‘Maak je een fout? geef het toe en laat het los. Zonder verwijten, zonder berouw’ – kleine levensles, voor Klara

Radio Klara verzamelt ‘kleine levenslessen‘; korte stukjes waarin mensen een kleine, werkbare levenswijsheid meegeven.

De mijne gaat over zelfverwijten en berouw na een fout. Eerlijk aan jezelf toegeven dat je even de mist inging, is veel beter dan excuses zoeken of anderen verwijten. Maar ook beter dan jezelf slecht te blijven voelen. Soms ben je gewoon niet wie je dacht dat je was. Geef het toe, en laat het los.

Dat is niet altijd even makkelijk… het lijkt mild excuses te bedenken. maar dat is het niet.

De korte levensles bevat geen verwijzing naar filosofen. Maar voor de liefhebbers: ik pas de principes van Spinoza’s Ethica toe.

“Het Inzicht”, podcast van Joël de Ceulaer, DM.

In de nieuwe podcastreeks Het inzicht vraagt redacteur Joël De Ceulaer aan slimme mensen om een cruciaal inzicht met ons te delen. Filosofe Tinneke Beeckman vertelt wat Spinoza ons leert over het verschil tussen macht en kracht, en hoe we ons niet mogen laten leiden door sentimenten als angst en hebzucht. We moeten onszelf leren kennen, zodat we kunnen kiezen voor wat ons gelukkig maakt.

(foto: Thomas Sweertvaegher)

In ‘Berg en Dal’ op Klara, 27 maart 2022

Op zondag 27 maart was ik te gast bij Pat Donnez, in het Klara-programma ‘Berg en Dal’.

Ik koos twee fragmenten: een dialoog uit de Dodengesprekken van Lucianus en een recept uit het kookboek van Julia Child.

“In haar columns fileert Beeckman de politieke en maatschappelijke actualiteit. Dat doet ze onder een motto uit George Orwells ‘1984’: “goed zien wat er onder je neus bevindt, is het moeilijkste wat er is.” Gelukkig heeft ze Spinoza en Machiavelli, de twee mannen in haar leven, om haar te helpen kijken.”

foto: Suzanna Loyens

Interview voor ‘Durf Twijfelen’, Knack, 23 februari 2022

“‘Je ziet sneller de tekortkomingen bij anderen dan bij jezelf’

Waarover is filosofe Tinneke Beeckman van gedacht veranderd? ‘Vroeger vond ik het irrelevant om een visie op God te hebben. God bestaat niet, dat was afgehandeld. Vandaag ben ik nog altijd ongelovig, maar ik denk er toch anders over.’

Door Stijn Tormans

‘Mijn ouders zijn in een streng katholiek milieu groot geworden. Later hebben ze zich van het geloof afgekeerd. Zo hebben ze mij opgevoed. Ik ben bijvoorbeeld niet gedoopt. En ben nauwelijks door de kerk beïnvloed. Vroeger dacht ik: God bestaat niet, God is dood, dat is afgehandeld. Tot ik Spinoza, Machiavelli en andere denkers begon te lezen. Dankzij hen ben ik gedacht veranderd. Ik ben nog steeds ongelovig. Maar ik denk dat je altijd een standpunt inneemt over de relatie tussen de mens, de natuur en wat die natuur overstijgt. Zelfs mensen die zeggen dat ze niet in God geloven, maken toch een metafysische keuze.’

Dat moet u eens verklaren. 

TINNEKE BEECKMAN: Misschien kan ik dat best doen door het verschil uit te leggen tussen hoe filosofen als Spinoza en Ayn Rand erover denken. Ze zijn allebei atheïst, maar bekijken de rol van de mens op een andere manier. Spinoza vergelijkt je lot met een schip op zee. Je moet je richten op je eigen kracht, en zo goed mogelijk proberen varen: je schip optuigen, navigeren, het weer inschatten… Maar uiteindelijk controleer je niet alles. Je bent God niet, je bent een deel van een groter geheel. Spinoza zegt dus: leer jezelf kennen, je beperkingen en sterktes, je passies. En hoe de wereld in mekaar zit. Daarbij moet je aanvaarden dat sommige dingen je nu eenmaal overstijgen. Ook heb je in het leven anderen nodig, je bent een sociaal wezen. Rands ideale mens, daarentegen, krijgt goddelijke allures. Hij is volstrekt rationeel en autonoom. Hij bepaalt zijn eigen morele wet. Hij is aan niemand iets verschuldigd, niet aan familie, niet aan de samenleving. Hij kan zichzelf als het ware uitvinden. En hij kan door technologie en wetenschap de wereld naar zijn hand zetten. Spinoza en Rand geloven dus niet in de Joods-christelijke God, maar ze maken wel andere metafysische keuzes over de relatie tussen mens en natuur. En over wat het individu zou kunnen bereiken. 

Er zijn dus verschillende vormen van atheïsme. Maar heeft dat ook gevolgen? 

BEECKMAN: ‘Ja. Ik besef nu dat die keuze bepaalt hoe ruim je je mogelijkheid tot handelen inschat. Hoe maakbaar je denkt dat je eigen lot is. Toen ze depressief werd, bijvoorbeeld, zuchtte Rand naar verluidt dat haar ideale held zich nooit zo angstig en machteloos zou voelen. Want haar perfecte man kan zichzelf beheersen. Spinoza’s filosofie helpt wel geweldig om met depressieve gevoelens om te gaan. Maar dàt je je verdrietig of angstig voelt, is geen falen. Elke mens heeft passies en verbeelding. Je hoeft dus jezelf niet streng te beoordelen. Hetzelfde geldt voor politieke macht. Spinoza’s visie op God leidt tot gelijkheid, democratie en pluralisme. Dat is niet zo voor Rand. Zij aanbidt de held, die de politieke en morele autoriteit krijgt om de samenleving te bepalen.’ 

U bent filosofe. Twijfelt u vaak? 

BEECKMAN: ‘Ja, als ik een gedachte ontwikkel, vraag ik soms aan mijn man: zou het niet kunnen dat ik ernaast zit? Als ik anderen bekritiseer, voeg ik er vaak aan toe: misschien lijdt mijn werk aan gelijkaardige gebreken. Je ziet gemakkelijk de tekortkomingen bij anderen, terwijl je ze bij jezelf veel moeilijker ontdekt.’

In de rubriek Durf Twijfelen vraagt Knack elke week naar de twijfels van bekende mensen. 

Dit artikel verscheen in Knack, op 23 februari 2022.

‘Hic et Nunc. De oudheid in jouw leven’ – nieuwe website!

De oudheid is nog intens aanwezig in onze tijd. Patrick De Rynck besloot een website op te richten over de levendige, boeiende manier waarop dit het geval is. Patrick Lateur, Aline D’Haese, Jeroen Olyslaegers, Noémie Schellens, Tom Naegels, Leen Huet, Luc Devoldere, Sandra Langereis, David Rijser en vele anderen werken er aan mee. De website bevat heel uiteenlopende teksten: over actuele vragen, maar ook muziek, boeken, reisverhalen, kunst en onderwijs.

En op de site staat ook een oproep: als je een goed fictieboek las waarin de oudheid verweven wordt, kan je zelf een bijdrage leveren.

Ik schreef alvast een artikel over de ‘Filosofie voor het dagelijks leven‘. Filosofen uit de oudheid – van Sokrates, Plato en Aristoteles tot stoïcijnen en epicuristen – dachten niet alleen theoriëen uit, ze hielden er ook een filosofische praxis op na. Of beter, hun ideeën veronderstelden een praktijk, natuurlijk en spontaan. Ook Spinoza bewandelt dat dubbele pad, al lijkt dat niet meteen zo.

Dit artikel sluit aan bij mijn laatste column in De Standaard: ‘hoe jezelf te overstijgen’. De tekst is een reactie op Kristien Hemmerechts’ terugkeer naar de katholieke riten, om een consumerend individualisme te overstijgen. Uit jezelf bereken is ook door klassieke filosofie mogelijk, betoog ik.

Lezing ‘Spinoza en Machiavelli’, voor Vereniging het Spinozahuis

Op 27 maart gaf ik een zoom-lezing over ‘Spinoza en Machiavelli’ voor de Vereniging het Spinozahuis.

Spinoza is karig met complimenten, maar hij noemt Machiavelli in het Politiek Tractaat de ‘zeer wijze, zeer sluwe Florentijn’. Spinoza was ook voorstander van democratie, en schreef een bruikbare Ethica’. Voor hem was Machiavelli dan ook denker van de vrije republiek, geen cynisch machtsdenker.

In deze lezing geef ik de context van Spinoza’s citaten, en analyseer ik welke lessen Machiavelli te bieden had.

Er waren ongeveer 160 inschrijvingen – na mijn lezing stelden enkele aanwezigen boeiende vragen, die ook opgenomen werden.

Over Spinoza schreef ik ‘Door Spinoza’s Lens’ (2012, Pelckmans – 6e druk, nog beschikbaar) en in november verscheen ‘Machiavelli’s Lef‘ (4e druk).

Podcast ‘Kant, en klaar!’, Klara, 6 april 2021

In april is het de Maand van de Filosofie. Voor Klara nodigde Greet Van Thienen me uit voor een gesprek over één vraag van Immanuel Kant: Wat kan ik weten? Hoe moet ik handelen? Wat kan ik hopen? En wat is de mens?

En ik koos voor de ethische vraag: hoe moet ik handelen? De podcast van het gesprek is beschikbaar.

“Filosoof Tinneke Beeckman spreekt zich als public intellectual uit over de knelpunten van deze tijd. Zowel in haar columns als in haar boeken denkt ze na over wat vrijheid is, of hoe we als mens en burger onze verantwoordelijkheid kunnen opnemen.

Beeckman wordt geïnspireerd door filosofen Spinoza en Machiavelli. Ze bouwt verschillende bruggen tussen het denken van beide heren naar het leven van nu. Naar een tijd die al even onzeker is als de hunne. 

In deze aflevering denkt ze na over de Kant-vraag: Wat moet ik doen? Wat is goed handelen? Voor haar werkt de ethische praktijk van elke dag beter dan een of ander groot moreel principe waarop we ons kunnen richten. Haar antwoord is genuanceerd en helder, zoals we dat van haar kennen. Centraal staat het idee van verbondenheid met de anderen en met de natuur. 

Te Lezen: ‘Machiavelli’s lef, levensfilosofie voor de vrije mens’ van Tinneke Beeckman – uitgeverij Boom 2020.”

Greet Van Thienen publiceerde heel recent een filosofisch werk: ‘De stuntelende mens. Een klein onderzoek naar wat we zijn’ (Pelckmans, 2021), waarin een aantal vroegere ‘Kant’-interviews aan bod komen.

“Hoop neemt een loopje met je denken”, column DS, 18 febr. 2021

“In donkere tijden lijkt hoop een ­belangrijk middel om de duisternis door te komen. Alsof uit hoop alleen het goede kan volgen. Die ­visie deel ik niet. Ik probeer hoop-vrij te zijn: gericht op wat nu wél mogelijk is. En dat betekent helemaal niet hopeloos, fatalistisch of defaitistisch door het leven gaan.

Hoop is natuurlijk verkieslijk ­boven wanhoop; in dat laatste geval geloof je niet dat iets goeds nog kan gebeuren. En natuurlijk is hoop soms onafwendbaar, als de nood hoog genoeg is. Het voorbije jaar heb ik eenmaal heel intens iets gehoopt. Alleen merkte ik vooral hoe verloren ik eigenlijk was. Het hoopvolle gevoel projecteerde me naar een toekomst die alleen in mijn verbeelding bestond. Hopen is verlangen, terwijl de vervulling van je hoop niet van jezelf afhangt. Wat biedt de hoop dan eigenlijk? Zeker geen vrijheid. De stoïcijnen, de epicuristen, filosofen als Spinoza of ­Camus keken met argwaan naar discours waarvan hoop de hoeksteen uitmaakte. Er bestaat geen hoop zonder angst en geen angst zonder hoop, aldus Spinoza in de Ethica. Aan ­beide ligt ­dezelfde onzekerheid ten grondslag. Terwijl je hoopt, vrees je dat het slecht afloopt, en als je bang bent, hoop je ­tegelijk dat je angst geen werkelijkheid wordt. Als je hoopt, ben je dus niet echt vrij. De stoïcijnen denken er net zo over: de wijze vreest niets en hoopt niets. Hij verlangt alleen wat is, en ­geconfronteerd met dingen die tegenvallen, doet hij wat hij kan om de situatie te veranderen.

Hoop kan samenhangen met een theologisch perspectief. Het is een christelijke deugd, naast ‘caritas’ (naastenliefde) en ‘fides’ (trouw); ­hopend verwachten de gelovigen Gods werking, vol vertrouwen op een eeuwig leven na de dood. Niet toe­vallig geloven de critici van de hoop niet dat er een welmenende, beschermende God is, tot wie je je gebeden kunt richten. Volgens Camus worden hoop en geloof al te vaak ingeroepen om onaanvaardbaar lijden goed te praten. Zijn afkeer van de hoop heeft precies met een woede over onrecht te maken. Hopen lijkt dan een vorm van berusting, en dat gaat tegen het leven zelf in. Wie door de omstandigheden wanhopig wordt, is laf, maar wie in de menselijke conditie hoop kan vinden, is goed gek, aldus Camus.

De theologische grondslag van de hoop is ook in de politieke verbeelding te vinden. Begin 17de eeuw leidde de puriteinse advocaat John Winthrop groepen kolonisten naar het beloofde land Amerika als ‘a city upon a hill’, een hoopvol toevluchtsoord voor christelijke gelovigen. De uitdrukking refereert aan ­Jezus’ Bergrede. Intussen ­behoort ze tot het politieke zelfbeeld: Amerika is een uitzonderlijk land (American exceptionalism), een baken van hoop voor de rest van de wereld. Heel wat presidenten – van John F. Kennedy over Ronald Reagan tot Barack Obama – verwijzen ernaar. Hope is een belangrijk retorisch middel om die bijzondere missie te onderstrepen. En praten over hoop geeft hoop. Alsof je al een stap hebt gezet in de richting van een betere wereld. Hoe kan je bijvoorbeeld niet meegesleept worden door het gedicht van Emily Dickinson, waarin ze hoop het ding met veren noemt, een ­vogeltje, dat in je ziel neerstrijkt, nooit stopt en nooit om iets terugvraagt?

Hoe krachtig dit ook lijkt, het verwijzen naar hoop komt met politieke nadelen. Vanaf het begin waren Amerikanen blind voor het leed dat ze de inheemse bevolking aandeden, voor de gevolgen van de slavernij, en later nog, voor de gevolgen van het Amerikaanse beleid ­elders ter wereld.

Heel wat politieke activisten prijzen de hoop wel als stimulerend. Katrin Swartenbroux citeert Rutger Bregmans motivatie in De Morgenom een hoopvol mensbeeld te schetsen. Hij is de zoon van een protestantse dominee, maar ­gelooft zelf niet meer. De hoop heeft hij behouden, omdat mensen de maatschappij zelf moeten verbeteren. Ze kunnen niet op een goddelijke kracht rekenen.

Dat laatste standpunt deel ik. Maar het is niet de hoop die daadkracht geeft, het geloof in daadkracht – mensen hebben een vrije wil, ze kunnen de samenleving deels vormgeven – geeft hoop. Dat is de volgorde. Hoop is mogelijk, want ik kan handelen. Maar hoop is geen voorwaarde om na te denken of te handelen. Dat lukt ook vanuit een scherpe gerichtheid op het hier en nu.

De vraag is niet alleen wat jij met hoop kunt, maar ook wat de hoop met jou doet. Hoop kan je ook iets ont­nemen: de gelegenheid om echt na te ­denken over de situatie waarin je je ­bevindt. Welke normale toestand moet bijvoorbeeld terugkeren na de pandemie: hetzelfde hectische leven, dezelfde consumptiepatronen, dezelfde intru­sieve houding tegenover de natuur?”

Deze column verscheen op donderdag 18 februari 2021 in De Standaard.

Lezing in reeks ‘Critici van het christendom’ – over Spinoza

In de reeks ‘Critici van het christendom’, gaf ik een lezing over “Spinoza’s Ethica en de kritiek op christelijke deugden“. De reeks werd georganiseerd door Prof. Danny Praet (UGent), in samenwerking met deMens.Nu en Liberas. En alle lezingen zijn als video te bekijken.

Over Spinoza schreef ik in 2012 ‘Door Spinoza’s Lens‘ (Polis/Pelckmans), waarin ik de belangrijkste inzichten van Spinoza uitleg voor burgers vandaag.

Andere sprekers waren:

Freddy Mortier (Voltaire en de godsdienstkritiek in de Verlichting);

Danny Praet (Antieke filosofische kritiek op het christendom: van Celsus tot Keizer Julianus ‘Apostata’);

Alexander Roose (‘Drankorgels, herbergvliegen van God los.’ De vroegmoderne libertijnen en hun godsdienstkritiek);

Jan Dumolyn (Karl Marx, opium en vals bewustzijn);

Benjamin Biebuyck (Friedrich Nietzsche of hoe men het evangelie met de handschoenen leest);

Annelies Lannoy (Alfred Loisy en de vroege godsdienstwetenschap)

Johan Braeckman (Religiekritiek van Bertrand Russell tot Michael Shermer).

Farah Focquaerts lezing (Zijn we gedoemd om te geloven?) moet nog verschijnen.

“Wanneer ben ik echt vrij om te denken?”, Knack, 12 nov. 2019

Elke week publiceer ik in Knack een tekst in de rubriek ‘de vraag van Tinneke Beeckman’. Ik beantwoord er een moeilijke kwestie.

Eén vraag was – “Wanneer ben ik echt vrij om te denken?

“Vrij denken is moeilijker dan het lijkt. Natuurlijk hoor je om de haverklap over kritische, rebelse, eigenzinnige burgers. Het klinkt goed. Maar vrijdenkers zijn een zeldzame soort. Als je echt vrij wil denken, moet je onderzoeken wat jouw vrijheid in de weg kan staan. Dan bots je op vragen over je levenshouding, de beperkingen van je geest of je relaties tot anderen.

Volgens Immanuel Kant (1724-1804) staan lafheid en luiheid vrijheid en mondigheid in de weg. Het is zoveel makkelijker om denken aan anderen over te laten en gewoon te gehoorzamen! Maar die tijd is voorbij, meent Kant. Hij leefde nog niet in een verlicht tijdperk, maar wel in een tijdperk van de Verlichting. De ambitie om zelf te denken, behoort juist tot de kern van haar project: ‘Verlichting is het uittreden van de mens uit zijn zelf verschuldigde onmondigheid. Onmondigheid is het onvermogen zich van het eigen verstand te bedienen zonder de leiding van een ander verstand te volgen.’ Elke mens beschikt over de rede. Domheid mag geen excuus zijn voor een gebrek aan moed. Sapere aude!, schrijft Kant, ‘durf te denken of te weten’. Hij ontleent de uitspraak aan de Romeinse dichter Horatius: ‘Dimidium facti, qui coepit, habet; sapere aude, incipe.’; wie begonnen is, heeft de helft gedaan. Durf te weten, begin.’ Daarmee geeft Horatius een belangrijke inzicht: je moet beginnen en durven onderweg te zijn; je mag je niet laten ontmoedigen omdat je niet geheel vrij zou zijn.

Filosofen hebben heel wat hindernissen beschreven die inherent zijn aan de menselijke geest. Elke mens heeft vooroordelen en blinde vlekken. Zo kan je doorgaans beter de motieven van anderen inschatten dan dat je je eigen verlangens kent (Spinoza). Je overschat makkelijk de waarde van je eigen kennis (Montaigne). Of je kan je te sterk met je eigen ideeën identificeren; dan vraagt elke aanpassing een hele inspanning. Daarom zijn gesprekken met andersgezinden nodig; als ze slim zijn, zoals Socrates, sturen je ergste denkfouten bij. Stoïcijnen, cynici en sceptici raden aan om tegen jezelf te denken. Zo vermijd je de neiging om de verschillen met anderen nodeloos uit te vergroten, om het beangstigende van de buitenwereld te overschatten of om de wereld op te delen in goede en kwade mensen (waarbij je jezelf natuurlijk als het referentiepunt voor het goede neemt).

Andere obstakels hebben met externe factoren te maken, zoals financiële afhankelijkheid. Je bent overduidelijk niet vrij als je een broodheer moet dienen – vrijdenkers houden zich best ver van partijpolitiek of bedrijven. De baas hoeft zelfs geen expliciete beperkingen op te leggen. Zodra je weet dat je positie afhangt van zijn goedkeuring, dreig je jezelf bij te sturen. Zelfcensuur is zelfs een belangrijke vorm van vrijheidsbeperking. Ze werkt sluipend: als iemand macht over je uitoefent, beïnvloedt dat je oordeel. Je zal sommige vragen of conclusies liever omzeilen. Maar een vrijdenker moet élke vraag, elke conclusie kunnen overwegen, ook de schijnbaar ondenkbare.

Zelfs zonder financiële afhankelijkheid speelt sociale druk een rol. Vrij denken impliceert bovenal de moed om alleen te staan. Dan pas kan je keuzes maken die commentatoren, collega’s, vrienden of buren zouden mishagen. Eigenlijk kan je niemand verwijten conformistisch te zijn, want eenzaamheid is angstaanjagend. Die eenzaamheid werk je als vrij mens onbedoeld in de hand: je confronteert anderen met de grote of kleine compromissen die ze elke dag sluiten. Verwacht geen dankbaarheid.

Vrij denken lijkt me eerder een moment van genade dan een permanente toestand. Je kan het proberen, af en toe lukt het (even). Buitengewone voorbeelden helpen. Enkele passages uit het werk van Mary Wollstonecraft, George Eliot of George Orwell geven me tonnen energie.”

Uitzonderlijk publiceer ik deze tekst uit de hele Knack-reeks – begin november organiseerde het Geuzenhuis ‘De Nacht van de Vrijdenker‘ in de Vooruit in Gent. Tientallen filosofen, wetenschappers en opiniemakers gaven lezingen, deden mee aan debatten, gesprekken of workshops.