“Soms kunnen wetenschappers beter zwijgen”, DS, 3 juni 2021

“Vertrouwen in de wetenschappen is beslissend voor de toekomst. Niet alleen bij een ­pandemie, maar ook bij de ­klimaatcrisis zal wetenschappelijk werk cruciaal zijn. De afkeer bij sommige burgers voor moeilijke maatregelen mag geen afkeer voor de wetenschap op zich worden.

Twijfel aan de autoriteit van wetenschappers sluimert al langer. In 2017 hielden wetenschappers wereldwijd protestmarsen tegen wat zij ‘de aanval op feiten’ noemden. Heel wat politici negeren wetenschappelijke data en dat is schadelijk voor de mens en de ­planeet. De politieke ontkenning van ­wetenschappelijkheid werd openlijk mogelijk omdat de magie van wetenschappelijke ontdekkingen stilaan onttoverd werd.

Na het negentiende-eeuwse vertrouwen in de rede – ze verving de goddelijke macht, de mens werd zelf verantwoordelijk voor zijn bestaan – volgden wantrouwen en kritiek: de rede zou een constructie zijn, ze was niet volstrekt neutraal en objectief. Wat op een ­bepaald ogenblik in een samenleving als waar geldt, is slechts het resultaat van een machtsstrijd. Een bevoorrechte groep heeft de middelen om haar visie door te drukken en andere stemmen te onderdrukken. Ook wetenschappers hebben dus ‘maar’ een mening.

Daarnaast speelde technologie een rol. Sommigen menen dat ze voldoende opzoekingen kunnen doen om hun conclusies te trekken. Ze hoeven niemands autoriteit te aanvaarden. Bij sommige complotdenkers gaat die ­eigengereidheid samen met argwaan ­tegenover de overheid en de mainstreammedia.

In zo’n maatschappelijk klimaat is het niet vanzelfsprekend dat wetenschappers op televisie verschijnen en dat hun analyses meteen worden overgenomen. Toch verliep dit bij het begin van de pandemie nog vlot.

Evenzeer was er vanaf het begin een vermenging van wetenschappen en ­politiek, die de kiemen van onvrede in zich droeg. Aanvankelijk lieten politici de wetenschappers het slechte nieuws brengen. Dat verbeterde gaandeweg. Nu de opnamecijfers dalen, rollen ministers over elkaar heen om de versoepelingen aan te kondigen. Behalve de oneerlijke rolverdeling – slecht nieuws is voor de wetenschappers, goed nieuws voor de politici – is de vermenging geen goede zaak. Wetenschappers en politici hebben een aparte rol te spelen. Heel wat experts en politici erkennen dat ook.

Wetenschappers die een publieke rol spelen, beperken zich best tot wetenschapscommunicatie. Dat is al lastig, want hun bevindingen zijn op specifiek en voorlopig onderzoek gebaseerd. Welk beleid uit die gegevens moet voortvloeien, blijft een politieke kwestie. Uit risico-inschattingen en metingen volgen niet altijd eenduidige beleidslijnen. Scholen spelen bijvoorbeeld een rol in de verspreiding van virussen. Maar moeten ze daarom dicht? Het is een maatregel die veel negatieve effecten heeft, zoals psychische gezondheid, het ondergaan van familiaal geweld, leerachterstand. Dat is een politieke ­beslissing, die een bredere afweging veronderstelt dan alleen risico’s op ­besmettingen. Impliciet spelen waarden daarbij een rol.

Elke politieke keuze heeft winnaars en verliezers, en de lasten van een crisis zijn ongelijk verdeeld. Of en hoe je met die verliezers rekening houdt, is weer een politieke keuze. Staan beleidsmensen er bijvoorbeeld voldoende bij stil dat het een wereld van verschil maakt of je voor de overheid werkt of niet?

Politieke verantwoordelijkheid speelt nog op een andere manier. Als wetenschappers zich nauwgezet aan hun bevindingen houden, kunnen politici zich moeilijker achter hen verschuilen. Technocratisch ingestelde politici praten over cijfers alsof ze absolute graadmeters en onbetwijfelbare normen bevatten, waarover geen debat ­nodig is. Maar dat klopt niet. Ook achter de cijfers gaan waarden en keuzes schuil. Wie hierover wil discussiëren, is daarom nog geen asociale wetenschapsontkenner. Een politicus is niet alleen verantwoordelijk voor stijgende of ­dalende besmettingscijfers, maar ook voor de gevolgen van de maatregelen die hij noodzakelijk achtte.

Daarnaast moeten wetenschappers die een publieke rol opnemen, een verbindende rol spelen, over politieke verschillen heen. Commentaren over politieke thema’s die niets met de eigen ­expertise te maken hebben, helpen niet. Natuurlijk heeft iedereen recht op een mening. Dat staat zwijgzaamheid niet in de weg. Meerdere mensen hebben een beroep waarbij ze hun politiek getinte meningen niet publiek uiten. Magistraten, bijvoorbeeld, houden zich buiten het partijpolitieke spel. Zij hebben uiteraard meningen. Maar als ze die openlijk verkondigen, ondergraven ze de geloofwaardigheid van justitie. En een land heeft een geloofwaardige justitie nodig (daartoe is nog veel meer ­nodig, maar dat is een ander onderwerp). Worden de vrije rechten van ­magistraten dan geschonden? Niet ­geschonden, maar beperkt, want discretie hoort bij de publieke rol waar ze zelf voor gekozen hebben.”

“Ook je tegenstander kan verlichting brengen”, column DS, 10 okt. 2019

“Maandagavond werd het boek ‘De nagelaten geschriften’ van de in januari gestorven Etienne Vermeersch voorgesteld aan de UGent. Die avond interviewde ik de twee samenstellers: Johan Braeckman en Dirk Verhofstadt. Lezend in de bundel kwam ik Etienne Vermeersch opnieuw tegen: hij was voor mij een intellectueel uit de Renaissance, die in Vlaanderen een beetje Verlichting probeerde te brengen.

Vermeersch leek een hedendaagse Pico della Mirandola: beslagen in wetenschappen, filosofie, kunst, muziek, in Grieks en Latijn. Hij kende de ‘Divina Comedia’ deels uit het hoofd, genoot intens van Bach. Hij schreef stimulerende opiniebijdragen over een hedendaags probleem, met spijkerharde argumentaties, zoals Pico, en lange, onderbouwde redenaties ver voorbij de waan van de dag. Altijd stond de mens centraal. Wetenschap en kennis dienden om het menselijke lot te verbeteren. Denken deed Vermeersch geheel ongebonden: geen enkele politieke partij, groep of beweging kon hem claimen. Uiteindelijk legde hij alleen rekenschap af aan zichzelf, en zijn eigen visie op waarheid.

Vermeersch gaf mee vorm aan de omslag die Vlaanderen maakte: van een paternalistische samenleving naar een wereld waarin zelfbeschikking meer ruimte krijgt. Vermeersch incarneerde die twee momenten. Hij was de eeuwige professor, die anderen belerend toesprak, tot ergernis van zijn critici. Tegelijkertijd stimuleerde hij de onafhankelijke reflectie van elke mens die hij ontmoette. Hij pendelde moeiteloos tussen de culturele, intellectuele elite waarvan hij deel uitmaakte (dankzij zijn Jezuïeten-opleiding, dankzij de universiteit) en het volk, waartoe hij in zijn hart behoorde. Continue Reading ›

“Niets is geheel waar, en zelfs dat niet”, artikel DS, op 11 maart 2017

“Het volstaat niet om met veel argwaan en ongeloof in de wereld te staan om kampioen kritisch denken te worden. Maar argwaan verdeelt wel, en dat is problematisch. Tijdens een belangrijk televisie-interview op zondag 5 maart, suggereerde presidentskandidaat Fillon dat grote televisiestations een gerucht over de zelfmoord van zijn vrouw hadden verspreid. Fillon levert echter geen bewijs. Nochtans zou hij de uitgezonden beelden moeiteloos op een website kunnen posten.
Maar het kwaad is geschied: Fillon werpt een schaduw van wantrouwen over de media. Zijn achterban krijgt de indruk dat hun kandidaat het slachtoffer is van een georkestreerde aanval. Het is maar één voorbeeld van een recent fenomeen: dat politici leugens gebruiken om hun gelijk te halen, gratuit beschuldigen zonder aandacht voor de feiten. Dat is natuurlijk nefast.

Het zegt ook iets onheilspellends over de leiders die burgers dreigen te krijgen. Maar politici zijn slechts een zichtbare illustratie van een verregaander proces: dat kritisch denken verkeerd wordt begrepen. Argwaan wijst eerder op een gebrekkig oordeelsvermogen dan op een scherpe geest. Voor deze ontwikkeling zijn niet alleen politici verantwoordelijk: de hedendaagse visie op het kritische denken, technologisch ontwikkelingen (sociale en andere media) en de logica van winstbejag spelen ook mee.

Deels is het kritische denken zelf verantwoordelijk voor de verwarring, aldus de Franse wetenschapsfilosoof Bruno Latour. Latour verwierf internationale faam toen hij in een studie beschreef hoe ingenieurs van een metro-project minder rationeel beslisten dan iedereen aannam. De wetenschappelijke methode moest dus zelf kritisch worden bekeken. Maar ondertussen is die sceptische blik doorgeslagen, vindt hij. Hij verwijst naar de klimaatverandering om de onmacht van het kritische denken aan te kaarten, in ‘Why Has Critique Run out of Steam?’. De mogelijkheid om feiten aan te tonen, los van een subjectieve interpretatie, beschouwden vele aanhangers van de kritische theorie als twijfelachtig: elke voorstelling van feiten is ingebed in een discours, en participeert, bewust of onbewust aan een ideologische keuze. De context waarin elk mens spreekt, is bepalend voor zijn denken. Op een bepaald ogenblik, klonk dit postmoderne denken terecht kritisch en fundamenteel anti-totalitair.

Maar de tijden zijn veranderd: de kritiek heeft alles verdacht gemaakt, inclusief zichzelf. En toch, noteert Latour, die doceert aan het befaamde Science Po te Parijs, worden nog altijd doctoraatsprogramma’s opgezet, om aan jongeren te leren dat feiten het resultaat zijn van een constructie, van de keuzes en de retorische trucjes. De studenten leren dat een natuurlijk, onmiddellijk, niet-bevooroordeelde benadering van de waarheid niet bestaat, dat we gevangenen zijn van onze taal, dat die taal ‘fascistisch’ is. En dat de wetenschap dus met de grote argwaan moet worden bejegend.

Wie snel een samenvatting van het werk van de socioloog Pierre Bourdieu oppikt, aldus Latour, een rudimentaire vorm ervan opschrijft en die vervolgens toepast op de werkelijkheid, ziet al gauw duistere krachten en complotten. De gehaaste adepten van Bourdieu leren hun lezers wantrouwig te kijken naar wat mensen om hem heen vertellen. Want die mensen zitten gevangen in subjectieve web van verborgen motieven. Kritisch zijn, is wantrouwig zijn. De ongelovige Thomas had wellicht een punt. Maar zijn achterneefjes denken nu alles beter te weten: wat er op het scherm verschijnt, onthult niets over de echte machtsverhoudingen; wat de pers vertelt, klopt niet; we worden gemanipuleerd door verborgen krachten. Continue Reading ›

‘De samenleving kan dringend deskundige adviezen gebruiken’, De Morgen, 2 september 2015

Unknown-1“Het geheime leven van 5-jarigen is een apart programma: camera’s volgen tien kleuters gedurende tien dagen in een apart schooltje, onder begeleiding van twee ervaren juffen. Elke emotie, omgang, uitbarsting wordt geregistreerd. Twee vooraanstaande kinderpsychiaters volgen wat gebeurt, geven uitleg of goede raad aan ouders. De uitzending geeft weer hoe ontzettend belangrijk we de ontwikkeling van kinderen vinden. En ook dat human interest met wetenschapper als commentator een nieuwe trend lijkt. Er zijn wel verschillen tussen programma’s die zo’n interventie toelaten. Een spreekwoordelijke antropoloog zou ‘Temptation Island’ niet kunnen redden: het exhibitionisme van de deelnemers maakt elke poging tot wetenschappelijke commentaar tot een farce. De deelnemers maken ook een verschil: Peter Adriaenssen of Rika Ponnet (‘Vind je Lief’ op één) publiceren uitvoerig over hun vakgebied, en hebben duidelijk een meerwaarde te bieden voor het bredere publiek. Maar klopt de formule wel? Of is het opgesmukt entertainment?

Deelname aan zo’n programma stelt wetenschappers voor een dilemma. Indien ze meedoen, brengen ze hun wetenschappelijke ernst in het gedrang. Zeker tegenover hun collega’s hebben media-optreden een effect. Wanneer ze weigeren, blijft hun kennis ontoegankelijk voor het bredere publiek. Televisie is nu eenmaal een belangrijk medium. En entertainment hoort erbij: de echt wetenschappelijke programma’s zijn sinds de kijkcijfers uit de mainstreammedia verdwenen. Continue Reading ›