visies. En daartoe moeten nieuwe generaties politici, met andere ideeën en voorkeuren uit meerdere lagen van de bevolking een kans krijgen om deel te nemen aan de macht. Wat een democratie niet nodig heeft, is dat dit speelveld wordt verengd tot een machtsstrijd binnen een kleine, geprivilegieerde groep, in welk kies­systeem dan ook.”

Deze column verscheen in De Standaard op 1 oktober 2020.

“Een Europese uitlaatklep voor ontevreden burgers”, column DS 30 januari 2020

Spannende tijden in Europa: vanaf 1 februari is de Brexit een feit (onderhandelingen duren nog wel één à twee jaar). En voor burgers komt er een Europese Conferentie…

“Er komt een ‘Conferentie voor de Toekomst van Europa’ vanaf 9 mei 2020, om burgers meer inspraak te geven bij de Europese besluitvorming. Het project leidde tot kritische opmerkingen (Steven Van hecke, DS), ook omdat niemand weet wat er met de resultaten zal gebeuren in 2022.

Toch is zo’n conferentie een hoopvol signaal. De commissie, het Europese parlement, de Europese instellingen en de lidstaten erkennen dat burgers mee moeten beslissen over de EU. Dat gebeurde tot nog toe weinig. Zo was commissievoorzitster Von der Leyen geen Spitzenkandidaat bij de Europese parlementsverkiezingen, maar werd ze toch voorzitster.

Daarnaast speelt de impact van het Brexitreferendum in 2016. Niet alleen gaat de EU van 28 naar 27 lidstaten. De brexit is in strijd met een funderend principe: dat alle landen naar een ‘ever closer union’ zouden bewegen, zoals in het verdrag van Rome uit 1953 staat. Die ‘ever closer union’ was de horizon voor beleid; directe inspraak van de bevolking stond niet op de agenda. Want Europa was ook een morele belofte: nooit meer oorlog. De strijd tussen naties was voorbij, dankzij een vrije markt en nauwe economische samenwerking. Wie aan deze doelstellingen twijfelde, verloor morele legitimiteit.

In de opzet van de Conferentie wordt de mogelijkheid van kritiek wel meegenomen. Dat is een hele verbetering. Want de moraliserende retoriek om twijfelaars te doen zwijgen – vaak gebruikt door voorstanders van Europees federalisme – heeft het tegenovergestelde effect gehad: afkeer en weerstand. Tenslotte is kritiek op deze Unie onvermijdelijk: ze promoot vier vrijheden (personenverkeer, werknemersverkeer, goederenverkeer en kapitaal) en impliceert beleidskeuzes. Die keuzes hebben gevolgen. Er zijn winnaars en verliezers. Je kan die verliezers niet altijd wegzetten als egoïstisch, gesloten, dom, of erger nog, gevaarlijk nationalist, xenofoob, racistisch etc.

De euro-kritische stemmen klonken het luidst tijdens de referenda. Die referenda zijn wellicht een verkeerd middel om belangrijke, politieke kwesties te beslechten. Maar dan moet de EU-constructie meer rekening houden met oppositie. Omdat klassiek oppositievoeren binnen de EU zo moeilijk is, ontstaat principiële oppositie, zoals de Ierse politicoloog Peter Mair al in 2006 voorspelde. Klassieke oppositie betekent dat politieke partijen een alternatief kunnen zijn voor de heersende regering en haar beleid. Zo hebben ontevreden burgers een uitweg binnen het politieke systeem zelf. Anders verplaatst het ongenoegen zich naar de politieke structuur op zich. Peter Mair kwam tot die conclusie na de referenda in Nederland en Frankrijk in 2005, waarbij de bevolking zich telkens uitsprak tégen het grondwetsverdrag. Hij voorzag nog een andere ontwikkeling: Europese besluiten bepalen de nationale politiek steeds meer, ook indirect (regels voor begrotingen, bijvoorbeeld). Die invloed beperkt de ruimte voor de klassieke links-rechts discussies in nationale parlementen. En die evolutie vergroot de kans op een nieuwe breuklijn: tussen partijen die binnen of buiten de EU willen staan.

Neem Boris Johnsons laatste, overweldigende verkiezingsoverwinning in december 2019. Met zijn slogan ‘Get Brexit done’ verleidde hij veel voormalige Labour-kiezers. Zijn tegenstander, Jeremy Corbyn, bleef neutraal over de Brexit – hij stelde een nieuw referendum voor. Corbyns verpletterende nederlaag heeft ongetwijfeld vele oorzaken. Maar hij begreep alvast niet dat ‘binnen’ of ‘buiten’ de inzet was van de verkiezing.

Wat is er nodig om de stemmen van de bevolking succesvol te integreren? Continue Reading ›

“Alsjeblieft, niet Joke Schauvliege. Er moeten toch andere kandidaten zijn?”, DM 22 aug. 2019

Deze column verscheen in De Morgen op 22 augustus 2019.

Joke Schauvliege zou opnieuw in aanmerking komen om minister te worden in de Vlaamse regering. Normaalgezien meng ik me nooit in dit soort partijpolitieke spelletjes. Maar er zijn grenzen. Alsjeblieft, liever niet. Geef iemand anders een kans. Het kan toch niet dat er geen kandidaten zijn?

In februari 2019 nam minister Schauvliege noodgedwongen afscheid uit de vorige regering. Ze huilde op de persconferentie. Ze was dan ook hard aangepakt: activisten hadden haar telefoonnummer vrijgegeven, en bombardeerden haar met berichten. Zo saboteerden ze haar communicatie, onder meer met haar familie. Schauvliege had een punt: zo’n manier om actie te voeren was ongepast. Maar tijdens haar afscheid repte ze amper over de reden van haar ontslag: tijdens een lezing voor het Algemeen Boerensyndicaat had ze een totaal uit de lucht gegrepen complottheorie over de betogingen van klimaatjongeren verkondigd. Die protesten hadden niets met oprechte bezorgdheid te maken, maar zouden een wraakactie zijn van natuurorganisaties. Schauvliege had ook nog valselijk beweerd hierover informatie van de staatsveiligheid te hebben verkregen. Daarmee gaf ze een waanzinnige interpretatie van de realiteit, die ze met een verzonnen autoriteitsargument wilde staven. Dat zijn twee misstappen in één klap. Gewoonlijk zwijgen veiligheidsdiensten in alle talen, maar nu konden ze niet snel genoeg bekend maken dat zij nooit zoiets hadden ingefluisterd. Schauvliege mag lokaal stemmen halen, haar geloofwaardigheid voor een ministerpost heeft ze niet terug.

Als minister van natuur was Schauvliege nooit overtuigend. Ze liet zich ontvallen dat een ‘boom altijd de functie heeft om gekapt te worden’. Die uitspraak resumeert haar beleid pijnlijk goed. Maar die keuzes zijn gedateerd. De klimaatkwestie is vandaag de dag zo urgent, dat Vlaanderen politici met inzicht en visie nodig heeft. En met een andere houding tegenover de fundamentele verandering die gaande is.

De CD&V verkeert in diepe crisis. De partij behaalde haar slechtste resultaat ooit. Blijkbaar, volgens een gelekt intern rapport van twaalf kritische apostelen, overheerst er een diep wantrouwen. In dat verslag worden slechts twee politici enigszins gespaard: Hilde Crevits en Wouter Beke. Schauvliege wordt weinig begeesterd genoemd. Het rapport ondersteunt wat de Oost-Vlaamse CD&V jongeren al zeiden: vernieuwing is nodig. Het past niet meer om nog uit de ‘vijver van Leterme’ te vissen. Schauvliege komt uit die groep. Ze begon in 2009 als minister van cultuur en natuur in de regering Peeters II (welke grapjas bedenkt trouwens zo’n combinatie van bevoegdheden?). Dat was geen succes. Daarop volgde ‘natuur en landbouw’. Dat liep slecht af. Laten we het hierop houden. Tien jaar is genoeg.”

Column over Catalonië en Spanje, DS 5 okt. 2017

“Volgens de Spaanse koning Felipe en volgens heel wat EU-leiders is de zaak in Catalonië duidelijk: met hun referendum overtreden de Catalanen de Spaanse grondwet en dus treedt de Spaanse regering terecht (hard) op. Ook de Europese Commissie reageert lauw op het politiegeweld, en herhaalt het legalistische standpunt. Wettelijk gezien hebben ze gelijk. Maar politiek gezien slaan ze de bal volledig mis. En de gewelddadige weg van Spaanse premier Rajoy leidt tot een politieke impasse.

Wettelijk gezien klopt het: het referendum was niet conform aan de Spaanse grondwet. Die opmerking gaat voorbij aan het feit dat onafhankelijkheidsverklaringen zelden wettelijk zijn.

Wie de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring in 1776 even vanuit Brits perspectief bekijkt, vindt die onwettelijk. Wat dacht die Thomas Jefferson wel? Er is geen wettelijke bepaling waarop burgers zich kunnen beroepen om hun eigen wetten uit te roepen, gewoon omdat ze dat willen. Jefferson refereert aan een ‘natuurwet’, maar dat is een vaag concept. Hij heeft het over waarheden die ‘vanzelfsprekend’ zijn, en geeft dus toe dat hij ze niet kan bewijzen.

Daarbij zijn de Amerikaanse motieven triviaal. De opstandelingen wilden geen belastingen meer betalen: ‘no taxation without representation’ was hun slogan. Dat klinkt eerder als een eis dan als een funderend principe.

Kortom, wettelijk gezien had Jefferson geen been om op te staan. Maar politiek gezien had hij gelijk: elk politiek systeem vereist voldoende steun van de bevolking. Zodra die wegvalt, vervalt de loyaliteit aan een staat. Elke nieuwe grondwettelijke macht vertrekt vanuit een ‘wij’ die even tevoren nog niet grondwettelijk verankerd was, en die met een heersende orde breekt. Continue Reading ›

“Een reactionair is geen conservatief”, column DS, 16 maart 2017

” Identiteit en integratie zijn de thema’s van de Nederlandse verkiezingen. Dat is onwennig voor alle partijen, behalve voor de PVV van Wilders, en voor DENK, de partij opgericht door ex-PVDA-leden Kuzu en Öztürk. Met deze laatste partij komen ook ronduit reactionaire stemmen naar boven. De spanningen tussen Nederland en Turkije verduidelijken dit radicale project.
Het programma van DENK leek helder: de strijd tegen racisme en discriminatie. DENK-boegbeeld Sylvana Simons verliet de partij echter omdat de leiders volgens haar “homorechten en vrouwenrechten niet serieus namen” en “zich teveel op conservatieve kiezers richten”.

Dit is een veel voorkomend misverstand: een partij als DENK bedient niet alleen een conservatieve achterban, maar is zelf een reactionaire beweging.

Reactionair betekent dat de partij de verwezenlijkingen van de moderniteit ongedaan wil maken: de scheiding tussen kerk en staat, individuele rechten voor mannen én vrouwen, vrijheid van mening en (on)geloof, vrije pers en een wetenschappelijk geïnspireerd waarheidsstreven. DENK is de enige partij die Erdogans houding tegenover Nederland de afgelopen dagen steunde. Erdogan heeft de democratie vroeger met een tram vergeleken: “Je rijdt ermee tot je je bestemming bereikt, dan stap je er uit.” In eigen land illustreert Erdogan wat dit betekent.
Wat de politieke strijd betreft, durft DENK van de democratische methode af te wijken. De partij verspreidt ‘fake news’ en uit de lucht gegrepen samenzweringstheorieën. Ze valt de reguliere media frontaal aan. Ze is sterk autoritair, en voert erg agressief campagne. Zo klaagt de ‘Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland’ over intimidatie van moskeegangers, alsof elk individu niet zelf mag beslissen voor wie hij stemt.

Vergelijk dit met de houding van de conservatief: die staat sceptisch tegenover de maakbaarheid van mens en samenleving. Heilzame veranderingen gebeuren liefst in kleine stapjes en vanuit wat in het verleden werd opgebouwd. De ware conservatief is een bescheiden wereldverbeteraar. ‘Als we de wereld niet opnieuw ongelukkig willen maken, moeten we onze dromen over het gelukkig maken van de wereld opgeven’, noteerde Karl Popper. Een conservatief knikt instemmend. Hij kan zich ook vinden in de woorden van Lord Palmerston die ooit boos mompelde: ‘Hervormen, hervormen. Is het al niet erg genoeg?’. Voor de conservatief beschermt de rechtsstaat de individuele rechten, terwijl het politieke of sociale project alleen vanuit een zin voor de gemeenschap kan ontstaan. DENK wil daarentegen een radicale omwenteling van de Nederlandse samenleving.

Progressief is DENK ook niet. De partij klinkt alleen progressief in haar aandacht voor racisme, discriminatie en vrijheid. Alleen dient die vrijheid om paternalisme opnieuw in te voeren. Het antwoord op racisme en discriminatie is al evenmin progressief. DENK pleit niet voor een universalistische, verbindende boodschap, waarbij mensen elkaar ongeacht hun etnische, religieuze of andere verschillen respecteren en waarderen. Dan overstijgen mensen hun verschillen juist om als gelijken samen te leven. Neen, DENK maakt van verschil de maatstaf. Iemands etnische achtergrond bepaalt zijn stemgedrag, ongeacht de uiteenlopende politieke ideeën over vrijheid of gelijkheid die iemand kan hebben. De kloof die DENK introduceert, valt nooit te overbruggen. Zo’n beweging kan alleen polariserend werken. DENK vertegenwoordigt ook geen regenboog van minderheden. Veruit de meeste aanhangers zijn van Turkse komaf, en heel wat Marokkaanse Nederlanders zeggen op DENK te stemmen. Maar Antilliaanse of Surinaamse kiezers zouden zich volgens opinieonderzoek van Kantar Public niet aangesproken voelen.

De stichtende leden van DENK komen uit de PVDA. Die vaststelling is reden genoeg voor progressieve partijen om grondig na te denken over de verborgen breuklijnen, die zelfs door hun eigen partijen dreigen te lopen: naast de keuze tussen progressief of conservatief maakt de reactionaire visie nu opgang. Het laaiende conflict begin deze week tussen Nederland en Turkije toont dat dit reactionaire gedachtengoed geen marginaal fenomeen is, ongeacht wat de verkiezingsuitslag teweegbrengt.”

Deze column verscheen op 16 maart in De Standaard.