“Kritiek op radicaal geloof is nodig”, column DS, 3 september 2020

“Het satirische tijdschrift Charlie Hebdo heeft opnieuw de Mohammed-cartoons gepubliceerd die op 7 januari 2015 het motief waren voor vreselijke terreuraanslagen (zie De Standaard, 2 sept.). Twee radicale islamisten, de broers Kouachi, vermoordden toen bijna de hele redactie. Later schoot hun handlanger Amédy Coulibaly vijf slachtoffers dood in een Joodse supermarkt. Nu staan hun medeplichtigen terecht – de daders stierven door politie­kogels, zoals­ ze gepland hadden.

Deze week verschenen de oorspronkelijke cartoons dus nog eens, volgens de hoofdredacteur Riss als historische duiding voor jongere generaties: ‘Tout ça pour ça’ – ‘hierover ging het dus: teke­ningen’.

Bij die nieuwe publicatie voel ik me ongemakkelijk. Niet omdat ik meega met het schijnargument dat het tijdschrift zelf het geweld over zich heeft afgeroepen. Dat is zoals beweren dat het meisje met de minirok om verkrachting vroeg. Elke­ mens blijft verantwoordelijk voor zijn daden, en wie de vrijheid van anderen niet verdraagt, heeft een probleem. Niet wie zijn of haar vrijheid benut, zonder anderen schade te berokkenen. Ik voel me ook niet ongemakkelijk omdat ik de makers van het tijdschrift als de onderdrukkers van onderdrukte groepen beschouw. Maar omdat ik hen iets zie doen wat ik niet zou durven. Omdat ik mijn leven niet aan de strijd tegen obscurantisme wil opofferen. Geweld maakt me bang. En als je te veel je mond opendoet tegen islamitisch extre­misme, riskeer je permanente bedreigingen. Heel wat criti­ci maakten het al mee, onder wie schrijver Salman­ Rushdie en politica Ayaan Hirsi Ali.

Juist dat geweld toont nochtans dat kritiek op radicaal geloof nodig is. Zo’n geloofsopvatting laat alle macht aan haatpredikers, die onvrijheid en ongelijkheid in stand houden. De reactie na de publicatie van Mohammed-cartoons door het Deense Jyllands-Posten in 2005 in een land als Pakistan was veelzeggend: een woedende massa van tienduizenden mensen bedreigde westerse ambassades. Enkele imams loofden finan­ciële beloningen uit voor wie de ongelovige daders zou vermoorden. Fana­tisme is een handig middel voor wie macht heeft. De arme, gefrustreerde, vaak ongeletterde bevolking die nooit het tijdschrift in kwestie zou kunnen lezen (verschenen in een ander schrift, een andere taal, aan de andere kant van de wereld), krijgt een uitlaatklep voor haar diepe gevoelens van frustratie en vernedering: de ongelovigen in het Westen zijn de oorzaak van haar ellende. Intussen blijft een kleine, rijke, corrupte elite het land domineren.

Die dynamiek is niet nieuw. Ze werkte vroeger in Frankrijk op een gelijkaardige manier. Voltaire klaagt die bijvoorbeeld aan in L’affaire Calas, een rechtszaak over een protestantse vader die onterecht van moord wordt beschuldigd op zijn bekeerde, katholieke zoon. Een heel juridisch apparaat trad in werking om de onschuldige man te veroordelen. Ook daarbij werd het volk opgeruid, want hun geloof, ‘la vraie religion’, werd aangevallen. Dankzij die strategie kon de elite haar positie verstevigen.

Daarom aanvaard ik het argument niet dat ik al zo vaak tegen spotprenten heb gehoord: dat mensen die mondiger, sociaal en cultureel rijk zijn die zouden maken om de zwakke gelovige te kwetsen. Ten eerste was dat vroeger dus ook al het geval: filosofen en denkers hebben altijd niet-leuke boodschappen geuit. Dat hoort nu eenmaal bij de pluraliteit. En daarbij kun je gewoon niet om godsdienstkritiek heen als je het lot van mensen wilt verbeteren. Dit is het idee van de verlichting: je klimt uit het tranen­dal van sectair geweld, armoede en uitbuiting door alle vormen van machtsmisbruik te leren doorzien. En daarna moet je politieke oplossingen voor onvrijheid en ongelijkheid aandragen, want de fanatieke religieuze ideeën helpen niemand vooruit.

Religieus fundamentalisme in het Westen wordt deels gefinancierd door buitenlandse organisaties. Je kunt hierover Nos très chers émirs van onderzoeksjournalisten Christian Chesnot en Georges Malbrunot lezen. Zij belichten de verregaande finan­ciële invloed van de Golfstaten op het Franse bestel. Invloedrijke fundamentalisten en haatpredikers moeten zonder reserve worden ontmaskerd als wat ze zijn: praatjesmakers die op de frustraties van mensen inspelen om zelf meer macht te verwerven. En die ontmaskering lukt alleen als je vrij kunt onderzoeken, en ook vrij godsdienst kunt bekritiseren.

Het argument dat godsdienstkritiek beter wordt ingeslikt, omdat ze de zwakkere treft, overtuigt me niet om een tweede reden: oordelen wie welke macht heeft, ligt complexer dan groepen indelen volgens hun sociaal-economische positie. Sinds de aanslagen en bedreigingen wordt ‘godslastering’ wellicht­ ook uit angst vermeden. Zoals gezegd begrijp ik die angst. Alleen moet wie daarom zwijgt zich niet voor de gek houden, en denken dat hij of zij nog alle machtsverhoudingen bepaalt. Want macht is niet in handen van wie te bang is om te spreken. Ze is in handen van wie de anderen voldoende kan intimideren dat ze zichzelf censureren. Charlie­ Hebdo houdt stand. Kudos.”

Deze column verscheen in De Standaard op 2 september 2020.

De aanslag is het vertrekpunt voor mijn boek ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting.’

In de Afspraak, vijf jaar na de aanslag op ‘Charlie Hebdo’, 7 januari 2020

Op dinsdag 7 januari was ik te gast in De Afspraak op Canvas bij Bart Schols. Samen met Kamagurka, Nilufar Ashtari (over Iran) en Otto-Jan Ham (over zijn nieuwe programma).

We hadden het over de aanslag op Charlie Hebdo, vijf jaar geleden: journalisten, cartoonisten werden vermoord door twee radicale moslims.

Heeft dat de vrijheid van mening veranderd?

Dit thema bespreek ik al uitvoerig in mijn boek ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’ (2015). Het boek begint met de aanslag op Charlie Hebdo.

 

 

Interview met ‘Banningvereniging’

Een tijdje geleden interviewde Evelien Polter me, voor de ‘Banningvereniging‘, die activiteiten organiseert op het snijvlak van levensovertuiging, religie en sociaaldemocratie.

Dit is het artikel.

“Op 24 januari jl. organiseerde De Balie in Amsterdam een avond over Ter Braaks essay Het nationaal-socialisme als rancuneleer. Menno ter Braak (1902- 1940) was een van de meest vooraanstaande intellectuelen van zijn tijd. Hij was bestuurslid van de intellectuele groepering die zich, buiten het politieke partijwezen om, rekenschap gaf van en verzet bood aan de extremistische tijdgeest: het zogenoemde Comité van Waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen (1936-1939).

In zijn essay ging Ter Braak in op rancune, wrok en de ressentimentsmens die het meerdere bezit van de ander niet kan verdragen. Ter Braak zag rancune ontstaan door het streven naar economische en sociale gelijkheid. Tinneke Beeckman schreef speciaal voor deze avond een nieuw essay. Naar aanleiding van deze avond en het boek Macht en Onmacht hadden we een gesprek met Tinneke Beeckman in haar woonplaats Antwerpen.

We willen graag weten waarom Ter Braak ons nu nog iets te zeggen heeft. Daarom is onze eerste vraag naar het waarom van een essay over dit onderwerp.
Menno ter Braak staat meer in de aandacht sinds de opkomst van Pim Fortuin, Geert Wilders en Donald Trump. Het is de vraag of hun ideeën overeenkomen met het pure ressentiment dat Ter Braak in zijn werk beschrijft. Ik denk dat er boeiende raakvlakken zijn.

In je essay (elders in dit tijdschrift) beschrijf je ressentiment. Ressentiment is een gevoel van onmacht, wrok en rancune. Leidt ressentiment tot rechtspopulisme?
Ressentiment is niet alleen een gevoel. Waar het om gaat is dat het ressentiment waardebepalend is. De haat is primair, dan volgt de verklaring. De mens kan de haat laten prevaleren boven de rest. De haat kan sterker zijn dan liefde, dan naar verlangen naar verbondenheid. Dat is wat Ter Braak beschrijft. Wie ben je? Degene die haat kiest een groep als tegenstander, die haat gaat degene helemaal bepalen. Vanuit het idee van een samenzwering begin je helemaal dat idee op te bouwen.

Ter Braak heeft het over het recht op gelijkheid. Wat is dat recht op gelijkheid?
Met de Franse revolutie ontstaat het gelijkheidsideaal. De gelijkheidsgedachte is nu meer dan vlak voor de Tweede Wereldoorlog toegespitst op de gelijke rechten. Bijvoorbeeld het hoger onderwijs dat niet meer wordt beschouwd als een privilege maar als een recht. Daarbij wordt alles een kwestie van kwantiteit waardoor de kwaliteit verloren gaat.

Het boek ‘Macht en Onmacht’ opent met het gedicht ‘A Street’ van Leonard Cohen.

It’s going to be September now
For many years to come
Every heart adjusting
To that strict September drum

I see the Ghost of Culture
With numbers on his wrist
Salute some new conclusion
Which all of us have missed

So let’s drink to when it’s over
And let’s drink to when we meet
I’ll be standing on this corner
Where there used to be a street

Wat spreekt je aan in het gedicht van Leonard Cohen?
Het gedicht gaat over 11 september en de impact ervan. Het is bijzonder dat Leonard Cohen zich zo politiek uitsprak, terwijl hij dat bijna niet deed. Een kunstenaar zoals Cohen kan op een andere manier dingen raken dan een filosoof en kan soms meer bereiken met taal. Het gedicht refereert aan de aanslagen van 11 september 2001 in de VS Met de aanslag op het Franse weekblad Charlie Hebdo in januari 2015 beleefde Europa haar 11 september.

Het eerste hoofdstuk start met de moord op de redactie van Charlie Hebdo. Dit satirische tijdschrift schopte tegen elk heilig huisje. De boegbeelden van mei ’68 waren er in vertegenwoordigd. Het bejubelde de vrije zoektocht naar geluk tegen elke groepsdruk in.
De zondag na de aanslag gingen 4 miljoen mensen de straat op. Deze eensgezindheid duurde niet lang, schrijf je. In de debatten erna neemt het slachtofferschap een belangrijke plaats in. Is dit na drie jaar nog steeds hetzelfde?

Er is nu meer kritiek op het slachtofferschap. Mijn boek begint met Charlie Hebdo en hoe erop gereageerd werd, door politici en in de media, met discussie over de vrijheid van meningsuiting en met de grote marsen in de Franse steden. Dit alles riep vragen op. Was de mars daarna een demonstratie van burgerschap, een revival van waarden of was het een ‘spuwen op de godsdienst van zwakkeren’, al jaren door de overheid in de steek gelaten slachtoffers? In de dagen na de aanslagen was er bijvoorbeeld onder jongeren in de banlieues discussie over wie dader en wie slachtoffer is. Slachtofferschap nam een belangrijke plaats in tijdens de publieke debatten. Waren de daders geen slachtoffers van een groter, algemener onrecht? Wie het ergste slachtofferschap kan claimen krijgt het grootste gelijk. Niet wat iemand doet of denkt, maar hoe diep iemand gekwetst is, doet ertoe. Ik vraag me af hoe we dit hedendaagse ressentiment kunnen begrijpen.

Waar kwamen deze twijfels over de mars vandaan?
De zekerheden waar Charlie Hebdo ooit in geloofde zijn mede door de postmoderne denkers vervangen door een algemene vertwijfeling over de waarden en ideeën die de samenleving vorm moeten geven. De postmoderne methode is een analyse op basis van machtsstructuren. Zij verkondigden dat algemene waarden een illusie zijn, een uitdrukking van misplaatst superioriteitsgevoel. Zelfs de wetenschappelijke waarheid is een product van machtsverhoudingen. De dominantie van het postmodernisme als kritische denkstroming loopt ironisch genoeg parallel met de opkomst van economische liberale politiek, die vanaf de jaren ’80 zowel bij linkse als bij rechtse partijen steun vindt. Wie stelt dat waarheid slechts een constructie is, opent de deur voor het neoliberalisme.

Postmoderne denkers als Foucault en Derrida verhinderen emancipatie, het kritisch denken en de onafhankelijkheid van leden uit minderheidsgroepen. Kun je dat verder verklaren?
Wetenschappelijke waarheid, rationalisme, universele idealen zouden het product van machtsverhoudingen zijn. Waarheids- en autoriteitsaanspraak worden hiermee onmogelijk gemaakt, normatieve oordelen afgeschaft. Het is dus de vraag of deze methode helpt om onmacht te doen afnemen en wantoestanden te verbeteren. Het postmodernisme heeft juist gevoelens van onmacht veroorzaakt.

Toneelgroep Amsterdam speelt het stuk The Fountainhead, dat geschreven werd op basis van één van de belangrijkste boeken van de Amerikaanse filosofe Ayn Rand, al vier jaar lang voor uitverkochte zalen. Aanhangers van Forum voor Democratie zeggen te spreken in haar geest. Waarom is zij zo populair?
Rands boodschap past perfect bij de tijdsgeest. Rands onverbloemde heroïsme trekt degenen aan die zich niet herkennen in het pessimistische onmachtige mensbeeld dat de postmoderne filosofie kenmerkt. De held in Rands werk lijkt wel een almachtig mens: rationeel, meester van zijn lot, aan niemand iets verschuldigd, volstrekt autonoom. Ook zonder zelfmedelijden, medelijden of verbittering. Het is de ideale mens voor Rand. Heel wat Europeanen vinden haar romans zeer aantrekkelijk. Terwijl postmoderne denkers als Foucault wantrouwig staan tegenover begrippen als waarheid, rede, identiteit en objectiviteit, voert Rand uitgerekend die begrippen weer in. Ze hangt dus het tegenovergestelde mensbeeld van de postmoderne denkers aan. Tegelijkertijd schetst ze de mens van de toekomst die perfect past bij het economisch liberalisme.

Hoe manifesteert zich dat?
Het neoliberalisme dringt overal in door. Alle ouders willen bijvoorbeeld dat hun zoontje zo goed wordt als voetballer Messi. Dat jongetje moet altijd op het veld staan, hij mag niet worden terecht gewezen, als die vuil speelt mag hij geen kaart krijgen, dat is nu precies het ressentiment waar het over gaat. Er is zo’n gedweep met beroemdheid. De jeugd leeft in een soort spanning, de lol is er op tal van manieren echt wel vanaf. Kinderen staan onder druk om te presteren. Als ouder win je de loterij als jouw kind zo bijzonder kan voetballen, dat komt door de manier waarop geld meespeelt in de sport. Wat heeft dat nog te maken met het plezier van het spel?

De waarden van de sociaaldemocratie waren gelijke verdeling van kennis, macht en inkomen. De sociaaldemocratie lijkt veel mensen niet meer aan te spreken. Hoe kijk je daar tegen aan?
Links heeft geen overtuigend alternatief verhaal voor de vrije markt geboden. Wie wel het verlichtingsverhaal schrijft zoals de redactie van Charlie Hebdo loopt het risico om te worden vermoord. Het doel van dergelijke politieke moorden is om de toekomst van een samenleving te veranderen. Wellicht dat wie ideeën kan verspreiden meer macht heeft dan staatsmannen.”

 

‘De dag dat onze vrijheid stierf’, DS 7 jan. 2015

Unknown“Het is precies een jaar geleden dat de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo plaatsvond. Ik herinner me de enorme droefheid die me die dag overviel. Voorbij de laffe moorden op journalisten en politieagenten, kondigde dat brute geweld een bijzonder onheil aan: het einde van een radicale visie op vrijheid.

Vorige zondag zond de VRT een documentaire uit over de redactievergadering bij Charlie Hebdo in 2006, toen de redactie een bijzonder nummer voorbereidde over de Mohammed-cartoons in de Deense krant Jyllands-Posten. De documentaire toont hoe die redactie voortdurend op zoek was naar een evenwicht tussen tact, principes en humor, hoe ze bewust elke aanzet tot haat wilde vermijden en een antigif wilde bieden voor religieus fundamentalisme en intolerantie. De toenmalige hoofdredacteur Philippe Val schrijft in zijn recente boek Malaise dans l’inculture ontroerend over zijn vroegere collega’s: al wat ze wilden, is mensen doen lachen en ieder in vrijheid laten leven. De documentaire onderstreept dat Charlie Hebdo zich links op het spectrum bevond: het blad combineerde een streven naar vrijheid met een idee over gelijkheid, en nam positie tegen rechtse partijen.
8cfd44da-b46a-11e5-9eb5-7e1b258d160c_original

In het Charlie Hebdo-nummer van 2006 verscheen een artikel van Philippe Lançon: ‘Spinoza, reviens’, waarin hij aangaf hoezeer we de 17de-eeuwse filosoof die pleitte voor vrijheid van denken en democratie nodig hebben. Volgens Lançon, die de aanslag in 2015 ternauwernood overleefde, beleven we geen botsing van beschavingen, maar een botsing van visies op vrijheid: tussen wie openheid en vrij denken belangrijk vindt en wie die vrijheden wil afschaffen. Die lijn van Lançon is een interessante breuklijn geworden.

Zo hebben de neoconservatieven aardig meegewerkt om de vrijheid te beperken. Sinds het beleid van George W. Bush mag folteren of opsluiten zonder proces, lijkt privacy overbodig en is onschuldige burgers bombarderen een aanvaardbare militaire strategie. De les uit de Vietnam-oorlog is volledig vergeten: je kan alleen een lokale oorlog winnen als je de bevolking aan je zijde hebt. Het doel van een interventie zou zelfbestuur van een volk moeten zijn, niet solidariteit met dictaturen. In haar buitenlandse beleid vertoont de Franse PS evengoed neoconservatieve trekjes. Continue Reading ›

Reportage over complottheorieën na Charlie Hebdo – boeiend

Unknown-1

Op de Nederlandse televisie verscheen onlangs een reportage van Salaheddine over samenzweringstheorieën na de aanslag op Charlie Hebdo.

In het programma spreekt  Salaheddine  met wantrouwige jongeren, die niet geloven dat fundamentalisten de aanslagen in Parijs pleegden. Je ziet de snelheid van de internet-reacties, de immunisatie-strategieën (die belemmeren dat een complotdenker tegensprekelijke feiten in acht neemt), en het enorme wantrouwen tegenover de media en de politiek. De journalist ondervraagt ook specialisten in Parijs, onder meer van onderwijs: op de scholen bleek hoe groot de kloof is tussen jongeren en de rest van de samenleving. Continue Reading ›

Interview in Humo, samen met M. Boudry, 8 dec. 2015

imagesDit interview verscheen in Humo, op 8 december 2015.

“Het leven zoals het is na 13/11.

Hectoliters drukinkt zijn gevloeid sinds de aanslagen in Parijs, oeverloos gepraat en geanalyseer in de ether geslingerd. Krap één maand na de feiten zetten twee filosofen voor Humo een stapje achteruit om een breder perspectief te bieden: Maarten Boudry en Tinneke Beeckman belichten de grote maatschappelijke implicaties van 13/11. Het helikopterperspectief, James!  door Tom Pardoen / Foto’s Jelle Vermeersch

 

1503115Tinneke Beeckman publiceerde dit najaar het kraakheldere ‘Macht en onmacht’, waarin ze de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo kadert als een aanslag op het verlichtingsdenken. Maarten Boudry kwam tegelijkertijd op de proppen met ‘Illusies voor gevorderden’, over de continue spanning tussen waarheid en waanwereld, en doet geregeld van zich spreken met doorwrochte bijdragen over radicalisme en de islam. Ik ontmoet deze doordenkers in de Gentse boekhandel Limerick, waar we omsingeld zijn door de collectie schrijfmachines van W.F. Hermans. ‘Kunnen we helpen door minder breedsprakerig te zijn?’ vraagt Boudry vriendelijk.

Tijd voor de eerste vraag.

HUMO Leven we na 13/11 in een andere wereld?

Continue Reading ›

Interview met ‘De Volkskrant’, 9 dec 2015

Unknown-3Op 9 december verscheen online een interview in De Volkskrant over het boek ‘Macht en Onmacht’, op 10 december stond het verkort in de krant. Door Laura de Jong.

De aanslag op de redactie van Charlie Hebdo was voor u de aanleiding voor het schrijven van uw nieuwe boek Macht en Onmacht. Waarom?
‘Het boek begint met de aanslagen op Charlie Hebdo en het debat daarop. Maar het gaat ook over thema’s als democratie, waarheid, slachtofferschap en de toename van samenzweringstheorieën en hoe die samenhouden met politieke onmacht. Het gaat dus over een vertwijfeling in de samenleving. Het gebrek aan kritisch denken in de afgelopen jaren.’

U schrijft dat de commotie rond de aanslagen in Parijs aantoont dat de Verlichtingsidealen als het streven naar waarheid en gelijkheid definitief in onbruik zijn geraakt. Wat bedoelt u daarmee? Continue Reading ›

Interview in ‘Trouw’ over mijn boek ‘Macht en Onmacht’, 5 dec. 2015

Unknown-2Dit interview verscheen in Trouw, ‘Letter en Geest’, op 5 december 2015. Door Marnix Verplancke, foto’s door Patrick Post.

 

“Op 7 januari 2015 vermoorden moslimterroristen in Parijs bij een aanslag op het satirische blad Charlie Hebdo twaalf personen. Het weekend daarop liepen vier miljoen mensen in de marche républicaine, die een stil protest tegen het geweld werd. Maar niet zo volgens historicus en geograaf Emmanuel Todd, die in zijn boek ‘Wie is Charlie?’ deze mars afserveerde als een betoging die de sociale positie van de blanke middenklasse wou verstevigen en daarom spuwde op de religie van de minderheid. Die betogers, daar zaten geen arbeiders tussen, net zomin als bewoners van de beruchte banlieues, de buitenwijken waar de politie nog amper zijn neus durft te vertonen. Nee, schreef Todd, het protest kwam uit de dorpen en wijken waar tijdens de Tweede Wereldoorlog hevig werd gecollaboreerd met de Duitse bezetters. Zombie-katholieken, noemde hij hen, antisemieten en vreemdelingenhaters.

Copyright: Patrick Post

Copyright: Patrick Post

Voor de filosofe Tinneke Beeckman is Todds boek een symptoom van wat er is misgelopen met de westerse filosofie. Wat ooit een kritisch denken was, heeft vandaag suïcidale trekken aangenomen. “Todd combineert zaken die wij associëren met kritisch denken”, aldus Beeckman: “Dat wij handelen via onbewuste motieven bijvoorbeeld. Wij zien mensen door de straten van Parijs lopen, verbolgen over een terroristische aanslag. Todd ziet wat anders: hun onbewuste motieven.

Alleen heeft hij nooit met hen gesproken. Ook zijn verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog zijn in hetzelfde bedje ziek. Ik ben helemaal te vinden voor een analyse van het verleden, en dus ook  van de Tweede Wereldoorlog, maar Todd heeft zo’n analyse niet gemaakt. Hij herhaalt alleen bestaande angst- en schuldgevoelens en daardoor verhindert hij een helder denken over deze zaken. Dat is een heel bedenkelijke keerzijde van het kritische denken. De irrationaliteit zit bij de ander, niet bij Todd. Iedereen is door zijn context bepaald, maar niet hij.

Hij beweert dat wij Europeanen dor onze historie bepaald zijn. Maar in de islam ziet hij de mogelijkheid voor de Republiek om echt democratisch te worden, op voorwaarde dat moslims de gelijkheid tussen man en vrouw aanvaarden. Alsof die islam dan opeens uit zijn eigen geschiedenis zou kunnen stappen en die gelijkheid aannemen.”

Todd heeft alle media gehaald, in Frankrijk, Bel­gië en Nederland. Waarom willen wij zijn ongegronde mening zo graag aanhoren?

“Omdat ons kritisch denken van de voorbije halve eeuw exacte kennis en wetenschap totaal heeft uitgehold. Vandaag geldt de macht van de retoriek. Wie de scherpste tong heeft, al komt hij met een ongeloofwaardig verhaal, heeft vandaag de macht. Continue Reading ›

Recensie ‘Macht en Onmacht’ door Th. Feijen, Nexus Instituut

 

UnknownDeze bespreking van ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de aanslag op de Verlichting’ verscheen op de ‘leestafel’ van het Nexus Instituut. Thomas Feijen is historicus.

“Enkele dagen na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo gingen vier miljoen Fransen de staat op. Tegen het geweld, voor de Republiek en haar liberté, fraternité en égalité. Sommigen noemden het een ‘hoogdag voor de democratie’, anderen vonden de manifestaties juist respectloos en islamofoob. Op het moment van schrijven is het nog de vraag hoe men zal reageren op de recente aanslagen in Parijs. Voor filosofe Tinneke Beeckman was de aanslag op Charlie Hebdo in ieder geval aanleiding om de noodklok te luiden en de Verlichtingswaarden te verdedigen.

In haar vorige boek, Door Spinoza’s lens, liet Beeckman zien hoe relevant de ideeën van Spinoza nog zijn. Spinoza was de grote voorloper van de Verlichting en in haar nieuwe boek Macht en onmacht stelt Beeckman dat de Verlichtingswaarden inmiddels zwaar onder druk staan. Het streven naar waarheid, gelijkheid en redelijkheid is verloederd, en in de politiek en moraal is de menselijke maat aan het verdwijnen.

Continue Reading ›

Op VPRO-Radio, vlak na aanslagen Parijs, over het boek ‘Macht en Onmacht’

imagesDit interview op de VPRO-radio staat op de VPRO-website. “Het boek kwam al een maand geleden uit, maar is na de terreur in Parijs helaas weer vreselijk actueel: ‘Macht en onmachtMacht en onmacht’ van de Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman. Daarin onderzoekt ze de machteloosheid na de aanslag op de redactie van ‘Charlie Hebdo’. Onze nachtcorrespondent Floortje Smit belde met de filosofe, die stelt dat we te negatief zijn over onze eigen idealen en zo geen eenheid vormen tegenover terreurorganisaties als IS.”