“De karaktermoord op Pieter Omtzigt”, column DS, 14 sept. 2023

“Met zijn nieuwe partij staat ex-CDA-politicus Pieter Omtzigt bovenaan de peilingen voor de volgende parlementaire verkiezingen in Nederland, in november. Omtzigt heeft een sterk palmares als rechtlijnig parlementair. Zijn pleidooi voor institutionele, ­politieke hervormingen slaat erg aan. Het ‘dossier’-Omtzigt is nog om een andere reden opmerkelijk: op hem wordt al jaren een karaktermoord gepleegd – of een ‘karaktersluipmoord’, naar het woord van journalist Ariejan Korteweg. Al jaren trekken ex-partijgenoten en criticasters zijn politieke geschiktheid in twijfel. In de coulissen fluisteren ze dat met hem geen land valt te bezeilen, hij zou asociaal zijn, een ‘lastpak’, een ‘autist’. Nadat Omtzigt twee jaar geleden een burn-out had gekregen, kwam daar nog bij: ‘Een zieke man.’ Met de suggestie dat hij elk moment kan instorten. Het overkomt populaire buitenbeentjes wel vaker. Ze botsen met het establishment, lopen niet in de partijpolitieke pas en dus worden ze buitengewerkt. Als ze de politiek dan effectief verlaten, verdwijnt met hen een kritische stem.

In het politieke machtsspel wordt dus geregeld een ‘karaktermoord’ gepleegd, of toch een poging daartoe ondernomen. De term is geen halve eeuw oud, maar de praktijk gaat al eeuwen mee. Volgens de Nederlandse cultuurhistorica Edwina Hagen, die er uitvoerig over publiceerde, is een karaktermoord een vorm van machtsgedrag die buiten juridische vervolging valt (in tegenstelling tot laster of eerroof). Het is een manier om iemand met voorbedachten rade te elimineren.

In de academische definitie bevat zo’n moord vijf elementen: een aanvaller probeert zijn doelwit via een bepaald medium moedwillig te beschadigen, en dat gebeurt in de publieke ruimte. Daarbij wordt de reputatie geviseerd – hoe je in de ogen van anderen lijkt te zijn. De gebruikte wapens zijn vage verdachtmakingen, overdrijvingen en halve waarheden, die dienen om iemands legitimiteit voor een functie te ondergraven.

Volgens Edwina Hagen komen karaktermoorden vaker voor in transitieperiodes, bij grote politieke en maatschappelijke verschuivingen. In onrustige tijden zijn burgers bereid om hun oude gewoontes op te geven. Dat schept kansen voor nieuwkomers, die de bestaande orde willen veranderen.

Ariejan Korteweg somt vier voorwaarden op voor de karaktermoord: omgangsvormen die verruwen; tegenstellingen die scherper worden, empathie die afneemt en compassie die ontbreekt. Het is een schets van het hedendaagse politieke klimaat. Korteweg signaleert ook dat karaktermoorden soms mislukken. Niet alle plegers zijn even handig. En als het mislukt, kan de poging tegen de aanvaller zelf worden ­gebruikt. Die verliest dan op zijn beurt legi­timiteit.

Of een aanval slaagt, hangt onder meer af van de normen en waarden in een samenleving. In een beroemde toespraak beschuldigde de Romeinse consul Cicero zijn tegenstander Catalina ervan hem te willen vermoorden. Cicero had geen harde bewijzen voor zijn stellingen, en richtte zich dan maar op Catalina’s verderfelijke en gewelddadige karakter: Catalina zou de republiek willen omverwerpen en het vaderland ten gronde richten. Nog voor hij weerwoord kon bieden, werd Catalina de senaatszaal uitgejaagd. Ander voorbeeld: toen socialistische bewegingen op het einde van de 19de eeuw volksvertegenwoordigers kregen, werden die vaak als oproerkraaiers weggezet; zij beschuldigden, op hun beurt, hun tegenstanders ervan op het volk neer te kijken. Vandaag roept niemand het heil van het vaderland in, en iemands sociale achtergrond is zelden een argument. Slinkse verwijzingen naar sociale beperkingen – ‘Je kunt met hem niet samenwerken’; ‘hij is geen peoplemanager’ – kunnen wel werken. Nog schadelijker zijn vermeende psychische problemen – karaktergestoord, psychopathisch, autistisch. Dan lijkt iemand ongeschikt voor de functie van politicus.

De kwestie-Omtzigt zet de vragen over macht en tegenmacht op scherp. Zelfs als die typeringen deels zouden kloppen: hoe relevant zijn ze? Misschien moeten politici non-conformistisch durven te zijn om de bestaande orde door elkaar te schudden. Misschien moeten ze over enige verbetenheid, een verlangen naar grondigheid en een bereidheid tot conflict beschikken. Wat is het etiket ‘gepast sociaal gedrag’ waard, als het in de praktijk betekent dat je altijd voor machtige belangen buigt?

Als zogezegde lastpakken de politiek verlaten, verdwijnt vaak een waardevolle tegenstem, die politici de maat neemt. Met zijn verlangen naar bestuurlijke vernieuwing geeft Omtzigt aan dat het politieke bedrijf zelf een probleem is geworden. Je kunt het daarmee oneens zijn, maar het is, als je de Nederlandse peilingen mag geloven, een thema dat bij velen leeft. Omtzigt komt wellicht ook met een klassieker partijpolitiek programma, rond belangrijke thema’s zoals economie, klimaat en migratie. Maar voorlopig zet hij, althans in Nederland, aan om na te denken over of en hoe de democratie naar behoren functioneert.”

Deze column verscheen in De Standaard op 14 september 2023.

“Fangio’s horen op het circuit”, DS, 2 juni 2022

“In Nederland werd de maximumsnelheid op de autoweg terug­gebracht tot 100 kilometer per uur (tussen zes uur ’s ochtends en zeven uur ’s avonds). In Vlaanderen suggereerde Groen een gelijkaardige maatregel, maar de discussie werd meteen stopgezet na een veto van minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD). Dat is jammer, want voor dat voorstel valt veel te zeggen. Het enige nadeel is dat bestuurders zich wat moeten inhouden. Ja, dat is lastig. Dat vind ik ook – mensen die regelmatig met mij meerijden, noemen me Fangia (naar Fangio, de legendarische Argentijnse ­autoracer). Maar een mens leeft niet alleen en de harde realiteit bestaat. In de realiteit zijn de positieve gevolgen van een snelheidsbeperking overweldigend, zeker gezien de huidige crises.

Als je trager rijdt, verstook je minder brandstof. Dat is goed voor je bankrekening, nu de brandstof­prijzen zo hoog zijn. Elektrische ­auto’s verbruiken evengoed minder als ze trager rijden. ­Lager verbruik is ­bovendien beter voor de directe omgeving (minder CO2-uitstoot, minder ­geluidsoverlast) en het is beter voor het klimaat. Het is ook nog eens veiliger; als iedereen langzamer rijdt, gebeuren er minder zware ongevallen. Ander paradoxaal voordeel: files worden veelal korter, omdat de capaciteit van de weg toeneemt (de afstand tussen wagens vermindert). Het mogelijke tijdverlies door ­trager te rijden blijft beperkt; deels omdat de rijafstanden in België kort zijn. En ten slotte, sinds de oorlog in Oekraïne speelt een geopolitieke winst; minder energieconsumptie vergroot de onafhankelijkheid van autoritaire, oorlogszuchtige regimes.

In Nederland past de snelheids­beperking tot 100 kilometer per uur in een breder stikstofbeleid: door de lagere uitstoot van het vervoer krijgen de landbouw en de bouwsector wat meer ruimte om zich te ontwikkelen. Ook in Vlaanderen zijn er felle discussies over het beleid om stikstofemissies door de landbouw te ­beperken. 

Waarom ligt een nieuwe snelheidsbeperking zo moeilijk? Politici huiveren voor onpopulaire maatregelen. Een verworven recht inperken – met 120 over de snelweg scheuren – is daarom heikel. Alleen moeten wetten ter wille van technologische ontwikkelingen regelmatig bij­gestuurd worden. Toen auto’s op de markt kwamen, zag iedereen de ­mogelijkheden. De gevaren – ­geluidshinder, milieuschade of veiligheid – waren geen prioriteit. Pas na verloop van tijd werd duidelijk dat er regels nodig waren. Dus werd ­bijvoorbeeld de gordelplicht – eerst vooraan, later ook op de achterbank – ingevoerd. Dat leidde tot fel protest in naam van de vrijheid. De associatie tussen vrijheid en auto’s lijkt vanzelfsprekend: ‘mijn auto, mijn vrijheid’ is een slogan die de auto-industrie op allerlei manieren gebruikt om haar producten te promoten. Alleen corrigeren regels wat fout loopt. Ze nemen geen oorspronkelijk recht op vrijheid weg. Ze zijn niet anti-auto, maar pro-mens, pro-samenleving of pro-natuur. 

Maar goed, auto’s zijn een erg ­gevoelig onderwerp. Autorijden maakt mensen emotioneler, volgens psycholoog Jean-Marc Bailet, auteur van Le volant rend-il fou. Psychologie de l’automobiliste: zodra ze in een wagen plaatsnemen, hebben mensen hun emoties minder onder controle en worden ze gevoeliger voor stress. De meeste automobilisten overschatten hun rijkwaliteiten en onderschatten de risico’s die ze nemen. Dat geldt volgens Bailet vooral voor mannelijke bestuurders. Hij verklaart het deels door de opvoeding; van kindsbeen af leren jongens dat auto’s speelgoed zijn, waarmee ze zich mogen amuseren. 

Auto’s verzinnebeelden daarbij de 20ste-eeuwse economische en sociale vooruitgang, aldus Bailet: sneller, luxueuzer, en de laatste tijd groter en dikker. Een auto is dus veel meer dan een gebruiksvoorwerp. Veel mensen ­beleven hun voertuig als een verlengstuk van zichzelf. Assertieve automobilisten ­beschouwen de weg niet als een plek die ze delen met anderen, maar als een plek waar ze zich kunnen laten gelden.

In België wordt die associatie met een sociale en economische promotie versterkt door de prominente plaats van de bedrijfsauto. Die werd populair als een fiscaal voordelige constructie – bedrijven hoeven op die extra verloning geen sociale en andere lasten te betalen. Het is veelzeggend voor de Belgische besluitvorming dat de maatregel ingevoerd werd door regering-Dehaene om de loonstop die ze zelf had ingevoerd, te omzeilen in de periode 1993-1996. Intussen is een auto voor veel werknemers een vast onderdeel van het loonpakket geworden. De auto symboliseert dus bij uitstek het prestige van een geslaagde carrière. Hij is ­opnieuw een verworven recht en ­politici willen daar liever niet aan tornen. 

Andere tijden vragen echter aangepaste visies en daadkracht. Politici die aarzelen om beleid te herzien, moeten voorbij het moment kijken: schijnbaar onhaalbare maatregelen raken na verloop van tijd gewoon ­ingeburgerd. En wie er nog van droomt om even Fangio te zijn, hoort op het racecircuit thuis.”

Dit artikel verscheen in De Standaard op donderdag 2 juni 2022.

“België, het belovende land”, DS, column 27 feb. 2020

“De federale regeringsvorming zit muurvast. Ondertussen lijken verkiezingen over de toekomst van het land vroeg of laat onafwendbaar. Alleen vragen verkiezingen inhoudelijke debatten en keuzes.

De N-VA lijkt federaal helemaal ‘out’. CD&V en Open VLD moeten dus een bocht maken naar de Vivaldi-coalitie (paars-groen plus CD&V), een regering met Vlaamse minderheid. De linkse grondtoon van die coalitie impliceert dat beide partijen hun eigen sociaal-economische visies grotendeels mogen opbergen. Dus profileren Open VLD en CD&V zich op ethische dossiers: euthanasie en abortus. Alleen staan ze wat die onderwerpen betreft diametraal tegenover elkaar. Dat wordt lastig.

Nieuwe verkiezingen dan maar? Ook lastig, zeker als de volgende verkiezingen zoals de vorige verlopen: zonder diepgravend debat, met magere programma’s en politici die de dag nadien vooral aan het eigenbelang denken. België is helaas al lang eerder een particratie dan een democratie. Partijen functioneren als bedrijven: ze willen vooral hun marktaandeel vergroten. Daarom hanteren de voorzitters veelal een campagneretoriek. Ze hebben sterke communicatiediensten uitgebouwd en invloedrijke studiediensten afgebouwd (of nooit opgericht). En waar bedrijven hun producten niet mogen aanprijzen door de concurrent openlijk de grond in te boren, mag dat in de politiek wel. Op zich maakt dat natuurlijk deel uit van het politieke debat, maar als de communicatie vrijwel uitsluitend op profilering is gericht, wordt de toon makkelijk negatief en inhoudsloos. Steeds meer burgers haken af. Desondanks verandert er niets, en dat belooft weinig goeds voor de toekomst.

Frisse of kritische ideeën komen ook amper van het parlement, dat grondwettelijk nochtans veel macht heeft. ­Leden kunnen wetsvoorstellen indienen en ze kunnen de regering controleren. Maar in België verhindert de particratie dat het parlement zijn macht ten volle gebruikt. Partijvoorzitters en enkele bestuurders zetten de lijnen uit, de rest volgt. Parlementsleden zijn partijsoldaten, schrijven Hendrik Vuye en Veerle Wouters in hun boek Schone schijn. Het duo wijst erop dat de Tweede Kamer in Nederland bijvoorbeeld wel een rol speelt tijdens de regeringsonderhandelingen, die transparanter verlopen. In België begint meteen na de verkiezingsdag de volgende campagne, met politici die af en toe voor de camera’s verschijnen, terwijl niemand anders informatie krijgt. Zelfs regeerakkoorden worden zonder grondige inzage goedgekeurd.

Daarbij speelt nog een factor: de federale structuur beloont politici die zich roekeloos gedragen. Ze schept een moral hazard. Dit is eigenlijk een economische term: hij betekent dat je meer risico durft te nemen omdat je de negatieve gevolgen van dat risico naar anderen kan doorschuiven. Dat fenomeen zien we voortdurend in België tussen de regio’s, omdat er geen unitaire partijen zijn. Vlaamse en Franstalige partijen bestaan naast elkaar, en politici kunnen alleen in één bepaalde regio worden verkozen (behalve in Brussel). Partijen maken dus gewaagde beloftes aan hun kiezers, terwijl ze hen tegelijk kunnen vrijwaren voor de nadelen van die keuzes. Die spelen ze door aan de burgers van de andere regio. Zo kunnen politici ook de volledige verantwoordelijkheid voor hun keuzes ontlopen, terwijl ze hun positie wel kunnen versterken. Maar op termijn ondervinden burgers wel degelijk de nadelen: politici worden niet genoeg aangespoord om een verantwoord beleid te voeren.

Daarom is een verregaande federalisering nodig. De Nederlandse intendant Ed Nijpels heeft gelijk (DS 24 februari): je krijgt Vlamingen en Walen niet meer dichter bij elkaar. Hervorm het land, zodat het functioneert zonder dat zo’n eensgezindheid nodig is. Neem beslissingen op het echelon dat er verantwoordelijkheid voor opneemt. Zo verhoog je de betrokkenheid. Dan worden politici niet meer beloond voor onhaalbare of onbetaalbare voorstellen.

Vroeg of laat komen er verkiezingen die over de toekomst van het land gaan. Maar die verkiezingen moeten wel inhoudelijk zijn, zodat burgers duidelijke en goed geïnformeerde keuzes kunnen maken. Zoals Luc Huyse terecht opmerkt: een Brexitscenario, waarbij burgers zonder kennis en inzicht beslissingen maken waarvan ze pas later de gevolgen ontdekken, is onwenselijk
(DS 11 februari)”

Deze column verscheen in De Standaard op 27 februari 2020.

“Terreur vraagt inzet tegen verdeeldheid”, een jaar na 22/03, De Tijd, 18 maart 2017

Een jaar na de aanslagen herdenken Brussel en Zaventem de terreuraanslagen van 22 maart. Elke herdenking is een evenement, een rituele verbinding van alle burgers rond een gedeelde herinnering, in dit geval aan een gruwelijke gebeurtenis. Dat helpt om de wonden te helen, elkaar te steunen en de toekomst verenigd tegemoet te zien. Deze solidariteit wordt versterkt door moedige getuigenissen en inspirerende oproepen.

Zo bereikte het videobericht, ‘Jihad van liefde’ van Mohamed El Bachiri, al miljoenen mensen. Na de dood van zijn echtgenote Loubna bracht El Bachiri een ontroerend pleidooi voor medemenselijkheid. Hij liet zijn hoopvolle boodschap ook optekenen door David van Reybrouck in een pas verschenen boekje, opdat alle mensen, in het bijzonder jongeren, zijn boodschap zouden meepikken. Dit verhaal is enorm bemoedigend: wanneer verbondenheid, openheid en vastberadenheid de angst overwinnen, dan hebben terroristen hun strijd al deels verloren, ondanks de pijn, de wanhoop en het verdriet van de slachtoffers.

Schaamte 

Deze herdenking brengt echter ook een diep gevoel van schaamte over de jarenlange loochening van fundamentele samenlevingsproblemen. Enkele dagen na de aanslag beschreef Béatrice Delvaux deze schaamte in een aangrijpende brief aan haar kind. Daarin verontschuldigde ze zich voor haar jarenlange blindheid. Ze had geloofd in een wereld met onbeperkte mogelijkheden, waarin haat en geweld tot het verleden behoorden. Ze dacht dat de langzaam voortschrijdende strijd voor vrijheid en gelijkheid definitief voorbij was. Nooit meer oorlog en geweld: het leek jarenlang niet alleen een slogan of een ideaal, maar een feit.

De aanslag leek een ommekeer teweeg te brengen. Maar het open debat over de situatie in Brussel ligt moeilijker. De Molenbeekse schepen voor Groen, Annalisa Gadaleta, kwam eind november 2016 hevig onder vuur te liggen voor haar kritische boek, Entretien à Molenbeek, la dérive fondamentaliste du quartier le plus redouté d’Europe. Nochtans zouden alle partijen ondertussen de problemen moeten erkennen.

Breder bekeken, werd België die dag bikkelhard geconfronteerd met een negatieve zijde van globalisering: veiligheid is een internationale kwestie geworden. Het acute gevoel van dreiging is voorlopig wel verdwenen. Maar wat met de terugkerende Syriëstrijders, die wrede oorlogservaringen hebben opgedaan? Wat met de haters van het westen die niet meer vertrekken? Nu IS het militair moeilijk heeft, dreigt de strijd zich meer naar Europa te verplaatsen.

De aanslagen markeren dus een blijvende verandering: het is twijfelachtig of de wereld van voor 22 maart nog terugkeert. Dat vraagt een grondige reflectie over de gepaste levenshouding.

Terreur confronteert de samenleving met een ongemakkelijk gegeven: het onverwachte. Mensen controleren niet alles wat er gebeurt, en soms veroorzaken mensen zelf die onvoorziene omstandigheden. Dat lijkt niet meer van deze tijd: de moderne samenleving is er in geslaagd om risico’s zoveel mogelijk te beperken en om voorspelbaarheid te vergroten.

Daadkrachtig

Ten tweede vraagt terreur een grote inzet tegen verdeeldheid.  Maar verbinden betekent niet zwijgen, wegkijken of kritiekloos aanvaarden, integendeel. Samenhorigheid vereist heldere keuzes en daadkracht. Daadkracht betekent kordaat en eenduidig optreden wanneer het nodig is. Het is het omgekeerde van een conflict-vermijdende houding. Helaas was dit jarenlang de regel: het was ‘cool’ om zich op geen elke grote overtuiging te laten neerpinnen, om steevast ironisch en luchtig uit de hoek te komen, om zelfs van de meest groteske visie nog het lichtpunt te zien. Met die houding komt niemand vandaag nog verder. Teveel groepen, partijen en zelfs leiders sturen aan op conflicten. Luister bijvoorbeeld naar Erdogans recente veroordelingen aan het adres van Nederland. Terwijl hij in eigen land de democratie afschaft en Turkse genocide op Armeniërs in 1915 ontkent, beschuldigt Erdogan Nederland volslagen onterecht van massamoorden in Bosnië. Erdogans retoriek is niets minder dan een nieuwe manier van politieke oorlogsvoering, en de inzet is hoog: door zijn luide aanvallen op een Westerse democratie probeert Erdogan zijn eigen autoritaire regime te legitimeren.  

Vanuit Rusland doet Poetin regelmatig hetzelfde. Dan volstaan sussende woorden niet; daadkrachtig reageren wordt noodzakelijk. Dat brengt mensen ook samen, zoals bleek toen Nederlandse premier Rutte zich niet door Erdogans strategie liet intimideren. Zelfs Europa kwam sterker verenigd uit de controverse.

Ten derde is het belangrijk om angst om te zetten in alertheid. Angst op zich veroordelen, heeft geen zin. Mensen hebben het volste recht om angst te voelen in een wereld die zo snel verandert. Maar angst verlamt. Het is tegelijkertijd een machtig wapen, in handen van terroristen, maar ook in handen van de overheid. Angst op zich helpt dus niemand vooruit; alertheid daarentegen kan veel onheil voorkomen.

Herdenkingen proberen de herinneringen aan de traumatische gebeurtenissen een plaats te geven. Deze opdracht tot herinneren, verplicht ook tot reflectie over een verbindende, daadkrachtige en alerte houding in de toekomst.”

Deze tekst verscheen in De Tijd, op zaterdag 18 maart 2017.

“Een reactionair is geen conservatief”, column DS, 16 maart 2017

” Identiteit en integratie zijn de thema’s van de Nederlandse verkiezingen. Dat is onwennig voor alle partijen, behalve voor de PVV van Wilders, en voor DENK, de partij opgericht door ex-PVDA-leden Kuzu en Öztürk. Met deze laatste partij komen ook ronduit reactionaire stemmen naar boven. De spanningen tussen Nederland en Turkije verduidelijken dit radicale project.
Het programma van DENK leek helder: de strijd tegen racisme en discriminatie. DENK-boegbeeld Sylvana Simons verliet de partij echter omdat de leiders volgens haar “homorechten en vrouwenrechten niet serieus namen” en “zich teveel op conservatieve kiezers richten”.

Dit is een veel voorkomend misverstand: een partij als DENK bedient niet alleen een conservatieve achterban, maar is zelf een reactionaire beweging.

Reactionair betekent dat de partij de verwezenlijkingen van de moderniteit ongedaan wil maken: de scheiding tussen kerk en staat, individuele rechten voor mannen én vrouwen, vrijheid van mening en (on)geloof, vrije pers en een wetenschappelijk geïnspireerd waarheidsstreven. DENK is de enige partij die Erdogans houding tegenover Nederland de afgelopen dagen steunde. Erdogan heeft de democratie vroeger met een tram vergeleken: “Je rijdt ermee tot je je bestemming bereikt, dan stap je er uit.” In eigen land illustreert Erdogan wat dit betekent.
Wat de politieke strijd betreft, durft DENK van de democratische methode af te wijken. De partij verspreidt ‘fake news’ en uit de lucht gegrepen samenzweringstheorieën. Ze valt de reguliere media frontaal aan. Ze is sterk autoritair, en voert erg agressief campagne. Zo klaagt de ‘Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland’ over intimidatie van moskeegangers, alsof elk individu niet zelf mag beslissen voor wie hij stemt.

Vergelijk dit met de houding van de conservatief: die staat sceptisch tegenover de maakbaarheid van mens en samenleving. Heilzame veranderingen gebeuren liefst in kleine stapjes en vanuit wat in het verleden werd opgebouwd. De ware conservatief is een bescheiden wereldverbeteraar. ‘Als we de wereld niet opnieuw ongelukkig willen maken, moeten we onze dromen over het gelukkig maken van de wereld opgeven’, noteerde Karl Popper. Een conservatief knikt instemmend. Hij kan zich ook vinden in de woorden van Lord Palmerston die ooit boos mompelde: ‘Hervormen, hervormen. Is het al niet erg genoeg?’. Voor de conservatief beschermt de rechtsstaat de individuele rechten, terwijl het politieke of sociale project alleen vanuit een zin voor de gemeenschap kan ontstaan. DENK wil daarentegen een radicale omwenteling van de Nederlandse samenleving.

Progressief is DENK ook niet. De partij klinkt alleen progressief in haar aandacht voor racisme, discriminatie en vrijheid. Alleen dient die vrijheid om paternalisme opnieuw in te voeren. Het antwoord op racisme en discriminatie is al evenmin progressief. DENK pleit niet voor een universalistische, verbindende boodschap, waarbij mensen elkaar ongeacht hun etnische, religieuze of andere verschillen respecteren en waarderen. Dan overstijgen mensen hun verschillen juist om als gelijken samen te leven. Neen, DENK maakt van verschil de maatstaf. Iemands etnische achtergrond bepaalt zijn stemgedrag, ongeacht de uiteenlopende politieke ideeën over vrijheid of gelijkheid die iemand kan hebben. De kloof die DENK introduceert, valt nooit te overbruggen. Zo’n beweging kan alleen polariserend werken. DENK vertegenwoordigt ook geen regenboog van minderheden. Veruit de meeste aanhangers zijn van Turkse komaf, en heel wat Marokkaanse Nederlanders zeggen op DENK te stemmen. Maar Antilliaanse of Surinaamse kiezers zouden zich volgens opinieonderzoek van Kantar Public niet aangesproken voelen.

De stichtende leden van DENK komen uit de PVDA. Die vaststelling is reden genoeg voor progressieve partijen om grondig na te denken over de verborgen breuklijnen, die zelfs door hun eigen partijen dreigen te lopen: naast de keuze tussen progressief of conservatief maakt de reactionaire visie nu opgang. Het laaiende conflict begin deze week tussen Nederland en Turkije toont dat dit reactionaire gedachtengoed geen marginaal fenomeen is, ongeacht wat de verkiezingsuitslag teweegbrengt.”

Deze column verscheen op 16 maart in De Standaard.

‘Ook herdenken vraagt om accurate, historische analyse’, NRC, 4 mei 2016

UnknownOp 4 mei gaf ik de lezing voor Studium Generale Utrecht naar aanleiding van de ‘Dodenherdenking’ in Utrecht. Ik was onder de indruk van de serene, intense ceremonie op het Domplein om 20.00 uur.

Een korte versie van mijn lezing ‘Weerbare Waarheid’ verscheen die dag in het NRC Handelsblad.

“Jarenlang diende de Tweede Wereldoorlog als referentiepunt voor oorlog en geweld. Maar houden we die periode wel op de juiste manier in herinnering? Ik vrees dat we noodzakelijke lessen overgeslagen hebben. Een vergetelheid die bij de recente aanslagen in Parijs en Brussel aan het licht kwam. Alsook bij de onverschillige houding van Europeanen tegenover militaire invallen van hun regeringen.

Geweld, terreur en oorlog lijken tot een andere wereld te behoren. Eén waarmee we geen voeling hebben. Dat komt ons duur te staan. Tony Judt analyseerde dit gebrek al in What have we learned, if anything. Een tekst waarin hij de Westerse drang naar oorlog in Irak bekritiseert. De val van de Berlijnse muur noemt hij als kantelpunt. Toen verkondigden denkers het einde van de geschiedenis. Oorzaken en betekenissen uit het verleden werden vergeten.

Ik bespeur drie reacties die een analytische, nauwkeurige kijk op het verleden verhinderen: een emotioneel beladen nadruk op leed, een zelfcensuur die volgt uit de idee van collectieve schuld, en een ongeduldige blik op de toekomst in een zeer snel veranderende wereld.

Moral Memory Palace

Vandaag de dag wordt het verleden vaak herinnerd als een bron van lijden, als een ‘moral memory palace’, zoals Judt zegt. ‘In plaats van onze kinderen geschiedenis te leren, wandelen we met ze langs gedenkplaatsen. Erger, we moedigen hen aan om het verleden, en de lessen daaruit, vanuit het lijden van hun voorouders te zien. De gemeenschappelijke interpretatie van het verleden ontwikkelde zich tot een veelheid aan gescheiden verledens: Joods, Pools, Servisch, Armeens, Duits… Stuk voor stuk gemarkeerd met het eigen, aparte en assertieve slachtofferschap.’ Continue Reading ›

‘Het spel, niet de polis’, DS, column 21 maart 2016

Unknown 08.33.05“Vrijdagnamiddag. Terwijl het in de media gaat over de arrestatie van Salah Abdeslam in Molenbeek, lees ik Femke Halsema’s ‘Pluche. Politieke memoires’, waarin de Nederlandse, Groenlinkse politica haar twaalfjaar durende politieke carrière beschrijft.

Halsema is ontwapenend eerlijk, maar het boek stemt niet optimistisch over de politiek. Want ze beschrijft, soms ongewild, hoe toppolitici opgesloten zitten in hun eigen logica, weinig contact hebben met de samenleving en geobsedeerd zijn met hun imago. Aan dat laatste alleen al hebben ze een dagtaak. Ze denken aan peilingen, verkiezingen, de perceptie van hun macht. Hun leefwereld is competitief en zonder mededogen.

UnknownHet is tekenend hoe vaak Halsema woorden als ‘vernederd’, ‘onbegrepen’ en ‘boos’ gebruikt. Parlementaire debatten draaien, tot haar ontzetting, op weinig of niets uit. Pijnlijke passages over de regeringsvormingen onthullen hoe linkse partijleiders elkaar het licht in de ogen niet gunnen, waardoor een doordacht links programma dan ook niet gerealiseerd geraakt. Toppolitici zijn bezig met het politiek spel, en amper met de ‘polis’, met de gemeenschap en de bevolking.

Halsema ontsnapt zelf niet aan haar eigen lucide analyse van het politieke. Een coherente visie op Nederland staat niet in ‘Pluche’. Halsema gaat zelfs voorbij aan de wijzingen van het politieke spel: globalisering en de evolutie van de Europese Unie hebben de macht van nationale politici drastisch ingeperkt. Dat is geen detail, maar de hoofdzaak van de politiek vandaag. En die politieke veranderingen zijn bepalend voor de periode waarin Halsema carrière maakt.

Enkele spectaculaire gebeurtenissen komen wel aan bod. De aanslag op de Twin Towers verandert de Nederlandse politiek dramatisch. In 2001 was Groenlinks met Paul Rosenmöller aardig op weg om deel te nemen aan de volgende regering. Maar de aanslag in New York plaatst de religieuze identiteit op de voorgrond. Groenlinks was totaal niet voorbereid op de ideeënstrijd die dan volgt. Pim Fortuyn maakte pijlsnel opgang, tot hij in mei 2002, voor de verkiezingen, werd vermoord. Rosenmöller stapte nadien op omdat hij al te zeer met de felle strijd tegen Fortuyn werd geassocieerd. Halsema werd plots fractievoorzitter. Continue Reading ›

Recensie van ‘Macht en Onmacht’ in ‘Trouw’, 21 oktober

UnknownDeze recensie verscheen in Trouw op 21 oktober 2015

“Achter nietszeggende titel gaat urgente analyse schuil van Charlie Hebdo-debat”

door SEBASTIEN VALKENBERG, in Trouw
boekrecensie Filosofie

image005Tinneke Beeckman: Macht en onmacht De Bezige Bij, Amsterdam. 248 blz,
19,90

De schrijfster
Een doctoraat in de moraalwetenschappen, meerdere postdoctorale
studiebeurzen, summer schools aan de London School of Economics. Het
lijkt vanzelfsprekend dat zo’n traject leidt tot een deftige positie
aan een universiteit. Zo niet voor filosofe Tinneke Beeckman. Zij
werkt freelance en dat is te merken. Bij haar geen filosofie voor een
handvol vakgenoten, maar urgente analyses die ons allemaal aangaan.
Dat geldt voor haar nieuwste boek meer dan ooit. Dit heet ‘Macht en
onmacht’ en heeft ‘Charlie Hebdo’ als aanleiding.
Haar ambitie

‘Ik neem de debatten na de moordpartij […] als aanknopingspunt voor
een filosofische reflectie over deze tijd’, aldus Beeckman in haar
inleiding. De Amerikanen hebben 9/11, Europeanen 7/1 – de datum
waarop een groot deel van de Charlie Hebdo-redactie werd uitgemoord.
De discussie die vervolgens losbarstte zegt veel over onze
maatschappij. Hoe komt het dat journalisten niet over islamisme
kunnen schrijven? Vanwaar de populariteit van complottheorieen om de
aanslag te verklaren? Waarom is kritiek leveren zo ingewikkeld
geworden? Het zijn filosofische vraagstukken van formaat en Beeckman
komt met originele antwoorden.
Het resultaat
Een prikkelende ideeëngeschiedenis die de balans opmaakt van veertig
jaar postmodernisme. Ook andere denkers komen aan bod
(Nietszche, Heidegger), maar dan vooral als voorloper van deze
filosofische stroming. Een illusie om te denken datje ware uitspraken
kunt doen, is ons ingeprent, uitspraken zijn niet meer dan de
uitdrukking van iemands maatschappelijke positie. Deze denktrant
wreekt zich op verschillende manieren, onder meer door een overmatige
aandacht voor economische verhoudingen. Waarom pleegden de broers
Kouachi hun daad? Zelf beriepen ze zich op de islam. Alleen kunnen
wij ons nog nauwelijks voorstellen dat ze handelden uit religieuze
motieven. Godsdienst heet immers een Groot Verhaal en hiervan had het
postmodernisme juist het einde afgekondigd. Blijft over het
sociaaleconomische motief als verklaringsmodel. Er moet sprake zijn
geweest van achterstelling (hoewel Beeckman laat zien dat jihadisten
juist vaak tot de middenklasse behoren).

De mooiste zin

“De aanslagen op Chalie Hebdo zijn politieke moorden, maar de
slachtoffers zijn geen staatsmannen.” Een mooie paradox formuleert
Beeckman hier. Politieke moorden zijn zo oud als de politiek zelf en
ter illustratie noemt ze Julius Caesar, Abraham Lincoln, John F.
Kennedy. Hoewel geen politici, horen de journalisten en cartoonisten
dus ook in dit rijtje thuis. De aanslagen zijn meer dan een uiting
van boosheid of een manier om de profeet te wreken. Ze hadden als
doel ‘om de toekomst van een samenleving te veranderen’, in een oord
waarin de vrije mening ondergeschikt is aan andermans gevoeligheden.
Reden om het boek niet te lezen
Die is er eigenlijk niet. Maar de kans is aanwezig dat mensen het
niet lezen. Dat komt door de titel. ‘Macht en onmacht’. Echt een
lekker lokkertje is dit niet. Daarvoor is de titelkeus te generiek.
Zo had een kloeke sociologische verhandeling uit de jaren zeventig
ook kunnen heten. De auteur had zichzelf een plezier gedaan met een
pakkender titel, die vermoedelijk meer lezers had getrokken. Maar een
kniesoor die hierop let.
Reden om het wel te lezen
Nog even en de aanslagen zijn alweer een jaar geleden. Maar dat wil
niet zeggen dat het boek van Beeckman reageert op gebeurtenissen van
gisteren. Een paar weken terug werden we geconfronteerd met
kindbruiden. Hoe treed je dit fenomeen tegemoet? Met een postmoderne
weigering om over andermans cultuur te oordelen, zoals op de
Vara-blog Joop.nl gebeurde (‘Natuurlijk worden (die meisjes, SV)
weieens slecht behandeld en seksueel vernederd, maar dat kan elke
vrouw overkomen’)? Of met een krachtige afwijzing, omdat
kindhuwelijken in strijd zijn met zo ongeveer alle wetten en
verdragen die we getekend hebben? De thema’s die Beeckman aansnijdt,
zijn blijvend actueel – en eigenlijk winnen ze alleen maar aan
urgentie door de migratiestromen die het laatste halfjaar pas echt op
gang is gekomen.”

‘Brainwash-festival’ in Amsterdam op zaterdag 24 oktober

images-1In oktober vindt het ‘Brainwash’-festival plaats in Amsterdam – een hele namiddag kunnen bezoekers lezingen bijwonen, tentoonstellingen of speciale evenementen. Meer dan 2000 mensen schreven reeds in – er zijn nog enkele honderden plaatsen. Bezoekers kunnen op meerdere locaties terecht.

“Op Brainwash Festival worden bezoekers aan het denken gezet over de belangrijkste maatschappelijke en persoonlijke vragen van dit moment. Na een uitverkochte eerste editie keren we in oktober terug. Brainwash geeft geen hapklare antwoorden, maar verheldert je vragen, stelt je vooroordelen op de proef en biedt je verrijkende ideeën voor het alledaagse leven.

Brainwash wordt geproduceerd door The School of Life en is een samenwerking met omroep Human.

Opening van het festival

De opening van Brainwash vindt plaats in de grote zaal van De Nationale Opera met drie geweldige sprekers: Michael Sandel, Joris Luyendijk en Tim Fransen. Michael Sandel wordt ook wel de Socrates van deze tijd genoemd. Als geen ander weet hij je gedachtes te ordenen en laat hij je zien waar de vragen, vermoedens en intuïties die je hebt nu echt op gebaseerd zijn. Hij brak internationaal door nadat zijn Harvard colleges over rechtvaardigheid miljoenen keren werden bekeken op youtube. Hij gaat in gesprek met Joris Luyendijk en met het publiek over de grenzen van de markt, het systeem en het faillissement van de moderne tijd. Maar vooral ook over hoe we nu verder moeten. De filosofische cabaretier Tim Fransen geeft een inleiding.

Voor de liefhebbers van filosofie, die ook een persoonlijke vraag hebben, is er een ‘face to face’-event: je kan een filosoof ontmoeten, en maximum twintig minuten lang een persoonlijk gesprek voeren. Heb je zin om iets te schrijven, maar weet je niet hoe het aan te pakken? Heb je een vraag over een filosofie-opleiding? Of wil je een filosofische vraag zelf bespreken? Je kan je inschrijven voor een kort gesprek.

imagesIn de namiddag, vanaf 14.00 uur, doe ik hieraan mee (in een beurtrol, zie het programma), samen met bijna dertig andere filosofen. Continue Reading ›