“Fangio’s horen op het circuit”, DS, 2 juni 2022
“In Nederland werd de maximumsnelheid op de autoweg teruggebracht tot 100 kilometer per uur (tussen zes uur ’s ochtends en zeven uur ’s avonds). In Vlaanderen suggereerde Groen een gelijkaardige maatregel, maar de discussie werd meteen stopgezet na een veto van minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD). Dat is jammer, want voor dat voorstel valt veel te zeggen. Het enige nadeel is dat bestuurders zich wat moeten inhouden. Ja, dat is lastig. Dat vind ik ook – mensen die regelmatig met mij meerijden, noemen me Fangia (naar Fangio, de legendarische Argentijnse autoracer). Maar een mens leeft niet alleen en de harde realiteit bestaat. In de realiteit zijn de positieve gevolgen van een snelheidsbeperking overweldigend, zeker gezien de huidige crises.
Als je trager rijdt, verstook je minder brandstof. Dat is goed voor je bankrekening, nu de brandstofprijzen zo hoog zijn. Elektrische auto’s verbruiken evengoed minder als ze trager rijden. Lager verbruik is bovendien beter voor de directe omgeving (minder CO2-uitstoot, minder geluidsoverlast) en het is beter voor het klimaat. Het is ook nog eens veiliger; als iedereen langzamer rijdt, gebeuren er minder zware ongevallen. Ander paradoxaal voordeel: files worden veelal korter, omdat de capaciteit van de weg toeneemt (de afstand tussen wagens vermindert). Het mogelijke tijdverlies door trager te rijden blijft beperkt; deels omdat de rijafstanden in België kort zijn. En ten slotte, sinds de oorlog in Oekraïne speelt een geopolitieke winst; minder energieconsumptie vergroot de onafhankelijkheid van autoritaire, oorlogszuchtige regimes.
In Nederland past de snelheidsbeperking tot 100 kilometer per uur in een breder stikstofbeleid: door de lagere uitstoot van het vervoer krijgen de landbouw en de bouwsector wat meer ruimte om zich te ontwikkelen. Ook in Vlaanderen zijn er felle discussies over het beleid om stikstofemissies door de landbouw te beperken.
Waarom ligt een nieuwe snelheidsbeperking zo moeilijk? Politici huiveren voor onpopulaire maatregelen. Een verworven recht inperken – met 120 over de snelweg scheuren – is daarom heikel. Alleen moeten wetten ter wille van technologische ontwikkelingen regelmatig bijgestuurd worden. Toen auto’s op de markt kwamen, zag iedereen de mogelijkheden. De gevaren – geluidshinder, milieuschade of veiligheid – waren geen prioriteit. Pas na verloop van tijd werd duidelijk dat er regels nodig waren. Dus werd bijvoorbeeld de gordelplicht – eerst vooraan, later ook op de achterbank – ingevoerd. Dat leidde tot fel protest in naam van de vrijheid. De associatie tussen vrijheid en auto’s lijkt vanzelfsprekend: ‘mijn auto, mijn vrijheid’ is een slogan die de auto-industrie op allerlei manieren gebruikt om haar producten te promoten. Alleen corrigeren regels wat fout loopt. Ze nemen geen oorspronkelijk recht op vrijheid weg. Ze zijn niet anti-auto, maar pro-mens, pro-samenleving of pro-natuur.
Maar goed, auto’s zijn een erg gevoelig onderwerp. Autorijden maakt mensen emotioneler, volgens psycholoog Jean-Marc Bailet, auteur van Le volant rend-il fou. Psychologie de l’automobiliste: zodra ze in een wagen plaatsnemen, hebben mensen hun emoties minder onder controle en worden ze gevoeliger voor stress. De meeste automobilisten overschatten hun rijkwaliteiten en onderschatten de risico’s die ze nemen. Dat geldt volgens Bailet vooral voor mannelijke bestuurders. Hij verklaart het deels door de opvoeding; van kindsbeen af leren jongens dat auto’s speelgoed zijn, waarmee ze zich mogen amuseren.
Auto’s verzinnebeelden daarbij de 20ste-eeuwse economische en sociale vooruitgang, aldus Bailet: sneller, luxueuzer, en de laatste tijd groter en dikker. Een auto is dus veel meer dan een gebruiksvoorwerp. Veel mensen beleven hun voertuig als een verlengstuk van zichzelf. Assertieve automobilisten beschouwen de weg niet als een plek die ze delen met anderen, maar als een plek waar ze zich kunnen laten gelden.
In België wordt die associatie met een sociale en economische promotie versterkt door de prominente plaats van de bedrijfsauto. Die werd populair als een fiscaal voordelige constructie – bedrijven hoeven op die extra verloning geen sociale en andere lasten te betalen. Het is veelzeggend voor de Belgische besluitvorming dat de maatregel ingevoerd werd door regering-Dehaene om de loonstop die ze zelf had ingevoerd, te omzeilen in de periode 1993-1996. Intussen is een auto voor veel werknemers een vast onderdeel van het loonpakket geworden. De auto symboliseert dus bij uitstek het prestige van een geslaagde carrière. Hij is opnieuw een verworven recht en politici willen daar liever niet aan tornen.
Andere tijden vragen echter aangepaste visies en daadkracht. Politici die aarzelen om beleid te herzien, moeten voorbij het moment kijken: schijnbaar onhaalbare maatregelen raken na verloop van tijd gewoon ingeburgerd. En wie er nog van droomt om even Fangio te zijn, hoort op het racecircuit thuis.”
Dit artikel verscheen in De Standaard op donderdag 2 juni 2022.