Filosoof over filosoof – Spinoza in ‘De Geus’ en ‘Liberales’

Magazine De Geus en denktank Liberales publiceerden deze week mijn tekstje van een filosoof over een filosoof  – ik kon er dus mijn waardering voor Spinoza de vrije loop laten…

“Benedictus Spinoza (1632-1677) is zonder twijfel de filosoof aan wie ik het meest heb in het dagelijks leven. Voor ik Spinoza begon te bestuderen, heb ik me met veel plezier in ander werk verdiept, zoals dat van Schopenhauer, Nietzsche, Darwin, Heidegger, Deleuze, Machiavelli, Lucretius… Hoewel bijvoorbeeld Nietzsche zeker ook een verdienstelijke ‘praktische’ filosoof is, staat Spinoza toch met stip bovenaan mijn lijstje. Spinoza’s filosofie lijkt abstract en complex. Hij schrijft zijn hoofdwerk, de Ethica, volgens de ‘geometrische methode’, met veel termen uit de klassieke metafysica, zoals attributen of substantie. Maar dat belet een praktische toepassing van zijn denken allerminst: precies omdat Spinoza over de wetten van de natuur schrijft, kan je als lezer een concrete aanpassing bedenken. Spinoza schrijft ook in de zeventiende eeuw in de Nederlanden. Dat lijkt een andere belemmering: de tijdsgeest. Die is zeker erg verschillend. Maar toch heeft Spinoza een sterke filosofische intuïtie, waardoor hij meer een tijdgenoot lijkt van ons, dan van zijn toenmalige medeburgers.

Over welke praktische en nog steeds actuele thema’s heb ik het dan? Enkele heb ik uitgewerkt in Door Spinoza’s lens, met hoofdstukken over seksualiteit, meditatie, politieke revoltes, moraal en zelfs Darwin. Om met deze laatste te beginnen: zoals Darwin is Spinoza een naturalist: de mens maakt deel uit van de natuur en kan volgens de wetten van de natuur worden begrepen. Hoewel Spinoza’s wetenschappelijke model erg van dat van Darwin verschilt (wat ik uitwerk in het boek), schrijft Spinoza al het belangrijkste Darwinistische schandaal neer: de mens is evenmin het hoogtepunt als het centrum van de creatie. De natuur heeft geen doel, maar alleen oorzaken. Zo heeft een vogel geen vleugels om te vliegen, alsof hij deel uitmaakt van een goddelijk plan.

Spinoza geeft op die manier kritiek op de fundamentele vooronderstellingen van monotheïstische godsdiensten. In dat goddelijke plan, aldus de meer transcendente, monotheïstische interpretaties, neemt de mens een aparte plaats in. De mens is het doel van de schepping. Hij heeft een morele opdracht, en zal beloond of gestraft worden voor zijn handelingen en zelfs voor zijn gedachten. God heeft de mens dan ook naar zijn evenbeeld geschapen. Spinoza analyseert echter nauwkeurig de werking van de verbeelding wanneer we menselijke kenmerken toeschrijven aan God, alsof hij een rechter, generaal, koning zou zijn. Dat klopt niet volgens Spinoza. God is ‘zijn eigen oorzaak’, en produceert voortdurend effecten. De wereld of de natuur valt dus samen met God.

Alles wat verschijnt, en alles wat bestaat, kan vanuit die logica van de oorzaken worden begrepen. Een vogel heeft dus geen vleugels om te vliegen. Neen, als een vogel vleugels heeft, kan hij vliegen. Er is geen plan of model van ‘de vogel’, waarvan de levende exemplaren een afschaduwing zijn. Er is dan ook geen goddelijke rechtvaardigheid, of geen norm. Integendeel, hoe meer de mens inzicht heeft in Gods substantie, hoe verder hij verwijderd raakt van de hedendaagse normen voor goed en kwaad. Rustig en systematisch gooit Spinoza het denken van de joods-christelijke traditie omver. Niet omdat hij zozeer een denker tégen een bestaand systeem is, wel omdat hij zijn eigen weg heeft naar vrijheid en geluk.

Op politiek vlak streeft hij naar democratisch bestuur, naar vrede, welvaart en wat hij ‘vroomheid’ noemt: dat ieder handelt ter goeder trouw, anderen tot nut is, en zonder haat, geweld of bedrog leeft. Spinoza viseert in zijn geschriften vaak de georganiseerde godsdienst, de fanatici, die hun geloof aan anderen willen opdringen. Zij interpreteren de goddelijke boodschap als een strijdmiddel voor politieke macht. Hun eerzucht en onverdraagzaamheid verdelen de samenleving en beknotten de burgerlijke vrijheid. Spinoza onderscheidt een juist inzicht in de aard van God, van het bijgeloof: het toekennen van verkeerde oorzaken. Wie bijvoorbeeld gelooft dat ziekte een straf is van God, heeft geen inzicht in de oorzaken van lichamelijke veranderingen. Spinoza tracht dus het wetenschappelijke denken consistent door te voeren in de filosofie.

Zelfs over seksualiteit en passies heeft Spinoza interessante ideeën neergepend. Zijn stijl geeft de indruk dat hij vooral een ‘rationele’ denker is, en dat was hij ook. Althans, als rationeel betekent dat Spinoza de wiskunde als model van de kennis nam, en niet de empirische waarneming. Spinoza is dus schatplichtig aan die andere rationalist, René Descartes. Maar Spinoza heeft een buitengewone mensenkennis. Zijn werk wordt dan ook door psychologen en psychiaters geapprecieerd, bijvoorbeeld door Irvin Yalom, die recent ‘Het Raadsel Spinoza’ schreef. Nauwgezet analyseert Spinoza de emoties: liefde, haat, verbazing, bewondering, verachting, wraakzucht, verontwaardiging, hoop, vrees… En hij verbindt het aan een subtiele, immanente visie op mens, natuur en God. Zo komt Spinoza tot een originele, werkzame visie op ethiek. In deze ethiek speelt de rede een grote rol: inzicht hebben in de oorzakelijke verbanden, in de eigen affecten en in de menselijke natuur dragen bij tot een gelukkige gemoedstoestand. Hoe actueel Spinoza’s ideeën zijn, heb ik zelf ondervonden toen ik een cursus vipassana-meditatie volgde, vergelijkbaar met oefeningen in ‘mindfulness’.

Met die meditatie gaat geen metafysica mee gepaard, althans niet in mijn beleving. Urenlang zat ik stil in een zaal, en ik concentreerde me op lichamelijke gewaarwordingen. Spinoza’s filosofie van het lichaam werd me zo duidelijker, alsook hoe sterk de verbeelding ons zelfbeeld bepaalt. Spinoza’s ultieme wijsheid heeft weinig met meditatie of contemplatie te maken, maar met het reeds genoemde inzicht van de rede. Toch is lichamelijkheid en sensualiteit erg belangrijk voor Spinoza, en neemt hij ook op dat vlak een originele en hedendaagse positie in. Vanuit zijn naturalisme veroordeelt Spinoza seksualiteit ook niet als zondig of verkeerd. Alleen wie obsessioneel met seksualiteit bezig is, of wie verachting voelt voor seksualiteit, geeft blijk van een gebrek aan een vrije geest. Als het over conflicten in de passionele liefde en over jaloezie gaat, geeft Spinoza zelfs zo’n interessante inzichten, dat hij in alle opzichten een man van de wereld leek. Over zijn privéleven is echter weinig overgeleverd. Hij verlaat de Joodse gemeenschap waarin hij geboren is op 24-jarige leeftijd na een banvloek. Dan trekt hij de meer seculiere wereld in: hij volgt les bij een voormalige Jezuïet, Franciscus Van den Enden, en bouwt vriendschappen op met filosofisch geïnteresseerden koopmannen en met geleerden. Na zijn dood vernietigen vrienden de privé-correspondentie en laten alleen de filosofische brieven intact. Spinoza blijft een mysterie.

Ik sloot mijn boek ‘Door Spinoza’s lens’ af met de gedachte dat ik mijn visies op zijn denken toch voor het belangrijkste deel had neergepend. Maar nu merk ik dat Spinoza’s inspiratie niet wegebt. Ik schrijf over andere thema’s nu, en Spinoza blijft me begeleiden. Nu zit Europa in een diepe schuldencrisis, bijvoorbeeld. En weer duikt hij op in mijn gedachten, al leefde hij voor de tijd van de grote industriële revoluties, en voor de hertekening van de relatie tussen arbeider en werkgever, die het kapitalisme kenmerkt. Maar Spinoza wil zowel de menselijke als de politieke relaties denken zonder schuld of verschuldiging. Vanuit zijn naturalisme verwerpt hij de idee van een zonde, van een oorspronkelijke schuld. Maar ook zijn concept van de politiek, en van sociale herverdeling binnen de politiek, staan haaks op de bevordering van schuldenkwesties. Als ik over Europa vandaag schrijf, heb ik oog voor alle complexiteit en vernieuwingen die er zijn (zoals het fenomeen van globalisering, wat Spinoza zich uiteraard niet zou kunnen voorstellen). Maar toch grijp ik even naar de Ethica, het Theologisch-Politiek Traktaat of het Politiek Traktaat om de fundamenten van een immanente politieke theorie te gebruiken.”

Zie De Geus, jaargang 45, nr. 5 mei 2013

Geef een reactie