“Het spel van de tegenstander”, column DS 1 april 2021

‘Je speelt in de kaart van extreemrechts.’ Dat verwijt kreeg de 23-jarige Turks-Nederlandse Lale Gül in honderdvoud in haar mailbox, na de publicatie van haar autobiografische debuut­roman (DS 17 maart). In Ik ga leven beschrijft­ ze haar jeugd in een conservatief islamitisch gezin in Amsterdam-West. De protagonist Büsra mag nooit uitgaan, geen vriendschapsrelaties met mannen sluiten, niet zelfstandig gaan wonen. Een geheime relatie met een autoch­tone jongen moet ze verbreken. Na de publicatie is de auteur door haar familie verstoten, omdat ze de eer van de familie heeft geschonden. Als ‘afvallige’ moslima wordt ze al wekenlang met de dood bedreigd.

Wie zich een voorstander van vrijheid en gelijkheid noemt, zou zich solidair met Lale Gül moeten opstellen: ze wil de vrijheden die andere westerse vrouwen ook hebben. Of toch niet? Want Gül en wie het voor haar opneemt, zouden ‘in de kaart spelen van’ politici zoals Geert Wilders en Thierry Baudet.

‘Je speelt in de kaart van’ is een intimiderend argument dat al jaren meegaat, noteert Jean Birnbaum in zijn recent­ verschenen Le courage de la nuan­ce. Bij elk cruciaal politiek conflict duikt dat verwijt op. Zo ook rond 1936, tijdens de burgeroorlog die Spanje verdeelde in links (de republikeinen) en rechts (de aanhangers van Franco). Slechts enkele moedige, integere, vooruitziende denkers hebben aan die eis tot zwijgen kunnen weerstaan, aldus Birnbaum.

De journalist George Orwell engageerde zich aan de zijde van de communisten. De katholieke, conservatieve monarchist Georges Bernanos koos aanvankelijk partij voor de Spaanse nati­onalisten. In het begin waren ze onvoor­waardelijk verdediger van ‘hun’ kamp, dat streed tegen wat zij als het kwade beschouwen: barbarij en onderdrukking volgens de communisten, het einde van de christelijke beschaving volgens de aanhangers van Franco. Maar beide schrijvers ontdekten in volle strijd dat de werkelijkheid niet zwart-wit is. In Saluut aan Catalonië stelt Orwell­ ontgoocheld vast dat de linkse media even leugenachtig kunnen zijn als de officiële Spaanse pers. Hij houdt aan die constatatie een levenslange afkeer van stalinisme en links totalitarisme over. Animal farm en 1984 vloeiden uit die ervaring voort. In Les grands cimé­tières sous la lune beschrijft Bernanos de wreedheid en het geweld van de nationalisten: het trio Franco-Mussolini-Hitler heeft veeleer een pact met de duivel gesloten dan dat het zich door christelijke idealen laat inspireren.

Bernanos en Orwell weigerden de ogen te sluiten voor wat zich afspeelde, al stonden ze onder intense druk om ‘niet het spel van de tegenstander te spelen’. In zo’n conflict klinkt elke nuance, elke kanttekening als een verraad aan de eigen groep. Maar het echte verraad, betogen Orwell en Bernanos – elk op hun manier – is precies om de complexe werkelijkheid niet meer te willen zien. Dan wil je alleen je gelijk halen en ben je ontrouw aan jezelf. Zodra je ervaringen botsen met een strakke politieke of ideologische overtuiging, dan moet de overtuiging wijken. Nooit de waarheid.

Orwell en Bernanos begrepen dat de ontsporingen in de eigen politieke groep ondergeschikt kunnen lijken aan de grotere, ideologische strijd tussen de kampen. Maar dat is schijn: als je die ontsporingen verzwijgt, en de machtslogica erachter niet onthult, groeien ze uit tot een onontwijkbaar probleem.

Vandaag staan andere kampen tegen­over elkaar: de progressieve racismebestrijders aan de ene kant. En de extreemrechtse antimigratiepartijen aan de andere kant. In deze context doet iemand als Lale Gül haar verhaal. Ze beweert niet het verhaal van elke moslimvrouw te schrijven. Maar haar verhaal verbrijzelt de illusie dat er binnen minderheden geen verpletterende machtsdynamieken kunnen spelen: de ouders van de protagoniste verdedigen een maatschappijmodel dat ongelijke normen voor meisjes en jongens voorstaat en waarin seksualiteit taboe is. Dat model schrijft een erecode voor die vrouwen verantwoordelijk houdt voor de reputatie van de hele familie, terwijl mannen vrij zijn om te doen wat ze willen.

Als je een betere wereld wilt, moet je elke ongelijke machtsstrijd ernstig nemen. Want als je je alleen op de perceptie en de partijpolitieke effecten richt, raak je hopeloos verstrikt in je eigen hypo­crisie: je lijkt je te engageren tegen onrecht, maar je tolereert het ondraaglijke.”

Deze column verscheen in De Standaard op 1 april 2021.

Lezing over Menno Ter Braak, Amsterdam 24 jan. 2018

“Ressentiment als motor van de democratie?”

Op woensdag 24 januari gaf ik een lezing over Menno Ter Braak, ressentiment en het nationaal-socialisme in De Balie, Amsterdam.

Krijn Ter Braak, neef van Menno, gaf ook een korte lezing. En er volgde een debat na mijn lezing, met Chris Rutenfrans (De Volkskrant). Moderator was Ianthe Mosselman.

Sinds de opkomst van politici zoals Pim Fortuyn, Geert Wilders en Donald Trump krijgt Menno Ter Braaks analyse van het ressentiment vernieuwde aandacht. De vraag is of de insteek van de populistische partijen overeenkomsten vertonen met het ‘pure ressentiment’ van het nationaal- socialisme dat Ter Braak in Het nationaal-socialisme als rancuneleer beschreef. En er zijn wel degelijke enkele boeiende raakvlakken. Maar een dieperliggend probleem is interessanter: het ressentiment is volgens Ter Braak juist niet op één politieke ideologie of partij toepasbaar; het maakt deel uit van een bredere culturele stroming, eigen aan de democratie. Meer nog, juist dat democratische gelijkheidsideaal zet aan tot ressentiment, omdat een werkelijke gelijkheid niet kan worden gerealiseerd; mensen zijn nu eenmaal ongelijk in hun talenten en vermogens. De kloof tussen ideaal en realiteit genereert een permanente bron van onmacht en rancune. Hierin heeft het christelijke gelijkheidsideaal een grote rol gespeeld, met de idee dat allen gelijk zijn voor God. Uit deze voorstelling zijn dan de democratische, liberale, christendemocratische en socialistische idealen voortgevloeid.”

De lezing kan je bekijken via ‘De Balie‘, of op vimeo.

Hier is de volledige tekst:

“Menno Ter Braak schreef zijn essay in 1937. Hij viseert Musserts NSB en Duitse nazisme. Toch is zijn essay meer dan een kritiek op deze politieke partijen. Hij zoekt naar een antwoord op een dieperliggende vraag: hoe valt het ressentiment – eigen aan de democratie – te bestrijden? Het is erg verleidelijk ressentiment aan een politieke tegenstander toe te schrijven, of die nu bij het linkse of het rechtse kamp hoort. Maar wie dat doet, geeft zelf blijk van onmacht tegenover de heersende politieke cultuur. En wie de tegenstander als moreel verwerpelijk neerzet, maakt juist geen doordachte politieke analyse. Zoals Frederik Jameson opmerkt, dient het begrip ressentiment dan zelf een politieke functie. Continue Reading ›

“Een reactionair is geen conservatief”, column DS, 16 maart 2017

” Identiteit en integratie zijn de thema’s van de Nederlandse verkiezingen. Dat is onwennig voor alle partijen, behalve voor de PVV van Wilders, en voor DENK, de partij opgericht door ex-PVDA-leden Kuzu en Öztürk. Met deze laatste partij komen ook ronduit reactionaire stemmen naar boven. De spanningen tussen Nederland en Turkije verduidelijken dit radicale project.
Het programma van DENK leek helder: de strijd tegen racisme en discriminatie. DENK-boegbeeld Sylvana Simons verliet de partij echter omdat de leiders volgens haar “homorechten en vrouwenrechten niet serieus namen” en “zich teveel op conservatieve kiezers richten”.

Dit is een veel voorkomend misverstand: een partij als DENK bedient niet alleen een conservatieve achterban, maar is zelf een reactionaire beweging.

Reactionair betekent dat de partij de verwezenlijkingen van de moderniteit ongedaan wil maken: de scheiding tussen kerk en staat, individuele rechten voor mannen én vrouwen, vrijheid van mening en (on)geloof, vrije pers en een wetenschappelijk geïnspireerd waarheidsstreven. DENK is de enige partij die Erdogans houding tegenover Nederland de afgelopen dagen steunde. Erdogan heeft de democratie vroeger met een tram vergeleken: “Je rijdt ermee tot je je bestemming bereikt, dan stap je er uit.” In eigen land illustreert Erdogan wat dit betekent.
Wat de politieke strijd betreft, durft DENK van de democratische methode af te wijken. De partij verspreidt ‘fake news’ en uit de lucht gegrepen samenzweringstheorieën. Ze valt de reguliere media frontaal aan. Ze is sterk autoritair, en voert erg agressief campagne. Zo klaagt de ‘Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland’ over intimidatie van moskeegangers, alsof elk individu niet zelf mag beslissen voor wie hij stemt.

Vergelijk dit met de houding van de conservatief: die staat sceptisch tegenover de maakbaarheid van mens en samenleving. Heilzame veranderingen gebeuren liefst in kleine stapjes en vanuit wat in het verleden werd opgebouwd. De ware conservatief is een bescheiden wereldverbeteraar. ‘Als we de wereld niet opnieuw ongelukkig willen maken, moeten we onze dromen over het gelukkig maken van de wereld opgeven’, noteerde Karl Popper. Een conservatief knikt instemmend. Hij kan zich ook vinden in de woorden van Lord Palmerston die ooit boos mompelde: ‘Hervormen, hervormen. Is het al niet erg genoeg?’. Voor de conservatief beschermt de rechtsstaat de individuele rechten, terwijl het politieke of sociale project alleen vanuit een zin voor de gemeenschap kan ontstaan. DENK wil daarentegen een radicale omwenteling van de Nederlandse samenleving.

Progressief is DENK ook niet. De partij klinkt alleen progressief in haar aandacht voor racisme, discriminatie en vrijheid. Alleen dient die vrijheid om paternalisme opnieuw in te voeren. Het antwoord op racisme en discriminatie is al evenmin progressief. DENK pleit niet voor een universalistische, verbindende boodschap, waarbij mensen elkaar ongeacht hun etnische, religieuze of andere verschillen respecteren en waarderen. Dan overstijgen mensen hun verschillen juist om als gelijken samen te leven. Neen, DENK maakt van verschil de maatstaf. Iemands etnische achtergrond bepaalt zijn stemgedrag, ongeacht de uiteenlopende politieke ideeën over vrijheid of gelijkheid die iemand kan hebben. De kloof die DENK introduceert, valt nooit te overbruggen. Zo’n beweging kan alleen polariserend werken. DENK vertegenwoordigt ook geen regenboog van minderheden. Veruit de meeste aanhangers zijn van Turkse komaf, en heel wat Marokkaanse Nederlanders zeggen op DENK te stemmen. Maar Antilliaanse of Surinaamse kiezers zouden zich volgens opinieonderzoek van Kantar Public niet aangesproken voelen.

De stichtende leden van DENK komen uit de PVDA. Die vaststelling is reden genoeg voor progressieve partijen om grondig na te denken over de verborgen breuklijnen, die zelfs door hun eigen partijen dreigen te lopen: naast de keuze tussen progressief of conservatief maakt de reactionaire visie nu opgang. Het laaiende conflict begin deze week tussen Nederland en Turkije toont dat dit reactionaire gedachtengoed geen marginaal fenomeen is, ongeacht wat de verkiezingsuitslag teweegbrengt.”

Deze column verscheen op 16 maart in De Standaard.

‘Honkvaste migranten’, column DS, 18 april 2016

Unknown 08.33.05“Zijn we allemaal migranten? Dat vroeg ik me af toen ik een manifest las waarin tientallen Nederlandse denkers voor open Europese grenzen pleitten, en tegen de angst die politici als Wilders en Le Pen zinnebeelden (Trouw, 30/03). Ik begreep hun bezorgdheid. Europese idealen staan op de helling: door de twijfelachtige deal met Turkije verliezen vluchtelingen het fundamentele recht om een vluchtelingenstatuut te vragen. Maar maakt mij dat tot migrant in dit land? En zijn open grenzen het antwoord? Ik denk het niet. Als kind al reisde ik met mijn ouders naar Athene, de bakermat van de Europese cultuur. Ik deed nadien de andere continenten aan. Europa voelde altijd als thuis.

vrijheid-van-de-grens-3d-wEcht grenzen oversteken is natuurlijk meer dan op vakantie gaan. Wat betekent het dan wel? Dat beschrijft Paul Scheffer in ‘De vrijheid van de grens’. Grenzen zijn volgens hem noodzakelijk, ze moeten evenmin helemaal open als hermetisch dicht. De vraag is wel hoeveel mensen volwaardig burger kunnen worden van de EU. Mensen worden namelijk geen voorstander van vrijheid en gelijkheid zodra ze voet zetten op Europese bodem. Die werkelijkheid is ongemakkelijk, en het is verleidelijk om ze te ontkennen. Die miskenning getuigt juist van eurocentrisme: de Europese neiging om de eigen cultuur en traditie op anderen te projecteren. Het is een typisch Europees trekje om zichzelf uit te vlakken, en vervolgens te veronderstellen dat anderen zich ook meteen losmaken van hun culturele of religieuze identiteit. Alsof het niet uitmaakt of je uit Japan, Pakistan of Brazilië komt, zodra je in een land arriveert. De voorstanders van open grenzen, die bij uitstek aan het verwijt van eurocentrisme willen ontsnappen, wenden de vreemdheid van het eigene voor: ‘we zijn allemaal migranten’. Dat lijkt me een gratuite bewering, die onrecht doet aan de verscheurende ervaringen van migranten. Dit eurocentrisme, dat zich alleen tot Europese politieke kwesties richt, heeft geen oog voor hoe verschillend – en vaak radicaal antidemocratisch – mensen uit andere werelddelen denken. Continue Reading ›

‘Het spel, niet de polis’, DS, column 21 maart 2016

Unknown 08.33.05“Vrijdagnamiddag. Terwijl het in de media gaat over de arrestatie van Salah Abdeslam in Molenbeek, lees ik Femke Halsema’s ‘Pluche. Politieke memoires’, waarin de Nederlandse, Groenlinkse politica haar twaalfjaar durende politieke carrière beschrijft.

Halsema is ontwapenend eerlijk, maar het boek stemt niet optimistisch over de politiek. Want ze beschrijft, soms ongewild, hoe toppolitici opgesloten zitten in hun eigen logica, weinig contact hebben met de samenleving en geobsedeerd zijn met hun imago. Aan dat laatste alleen al hebben ze een dagtaak. Ze denken aan peilingen, verkiezingen, de perceptie van hun macht. Hun leefwereld is competitief en zonder mededogen.

UnknownHet is tekenend hoe vaak Halsema woorden als ‘vernederd’, ‘onbegrepen’ en ‘boos’ gebruikt. Parlementaire debatten draaien, tot haar ontzetting, op weinig of niets uit. Pijnlijke passages over de regeringsvormingen onthullen hoe linkse partijleiders elkaar het licht in de ogen niet gunnen, waardoor een doordacht links programma dan ook niet gerealiseerd geraakt. Toppolitici zijn bezig met het politiek spel, en amper met de ‘polis’, met de gemeenschap en de bevolking.

Halsema ontsnapt zelf niet aan haar eigen lucide analyse van het politieke. Een coherente visie op Nederland staat niet in ‘Pluche’. Halsema gaat zelfs voorbij aan de wijzingen van het politieke spel: globalisering en de evolutie van de Europese Unie hebben de macht van nationale politici drastisch ingeperkt. Dat is geen detail, maar de hoofdzaak van de politiek vandaag. En die politieke veranderingen zijn bepalend voor de periode waarin Halsema carrière maakt.

Enkele spectaculaire gebeurtenissen komen wel aan bod. De aanslag op de Twin Towers verandert de Nederlandse politiek dramatisch. In 2001 was Groenlinks met Paul Rosenmöller aardig op weg om deel te nemen aan de volgende regering. Maar de aanslag in New York plaatst de religieuze identiteit op de voorgrond. Groenlinks was totaal niet voorbereid op de ideeënstrijd die dan volgt. Pim Fortuyn maakte pijlsnel opgang, tot hij in mei 2002, voor de verkiezingen, werd vermoord. Rosenmöller stapte nadien op omdat hij al te zeer met de felle strijd tegen Fortuyn werd geassocieerd. Halsema werd plots fractievoorzitter. Continue Reading ›