Ayrton Senna

Als kerstcadeau gaf een vriend me de documentaire ‘Senna’ van Asif Kapadia. “Ik

Ayrton Senna

heb niks met Formule 1″, zei ik. “Dit zal je interesseren”, antwoordde hij. Hij kreeg gelijk – fijn als je vrienden je soms beter kennen dan je jezelf kent. Het geschenk was het begin van een intense Senna-studie… Internet is fantastisch, je kan zoveel informatie vinden. Waarom was die figuur zo intrigerend?

Ik schreef er een tekstje over, dat De Morgen wilde publiceren, vorig weekend. Toen vond de Formule 1 – Grand Prix van Monaco plaats. Onder meer Lewis Hamilton, Fernando Alonso en Sebastian Vettel dongen naar de overwinning in één van de meest prestigieuze Formule 1-wedstrijden. Uiteindelijk zegevierde Webber. Maar niemand won deze wedstrijd even vaak als de Braziliaan Ayrton Senna: zesmaal. Deze legendarische racer crashte in 1994 op 34-jarige leeftijd tijdens de San Marino Grand Prix. Volgens kenners was hij één van beste coureurs aller tijden, met een fenomenaal strategisch inzicht, een excellente atletische conditie en een perfect technisch aanvoelen. Bovenal was hij een meedogenloze, verbeten strijder, die zelfs in de striemende regen zijn auto liet dansen. Senna zocht in het racen grenzen om ze te verleggen. Zijn persoonlijkheid liet evenmin mensen onberoerd. Beelden van Senna tonen een man met zachte ogen, zich bescheiden uitdrukkend. Maar op de baan was hij genadeloos. Inzet op leven en dood.

Bijna twintig jaar na zijn dood blijft zijn uitstraling voelbaar. Asif Kapadia’s recente documentaire ‘Senna’ kende dan ook veel succes. Maar vanwaar die fascinatie voor iemand die zijn leven riskeerde om absoluut eerste te zijn in het rijden van rondjes op een circuit?

Teveel geweld, te weinig strijd?

Op het eerste gezicht lijkt die wedstrijdgeest typisch voor de hedendaagse ‘rat-race’: het leven als langgerekte competitie, menselijke relaties in rivaliteit. Maar wie nauwkeuriger kijkt naar Senna’s verhaal, merkt vooral verschillen. Senna streed steeds in een vrijwillig gekozen gevecht en volgens strikt afgesproken regels. Weliswaar gedreven door eerzucht, maar eer hing voor hem samen met ‘fair-play’, met eerlijkheid en gelijkwaardigheid tussen tegenstanders.

Senna’s meedogenloosheid in de strijd verschilt ook van dagelijks asociaal geweld. Hij was roekeloos op de baan, maar bracht niemand in gevaar die niet zelf had beslist te rijden. Een ander gevecht dan de overlevingsstrijd die mensen vandaag op allerlei vlak moeten voeren, zoals het gedwongen aanvaarden van onbillijke werkomstandigheden. Een heel ander universum ook dan waar ‘mannelijkheid’ recht zou geven op het lastigvallen van vrouwen, of waar die verkregen kan worden door geweld tegen holebi’s.

Misschien valt Senna dus op, omdat zijn visie op strijd voor de moderne mens zeldzaam lijkt. Zeker, bij velen is er geen gebrek aan eerzucht of ambitie. Maar ieder tracht juist aanzien te verwerven zonder risico’s te nemen. Jong en oud lijken in de greep van het ongeschonden eigen hachje als ideaal. Of nog: Senna’s figuur verschilt evengoed van dat andere modern type, de conflictvermijdende pacifist, die elke krachtmeting uit de weg wil gaan. De moraliserende figuur die elke confrontatie als geweld interpreteert, en juist geen strijd kent.

Dichter bij God

Senna hechtte spirituele betekenis aan zijn ervaringen.  Hij beweerde tijdens een waanzinnig gewaagde race ‘God te hebben gezien’. Het leidde tot een BBC-documentaire ‘The right to win’. Maar Senna verduidelijkte later dat hij zich niet onkwetsbaar achtte. Wel bracht racen hem dichter tot God. Hij reed dan ‘als door een tunnel’, zonder enig verschil te voelen tussen zichzelf, de wagen, het circuit, de snelheid. Hij dankte God voor de mogelijkheid dat te kunnen beleven. Onsterfelijk of uitverkoren waande hij zich dus niet, maar hij vond het risico op sterven minder belangrijk dan het verlangen om de (spiritueel) grensoverschrijdende race te rijden.

Is een dergelijke bereidheid tot strijd voor eigen glorie een teken van godsvrucht? In de christelijke traditie eigenlijk niet, hoe katholiek Senna zich ook mocht noemen. Thomas van Aquino, bijvoorbeeld, veroordeelt het nastreven van wereldlijke erkenning als een hoofdzonde. Eerzucht getuigt niet echt van nederigheid, een belangrijke christelijke deugd. Bij Senna hoort eerder een term uit het tijdperk van Homeros, wat Peter Venmans in zijn laatste boek, “Het derde deel van de ziel”, ‘thymos’ noemt: een gemoed met een ontvlambaar natuurgeweld, met een superieur gevoel van eigenwaarde en een trotse drang naar erkenning. Die ‘thymos’ omvat ook rechtvaardigheidsgevoel en generositeit, kenmerken die Senna evengoed sterk bezat. Hij had een afkeer van bedrog en manipulatie.

Hoe anders was zijn aartsrivaal Alain Prost, bijgenaamd ‘de professor’! Die berekende alles. Niet dat hij geen passie voelde, maar ze bleek nergens uit. Elke wedstrijd wilde hij ‘zo traag mogelijk winnen’, dus met zo weinig mogelijk risico. Prost speelde ook het politieke spelletje feilloos, en wist zich altijd verzekerd van machtige steun, zowel van het FIA-hoofd (Balestre) als van investeerders zoals Williams. Het leverde hem veel geld en overwinningen op. Maar geen eeuwige roem. Prost, de grondig hedendaagse mens, zal oud en rijk, maar in stilte sterven. Senna’s lot, daarentegen, heeft iets tragisch. Als een moderne Achilles, de razende held met het felle temperament, gedoemd om jong te sterven. Te gevaarlijk om als model te dienen, maar wel het onsterfelijk heroïsche beeld van mannelijkheid.

(Deze tekst verscheen in De Morgen, tijdens het Monaco Grand Prix-weekend, op 26-27 mei 2012)

Geef een reactie