“De slavernij van de vrouwen”, DS, 31 jan. 2019

“De Verlichting wordt terecht genoemd als een periode waarin de ongelijkheid van vrouwen wordt aangekaart. De voorbije dagen werd dat verband nog eens benadrukt in het afscheid aan Etienne Vermeersch. Vrouwen hadden in die periode weliswaar weinig rechten, en dat bleef nog lange tijd het geval. Maar het intellectuele verzet is er zeker, bij heel wat filosofen zoals Thomas Paine en Nicolas de Condorcet, en bij schrijfsters als Marie de Gournay, Olympe de Gouges en Mary Wollstonecraft. Ook in literaire werken zijn schitterende voorbeelden te vinden, die tot deze tijd doorwerken.

Zo’n revolutionaire roman is bijvoorbeeld ‘Les Liaisons dangereuses’ (‘Riskante relaties’, in de nieuwste vertaling) van Choderlos de Lacos. Dit boek uit 1782 is veel meer dan een liefdesroman; het schetst de uitwassen van het Ancien Régime, waaraan de Franse Revolutie zeven jaar later een einde maakt. De auteur, Choderlos de Laclos was een belezen aristocraat en militair. Deze bewonderaar van Roussau schreef ook enkele essays over de opvoeding van de vrouw.

Laclos beschrijft in zijn beroemde briefroman een samenleving waarin vrouwen geen degelijke opvoeding krijgen en een leven in onvrijheid leiden. De hele samenleving betaalt daarvoor een prijs: hypocrisie, wreedheid en cynisme komt uiteindelijk niemand ten goede.

In zijn briefroman ontvouwt Laclos drie nefaste keuzes voor aristocratische vrouwen: naïef romantisme, religieus ascetisme of cynisme. De eerste twee opties volgen uit een religieuze opvoeding. Als jonge meisjes worden de personages Cécile de Volanges en Marie de Tourvel naar kloosters gestuurd. Daar leren ze echter niets bruikbaars voor het echte leven. Cécile kan wat op een harp tokkelen, maar ze heeft nooit geleerd om na te denken. Marie de Tourvel is begaafder, maar de streng religieuze regels, die ze heeft aangeleerd, bieden geen innerlijke kracht wanneer ze in een diepe crisis terecht komt.

Volgens Laclos verwart een paternalistische opvoeding onschuld met onwetendheid; vrouwen moeten de morele zuiverheid incarneren en worden daarom dom gehouden. Ze begrijpen niets van de samenleving, en vallen ten prooi aan nihilistische religieuze instellingen, onverschillige echtgenoten of hardvochtige verleiders.

Eén legendarisch personage kan zich hieraan onttrekken: de geraffineerde, berekende en superieur intelligente Madame de Mertueil. Overdag speelt zij de deugdzame markiezin, maar ’s nachts leidt ze een leven met veel seks, bedrog en manipulatie. Ook zij kreeg geen instructieve leerkrachten als kind. Maar ze ging in het geniep de boeken uit haar vaders bibliotheek lezen. Ze koos voor zichzelf de opleiding die voorbehouden was aan mannen. Laclos laat het haar allemaal haarfijn uitleggen in een beroemde brief, die het hart van de roman uitmaakt. Maar voor Laclos helpt haar wetenschappelijke rationaliteit haar slechts gedeeltelijk, omdat ze wil meedraaien in een moreel corrupte wereld. Mertueil gebruikt haar kennis ten kwade. Ze observeert meesterlijk hoe deugdzame vrouwen moeten lijden, maar ze voelt slechts minachting voor hen. Haar cynische wrok is geen feminisme.

‘Riskante relaties’ schetst de ongelijkheid op het vlak van de liefde: mannen doen wat ze willen, ze lopen geen risico. Voor vrouwen dreigt de uitsluiting, wanneer hun overspelige of vrije relaties publiek worden. Veel is toegelaten, zolang het in het verborgene gebeurt. Zo’n hypocriete, dubbele moraal fnuikt elke zoektocht naar ware liefde, leert Laclos. Zelfs de libertijnse geesten gaan aan hun eigen huichelarij ten onder.

Al die ellende noemt Laclos in een essay de ‘slavernij van de vrouwen’. En die valt niet gewoon met betere scholing voor vrouwen op te lossen. De samenleving moest grondig worden hervormd.

Je hoeft dus geen expliciete formuleringen over vrouwenrechten te zoeken, om uit de Verlichtingsperiode meesterlijke aanklachten tegen de benadeling van vrouwen te vinden. Deze buitengewone roman is niet zomaar een goed geschreven, polyfoon verhaal over de libertijnse zeden van het Ancien Régime. Het is een aanklacht tegen een maatschappij die vrouwen dom houdt en verdrukt.”

Deze column verscheen in De Standaard op 31 januari 2019. En het is een reactie op de ettelijke stukken die anti-Verlichting zijn, maar zonder degelijke referentie naar teksten.

“Wat zijn de motieven achter groepsdruk?” column DS 4 okt. 2018

Patrick Loobuyck legt de liberale principes mooi uit: sociale druk mag iemands deelname aan een toneelstuk niet verhinderen (DS, 3/10). Maar liberale principes schieten te kort om het fenomeen dat hij aanklaagt – groepsdruk – te doorgronden. Een voorbeeld dat hij geeft is dat Fatima Ezzarhouni afhaakt: zij wil niet meer participeren aan het theaterstuk ‘Lams Gods’ van Milo Rau. De redenen voor haar beslissing blijven echter onduidelijk, en haar situatie is complex. Los van haar geval, gebeurt het wel dat vrouwelijke performers tijdens of na een artistieke performance onder druk worden gezet. Zo moest de Marokkaanse actrice Loubna Abidar in 2015 Marokko ontvluchten nadat ze in ‘Much Loved’ een prostituee speelde. Nu wil Abidar in Frankrijk taboes over seksualiteit doorbreken. Ze botst op heel wat weerstand.

Iemand geen rol op de scène gunnen, gaat niet alleen over een beperking van iemands rechten. De vraag blijft: wat zijn de motieven van de groep die druk uitoefent? Hier speelt hoe mensen met hun eigen lichamelijkheid kunnen omgaan. Wat als al het lichamelijke slechts zondig is? Wat als sensualiteit vooral gecontroleerd moet worden, ook door iemands verschijning te controleren? Wat als vrouwelijkheid alleen verlokking betekent? Dan is deelnemen aan kunst met haar soms letterlijke naaktheid en kwetsbaarheid, verboden.

Wie contacten heeft in het onderwijs, weet dat de kunstzinnige activiteiten van sommige kinderen al heel vroeg in het gedrang komen. Er zijn allochtone ouders – neen, niet allemaal, maar het gebeurt – die kinderen wel mee laten oefenen voor het schoolse toneelstukje, maar op de dag van de opvoering hun kinderen thuishouden en zelf niet opdagen. Zo missen die kinderen het plezier om op te treden; ze missen een gedeelde ervaring met andere kinderen en een stimulerende artistieke prestatie. Dit alles heeft effecten op latere keuzes. Hoeveel mensen met een carrière op de televisie of in het theater, stonden juist op school voor het eerst op scène? Hetzelfde geldt voor andere kunstzinnige activiteiten: dansen, zingen, tekenen, schilderen. Oog voor schoonheid, die niet tot geile prikkels of provocaties kan worden herleid, ontwikkelt men dankzij een opvoeding.

Lichamelijke activiteiten omvatten ook sport. Niet toevallig duiken hier mogelijk conflicten met allochtone ouders op: jongens en meisjes die niet samen mogen sporten; meisjes die niet mee mogen zwemmen. De ouders zelf wijzen op de vrijheid van godsdienst in de multiculturele samenleving: zij mogen beslissen in naam van hun geloof. Dat kan best, maar hun keuzes hebben gevolgen voor de toekomstkansen van hun kinderen. Opvoeding en initiatie in de kunsten beïnvloeden of volwassenen aan cultuur deelnemen, alsook of ze aanvaarden dat anderen dat doen.

Hiermee raakt dit thema aan de diversiteit. Diversiteit wil zeggen dat burgers uiteenlopende etnische achtergronden, religieuze opvattingen en seksuele voorkeuren hebben. Idealiter zijn ze in al hun verschillen even goed aanwezig in de politiek, op school, in de bedrijfswereld, en in de kunsten. Deze diversiteit op alle domeinen is een belangrijk politiek streefdoel. Dan blijken heel wat domeinen ‘te blank’ te zijn.

Bijvoorbeeld de kunsten: men probeert een idee te krijgen van de reële diversiteit op en voor het podium. In de zaal en op de planken zijn er veel te veel blanken. Volgens de liberale logica wijst dit op racisme en discriminatie: als individuen ergens niet geraken, worden ze verhinderd. Alle obstakels moeten dus verdwijnen: gelijke kansen betekent dat iedereen zijn recht op een oorspronkelijke vrijheid herwint. Die gedachte klinkt heel fair. Ongetwijfeld spelen racisme en discriminatie wel degelijk een rol, en dat moet worden aangepakt. Alleen is die verklaring ontoereikend: ook hoe mensen met lichamelijkheid en sensualiteit omgaan, moet deel uitmaken van het debat over vrijheid en diversiteit.

Kortom, als je alleen vanuit de liberale logica denkt, dan mis je een belangrijke factor: de bredere cultuur en het geheel van overtuigingen die mensen kunnen motiveren om de rechten van anderen al dan niet te erkennen.”

Deze column verscheen in De Standaard op 4 oktober 2018.

“Naastenliefde is nog geen zelfverloochening”, column DS, 19 okt. 2017

Deze column verscheen in De Standaard, op 19 oktober 2017.

“Bijna 70% van de Belgen meent dat ‘religie meer kwaad doet dan goed’. Een opmerkelijke vaststelling, waarvoor Mieke Van Hecke in ‘De Afspraak’ (op Canvas) deze verklaring gaf: religie wordt te neerbuigend behandeld, en te fel uit de publieke ruimte geweerd. Mensen durven hun christelijke inspiratie niet meer openlijk te vermelden, zelfs wanneer ze zich voor anderen inzetten. Zo verdwijnt de positieve rol van religie op de achtergrond.

Enkele vanzelfsprekende oorzaken voor de negatieve associatie met religie werden helaas niet geopperd: het schrijnend gebrek aan leiderschap na schandalen binnen de katholieke kerk; de vraag of christelijke waarden in crisistijd wel politiek inspirerend zijn, en het verband tussen islam en geweld in tijden van terreur.

De pedofilieschandalen toonden hoe kerkelijke leiders herhaaldelijk hun verantwoordelijkheid ontliepen en verzuimden de meest kwetsbaren te beschermen. Nochtans is die zorg juist de kern van de christelijke boodschap. Daarbij beroept de kerkelijke leer zich op een hiërarchische superioriteit: de gelovige moet de hogere instanties die de christelijke boodschap uitdragen, vertrouwen. Dat lukt alleen wanneer die leiders het goede voorbeeld geven. Helaas ontbrak het leiders als Johannes Paulus II en Benedictus XVI aan daadkracht: ze lieten daders jarenlang ongemoeid. De Belgische hoge clerus reageerde niet veel alerter. Voor buitenstaanders is dat verbijsterend: het is legitiem om voor mildheid te pleiten, en te willen verhinderen dat beschuldigden gelyncht worden, maar waar bleven het medeleven en de erkenning voor het levenslange, verwoestende leed van slachtoffers? Waarin bestaat de positieve kracht van religie, wanneer ze nalaat om zwakkeren te verdedigen?

Een andere vraag betreft de positieve impact van enkele christelijke waarden zelf: nederigheid, barmhartigheid, naastenliefde. Niemand ontkent dat deze waarden kwaliteiten kunnen zijn. Maar de vraag is op welke manier ze politiek kunnen worden ingezet. Politiek is een buitengewoon complex spel van beleidsopties met vaak onbedoelde en onvoorspelbare gevolgen. Hoe zet je een coherente christelijke visie om in een politieke praktijk? Recent presenteerde Paus Franciscus een plan rond vluchtelingen en migratie. Hij meent dat de persoonlijke veiligheid en de waardigheid van migranten voorrang moeten krijgen op de nationale veiligheid. Het onderscheid tussen vluchtelingen en migranten moet verdwijnen. En wie wil migreren, verdient vanuit het land van herkomst reeds ondersteuning. De paus pleit dus voor een opengrenzenbeleid, waarbij de integratie van migranten van ondergeschikt belang is. Zijn voorgangers zagen het net zo: migratie is een voorbode van de goddelijke stad zonder grenzen, aldus Benedictus XVI, en migratie maakt deel uit van het goddelijke verlossingsplan, aldus Johannes Paulus II.

Maar de Europese bevolking wil geen open grenzen. Volgens onderzoek (Chatham House) meent 55% van de ondervraagden uit tien Europese landen zelfs dat ‘elke verdere migratie uit moslimlanden moet stoppen’. Je kan natuurlijk aanvoeren dat die weigeraars geen christen zijn, of onvolmaakte christenen. Dat neemt niet weg dat die mensen de christelijke deugden niet als de fundering of toetssteen van hun politieke keuzes zien. Zeker niet wanneer het christelijke gebod aan het absolute grenst, zonder aandacht voor het effect ervan. Wat theologisch klopt, kan politiek onhaalbaar zijn. Moet je een naastenliefde belijden die grenst aan de zelfverloochening? Impliceren waarden het lijdzaam ondergaan van geopolitieke dynamieken? Continue Reading ›

‘Cultuurmarxisme verlamt de kracht van links’, DM, 26 sept. 2017

Dit stuk verscheen in De Morgen op 26 september 2017. Het is een reactie op een stuk van Mark Elchardus: ‘Kritiek op neoliberalisme hetzelfde als kritiek op cultuurmarxisme? Komaan zeg’, in De Morgen op 23 september.

De aanleiding is de recente persaandacht voor de opinies van Thierry Baudet, Sid Lukassen en Paul Cliteur: enkele commentatoren meenden dat ‘cultuurmarxisme’ een algemene kritiek is vanwege rechtse critici zoals neoliberalisme de kritische term is voor linkse denkers. Maar die gelijkschakeling gaat niet op.

“Mark Elchardus heeft groot gelijk dat het zogenaamde cultuurmarxisme en neoliberalisme niet zomaar naast elkaar kunnen worden geplaatst. Maar hij onderschat wel de ondermijnende werking van die nieuwe zogenaamd linkse analyse, in eerste instantie voor linkse bewegingen zelf. In die zin is het fantoom van het cultuurmarxisme de twijfelachtige bondgenoot van het neoliberalisme.

Herbert Marcuse tussen de studenten, 1968.

Elchardus verwijst terecht naar Herbert Marcuse als een bron van de ‘cultuurmarxistische’ gedachte dat minderheden vanuit hun kwetsbare positie een moreel gelijk incarneren, waarmee ze elke politieke discussie kunnen bepalen. Marcuse schreef in ‘A critique of pure tolerance’ dat niemand ideeën hoeft te verdragen, die de kansen op een leven zonder angst of ellende beperken. Elke uitspraak waarbij een ‘kwetsbaar’ iemand uit een minderheid zich niet goed voelt, moet worden vermeden. Zo ontstaat de vrijgeleide voor censuur en manipulatie: niet de argumenten of de feiten bepalen het gesprek, maar of iemand zich door ideeën bedreigd voelt.

 

Elchardus heeft ook gelijk dat de aanhangers van deze ideologie een numerieke minderheid vormen, alsook dat ze nogal veel rumoer maken. Maar toch onderschat hij hun impact. Een numerieke minderheid kan wel een koers bepalen. Dat is des te meer het geval wanneer toonaangevende intellectuele en culturele instellingen die logica overnemen. Amerikaanse universiteiten worstelen steeds meer met deze identitaire retoriek (de zogeheten micro-agressies, bijvoorbeeld), die de kwaliteit van het onderwijs aantasten.

Maar zo ver hoef je niet te zoeken. In de media en op sociale media neemt de identitaire logica vol zelfvertrouwen toe: iemands gedachten worden schaamteloos tot zijn afkomst, positie of godsdienst herleid. Ben je ‘wit’ of ‘blank’, dan heb je alvast moreel en dus ook inhoudelijk ongelijk, want je spreekt vanuit de machtspositie. Ben je niet-wit, dan word je verondersteld trouw zijn aan op voorhand vastgelegde ideeën. En speel je de rol van kritische allochtoon, dan moet je een vrijgeleide krijgen, zelfs al formuleer je gedachten die een progressief streven naar universele waarden en positief samenleven ondergraven. Aangezien hier een moreel argument achter schuilgaat – het slachtoffer spreekt! – lijkt elke discussie al beslecht. In die zin is cultuurmarxisme wel degelijk een probleem, dat links best zelf ernstig neemt.

Meer nog, deze tendens verlamt de kracht van links om tegen het neoliberalisme te strijden.

De identitaire logica werkt namelijk splijtend: zelfs geëngageerde, linkse mensen kregen al het verwijt racistisch te zijn. Deze zomer overkwam het enkele medewerkers van Theater aan Zee, na de kritiek van Tunde Adefioye. Zo vertrekt links in verdeelde slagorde. Daarnaast ontstaat er onzekerheid over het aanvaardbare intellectuele gedachtengoed. Deze wending maakt een karikatuur van Marcuses opzet: hij wilde de waarde van de Westerse beschaving op zich nooit in vraag stellen. Maar die implicatie bestaat nu wel. Links heeft nochtans voldoende intellectuele wapens om tegen de neoliberale tendensen weerstand te bieden. Maar dan moet het ideeën uitsluitend beoordelen op basis van hun intrinsieke waarden en kwaliteiten, ongeacht wie ze heeft bedacht.

Een oude, dode Italiaan als Antonio Gramsci kan ook nog inspireren: hij analyseerde niet alleen de kracht van culturele ideeën, maar bleef onvermoeid de economische machtsrelaties fileren, en verdedigde moeiteloos de hoogtepunten van een cultuur – voor hem kregen kinderen van arbeiders in hun opleiding idealiter ook Latijn mee.

Helaas worden politieke vraagstukken vandaag herleid tot morele posities, en zelfs tot essentialistische reflexen. Dit is niet alleen een stap terug ten opzichte van de progressieve theorieën over de gelijkheid en de zelfontplooiing van alle mensen. Het verhindert een heldere kijk op de noodzakelijke strijd.

Het cultuurmarxisme is dus een godsgeschenk voor neoliberale adepten. Wie het goed meent met links, heeft alle redenen om die identitaire, censurerende en reductionistische tendensen te ontkrachten.”

“De Verrijzenis – Lucianus van Samosata”, DS, 7 april 2017

“In de rubriek ‘De Verrijzenis’ zoekt De Standaard elke dag van de paasvakantie een goede reden om iemand uit de dood te laten opstaan.”

Ik koos voor Lucianus van Samosata (120-180 nC), romanschrijver, satiricus.

 

“‘Wel, Lucianus, dit had je niet verwacht, hé? Je dacht dat je lichaam na je overlijden in atomen uit elkaar zou vallen, dat je ziel – als die al bestond – zou vervliegen. En nu sta je hier. Verrezen, op vraag van “De Standaard”.’

‘De standaard? Van een legioen?’, vroeg Lucianus verbaasd.

‘Neen, “De Standaard” is een papyrus die duizenden Menapiërs lezen,’ zei ik. ‘Dus, vertel eens, hoe ziet het schimmenrijk er uit? Jij leek me de uitgelezen persoon om over het leven na de dood te berichten. Je hebt zovele mensen hartelijk doen lachen met je satirische stukken over de goden en de onderwereld. Zelf leefde je tijdens de heerschappij van de Romeinse keizer Marcus Aurelius. Later inspireerde je de belangrijkste auteurs van de Renaissance. Je was de lievelingsauteur van Thomas More en Erasmus. Serio ludere: ernstig spelen was hun motto.

Vandaag zijn je teksten nog verkrijgbaar. Wat heb ik genoten van je “Dodengesprekken”.  Jouw schimmige geesten die afdalen naar het rijk der doden gedragen zich niet zoals de onversaagde held Odysseus bij Homeros. Bij jou is er geen dappere Aeneas, zoals bij Vergilius, die met zijn vader over de glorierijke toekomst van de Romeinen komt praten.

Neen, jij voert daverende skeletten op, die hun begeleider Hermes smeken om hen opnieuw tot leven te wekken. Wanneer ze de rivier de Styx moeten oversteken naar de onderwereld, klampen ze zich wanhopig vast aan de mast van de overzetboot, of proberen ze inhalig aan de betaling voor de overtocht te ontsnappen. Rijke, machtige koningen jammeren onbedaarlijk omdat hun eretitels en bezittingen niets meer betekenen. Alleen de cynicus aanvaardt zijn lot en blijft tijdens de reis opgewekt zingen. Zelfs wijze filosofen geraken helemaal van slag wanneer ze op weg zijn naar de Hades. Alsof al die mooie theorieën niets uithalen, zodra het er echt op aankomt. Neem Socrates: hij laat zich aanvankelijk onverstoorbaar meevoeren, maar begint dan toch …’

‘Vertel jij me liever hoe het nu met mijn land gaat’, onderbrak Lucianus me ongeduldig.

‘Je komt uit de Romeinse provincie Syrië’, antwoordde ik. ‘Ik heb slecht nieuws, vrees ik. Een bloedige dictator zwaait er de plak en godsdienstfanatici strijden om de macht. Er heerst een oorlog over godsdienst zoals jouw tijdgenoten die nooit hebben gekend. Deze lui kunnen spottende grapjes over de Goden, zoals jij ze graag maakte, niet echt appreciëren. Zo’n tekst als “De Godenvergadering” is bij hen ondenkbaar. Jij speelde al met de goddelijke intolerantie voor atheïsme: toen Zeus vernam dat filosofen over de voorzienigheid redetwistten, bleek één van hen te beweren dat de Goden helemaal niet bestonden. In paniek riep Zeus een vergadering bijeen: iemand moest die discussiërende filosofen op andere ideeën brengen. Maar de bijeenkomst verliep chaotisch. De Goden uit de Oudheid waren een verwarde bende ruziemakers, die elkaar geen succesje gunden. Bestaan Goden trouwens wel wanneer niemand in hen gelooft? Dat was jouw provocerende uitgangspunt.’

‘Maar hoe gaat dan nu in Syrië’, wilde Lucianus met aandrang weten.

‘Steden zijn vernietigd, miljoenen mensen zijn op de vlucht en het einde is nog niet in zicht,’ legde ik uit.

‘Op aarde zijn er plekken die op de hel lijken’, mompelde hij.

Ik aarzelde om verder te gaan. ‘En ze hebben Palmyra vernield’, voegde ik zachtjes toe. Continue Reading ›

“Een reactionair is geen conservatief”, column DS, 16 maart 2017

” Identiteit en integratie zijn de thema’s van de Nederlandse verkiezingen. Dat is onwennig voor alle partijen, behalve voor de PVV van Wilders, en voor DENK, de partij opgericht door ex-PVDA-leden Kuzu en Öztürk. Met deze laatste partij komen ook ronduit reactionaire stemmen naar boven. De spanningen tussen Nederland en Turkije verduidelijken dit radicale project.
Het programma van DENK leek helder: de strijd tegen racisme en discriminatie. DENK-boegbeeld Sylvana Simons verliet de partij echter omdat de leiders volgens haar “homorechten en vrouwenrechten niet serieus namen” en “zich teveel op conservatieve kiezers richten”.

Dit is een veel voorkomend misverstand: een partij als DENK bedient niet alleen een conservatieve achterban, maar is zelf een reactionaire beweging.

Reactionair betekent dat de partij de verwezenlijkingen van de moderniteit ongedaan wil maken: de scheiding tussen kerk en staat, individuele rechten voor mannen én vrouwen, vrijheid van mening en (on)geloof, vrije pers en een wetenschappelijk geïnspireerd waarheidsstreven. DENK is de enige partij die Erdogans houding tegenover Nederland de afgelopen dagen steunde. Erdogan heeft de democratie vroeger met een tram vergeleken: “Je rijdt ermee tot je je bestemming bereikt, dan stap je er uit.” In eigen land illustreert Erdogan wat dit betekent.
Wat de politieke strijd betreft, durft DENK van de democratische methode af te wijken. De partij verspreidt ‘fake news’ en uit de lucht gegrepen samenzweringstheorieën. Ze valt de reguliere media frontaal aan. Ze is sterk autoritair, en voert erg agressief campagne. Zo klaagt de ‘Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland’ over intimidatie van moskeegangers, alsof elk individu niet zelf mag beslissen voor wie hij stemt.

Vergelijk dit met de houding van de conservatief: die staat sceptisch tegenover de maakbaarheid van mens en samenleving. Heilzame veranderingen gebeuren liefst in kleine stapjes en vanuit wat in het verleden werd opgebouwd. De ware conservatief is een bescheiden wereldverbeteraar. ‘Als we de wereld niet opnieuw ongelukkig willen maken, moeten we onze dromen over het gelukkig maken van de wereld opgeven’, noteerde Karl Popper. Een conservatief knikt instemmend. Hij kan zich ook vinden in de woorden van Lord Palmerston die ooit boos mompelde: ‘Hervormen, hervormen. Is het al niet erg genoeg?’. Voor de conservatief beschermt de rechtsstaat de individuele rechten, terwijl het politieke of sociale project alleen vanuit een zin voor de gemeenschap kan ontstaan. DENK wil daarentegen een radicale omwenteling van de Nederlandse samenleving.

Progressief is DENK ook niet. De partij klinkt alleen progressief in haar aandacht voor racisme, discriminatie en vrijheid. Alleen dient die vrijheid om paternalisme opnieuw in te voeren. Het antwoord op racisme en discriminatie is al evenmin progressief. DENK pleit niet voor een universalistische, verbindende boodschap, waarbij mensen elkaar ongeacht hun etnische, religieuze of andere verschillen respecteren en waarderen. Dan overstijgen mensen hun verschillen juist om als gelijken samen te leven. Neen, DENK maakt van verschil de maatstaf. Iemands etnische achtergrond bepaalt zijn stemgedrag, ongeacht de uiteenlopende politieke ideeën over vrijheid of gelijkheid die iemand kan hebben. De kloof die DENK introduceert, valt nooit te overbruggen. Zo’n beweging kan alleen polariserend werken. DENK vertegenwoordigt ook geen regenboog van minderheden. Veruit de meeste aanhangers zijn van Turkse komaf, en heel wat Marokkaanse Nederlanders zeggen op DENK te stemmen. Maar Antilliaanse of Surinaamse kiezers zouden zich volgens opinieonderzoek van Kantar Public niet aangesproken voelen.

De stichtende leden van DENK komen uit de PVDA. Die vaststelling is reden genoeg voor progressieve partijen om grondig na te denken over de verborgen breuklijnen, die zelfs door hun eigen partijen dreigen te lopen: naast de keuze tussen progressief of conservatief maakt de reactionaire visie nu opgang. Het laaiende conflict begin deze week tussen Nederland en Turkije toont dat dit reactionaire gedachtengoed geen marginaal fenomeen is, ongeacht wat de verkiezingsuitslag teweegbrengt.”

Deze column verscheen op 16 maart in De Standaard.

Spinozadag 2016 te Amsterdam, op 27 nov

spinozadag-9-plaatjeOp zondag 27 november spreek ik in Amsterdam over de actualiteit van Spinoza’s politieke filosofie, tijdens de ‘Spinozadag’ van de Amsterdamse Spinozakring. Andere sprekers zijn de Ierse filosoof David Kenning en schrijfster Nelleke Noordervliet.

Zaal open: 11.30 uur
Aanvang programma: 12.00 uur (tot ± 15.45 uur)
Plaats: Paradiso, Weteringschans 6-8, Amsterdam
Toegang: € 15 (studenten betalen € 10)

“In het Theologisch-politiek Traktaat roemt Spinoza het 17e eeuwse Amsterdam als voorbeeld van een staat die succesvol vrijheid van denken en uiting heeft toegestaan ook al bestaan er tussen burgers grote verschillende opvattingen over religieuze zaken. Dit in tegenstelling tot de meeste staten die met repressie en geweld de eenheid van waarden probeerden af te dwingen.
De opkomst van het religieus terrorisme en de oorlogen binnen de Islam aan de grenzen van Europa maken Spinoza’s denkbeelden over de inrichting van een stabiele staat en de democratie opnieuw actueel.
Een vrije samenleving werkt volgens hem alleen als een overheid zich zodanig opstelt dat de belangen van de burgers bevorderd worden en als burgers ondervinden dat zij binnen de gemeenschap profijt van elkaar ondervinden en zich tegelijk beschermd weten.
Op deze Spinozadag stellen we ons de vraag hoe om te gaan met de verschillen in religie en levenswijze, als burgers en als stad Amsterdam en of Spinoza’s denkbeelden daarbij nog van toepassing zijn. Continue Reading ›

Interview in Bruzz ‘Vrouwen zijn niet verantwoordelijk voor wat mannen denken’, 12 sept. 2016

unknown

Interview voor Bruzz, door Danny Vileyn en Bettina Hubo. 

“Het probleem met de boerka is dat het kledingstuk de dresscode is van een theocratie en niet van een democratie. Dat zegt politiek filosofe Tinneke Beeckman. Ze vindt dat we slordig zijn omgesprongen met de idealen van verlichting en democratie. Een gesprek over democratie, gelijkheid en godsdienstvrijheid.
Tinneke Beeckman (40) is een vurige verdedigster van de menselijke vrijheid en van het autonome individu dat een levensproject uittekent zonder dwang van godsdienst en traditie. Migratie, globalisering en de alomtegenwoordige sociale media hebben ons wereldbeeld door elkaar geschud. En vooral: met de komst van moslims is godsdienst weer prominent aanwezig.

Volgens Thomas Jefferson is democratie een politiek systeem ‘voor het volk, door het volk en van het volk’. Akkoord?
Tinneke Beeckman: Voor veel burgers is de liberale democratie waarin we leven gemeengoed geworden. Mensen denken er nog zelden bewust over na, en dat is spijtig. De legitimiteit van de macht is in een liberale democratie verbonden met wat het volk wil en welk levensproject ieder mens heeft. Wij aanvaarden niet meer dat een heerser een andere autoriteit dan het volk, God bijvoorbeeld, inroept om zijn politieke macht op te baseren. Maar dat betekent allerminst dat het principe van de volkssoevereiniteit voor eeuwig verworven is.
In een democratie is civic virtue, burgerdeugd, belangrijk. Dat vraagt een zekere inspanning van elk mens. Individuele mensen moeten hun taak als burger willen opnemen. Dat betekent dat ze een visie hebben op wat goed is voor het algemeen belang en verbondenheid voelen met andere burgers om dat politieke project waar te maken.

 

copyright foto - Bart Dewalee

copyright foto – Bart Dewalee

In Brussel, onder meer in Molenbeek, leeft een groep kansarme jongeren die gevoelig is voor radicalisering. Waar zijn wij tekortgeschoten? Worden de idealen van de verlichting te weinig gepromoot of is de oorzaak toch sociaal-economisch?
Beeckman: De overheid probeert wel om hun sociaal-economische situatie te verbeteren. De Molenbekenaars die betrokken waren bij de aanslagen in Parijs bijvoorbeeld hadden een sociale woning en ze kregen ondersteuning vanuit de samenleving.
Ik denk dat het al misloopt bij de vraag ‘wat doen wij fout?’. Als je zegt dat wij fout zijn, dan neem je die jongeren niet ernstig als mens. Zij kunnen nochtans net zo goed als wij hun lot in eigen handen nemen.

Hoe komt het dan dat die jongeren niet gecharmeerd raken door de verlichtingsidealen?
Beeckman: De vraag die we ons moeten durven stellen is of iemand die jongeren de idealen van verlichting en democratie ooit heeft uitgelegd. Wij zijn zelf trouwens heel slordig omgegaan met de idealen van de verlichting.
In de jaren negentig, na de val van de Muur, heerste de idee: de liberale democratie blijft altijd bestaan, als een soort basso continuo. Maar die baseline is helemaal niet vanzelfsprekend. Dat is wat we vandaag ervaren.

Je zou kunnen opperen dat vrouwen die een boerka dragen zich buiten de maatschappij plaatsen. Dat zij niet langer van de voordelen van diezelfde maatschappij moeten kunnen genieten.
Beeckman: De liberale democratie vertrekt vanuit het autonome individu dat vrijheden krijgt. Het moet ook zijn eigen voorkeuren kunnen beleven. Dat impliceert de vrijheid van vereniging en vergadering, de vrijheid van meningsuiting en ook de vrijheid van godsdienst.
De boerka is de uitdrukking van een logica die haaks staat op de liberale democratie. De boerka behoort tot een logica waarin niet het autonome individu centraal staat, maar waarin de morele code gedeclameerd wordt door een god, Allah. Een theocratie dus waarin het liberale individu geen rechten heeft.

Zijn we in een democratie dan niet vrij om voor de onvrijheid te kiezen?
Beeckman: Theoretisch zijn we vrij om voor de onvrijheid te kiezen. Maar in een democratie is die keuze wel problematisch. De code waar die boerka voor staat, miskent niet alleen de vrijheid maar ook de gelijkheid tussen man en vrouw.
Zoals ik al zei, is burgerdeugd belangrijk. De democratie leeft van debat. Je geeft je mening, je neemt deel aan het publieke leven. Als de vrije ontmoeting tussen burgers in de publieke ruimte beperkt wordt door gezichtsbedekking, dan is dat een probleem.
Sommige vrouwen mogen niet deelnemen aan het publieke leven. Ze mogen de straat niet op. Ze hebben buiten hun beperkte kring van de familie en een paar vriendinnen geen enkel contact. Dat staat haaks op de verlichtingsideeën en de idee van de democratie.

Misschien kan de vrouw in boerka die geen werkloosheidsuitkering meer krijgt, dan wel terecht bij een islamitisch liefdadigheidsfonds.
Beeckman: We moeten ons goed bewust zijn van het verschil tussen sociale zekerheid en liefdadigheid. Sociale zekerheid is te verkiezen omdat ze structureel de positie van de zwakkeren verbetert.
Het hele systeem van herverdeling veronderstelt een minimale seculiere staat. Dat wil zeggen: je betaalt belastingen en de staat herverdeelt ongeacht je geloof. In landen waar heel weinig sociale zekerheid is, bestaat vaak wel liefdadigheid. Je zag dat onder George Bush in de Verenigde Staten. Hij heeft allerlei programma’s doorgevoerd die de sociale zekerheid beperken maar de liefdadigheid op basis van geloof versterken met belastingvoordelen voor kerken. Je hebt dan wel een solidariteit, maar een heel voorwaardelijke: als je ook evangelisch bent, naar de kerk komt en bijdraagt voor die kerk, dan is er de mogelijkheid dat als je ziek wordt, er voor je gezorgd wordt.

Hoeveel cohesie moet er in een superdiverse samenleving zijn om de boel leefbaar te houden?
Beeckman: Er moet een gedeelde overtuiging zijn dat de democratie het beste systeem is om zoveel mogelijk vrijheid én gelijkheid te garanderen. Wat niet betekent dat alle burgers over elk thema hetzelfde moeten denken. Ze mogen het oneens zijn maar wel binnen een democratisch kader.

Sommige Turken en Belgen van Turkse origine genieten hier, net zoals wij, van de Westerse vrijheden, maar steunen ondertussen het beleid van Recep Erdogan in Turkije.
Beeckman: Er is een loyauteit ten aanzien van Turkije omdat Erdogan een nationalistische politiek voorstaat. Die is nationalistischer dan eender welke nationalistische partij in Europa. Volgens de Britse historicus Tony Judt heeft de Europese identiteit te maken met een kritische blik op het eigen verleden.
Het heeft lang geduurd voor West-Europa komaf heeft gemaakt met het oorlogsverleden en de Jodenvervolging. Eerst was het allemaal alleen de schuld van de Duitsers. Maar de Duitsers hadden de holocaust nooit op zo’n schaal kunnen organiseren als er niet nog mensen uit andere landen aan hadden meegewerkt. Elk verhaal van een bezetting is ook een beetje het verhaal van een collaboratie. Het heeft lang geduurd voor dat pijnlijke historische beeld werd bijgesteld.
In Turkije gebeurt zo’n bijstelling nooit. Er is niet alleen geen enkel monument voor de herdenking van de Armeense genocide, er is tout court een ontkenning. Als een journalist schrijft dat er een Armeense genocide heeft plaatsgevonden, riskeert hij een gevangenisstraf.

De SP.A heeft onlangs een Belg van Turkse origine uit de partij gezet omdat hij iets te hard supportert voor Erdogan. En ook van een aantal PS’ers wordt gezegd dat ze dicht bij Erdogan aanleunen.
Beeckman: Als linkse politici hier zijn beleid steunen, maken ze een enorme spagaat. Ik denk dat er weinig zo haaks staat op links-progressieve ideeën als de religieus-fundamentalistische, imperialistische aspiraties van Erdogan. Ik vergelijk zijn recente beleid met dat van Lodewijk XIV, die eind zeventiende eeuw het edict van Nantes opblies. Daardoor hadden de protestanten geen rechten meer en waren ze verplicht zich te conformeren aan het katholicisme. Het gevolg was een enorme braindrain.
Wat Erdogan doet, is een beetje hetzelfde. Hij maakt de intellectuele elite van zijn land het leven onmogelijk. Dat wordt voor Turkije een enorme intellectuele verarming. Zelfs al ben je voor een sterke leider, zelfs al voel je je Turks nationalist, dan nog moet je inzien hoe nefast en onmenselijk deze heksenjacht op denkbeeldige tegenstanders is.

In Brussel en in Vlaanderen stond het onverdoofd slachten de jongste tijd weer op de politieke agenda. Valt dat onder godsdienstvrijheid, of heeft het parlement het laatste woord?
Beeckman: Godsdienstvrijheid impliceert niet dat je mag zeggen: het fundament van de wet is voor mij het woord van God. Je hebt je in de samenleving te houden aan de heersende wetten. Als een meerderheid van de bevolking zegt dat godsdienstige redenen om onverdoofd te slachten of dierenleed te berokkenen onaanvaardbaar zijn – zoals in Denemarken gebeurd is – dan moet iedereen die wetten naleven.
Natuurlijk schiet ook het Westen tekort. Aan vele vormen van dierenleed wordt amper iets gedaan. Ik denk aan massaproductie, het snel vetmesten van kippen of varkens.

Moet de godsdienstvrijheid wel in de grondwet staan? Volstaat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging niet om godsdienstvrijheid te garanderen?
Beeckman: Ik denk dat dat een interessante suggestie is. Het zou in elk geval heel veel problemen oplossen omdat je het principe dan ook niet meer kan inroepen.

U bedoelt dat de godsdienstvrijheid dan niet meer kan ingeroepen worden om bijvoorbeeld het dragen van een boerkini, hét onderwerp van deze zomer, te verdedigen.
Beeckman: Voor het recht op een boerkini wordt geen godsdienstvrijheid ingeroepen maar wel een liberaal principe om nota bene een antiliberale code ingang te doen vinden. Als de boerkini ons voorhoudt dat de vrouw alleen eervol is als ze zich bedekt, dan zijn alle vrouwen die zich niet bedekken oneervol. En dan zit je als samenleving met een probleem.
Dan zijn er onvermijdelijk plekken waar vrouwen onder druk worden gezet of uitgescholden omdat ze niet zedig zijn. Die vrouwen hebben recht op bescherming. Vrijheid betekent ook dat je vrij bent van het oordeel van een ander. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen opvattingen maar ik ben als vrouw niet verantwoordelijk voor wat in het hoofd van mannen omgaat. Als die een probleem hebben, moeten ze dat zelf oplossen.

In Brussel, net als in sommige andere steden, houden militairen tegenwoordig de wacht. Zullen we zo de strijd tegen de IS-ideologie winnen?
Beeckman: Dat is een moeilijke kwestie. De staat moet natuurlijk wel de veiligheid garanderen, maar de inzet van geweld door de staat moet ook beperkt zijn. De militarisering van de politie vind ik problematisch. Je ziet dat in Amerika waar een enorm militair apparaat is en waar de politie steeds zwaardere militaire wapens krijgt. Je ziet hoeveel onschuldige burgers daar worden neergeschoten. Ik denk niet dat we zo de strijd tegen IS en hun ideologie kunnen winnen. Ik denk dat je om die strijd te winnen met positieve, wervende verhalen moet komen om jongeren die dreigen te radicaliseren voor ons samenlevingsmodel en de democratie te winnen.”

Dit interview maakt deel uit van een reeks waarin Thomas Decreus en Helder De Schutter ook geïnterviewd werden.

Etienne Vermeersch reageert op J. De Ceulaer, ivm de Verlichting, DM, 21 juni 2016

Etienne Vermeersch schreef deze tekst als reactie op de tekst van Joël De Ceulaer over de Verlichting (op 18 juni), in De Morgen, 21 juni 2016.

Unknown-1“In zijn ‘essay’ Zijn die verlichte geesten allemaal wel zo verlicht? (DM 18/6) brengt Joël De Ceulaer (JDC) enkele zinnige gedachten naar voren, maar de logische spankracht van zijn argumentaties laat te wensen over. Hij vraagt zich af of het ‘verlicht’ karakter dat wij aan onze maatschappij toeschrijven, wel zo algemeen aanwezig is als we graag suggereren.

Een eerste illustratie van zijn vraagstelling vindt hij in een uitspraak van Guy Verhofstadt (Open Vld): “Wie de verlichtingsidealen voor ogen houdt mag zeker zijn dat hij voor de goede zaak vecht.” Ik laat hier in het midden of men dat principe in zijn algemeenheid kan volhouden. Mij interesseert de wijze waarop JDC meent het te kunnen ontkrachten. Hij verwijst naar het feit dat Verhofstadt in 2002, toen hij premier was, tot tweemaal toe een inbreuk pleegde op het principe van ‘scheiding van de machten’, een van de kroonjuwelen van de verlichting. JDC besluit hieruit dat Verhofstadt niet zo verlicht was en suggereert hiermee tevens dat zijn principe niet algemeen geldig is.

Illustratie bij artikel van Joël de Ceulaer.

Illustratie bij artikel van Joël de Ceulaer.

Maar dat klopt niet. Iemand die een rekenfout maakt brengt de stellingen van de rekenkunde niet in het gedrang, en iemand die tegen een algemeen principe zondigt, tast daarmee dat principe zelf niet aan. Hij biedt alleen een illustratie van het woord van Jezus: “De geest is gewillig, maar het vlees is zwak (Mc 14, 38).” Als Verhofstadt wel degelijk zijn ideaal trouw gebleven was, dan was er geen fout gebeurd. En terloops: wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.

Vervelend is echter dat JDC deze anekdote aanhaalt na een betoog voor het postmodernisme van Sam IJsseling. Sam was een minzaam man, maar zijn theorie was al even gevaarlijk als ze aantrekkelijk lijkt: “Het postmodernisme gaat in tegen de cultus van de eensgezindheid.” In zijn algemeenheid opgevat leidt zo’n opvatting tot relativisme: alle denkbeelden zijn gelijkwaardig. Maar de grootste realisatie van onze beschaving is het tot stand brengen van de wetenschap. Dat is een verzameling van waarnemingen, wetten en theorieën waarover volkomen ‘eensgezindheid’ bestaat, wereldwijd. Er zijn terreinen waarop het onderzoek nog aan de gang is, maar dat vertrekt van een kerngebied van kennis waarover niemand twijfelt. Continue Reading ›

“Kijk in je eigen ziel, niet in die van een ander”, DS 20 juni 2016

Unknown 08.33.05“Op het bericht dat Omar Mateen een bloedbad aanrichtte in een homobar in Orlando, volgden twee soorten commentaar. Volgens de ene interpretatie is de dader IS-aanhanger, en houdt zijn daad verband met de islam. De andere strekking minimaliseert het geloof: Mateen was een gek, verward over seksualiteit, die al te snel aan wapens kwam.

Maar beide insteken – fanatiek geloof en worstelingen met eigen demonen – staan niet haaks op elkaar. Zelfs al is de schutter een zelf-hatende homo zonder contact met IS, dan nog blijft de vraag welke houvast iemands geloof of overtuiging biedt om seksuele verlangens te beleven. Zelfs dan blijft het Verlichtingskader relevant: de filosofen die religie kritisch analyseerden en fundamentele mensenrechten voorstonden, reflecteerden tegelijkertijd over hun persoonlijke ervaringen, verlangens en motieven.

C. Banti - G. Galilei voor de Inquisitie

C. Banti – G. Galilei voor de Inquisitie

De Verlichting legt de basis voor universele mensenrechten en gelijkwaardigheid. Ze introduceert een nieuwe opvatting over godsdienst en politiek: niet meer de onveranderlijke, door God geopenbaarde orde is de basis van het recht, maar de aanname dat alle mensen ongeacht hun geloof gelijkwaardig zijn. Vanaf de zeventiende eeuw brengen wetenschappelijke ontwikkelingen de religieuze zekerheden aan het wankelen. En de studie van het heelal – de kijk op de relatie tussen God, de mens, de natuurwetten – spoort met de zoektocht naar het innerlijke van de mens. Die twee aspecten – de blik naar buiten én naar binnen – vormen één geheel. Denkers willen namelijk begrijpen hoe het komt dat mensen zich verbeelden dat ze het centrum van de schepping uitmaken. Welke andere dwalingen maakt de geest nog? Hoever gaat de neiging tot zelfbedrog? Welke innerlijke motieven bepalen het menselijk gedrag?

koen de sutter dadanero montaigneNog voor de Verlichting, keek Montaigne kritisch naar zichzelf. In zijn Essays stelt hij dat de mens een ‘verbazend ijdel, complex en veranderlijk wezen’ is. Hij wilde weten wie zijn ‘ik’ was, dat schommelde tussen melancholie en creativiteit. Het ‘zelf’ blijkt een vreemd continent, met moerassen en hellegaten. In de achttiende eeuw maakte Jean-Jacques Rousseau van eerlijkheid en waarachtigheid het hoofdthema in zijn ‘Bekentenissen’. In dit autobiografisch werk biecht hij onverschrokken zijn minder fraaie karaktertrekken op. Die drang naar zelfkennis en waarachtigheid versterkt de afkeer voor huichelarij. De vraag naar wie ‘ik’ ben, vergroot dus de behoefte om mezelf nooit iets voor te liegen. Genadeloos in de eigen ziel kijken is sindsdien een rijk literair thema.

Rousseau’s tijdgenoot Diderot beschreef in ‘Le Neveu de Rameau’ een protagonist voor wie het ‘zelf’ een constructie lijkt. In de maatschappij speelt elk individu soms een rol – daar gaat altijd enige hypocrisie mee gepaard – maar een mens neemt het personage dat hij speelt best niet al te ernstig. Wie een beetje eerlijk is met zichzelf, geeft toe dat hij lijdt aan de kwalijke eigenschappen die hij anderen toedicht. Zo vermijdt de wijze mens een absolute opdeling tussen goed en kwaad. Uiteindelijk werkt dit inzicht bevrijdend.

Woody Allen in 'Annie Hall'.

Woody Allen in ‘Annie Hall’.

Wie de blik dus naar binnen richt, claimt geen absolute, morele zuiverheid van anderen. Meer nog, zo’n zuiverheid eisen klinkt bijna verdacht. Al te streng moraliseren past niet meer bij een modern mensbeeld.

In de psychiatrie introduceerde Freud een nieuwe visie op seksualiteit, agressie en projectie. Hij zag zijn project als een aanvulling op de Verlichting. Hij wilde metafysica, als reflectie over het bovennatuurlijke, vervangen door metapsychologie, door de analyse van de geest. Woody Allen vat dit filosofische opzet in één grap: ‘I cheated on my metaphysics exam – I looked into the soul of the boy sitting next to me’. Continue Reading ›