Yasmien Naciri in GVA, 1 dec. 2023

Toen ‘Ken Jezelf’ werd voorgesteld in het Letterhuis, zat Yasmien Naciri in het panel. Haar commentaren waren zeer de moeite. En onlangs schreef ze er zelf over, in haar column in ‘De Gazet van Antwerpen.’ Ik citeer hier het begin (de hele tekst weergeven kan ik niet).

“Yasmien Naciri is veelzijdig ondernemer, auteur en columnist.

De laatste keer dat ik in het Letterenhuis was, bewonderde ik de werken van Hugo Claus. Lang geleden dus. Vandaag ben ik er opnieuw. Om het werk van columniste en filosofe Tinneke Beeckman te bewonderen. Voor de boekvoorstelling van haar nieuwste pennenvrucht, getiteld Ken jezelf . Geen zelfhulpboek, wel een boek dat je aanzet om te denken. Over je doen en laten. Een spiegel voor het ego en de ziel.

Het panel, bestaande uit Geert Meyfroidt, Tinneke Beeckman en mezelf, met Koen Fillet als moderator, voelt aan als een gezellig onderonsje. Vier verschillende mensen die elkaar nooit eerder hebben gesproken, maar elkaar weten te vinden in hun zoektocht naar zichzelf. Samen met de mensen in de zaal zijn we de bevoorrechte lezers van het boek. Over het ‘ik’. Ons ‘zijn’.

“Ga jij maar naast Tinneke zitten”, zegt Koen tegen me. Voorzichtig wandel ik naar het podium en zet me in de zetel naast haar. Ik heb al op veel stoelen gezeten. Naast leiders van bedrijven en van landen, naast denkers en doeners. Zelden ben ik onder de indruk, maar naast haar voel ik me een enthousiaste kleuter op de kermis die zijn uiterste best doet om niet in het rond te springen.

… “

Signeersessie en interviews in boekhandels

Na de boekvoorstelling van ‘Ken Jezelf. Een openhartige filosofie’ op 18 november, bezoek ik enkele boekhandels voor een signeersessie en/of interview:

Gent – woe 29 november, Paard van Troje (interview), om 19.30 u

Antwerpen – zo 10 december, Cronopio om 14.00 (signeersessie)

Mechelen – vrij 15 december, De Zondvloed, om 20.00 u (interview)

Leuven – za 13 januari 2024, Barboek om 14.30 u (interview)

Sint-Niklaas – ma 18 december, met boekhandel ’t Oneindig Verhaal, maar in Tiffanys, Stationsstraat 82/84, ’s avonds.

Mortsel – za 27 januari 2024, De Boekuil, om 14.30 uur.

Boekvoorstelling ‘Ken Jezelf’, 18 november

Op 18 november wordt mijn boek ‘Ken Jezelf, een openhartige filosofie’ voorgesteld.

Plaats: Letterenhuis, Antwerpen.

Minderbroederstraat 22, 2000 Antwerpen

van 16.00 tot 19.00 uur (aansluitend receptie)

Met Koen Fillet als moderator, Geert Meyfroidt, Yasmien Naciri.

Gratis, maar liefst inschrijven: Stephan Debouille – s.debouille@boom.nl

Interview over boek ‘Ken Jezelf’ in Knack, 1 nov. 2023

“‘Ik heb heel erg geprobeerd om een positief boek te schrijven’, zegt Tinneke Beeckman in haar lichte, ruime en schaars ingerichte appartement dat als werkruimte dient. ‘Vaak schrijf ik politieker werk. Dit gaat meer over hoe filosofie kan bijdragen tot het intieme, persoonlijke leven.’

In een verzameling essays die gebaseerd is op columns die eerder verschenen in Knack en De Standaard, gebundeld onder de titel Ken jezelf, neemt de filosofe de lezer mee op reis door de filosofie en de wereldliteratuur. In de hoop zo iets te ontdekken over onszelf en het leven. ‘Telkens als ik iets niet weet of in de war ben over mezelf, geven filosofen en schrijvers wel inzicht. Omdat het in hun teksten gaat over een gedeelde menselijke ervaring, en over begrippen. Een begrip is natuurlijk wat abstracter, maar het laat wel toe om particuliere situaties beter in te schatten. Wat is nu juist het verschil tussen schaamte en schuld? Wanneer ben je vrij en wanneer niet? Wat kan troosten?’

U gaat daarvoor vaak bij heel oude filosofen te rade. Die hebben nog zeggingskracht voor mensen vandaag?

Tinneke Beeckman: Absoluut, juist op het vlak van levenswijsheid hebben de oude filosofen heel veel te zeggen. Je kunt niet terug naar Aristoteles voor wetenschappelijke inzichten, maar zijn idee van deugd blijft interessant. Of Socrates, die hamert op in harmonie zijn met jezelf. Mensen die vandaag op zoek gaan naar wie ze zijn, krijgen vaak antwoorden aangeboden die niet altijd helpen. Nagaan wie je bent door jezelf constant, met name op sociale media, met andere mensen te vergelijken brengt je niet dichter bij zelfkennis. De oude filosofen hadden veel meer aandacht voor het innerlijke zelf. Socrates zei dat het belangrijker is om met jezelf in overeenstemming te zijn terwijl anderen je tegenspreken, dan dat iedereen het met je eens is en je jezelf tegenspreekt. Dat vind ik zó waar. Heel vaak ben je geneigd, uit conformisme of sociale druk, toe te geven aan anderen. Maar je verliest daardoor de waarden die je zelf belangrijk vindt uit het oog.

Door te handelen ontdek je wie je bent. Laat dus die obsessie met je beeld los, met wat anderen van je denken of wat je wilt dat ze denken, en richt je op het handelen en waarachtig zijn. Iets doen waarin je gelooft, ondanks mogelijke kritiek, is een manier om zelfrespect te krijgen. Dat je soms alleen staat als je je niet wilt conformeren, moet je er maar bij nemen. In zekere zin is dat een teken van vrijheid. In je innerlijke gesprek met jezelf heb je immers je eigen ijkpunten vastgelegd.

Jezelf kennen is vast belangrijk, maar er wordt ook gezegd dat we in narcistische tijden leven. Herkent u dat?

Beeckman: We leven ook in tijden van heel veel psychologiserende diagnoses. Veel mensen gebruiken de termen narcist of psychopaat. In romans worden soms personages beschreven die vandaag allemaal diagnostische labels zouden krijgen. Maar veel belangrijker dan zo’n label is te observeren wat iemands gedrag is en het morele karakter daarvan. Hoe doet iemand zich voor en hoe handelt die persoon echt? Als je zo naar de dingen kijkt, kun je veel beter inschatten wat je van iemand kunt verwachten dan met al die etiketten die we op anderen plakken maar nooit op onszelf. Er is niemand die van zichzelf zegt: ‘Ik ben een narcist.’ Maar ik begrijp wat u bedoelt met dat narcisme. Mensen zijn obsessief bezig met de beeldvorming van zichzelf. Ook omdat er zo veel mogelijkheden zijn om beelden te vormen en omdat het onderscheid tussen het private en het publieke is weggevallen.

Als het gaat over het delen en posten van dingen op sociale media, pleit u voor schroom. Waarom?

Beeckman: Ik vind schroom een vergeten deugd. Sociale media zijn ofwel een arena van schaamteloosheid, van het niet erkennen van grenzen, ofwel van schaamte, doordat je het doelwit van aanvallen en beledigingen wordt. Schroom is iets willen doen – soms wil ik ook een leuke foto posten van mijn dochter – maar toch terughoudend zijn, in mijn geval omdat ik vind dat zij daar zelf over moet beslissen. In die terughoudendheid zit een poging tot generositeit. Schroom kan ook betekenen dat je geen schaamte wilt veroorzaken bij de ander. Dat vind ik mooi. Dat je dus níét een impertinente vraag stelt of een botte opmerking maakt, omdat je de ander niet in verlegenheid wilt brengen. Maar dat zijn natuurlijk persoonlijke beslissingen. Als mensen dat zelf niet zo aanvoelen, kun je dat heel moeilijk afdwingen.

U hebt het ook over een opbod aan verontwaardiging op sociale media en daarbuiten. Maar verontwaardigd zijn, betoogt u, is niet altijd hetzelfde als moreel gelijk hebben.

Beeckman: Het mooie van verontwaardiging is dat het een reactie is op wat je als onrecht ervaart. Je ziet iets wat een ander wordt aangedaan en je wilt door je publieke verontwaardiging die persoon de menselijkheid teruggeven die hem of haar toekomt. Dat is een heel onmiddellijk en belangrijk gevoel. Maar verontwaardiging kan gemakkelijk instrumenteel worden. In elk conflict proberen partijen door verontwaardiging de publieke opinie aan hun kant te krijgen. En dan wordt ze iets helemaal anders, iets ongelooflijk vermoeiends. Ik geef het voorbeeld van Philip Roth en zijn roman The Human Stain, waarin een personage valselijk van racisme wordt beschuldigd. Als je eenmaal als dader wordt neergezet, krijg je dat stempel niet meer weg. In de strijd tegen onrecht wordt opnieuw onrecht begaan. Ik denk dat daar een goede les in zit. Ik wil terug naar het oorspronkelijke gevoel van verontwaardiging, het gevoel ook van Albert Camus, dat van mens tot mens is, los van kampen, partijen, ideologieën en strijd, en dat zich niet laat inzetten of gebruiken voor iets anders. En ik wens afstand te nemen van alle andere soorten verontwaardiging waartoe je wordt opgeroepen, en die heel manipulatief kunnen zijn.

Een ander gevoel dat u bespreekt, is vernedering. Die kan diep in de menselijke ziel snijden. Laatst nog was er Gwendolyn Rutten, die uit de nationale politiek stapt omdat ze zich naar eigen zeggen door de Open VLD-top ‘tot op het bot’ vernederd voelt.

Beeckman: Vernedering is een vaak over het hoofd gezien gevoel. Ik heb aan collega’s gevraagd welke filosoof iets zegt over vernedering, en niemand had een naam klaar. Dat siert dan weer de literatuur: een schrijver als Tom Wolfe is fantastisch in het beschrijven van sociale situaties waarin mensen zich vernederd of gekrenkt voelen. Kleine dingen, zoals iemand die je zonder te groeten voorbijloopt, waarbij je vanbinnen even zo’n piek van vernedering voelt. In de politiek staat dat gevoel centraal, ook in de politieke retoriek. Denk aan Donald Trump en hoe die inspeelt op het gevoel van vernedering bij mensen. Vernedering is een enorm onderschatte emotie, die heel veel woede kan opwekken.

Mensen die het nu nog volhouden in de politiek hebben vaak een buitengewone tolerantie voor vernedering. Ik heb al meegemaakt dat ik met politici in een televisiestudio zit en er filmpjes worden getoond waarvan ik denk: als ooit het equivalent daarvan van mij als filosoof wordt getoond, over hoe inconsistent ik ben, dan kruip ik gewoon onder tafel. (lacht) Maar die politici glimlachen even, en dat is het dan. Of ze proberen van hun vernedering eenieders vernedering te maken: ‘Ik ben ook maar een mens.’ Ja, maar veel andere mensen vertonen zo’n kwalijk gedrag niet.

U schrijft dat u altijd de motieven en drijfveren van mensen probeert te begrijpen, ook als het gaat om een moordenaar. Geldt dat ook voor de dader van de terreuraanslag in Brussel, waarbij twee Zweedse voetbalsupporters om het leven kwamen?

Beeckman: Vroeger deed ik dat nog veel meer, zoeken naar verklaringen: wat is er allemaal gebeurd in het leven van die mensen? Nu denk ik dat je soms moet kunnen erkennen dat er echt kwaadwillige mensen bestaan. Blijkbaar was die man in Tunesië ook al veroordeeld voor twee moordpogingen. Ik zou niet van mezelf kunnen zeggen dat ik door omstandigheden niet tot vreselijke dingen in staat zou zijn. Maar ik geef in het boek het voorbeeld van een dader die genoot van de doodsangst in de ogen van het slachtoffer dat hij verkrachtte. Daarvan kan ik echt wel met zekerheid zeggen dat ik dat niet in me heb. Dus soms houdt het zoeken naar verklaringen op en primeert de behoefte aan veiligheid. Op zich is een fenomeen als radicalisering wel interessant. Hoe komt haat tot stand? Aan de andere kant is België in deze zaak natuurlijk ook gewoon verschrikkelijk tekortgeschoten en gaat onze overheid veel te achteloos om met het potentiële geweld van sommige mensen.

En aanvankelijk gingen alle beschuldigende vingers alleen maar richting Tunesië.

Beeckman: Verschrikkelijk pijnlijk was dat.

Het vertrouwen in de politiek is al zoek. Dit helpt natuurlijk niet.

Beeckman: Nee, en je vraagt je echt af wat er moet gebeuren. Ik weet het ook niet zo goed. Het enige lichtpuntje is dat meestal in tijden van echte crisis hervormingen toch nog mogelijk worden. Je zag het ook na de zaak-Dutroux.

Over een half jaar gaan we naar de stembus. Op deze manier hoeft het Vlaams Belang niet eens meer campagne te voeren, lijkt het. Maakt u zich daar zorgen over?

Beeckman: Ik zie helaas dat de politieke klasse wel een analyse kan maken van wat er allemaal fout loopt, maar niet in staat blijkt om daar wat aan te doen. Praat daarover met politici en ze zullen verwijzen naar de verstikkende particratie en naar parlementen die niet langer de uitvoerende macht controleren. Terwijl dat net zo ongelooflijk belangrijk is. Wie zit er in de ministeriële kabinetten, wie schrijft mee aan wetsontwerpen, aan wie wordt geld gegeven, wat zijn de neveneffecten van het beleid – al die dingen moet een goed functionerend parlement controleren. Federaal speelt het parlement nog een beetje zijn rol, maar het Vlaams Parlement heeft helemaal geen controlerende functie meer. Omdat de meerderheid van de verkozenen per definitie de regering steunt.

Waarom slagen politici er niet in om iets te veranderen aan die structurele manco’s die het politieke bedrijf ondergraven?

Beeckman: Omdat politici nog altijd het gevoel hebben dat de politiek een nulsomspel is. Je hoeft in de politiek niet populair te zijn en zelfs niet bekwaam. Je moet alleen bekwamer lijken dan iemand anders. In werkelijkheid kan dat nog een wereld verwijderd zijn van echt bekwaam. Politici zitten gevangen in een spel van perceptie tegenover elkaar en de incentives die ze krijgen zetten hen aan om op dezelfde voet verder te gaan. Het enige wat zou kunnen helpen, is dat door verkiezingen alles door elkaar wordt geschud. Ik hoop toch altijd dat crisissen ervoor zorgen dat mensen zich herpakken.

Dus als het Vlaams Belang straks met een landslide zou winnen, dan hoopt u vooral dat het de andere politici wakker schudt?

Beeckman: Dan hoop ik toch dat er in de andere partijen écht iets gebeurt. Want ik geloof in de mogelijkheid om de democratie op een andere manier te laten functioneren. Met een ander soort politiek leiderschap, waarbij politici burgers niet alleen als consumenten voor hun product zien, maar echt met hen in dialoog gaan.

U was in 2008 lid van de Gravensteengroep, een groep Vlaamse intellectuelen en kunstenaars met verschillende ideologische achtergronden, die pleitte voor een verdere staatshervorming. Staat u nog altijd achter die ideeën?

Beeckman: Sindsdien is er heel veel veranderd, maar de kritiek die ik had op de Belgische staatsstructuur heb ik grotendeels nog altijd. Ik werkte toen nog aan de VUB. Politiek heerste er een gespannen communautair klimaat, het was de tijd van de corridors tussen Brussel en Wallonië. Overal hingen van die posters, van de vakbonden die opriepen tot solidariteit. Ik heb niks tegen vakbonden, wel integendeel, maar ik vind ook dat je kritiek mag hebben op dingen zonder dat je wordt weggezet als extreemrechts, racistisch of xenofoob. En dat je zonder taboes en zonder te worden verketterd moet kunnen spreken over een staatshervorming en financiële solidariteit. Ik ben daar wat naïef ingerold, maar het was eigenlijk wel spannend. Van alle kritiek die ik kreeg, had ik ook niet veel last. Dat lidmaatschap van de Gravensteengroep is ook om die reden voor mij een belangrijke ervaring geweest. Ondanks alle bagger heb ik toen gevoeld: ik kan dat wel, ergens voor gaan.

Het thema staatshervorming blijft meer dan ooit relevant. De N-VA maakt er de inzet van de verkiezingen van.

Beeckman: Absoluut. Ik had toen in 2008 wel een soort voorgevoel dat het model van Paars niet houdbaar was, dat heel de politiek zou gaan kantelen en we de Belgische problemen op een andere manier moesten bespreken. Die Gravensteengroep, dat was nog vóór de grote doorbraak van de N-VA. Ik heb niks met de N-VA, maar ik voelde wel aan dat er iets begon te schuiven. Dan kun je dat maar beter erkennen en er iets mee doen, in plaats van het moreel te veroordelen en dood te zwijgen. In het verlengde daarvan vind ik ook dat iemand als Bart De Wever als politicus wordt overschat. Volgens mij is hij iemand die – zoals Machiavelli schrijft – de occasione of gelegenheid heeft gegrepen, maar die heel veel te danken heeft aan omstandigheden die hem ver te boven gaan.

Tinneke Beeckman, Ken jezelf, een openhartige filosofie, Boom Uitgevers, 240 blz., 24,90 euro.

Door Han Renard Foto’s: Diego Franssens”

Dit artikel verscheen in Knack op 1 november 2023.

“Zelfkennis haal je niet uit een selfie”, Interview in De Standaard 28 okt. 2023.

“Zelfkennis, zelfontplooiing, kwetsbaarheid en openhartigheid werden zelden zo uitbundig gevierd als vandaag. Paradoxaal genoeg lagen we nog nooit zo in de knoop met onszelf. Filosofe Tinneke Beeckman zocht naar wat wijsgeren en romanschrijvers ons kunnen leren over onze hunkering naar likes.

door Lieven Sioen.

‘Bij een goed interview overwint de journalist zijn schroom om ook iets over het zelf te vertellen’, schrijft de filosofe Tinneke Beeckman in haar nieuwste boek Ken jezelf. Een openhartige filosofie .

Vooruit dan maar, bij wijze van introductie vertel ik haar dat ik de wijsheid van Socrates hoog acht. Dat zelfkennis volgens mij het pad effent naar tevredenheid. En dat die tevredenheid met wie je bent en wat je hebt een voorwaarde is, weliswaar onvoldoende maar noodzakelijk, om iets van geluk te vinden in het leven.

Een beetje kort door de bocht, misschien, maar Beeckman knikt aangenaam verrast. Na enkele boeken waarin ze de filosofische blik vooral op de wereld richtte, wilde ze dit keer van een meer persoonlijke, zelfs intieme ervaring vertrekken, zegt ze. En ja, dat heeft ook iets met de levensfase te maken. ‘In Brieven aan een jonge dichter schrijft Rilke: “Leef uw vragen.” Op een bepaald moment stap je zelf de vragen binnen en komen de antwoorden naar jou toe. Bepaalde hoofdstukken in Ken jezelf , zoals over sterfelijkheid, zou ik twintig jaar geleden niet geschreven kunnen hebben.’

Jezelf leren kennen, hoe doe je dat? Die vraag toetst Tinneke Beeckman af bij de filosofen en schrijvers die haar hebben gevormd. Het boek is opgebouwd uit korte, toegankelijke hoofdstukken, telkens vertrekkend van een concrete vraag: Wie is de ‘ik’ met wie je praat? Hoe kies je een partner? Is je schaamte terecht? Hoe weersta je sociale druk? Hoe overleef je het absurde?

Ken jezelf is geen academisch traktaat, maar praktische filosofie voor het echte leven. Want de paradox is dat zelfkennis, zelfontplooiing, kwetsbaarheid en openhartigheid nooit zo uitbundig werden gevierd als vandaag, maar dat we tegelijk nog nooit zo in de knoop lagen met onszelf.

Waarom is de zoektocht van Socrates naar tevredenheid vandaag zo moeilijk?

‘Omdat Socrates een ander idee van “ken jezelf” in gedachten had dan vandaag vaak gangbaar is. Hij had het niet over de romantische gedachte van een soort zuivere, unieke ik die je kan vinden als je alle kwalijke invloeden van buitenaf uitschakelt. Die illusie had ook Rousseau, in zijn beeld van Le mythe du bon sauvage; dat er een puur en oorspronkelijk zelf terug te vinden valt. Volgens Socrates daarentegen leer je jezelf pas kennen in verbondenheid met de wereld en de anderen. Het gaat goed met jou als het goed gaat met de mensen rondom jou. Dat zegt ook Spinoza: inzicht krijg je pas als je het ik-gerichte perspectief loslaat.’

‘Maar ook die verbondenheid wordt vandaag verkeerd begrepen, omdat we ons zelfbeeld nu wel heel erg door het oordeel van anderen laten bepalen. Het antwoord op de vraag “wie ben ik?” vind je niet in een selfie. Of in vind-ik-leuks op Instagram. Je ontdekt jezelf niet door een identiteit te creëren op sociale media, of door de manier waarop anderen daar al dan niet op reageren.’

De selfiewereld is niet die van Socrates?

‘Een selfie is volledig gericht op de reactie van de ander, waarbij het aantal likes bepaalt hoe positief of negatief je jouw zelfbeeld ervaart. Socrates zegt nochtans dat het belangrijker is dat je in harmonie bent met jezelf dan dat je met anderen overeenkomt. Waar voel ik me goed bij? Wat zijn mijn waarden in verhouding tot de wereld? Dat is veel belangrijker dan je zelfbeeld te laten afhangen van beelden van buitenaf.’

‘Zeker als daar de illusie van maakbaarheid bovenop komt. Als je maar mager of mooi genoeg bent, of de juiste filter gebruikt, kan je het perfecte beeld creëren. Maar eigenlijk creëer je ook klanten van dat beeld. En klant is koning. Afhankelijk van wat de klant vraagt, ga je je aanpassen en uiteindelijk verlies je jezelf in de selfie in plaats van jezelf erin te vinden.’

Hoe kan je jezelf dan wel vinden?

‘Door een innerlijk gesprek te voeren met jezelf, los van de publieke opinie. Mijn boek is een persoonlijke poging om dat te voeren. Toen ik jonger was, had ik last van een permanent schaamtegevoel. Dat had niet zozeer te maken met iets wat ik had gedaan, maar met een existentiële vraag: heb ik wel het recht om hier te zijn? Ik heb het geluk dat ik dankzij mijn moeder al heel jong de weg naar de literatuur heb gevonden, en de filosofie. Zo heb ik bij Spinoza de idee van “conatus” ontdekt, het fundamentele recht om te zijn. Dat was zo bevrijdend, het verloste me van mijn schaamte.’

U lijkt oprecht opgelucht.

‘Ja, ik schreef niet toevallig een positief boek. Iedereen heeft momenten van vertwijfeling. Het is ook niet erg om af en toe verloren te lopen. Maar grijp die momenten of periodes aan om iets bij te leren over jezelf.’

Die wijsheid vindt u met de hulp van literatuur?

‘Ik heb veel aan romans gehad. Neem Middlemarch van George Eliot. Als tiener had ik geen idee wat ik wilde worden. Wel wist ik dat ik een zinvol leven wilde leiden, liefst met wat impact. Eliot beschrijft hoe mensen met vallen en opstaan hun ambities proberen waar te maken. Ik vond dat heel herkenbaar; het jeugdige ongeduld om te willen weten wie je bent, en dan te moeten ontdekken dat dit met veel omwegen en onwetendheid gepaard gaat. Dat blijft een actueel verhaal. Daarom is Ken jezelf ook een pleidooi voor boeken en voor het lezen. Virginia Woolf zei dat je een boek moet lezen als een fellow traveler van de schrijver. Door in de wereld van het boek te stappen, verandert het jou, ook al weet je niet meteen hoe.’

Zijn er zo nog boeken die nieuwe inzichten openden toen u jong was?

‘In Island van Aldous Huxley ontdekte ik een radicaal andere kijk op zelfmedelijden, troost en lijden. En Birmaanse dagen van George Orwell is een magistrale zoektocht naar een waarachtig leven. Het personage Flory doorziet het web van leugens, machtsmisbruik en onrecht van het Britse kolonialisme en kan dat niet langer verzoenen met zichzelf. Orwell had zelf nog als politieman in Birma gewerkt, en zag niet alleen rond zich, maar ook in zichzelf het beangstigende effect van macht: To see what is in front of one’s nose, needs a constant struggle . Dat is van een indrukwekkende eerlijkheid waar ikzelf nog ver van verwijderd ben.’

Mogen we Ken jezelf lezen als een uitnodiging om je bewust te worden van het eigen kunnen en het aanvaarden van je beperkingen?

‘Beide zijn belangrijk en hangen samen. Ken je kracht, maar weet ook waartoe je niet in staat bent en aanvaard dat, zonder zelfbeklag. Ik denk dat veel van de problemen vandaag het gevolg zijn van het niet kunnen erkennen van de eigen beperkingen, zowel van het individu als van de samenleving. Kijk naar de manier waarop we omgaan met de dood. Het leven is eindig, de mens is niet maakbaar en het leven ook niet. Dat is geen fatalisme, maar een uitnodiging om je te richten op wat je zelf kan doen. Het werkt enorm bevrijdend om te zeggen: zo is het, zo ben ik en meer zit er gewoon niet in.’

Hoe rijmt u ‘harmonie met jezelf’ met ‘plus est en vous’? We willen vaak het beste uit onszelf halen …

‘Ken jezelf impliceert dat als je eerlijk bent met jezelf, je soms tot het besef komt dat je beter had kunnen doen. Dat je je toch maar geconformeerd hebt in plaats van op te komen voor wat je echt dacht. Wie regelmatig aan kritische zelfreflectie doet, zal net iets minder zelfvoldaan rondlopen.’

Is het daarbij wijzer jezelf te willen overtreffen dan anderen te willen overtreffen?

‘Absoluut. Volgens Thomas Hobbes is “eeuwige competitie” eigen aan de mens, zeker vanaf de moderniteit. “De mens heeft een aanhoudende en rusteloze begeerte naar macht en nog meer macht, die eindigt bij de dood”, schrijft hij in Leviathan . Maar Spinoza waarschuwt dat je daardoor voortdurend schimmen achterna holt, die je nooit helemaal tevreden zullen stellen. Dat is ook een van de redenen waarom mensen opbranden. Ze streven doelen, targets of waarden na die hun van buitenaf worden aangereikt of opgelegd, zonder stil te staan bij de vraag of dit nu is wat ze zelf willen. Ken jezelf is een manier om even stop te zeggen tegen wat je krijgt opgedrongen.’

Is dat de reden waarom u in 2012 de academische wereld hebt verlaten?

‘Ik had het gevoel dat wat ik met filosofie wilde bereiken, namelijk inzichten van denkers naar het leven vertalen, mij in die omgeving niet lukte. Ik herinner me een lezing over Spinoza waarin ik het had over passies, verbeelding en hoe mensen het belang van hun eigen oordelen overschatten. Maar tijdens de pauze werd ik aangesproken door een collega die begon te roddelen. Alsof alles wat ik net had verteld, buiten het leven zelf stond. We bestuderen Levinas en zijn ideeën over openheid voor de ander, maar op werkvergaderingen gedragen mensen zich gemeen … Dat was zo bevreemdend dat ik mijn ontsnappingsroute plande: ik wilde niet meer solliciteren, maar een boek schrijven over de wijze waarop Spinoza mijn kijk op de wereld had veranderd. Meteen waren ook mijn migraineaanvallen over.’

U ervaarde filosofie niet langer als wat ze hoort te zijn: een leidraad voor het leven?

‘Veel te weinig. Was Spinoza nu een breuk met de scholastiek, of net vergelijkbaar met de scholastiek? Ik had weinig aan dat soort academische discussies.’

De fundamentele vraag van de filosofie blijft wel: lukt harmonie met jezelf als er zoveel leed is in de wereld?

‘Ik denk het wel, omdat dat deel uitmaakt van jouw beperking. Je bent God niet. Het ligt niet in jouw macht om het leed van de wereld te herstellen. In het boek stel ik de vraag of je moreel bent als je verontwaardigd bent. We worden voortdurend aan de mouw getrokken om ons boos te maken. Neem het drama in Israël en Gaza. Het zou erg zijn om daar niet verontwaardigd over te zijn, maar tegelijk word je meegezogen in een opbod dat polariseert: je wordt gedwongen om kamp te kiezen. Elke partij roept: de ander is slecht, dus ik ben goed. Maar daarmee is de weg naar zelfreflectie en zelfkennis meteen afgesloten. Want misschien moet ik ook wel kijken naar wat ik zelf fout doe. Ik vind die dynamiek van verontwaardiging enorm uitputtend en deprimerend, ze brengt ons geen stap verder.’

‘Daarom vind ik af en toe stilstaan, je afsluiten van het geroep en proberen een eigen oordeel te vormen, evengoed een vorm van verzet. Camus plaatste “de persoonlijke revolte” tegenover de absurditeit van het leed in de wereld. Dat bracht hem in conflict met Sartre, de man van de revolutie en de grote ideeën – die weliswaar blind bleef voor de uitwassen van het stalinisme. Socrates zei dat deugdzaamheid niet in meningen schuilt, maar in het handelen. Het goede doe je.’

Echte deugdzaamheid zit niet in het moraliseren?

‘Dat is wat Hannah Arendt zegt: je bent hoe je handelt. Het mooie daaraan is dat je zelf het referentiepunt van moreel handelen wordt. Niet in de zin dat je de maat van alle dingen wordt, wel in de zin van: wat doe ik, en kan ik nog een vriend voor mezelf zijn? In plaats van te focussen op de fouten van anderen. ‘

U besteedt veel aandacht aan emoties. In welke mate staan die zelfkennis in de weg?

‘Emoties tonen hoe je naar de wereld kijkt, en wat je belangrijk vindt. Spinoza zegt dat je emoties moet leren begrijpen, zonder te oordelen. Daarom is het niet nuttig om ze van de rede te scheiden. Maar ik heb ook geleerd dat het heel moeilijk is om eerlijk te zijn over emoties. Achter woede kan verdriet schuilen. Vroeger vond ik woede een teken van zwakte. Ik was boos omdat ik boos werd. Seneca schreef dat je woede moet temperen zodra je ze voelt opkomen. Maar de Grieken zeggen ook dat woede een manier is om op te komen voor jezelf, en dat dit eergevoel helemaal niet negatief hoeft te zijn. Zolang het met mate en gericht op de juiste persoon gebeurt. Daarin een balans vinden, heeft mijn leven gemakkelijker gemaakt.’

U moest ook schroom overwinnen om vanuit die eigen emoties te vertellen?

‘Ja, ik ben ervan overtuigd dat zelfkennis gebaat is met een betere scheiding tussen privaat en publiek. Een uitgever vroeg het me, of ik het niet wat meer over mezelf kon hebben. Naomi Klein noemt het packaging up your trauma into a consumable commodity ; je verpakt je persoonlijke moeilijkheden tot handelswaar, tot een verhaal dat aanslaat. Het is een moeilijke evenwichtsoefening. Het blijft heikel om specifieke, intieme details van je leven te onthullen. Je loopt het risico herleid te worden tot die ene ervaring, emotie of dat specifieke trauma, terwijl je meer bent dan wat jou ooit is aangedaan. Tegelijk willen we niet terug naar de tijd dat alle emotie verdrongen wordt. Rousseau is de evenwichtsoefening aangegaan in zijn Bekentenissen. Hij handelde daarbij als een moderne mens: zijn banaliteit weerhield hem er niet van om de volle aandacht te vragen voor zijn waarheid. Later zal hij ervaren dat dit een onmogelijke opdracht is.’

Je leert jezelf niet beter kennen door je bloot te geven op Tiktok of Instagram?

‘Totaal niet. Enfin, wat je natuurlijk wel ontdekt is dat elke mens een sociaal wezen is met een verlangen om te behagen, en om in de vergelijking met de ander een antwoord te vinden op de vraag wie je bent. Maar opnieuw: je stapt in een Hobbesiaanse race om de meeste likes en die wedloop creëert geen betere wereld. Dan ga ik liever te rade bij Spinoza. Die zegt: ik snap het, maar hou ermee op, want geluk ga je zo niet vinden.’

Ken jezelf is uitgegeven bij Boom.”

Dit interview verscheen in De Standaard op 28 oktober 2023.

“Taylor Swift willen zijn” column DS, 12 okt. 2023

“De dochter van een kennis wilde Taylor Swift zijn. Dat leek een bevlieging tot bleek dat ze het meende en zeer ongelukkig werd. ‘Jij bent vrij om te worden wie jij wilt zijn’, klinkt het vandaag. Men ziet er de logica van een kapitalistisch individualisme in: je mogelijkheden zijn onbegrensd, je beslist alles zelf en dus ben je ook zelf verantwoordelijk voor je succes en je mislukking.

Dat individualisme heeft nog een ander facet, dat vanaf de moderniteit opduikt: jij bepaalt jezelf vanuit je hoofd. Ongeacht hoe je in de materiële wereld bestaat. Maar je werd op een bepaald ogenblik geboren, je leeft in een bepaalde context. Je hebt een ­lichaam met kwaliteiten, maar ook beperkingen.

De moderniteit begint met de filosofie van Descartes’ (1596-1650). Die poneert twee ­opmerkelijke ideeën over geest en ­lichaam: je bestaat eerst in je hoofd, en lichaam en geest zijn radicaal gescheiden. Op zoek naar zekere kennis poneert hij het bekende ‘je pense, donc je suis’ (ik denk, dus ik ben). Descartes wil weten wat hij met zekerheid kan bevestigen. Met traditionele kennis – retoriek, literatuur, religie – komt hij nergens. Hij begint met een schone lei. Wat weet hij? Dat als hij denkt, iemand denkt, en die iemand bestaat. En zo bouwt Descartes verder. Hij weet met zekerheid dat God bestaat. De filosoof neemt dan pas aan dat de ervaringen van het lichaam en de wereld ook reëel zijn. Eén godsbewijs luidt dat God een perfect wezen is. Als je het perfecte kunt denken, moet er een perfect wezen zijn dat die gedachte in je hoofd mogelijk heeft gemaakt. En een perfect wezen zou je niet doelbewust misleiden. Je kunt er dus op vertrouwen dat je zintuigen je niet bedriegen: je lichaam bestaat, de wereld is echt.

In Les passions de l’âme werkt Descartes het dualisme tussen ziel en lichaam verder uit. Ziel en lichaam zijn van een radicaal andere orde. De ziel is een ding dat denkt, een ‘res cogitans’, immaterieel en onsterfelijk. In de ziel huist je vrije wil, je morele verantwoordelijkheid, kortom, wie je bent. De mens heeft ook een lichaam, dat een uitgebreid ding is, ‘res extensa’. Die lichamelijkheid hebben dieren ook. Elk lichaam is een complexe machine, onderworpen aan de wetten van de natuur. Om vrij te zijn, moet je greep krijgen op die machine. Descartes onderzoekt daarom welke lichamelijke effecten de passies hebben. Hij ontwerpt een soort neurofysiologische beschrijving. Daarbij wordt het dualisme tussen geest en lichaam maar in één hersenorgaantje opgeheven: de pijnappelklier. Zo wisselen geest en lichaam informatie uit. Voor Descartes is de geest het superieure deel, dat er idealiter in slaagt het lichaam te beheersen.

Het lijkt erop dat Descartes’ ‘ik denk, dus ik ben’ een modernere variant heeft gekregen: ‘Ik ben wat ik denk dat ik ben.’ Alsof je kunt worden wat je je voorstelt dat je bent. En dankzij technologische ontwikkelingen is dat voor een deeltje waar. De mens slaagt er inderdaad steeds meer in om te worden wie hij wil zijn. In de virtuele wereld kun je bovendien een aparte identiteit, een avatar creëren. Natuurlijk komt die visuele en virtuele representatie maar gedeeltelijk overeen met de werkelijkheid, maar de grenzen vervagen.

Dat het lichaam vooral beheerst moet worden, blijkt ook elders. De fitnessindustrie praatte ­iedereen het maakbare, perfecte lichaam aan. In de jaren 80 lanceerde Jane Fonda video’s waarin ze voordoet hoe je het lichaam moet trainen. Gewoon bewegen is niet voldoende: je lichaam is een massa die je in de juiste vorm moet gieten. Het werd een meedogenloze hype. Ook in ziektebeelden valt de harde houding tegenover het lichaam op. Onlangs zag ik de documentaire Anorexic . Enkele jonge anorexiapatiënten vertellen over hun moeizame herstel. Tijdens hun ziekte horen ze een stem in hun hoofd die hen opdraagt hoe ze het lichaam tot een bepaald gewicht moeten terugbrengen. Zelfs al lijdt dat lichaam helse pijnen en loopt het levensbedreigende schade op. Die ziektebeelden zijn enorm complex, ik pretendeer niet ze te begrijpen. ­Alleen valt me op hoe sterk het lichaam wordt ervaren als iets dat de geest moet kunnen gebieden.

In de moderniteit raakt de christelijke lichaamsopvatting – als bron van zonde – op de achtergrond. Descartes introduceert een andere visie: het lichaam als een machine. Je ziel is daarentegen de zetel van je identiteit. Het lichaam wordt zo niet langer het vertrekpunt van je bestaan, van je kwaliteiten, maar ook van je beperkingen. Taylor Swift willen worden is geen mooie droom, maar een desillusie, een hersenschim die je verhindert te zien waartoe je wel in staat zou zijn. Je moet niet proberen te worden wat je je kunt voorstellen, zonder rekening te houden met de realiteit. Je moet, naar het woord van Nietzsche, worden wat je bent.”

Deze tekst verscheen in De Standaard op 12 oktober 2023.

“Zelfkritiek is het begin van alle wijsheid – Femke Halsema over covid”, column DS, 28 sept. 2023

“Steeds meer burgers wantrouwen de overheid, en dat is deels de verantwoordelijkheid van de overheid zelf. Dat beweert niet een of andere buitenstaander, maar wel de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema (Groenlinks), in een opmerkelijke lezing aan de Universiteit van Amsterdam. En dat wantrouwen bemoeilijkt het publieke debat. Halsema zei dat politici tijdens de coronacrisis verregaande vrijheidsbeperkingen (zoals de avondklok) hebben goedgekeurd. Tegelijk plaatsten ze ‘valide rechtsstatelijke en ethische bezwaren buiten de discussie en diskwalificeerden ze tegenstanders van de maatregelen als ontkenners van de ernst van het probleem’. Halsema had het ook over de technocratie, waarbij politici genomen beslissingen staven met verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door consultancybureaus. Ze verwees naar het onderzoek van Mariana Mazzucato, waaruit bleek hoe dure bureaus schijnbaar objectieve studies publiceren die in werkelijkheid op maat van de klant worden samengesteld. Dat besef heeft bij burgers juist tot meer wantrouwen geleid, volgens Halsema. Intussen kunnen betekenisvolle gesprekken over de grote, hedendaagse vraagstukken – klimaat, migratie, de verzorgingsstaat – nog amper worden gevoerd. Halsema trekt wetenschappelijkheid en feiten niet in twijfel: juist omdat die zo belangrijk zijn, moeten ze zorgvuldig worden aangewend. En daarom is het belangrijk dat de politiek nadenkt over haar verantwoordelijkheid, en over wat leiderschap in verwarrende tijden betekent.

Halsema begrijpt dat veel mensen zich niet langer druk maken over de coronaperiode. Maar in die periode is het wantrouwen wel gegroeid, en dat mag wel eens worden besproken. De kloof die toen ontstaan is, heeft samen met andere factoren die de polarisatie versterken nog altijd een impact op de discussies van vandaag de dag.

Als burgemeester heeft Halsema zelf een strak coronabeleid gevoerd. Haar zelfkritische houding is daarom verfrissend en zou ook politici in Vlaanderen mogen inspireren. Maar die voeren liever campagne voor de verkiezingen in juni 2024. In die logica moeten de voorbije prestaties worden opgehemeld. De barre peilingen versterken die tendens: het centrum smelt weg, de extremen worden groter. Dat leidt bij de centrumpartijen tot twee verdedigingslijnen: ‘het beleid was het best denkbare’ en ‘zonder ons blijft de democratie niet overeind’. Verder staan de poppetjes – de politici zelf – centraal, zoals de Nederlanders zeggen.

Inhoudelijk blijven de discussies dus mager, ondanks de aandacht die de media aan politici besteden. Neem het gesprek tussen de kandidaat-partijvoorzitters bij Open VLD in De afspraak op vrijdag. Gevraagd naar wat liberalisme betekent, gaven de kandidaten ongeveer hetzelfde antwoord: sociaaleconomisch rechts beleid, individuele vrijheid en optimisme. Het eerste punt vereist een evenwichtige begroting. Dat die in België juist meer is ontspoord dan in andere Europese landen, werd al veelvuldig becommentarieerd. Het tweede kenmerk, individuele vrijheid, is inderdaad klassiek liberaal. Maar liberale denkers – van John Locke tot Judith Shklar – willen dat het individu beschermd wordt tegen een bemoeizieke staatsmacht. Voor Locke heeft de moderne staat een overweldigende macht om te indoctrineren en geweld te gebruiken en mag dus nooit onvoorwaardelijk worden vertrouwd. Wie in naam van de overheid handelt, verdient diep wantrouwen, noteert Locke. In haar essay The liberalism of fear noemt de Amerikaanse filosofe Judith Shklar één dwingende liberale claim: de politieke omstandigheden veiligstellen die persoonlijke vrijheid mogelijk maken. Iedere volwassene moet zo veel mogelijk eigen keuzes kunnen maken over zo veel mogelijk domeinen van het eigen leven, ‘without fear or favor’ (zonder angst of voorkeur), en zonder dat die keuzes botsen met de vrijheden van anderen. Die notie is politiek, aldus Shklar, omdat de moderne staat over unieke middelen beschikt om ‘ fear and favor ‘ voort te brengen, die de vrijheid kunnen beperken. Daaronder vallen fysieke repressie, maar ook andere vormen van dwang. Historisch gezien verdiende de geloofsovertuiging voldoende private bescherming. Tegenwoordig, vervolgt Shklar, kunnen technologische, militaire en andere machtsmiddelen worden ingezet. Intussen zijn er intelligente camera’s, databanken, enzovoort.

Als laatste term viel vooruitgangsoptimisme, tegen het doemdenken. Want met angst bouw je geen samenleving. Dat klopt, alleen opperde opnieuw niemand dat de houding van de overheid zelf zou kunnen meespelen in de ongerustheid: misschien is het zorgwekkend dat de overheid steeds meer over haar burgers weet, maar dat die burgers de overheid steeds minder begrijpen. De al genoemde technocratie speelt daarbij een rol.

De broze positie van de centrumpartijen maakt dat politici elke kritische noot vermijden – dat zou mensen aansporen voor de groeiende extremen te kiezen. Maar die stilte herstelt het vertrouwen niet. Behalve discussies over verkiezingsthema’s is een gesprek over goed bestuur en leiderschap nodig. Femke Halsema gaf een voorzet. Hulde.”

Deze column verscheen op 28 september in De Standaard.

“De karaktermoord op Pieter Omtzigt”, column DS, 14 sept. 2023

“Met zijn nieuwe partij staat ex-CDA-politicus Pieter Omtzigt bovenaan de peilingen voor de volgende parlementaire verkiezingen in Nederland, in november. Omtzigt heeft een sterk palmares als rechtlijnig parlementair. Zijn pleidooi voor institutionele, ­politieke hervormingen slaat erg aan. Het ‘dossier’-Omtzigt is nog om een andere reden opmerkelijk: op hem wordt al jaren een karaktermoord gepleegd – of een ‘karaktersluipmoord’, naar het woord van journalist Ariejan Korteweg. Al jaren trekken ex-partijgenoten en criticasters zijn politieke geschiktheid in twijfel. In de coulissen fluisteren ze dat met hem geen land valt te bezeilen, hij zou asociaal zijn, een ‘lastpak’, een ‘autist’. Nadat Omtzigt twee jaar geleden een burn-out had gekregen, kwam daar nog bij: ‘Een zieke man.’ Met de suggestie dat hij elk moment kan instorten. Het overkomt populaire buitenbeentjes wel vaker. Ze botsen met het establishment, lopen niet in de partijpolitieke pas en dus worden ze buitengewerkt. Als ze de politiek dan effectief verlaten, verdwijnt met hen een kritische stem.

In het politieke machtsspel wordt dus geregeld een ‘karaktermoord’ gepleegd, of toch een poging daartoe ondernomen. De term is geen halve eeuw oud, maar de praktijk gaat al eeuwen mee. Volgens de Nederlandse cultuurhistorica Edwina Hagen, die er uitvoerig over publiceerde, is een karaktermoord een vorm van machtsgedrag die buiten juridische vervolging valt (in tegenstelling tot laster of eerroof). Het is een manier om iemand met voorbedachten rade te elimineren.

In de academische definitie bevat zo’n moord vijf elementen: een aanvaller probeert zijn doelwit via een bepaald medium moedwillig te beschadigen, en dat gebeurt in de publieke ruimte. Daarbij wordt de reputatie geviseerd – hoe je in de ogen van anderen lijkt te zijn. De gebruikte wapens zijn vage verdachtmakingen, overdrijvingen en halve waarheden, die dienen om iemands legitimiteit voor een functie te ondergraven.

Volgens Edwina Hagen komen karaktermoorden vaker voor in transitieperiodes, bij grote politieke en maatschappelijke verschuivingen. In onrustige tijden zijn burgers bereid om hun oude gewoontes op te geven. Dat schept kansen voor nieuwkomers, die de bestaande orde willen veranderen.

Ariejan Korteweg somt vier voorwaarden op voor de karaktermoord: omgangsvormen die verruwen; tegenstellingen die scherper worden, empathie die afneemt en compassie die ontbreekt. Het is een schets van het hedendaagse politieke klimaat. Korteweg signaleert ook dat karaktermoorden soms mislukken. Niet alle plegers zijn even handig. En als het mislukt, kan de poging tegen de aanvaller zelf worden ­gebruikt. Die verliest dan op zijn beurt legi­timiteit.

Of een aanval slaagt, hangt onder meer af van de normen en waarden in een samenleving. In een beroemde toespraak beschuldigde de Romeinse consul Cicero zijn tegenstander Catalina ervan hem te willen vermoorden. Cicero had geen harde bewijzen voor zijn stellingen, en richtte zich dan maar op Catalina’s verderfelijke en gewelddadige karakter: Catalina zou de republiek willen omverwerpen en het vaderland ten gronde richten. Nog voor hij weerwoord kon bieden, werd Catalina de senaatszaal uitgejaagd. Ander voorbeeld: toen socialistische bewegingen op het einde van de 19de eeuw volksvertegenwoordigers kregen, werden die vaak als oproerkraaiers weggezet; zij beschuldigden, op hun beurt, hun tegenstanders ervan op het volk neer te kijken. Vandaag roept niemand het heil van het vaderland in, en iemands sociale achtergrond is zelden een argument. Slinkse verwijzingen naar sociale beperkingen – ‘Je kunt met hem niet samenwerken’; ‘hij is geen peoplemanager’ – kunnen wel werken. Nog schadelijker zijn vermeende psychische problemen – karaktergestoord, psychopathisch, autistisch. Dan lijkt iemand ongeschikt voor de functie van politicus.

De kwestie-Omtzigt zet de vragen over macht en tegenmacht op scherp. Zelfs als die typeringen deels zouden kloppen: hoe relevant zijn ze? Misschien moeten politici non-conformistisch durven te zijn om de bestaande orde door elkaar te schudden. Misschien moeten ze over enige verbetenheid, een verlangen naar grondigheid en een bereidheid tot conflict beschikken. Wat is het etiket ‘gepast sociaal gedrag’ waard, als het in de praktijk betekent dat je altijd voor machtige belangen buigt?

Als zogezegde lastpakken de politiek verlaten, verdwijnt vaak een waardevolle tegenstem, die politici de maat neemt. Met zijn verlangen naar bestuurlijke vernieuwing geeft Omtzigt aan dat het politieke bedrijf zelf een probleem is geworden. Je kunt het daarmee oneens zijn, maar het is, als je de Nederlandse peilingen mag geloven, een thema dat bij velen leeft. Omtzigt komt wellicht ook met een klassieker partijpolitiek programma, rond belangrijke thema’s zoals economie, klimaat en migratie. Maar voorlopig zet hij, althans in Nederland, aan om na te denken over of en hoe de democratie naar behoren functioneert.”

Deze column verscheen in De Standaard op 14 september 2023.

“Wat is er mis met me? Vul hier de zelftest in”, column DS, 22 juni 2023

“Het is een nieuwe trend op Tiktok: jongeren zoeken naar filmpjes die verklaren aan welke mentale aandoeningen ze zouden lijden, zoals autisme, ADHD, een depressie, een angststoornis. Ze ontdekken eenvoudige zelftests, waarmee ze zichzelf een diagnose kunnen toekennen. Die tests peilen naar vrij banale kenmerken, zoals concentratieproblemen, stiptheid, sociale interacties. Enkele kenmerken volstaan om een twijfelachtig label te krijgen. Specialisten waarschuwen terecht voor de risico’s, waaronder foute diagnoses en gebrekkig zelfinzicht.

De zoektocht naar een diagnose is eigenlijk een identitaire vraag: wie ben ik en waarom ben ik zoals ik ben? Vandaar dat diagnoses, hoe onaangenaam ze ook klinken, een opluchting zijn. En je het gevoel geven dat je niet alleen bent.

Vragen naar identiteit worden hier vanuit twee denksporen opgelost: een hang naar wetenschappelijke zekerheid en een blik naar de innerlijke beleving. Dergelijke tests zijn pseudowetenschappelijk. Maar pseudowetenschap is het eerbetoon van de charlatan aan de deskundige, om François de La Rochefoucauld te parafraseren (‘l’hypocrisie est l’hommage que le vice rend à la vertu’) . Wetenschappelijke kennis vormt het referentiepunt, ze biedt de enige zekerheid in een verwarde wereld. Psychiatrie is een ernstige zaak, die een gespecialiseerde opleiding vereist. Psychiaters kunnen wel diagnoses stellen, maar die vereisen een complexe methode, veel tijd, aandacht en omzichtigheid.

Diagnoses mogen ook niet reductionistisch worden aangewend; alsof verdere bevraging niet meer nodig zou zijn. Simplistische zelftests lijken een doorgeslagen variant van zo’n reductionistische visie, die in medische praktijken kan opduiken.

In Nederland bekritiseerde de jonge aspirant-filosoof Syb Faes het nefaste gebruik van cijfers bij medisch onderzoek. Faes leed onder een eetstoornis. Bij elk medisch bezoek maten artsen zijn gewicht om te bepalen hoe het met hem ging. Faes vond het verschrikkelijk. Telkens vreesde hij dat cijfertje, dat alleen schijnkennis gaf over zijn welzijn. Hij vergeleek die praktijk met een absurd gebruik van een trechter: je giet een brede waaier aan gegevens naar beneden. Je draait de trechter om en probeert door het dunne buisje weer naar het geheel te kijken. Dan kun je niet meer zien wat er speelt. Cijfers lijken zoveel zekerheid te bieden, dat andere invalshoeken overbodig worden.

Hetzelfde geldt voor een reductionistische toepassing van diagnoses. En als die ook nog eens oneigenlijk en ongenuanceerd gebeuren, verblinden ze meer dan ze verhelderen. Ze dreigen daarbij een selffulfilling prophecy te worden: je begint meer op de kenmerken te letten die bevestigen wat je zoekt.

Ten tweede lijkt het antwoord op wie je bent helemaal in jezelf te liggen, in de werking van je geest. Daar ontdek je hoe neurologie je denken bepaalt, hoe trauma’s je gevoelens beïnvloeden, hoe persoonlijkheidskenmerken je gedrag aansturen. Je kijkt naar binnen, want het zekere vertrekpunt is wat je geest produceert. De hedendaagse gedachte dat ‘ieder zijn waarheid heeft’, drukt hetzelfde uit.

Met een kritische blik naar binnen is niets mis. Maar het etiket dat bij jezelf schijnt te horen, belicht maar een klein deeltje van wat je bepaalt. Dat omgeving meespeelt in het leven – sociale relaties, culturele voorkeuren, sociale en economische posities, levensbeschouwing en gewoonten, het tijdsgewricht- dat alles valt buiten beeld. De psychologische taal biedt geen woordenschat om daarover na te denken. En dat de oplossingen voor de verwarring deels buiten jezelf liggen, is een blinde vlek: betere persoonlijke relaties, andere leef- en eetgewoonten, positieve sociale praktijken en grotere economische zekerheid.

Tot slot valt me op dat diagnoses worden aangewend om verantwoordelijkheid te ontduiken. ‘Trek het u niet aan, ik heb ADHD’, zegt een jongeman nadat hij publiek grof tegen me was. Zo hoeft hij zich niet te verontschuldigen. Hij hoeft verder niet over zijn gedrag na te denken. Dat lijkt handig, maar het heeft nadelen, want sociale omgang impliceert bijsturing: uit de reacties van anderen leer je hoe je je moet gedragen. Dat gebeurt met vallen en opstaan. Als je je niet laat corrigeren (‘niets aan te doen, ik heb een aandoening’) mis je die gelegenheid. En dat is jammer, want samenleven is lastig. Met de moeilijke momenten in het leven omgaan is dat ook. Je hebt heel wat handvatten nodig. Geen abstracte begrippen, maar heldere ideeën en praktijken. Pseudo-psychologische diagnoses helpen niet. Ze zijn eerder een symptoom van deze tijd dan een oplossing voor mentale problemen.”

Deze column verscheen in De Standaard op 22 juni 2023.