Recensie ‘Door Spinoza’s Lens’ in ‘Ons Erfdeel’

imagesIn het recente nummer van ‘Ons Erfdeel‘ staat een recensie van ‘Door Spinoza’s Lens‘ door filosofe Mia Vaerman. Ze geeft een filosofische en nauwgezette bespreking van het boek en besluit:

Door Spinoza's lens“Het is een intrigerende ervaring om met één boek inzicht te verwerven in actuele kwesties en tegelijkertijd Spinoza’s denken te ontdekken. Het is trouwens moeilijk uit te maken welke van beide beschouwingen het sterkst doorweegt. Spinoza’s denken geeft alternatieven voor het crisisdenken van vandaag. En daarbij biedt Beeckmans boek ook nog de perfecte opstap om Spinoza zelf te lezen.”  (Ons Erfdeel, 2013, nr. 3, p. 157-159).

De mens van Spinoza streeft naar rede, maar loopt over van passie – Mia Vaerman

Door Spinoza’s lens, Tinneke Beeckman

Rationeel denken heeft de mensheid veel opgeleverd. Technologisch alvast. Dat we er niet wijzer op zouden worden, voorspelde Spinoza al drie eeuwen geleden. Tinneke Beeckman legt in Spinoza’s lens uit waarom. Ze verbindt het gedachtegoed van de filosoof met hedendaagse thema’s, en werpt een afwijkend perspectief op onze crisistijd. De Amsterdams-Joodse denker leefde in even woelige toestanden als wij, en zijn gelijkmoedige visie inspireert.

In het midden van de zeventiende eeuw stond de opkomende burgerij tegenover de prinsen van Oranje met hun orthodox-calvinistische aanhangers. De kloof tussen rijk en arm volgde de verschillende geloofsopvattingen. Burgeroorlog en godsdiensttwisten bedreigden de verder welvarende en creatieve republiek. Spinoza zag politieke vrijheid en godsdienstige tolerantie als oplossing.

Spinoza – op z’n vierentwintigste uit de Joodse gemeenschap gebonjourd om zijn kritische geest – wist dat godsdienst aanzet tot gehoorzaamheid, via morele wetten en voorschriften. Maar volgens de filosoof had de rede eenzelfde inpakt. Wijsbegeerte en wetenschappen leveren geldige waarheidsaanspraken, theologie of godsdienst geenszins, meende hij. Om die visie werd Spinoza lang gezien als gevaarlijk atheïst, maar zo zag hij zichzelf niet. Atheïsme stond voor hem gelijk met een amorele levenshouding en het buitenmatig nastreven van rijkdom en eer. Wel vond hij dat de vooroordelen van theologen de vrijheid om te filosoferen inperkten (filosofie betekende voor Spinoza denken – en niet louter de activiteit van beroepsfilosofen).

In Spinoza’s traktaten is God geen rechter met een heilsplan. God creëert voortdurend en valt met die creatie samen. God is natuur. Dat naturalistische vertrekpunt  – de mens als deel van de natuur en volgens de wetten van de natuur te begrepen – vertaalt zich ook in politieke vrijheid. Vrijheid van denken bevordert immers zelfverwezenlijking, en daar is het volgens Spinoza in een mensenleven om te doen. Democratie vergroot de kans dat mensen actief met hun passies omgaan. Waar welvaart, vrijheid, kunsten en wetenschap bloeien wordt de bevolking eerder door hoop geleid dan door vrees, meent Spinoza. Dit is ook het standpunt van Beeckman. Let wel: Spinoza’s democratie situeert zich veeleer op kleinschalig stadsniveau, nog niet op onze ruimere politieke context van land of (Europese) gemeenschap.

Die politieke visie hangt samen met een algemene visie op de mens: Beeckman: ‘Wie politiek wil begrijpen, kan er niet van uitgaan dat mensen redelijk zijn. Mensen streven wel naar zelfbehoud, maar dat vermindert hun passies niet. Filosofen en theoretici zijn daarom minder geschikte leiders dan politici.’ Spinoza wil een politieke theorie die rekening houdt met de werkelijkheid, en die een realistische, politiek vruchtbare ethiek voortbrengt. Het impliceert een scheiding tussen een privé-moraal en een moraal voor staatszaken. In zijn Ethica werkt Spinoza concrete plannen uit: ‘Sommige gevoelens verminderen je kracht, anderen vermeerderen ze. Onder de gevoelens die het samenleven het meest bepalen vermeldt Spinoza gedeelde hoop, gedeelde angst en het verlangen zich te wreken over een gedeelde schade. Verder leeft ieder in angst voor eenzaamheid. Er zijn ook actieve passies die het samenleven bevorderen, zoals generositeit en naastenliefde.

Opstand krijgt van Spinoza geen fiat. De eraan inherente verontwaardiging en angst  leiden algauw tot onrust en chaos. Terwijl de fundering en leefbaarheid van een republiek net vragen om een langzame revolutie. Beeckman zet prompt vragen bij de inzet van Frans verzetsstrijderr Stéphane Hessel en zijn door de indignados omarmde pamflet, ‘Indignez-vous’! Toch behouden volgens Spinoza mensen altijd het recht om te doen wat hun zelfbehoud ten goede komt. Maar denken waar je recht op hebt, moet je omzetten in de macht die je kan verwezenlijken. Spinoza is geen idealist, maar een realist en hij had grote bewondering voor Machiavelli en diens kritiek op ideologie en fanatisme. Sluwheid, listigheid en gerichtheid op deze wereld bieden meer kans op vrede en welvaart, dan hoogdravende,(godsdienstige) idealen. President Lincolns vege praktijken om de slavernij te bannen vond hier zijn argumenten, begrijp ik nu.

Spinoza is net als Descartes verder een rationalist. Maar hij vervolledigt de macht van de rede met een leer van de affecten en zijn twee fundamenten: blijheid en droefheid. Fluctuaties in ons gemoed doet ons slingeren tussen hoop en vrees. Vandaar ook onze neiging tot bijgeloof –  zeker in periodes van grote onzekerheid. Bijgeloof vindt Spinoza  onvermijdelijk, maar een plaag want het doet ons vermogen tot handelen en denken afnemen. De gelijkmoedige filosoof breekt radicaal met de christelijke hypothese van de perfecte en gelukkige oorspronkelijke mens: ook die was een hartstochtelijk wezen. Geen sprake dus van erfzonde. Ziekte en lijden zijn natuurlijke fenomenen, geen intentioneel goddelijk kwaad. Vreemd dat na al decennia van atheïsme dit toch nog als bevrijdend voor ons aanvoelt. Spinoza verdedigt dus geen klassieke moraal, met geboden en verboden. Tegenover goed en kwaad plaatst hij goeie en slechte levensstijlen. Keerzijde is dat de mens geen bijzondere plaats heeft in de schepping. Als moderne wetenschapper was Spinoza een causaal determinist: elke gebeurtenis wordt veroorzaakt door iets anders. Wie de natuurwetten wil begrijpen en toepassen, denkt niet in termen van doelen, maar van oorzaken.

In de tweede helft van Door Spinoza’s lens neemt Tinneke Beeckman een andere invalshoek van het Spinoziaans denken onder de loep: lichamelijkheid. In tegenstelling tot Descartes wil Spinoza het lichaam niet onderdrukken of disciplineren. ‘Niemand heeft tot dusver uitgemaakt wat het lichaam vermag.’ schrijft Spinoza in z’n Ethica. Voor hem is het lichaam de eerste bron van kennis voor de geest. Het ondergaat de inwerking van externe oorzaken, en de reacties erop vertalen zich in beelden. Lichaam en geest zijn als twee kanten van eenzelfde munt. ‘Wie een lichaam bezit dat tot veel in staat is, heeft ook een geest die zich sterk bewust is van zichzelf, God en de dingen.’oordeelt hij.

In een hoofdstuk over meditatie wijst Beeckman erop hoe vandaag in mindfulness diezelfde zintuiglijkheid wordt ingezet om de geest te verscherpen. In een bijdrage over Darwin argumenteert ze dat Spinoza het creationisme weerlegt, lang voor de ontdekking van de evolutietheorie: een oog dient niet om te zien, we zien omdat we ogen hebben. Idem dito voor de seksualiteit: seks is er niet om ons voort te planten, voortplanting is het gevolg ervan. In die ommekeer toont Spinoza zijn bijzonder open geest. De essentie van elk ding is begeerte (Spinoza gebruikt de term ‘conatus’). Wie liefheeft  – en seksualiteit van elke slag hoort daar bij – ervaart blijheid. Leven is niet enkel aan tekort lijden of eraan proberen te ontkomen.

Beeckmans bespreking van die drie thema’s vallen wat vreemd na het politieke gedeelte, maar ze werpen tegelijk een nog ander licht op de fascinerende denker. En je snapt  wel waarom ze pas als tweede aan bod komen: Beeckman is politiek filosoof, en anderzijds zouden de fijngevoelige noties over seksualiteit en meditatie het boek gronden op nogal softe materie. Eerst de stoere Spinoza aan de man brengen, moet Beeckman gedacht hebben. Al is het precies Spinoza’s klemtoon op lichamelijkheid die me bleef bezighouden: zou ons wereldbeeld er niet compleet anders hebben uitgezien als niet Descartes, maar Spinoza ons moderne denken had ingeleid? Bij Spinoza’s naturalisme vallen goddelijke en wereldlijke, geest en lichaam samen, terwijl het lichaam voor zijn Franse tijdgenoot als een kerker is voor de geest. Tinneke Beeckman verwijst fijntjes naar die andere Franse filosoof, Michel Foucault. In zijn Histoire de la folie à l’âge classique acht hij het opkomende rationalisme verantwoordelijk voor ‘de grote opsluiting’: al wie niet rationeel leefde, werd van dan af geïnterneerd. Spinoza denkt niet in termen van disciplinering, maar in een positief omgaan met onze natuurlijke passies. Seksualiteit is geen bron van onbehagen, kuisheid niet het tegendeel van wellust. ‘Hoe je omgaat met je passies, bepaalt de wereld waarin je leeft.’ concludeert Beeckman. En de rede? Die krijgt een beperkte macht.

Het is een intrigerende ervaring om in één lectuur inzicht te verwerven in actuele kwesties en tegelijkertijd Spinoza’s denken te ontdekken. Moeilijk uit te maken welk van beide beschouwingen het sterkst doorwegen, trouwens. Spinoza’s denken geeft andere pistes aan voor het crisisdenken van vandaag. En daarbij biedt Beeckmans boek ook nog de perfecte opstap om Spinoza zelf te gaan lezen.”

Andere recensies staan op deze site, bij ‘Boek Spinoza‘.

Geef een reactie